s°. 3422.
Woensdag
A®. 1871.
5 April.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTENTIKN.
Voor iederen regelj 0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die tij beslaan.
Lelden, 1 April.
ie houding die de Eerste Kamer tegenover de
aieuwde voordracht van de hervorming der
anger-regentschappen in de Oost-Indische be
ting zou aannemen was voor velen een raadsel,
n de Tweede Kamer was men het evenmin
is over de conclusie die te trekken was uit
verwerping der O.-I. begrooting van den ex-
Lister De Waal. De oppositie exploiteerde dit
Lm, als zoude het gericht zijn geweest tegen
Preanger-hervorming; de voorstanders van
ju maatregel zagen het zwaartepunt van de
fteuring in het constitutioneel vergrijp dat er
(recht of ten onrechte bij betrokken was.
e Eerste Kamer zal thans uitmaken, welke
jekking haar votum had.
isteren nam de discussie over de O.-I. begroo-
ig een aanvang.
I dadelijk viel ons daaruit op de uiteenzetting
de zaak door een specialiteit op koloniaal
lied, den oud-Gouverneur-Generaal Duymaer
Twist.
elke waren de redenen vroeg hij, der af-
imming der begrootiug in November j.l. met
tegeu 10 stemmen Die kon tnen niet niet
erheid opgeven. Wel kon uien uit de discussie
stateeren, dat er drie hoofdgronden waren;
1'. afkeuring der hervorming in Beginsel door
imigen; 2*. het incident gelijk het genoemd
ird, „het constitutioneel misdrijf;" 5°. de behan-
Jing der begrooting van een minister die we
llis ziekte zgn ontslag had gevraagd.
la wat was nu de geschiedenis na de ver-
geqiiïig.
schorsing van de in het openbaar afgekeurde
tomntie, totdat de wetgevende macht de
lodige gelden zou hebben toegestaanvervulling
den last der schorsing door den Gouverneur-
neiaal in Indië; optreding van eeue nieuwe
peering, die verklaarde de posten betreffende
Preanger-hervorming opnieuw te zullen voor
dien, ten eiude haar zoo mogelijk nog in 1871 te
ten uitvoeren.
Thans werd de handeling der regeering door
mniigen afgekeurd. Maar kon de regeering an-
irs doenP Welke ook de juiste interpretatie van
it votum der Eerste Kamer ware, in ieder ge
il nas dat votum een kwaad, omdat de belofte
)or den Gouverneur-Generaal, in naam des
lonings gegeven moest worden geschorst. Dat
wist ontevredenheid wekken bij allen, inlander
niet- inlander; dat moest het ontzag op en het
rtrouwen in de regeeriDg verzwakken en
tenken.
En als dit vaststond, moest de regeering dan
ien poging doen om het kwaad zoo niet geheel
reg te nemen dan toch te verzachten en te vër-
elpen? Kon de regeering anders doen tegenover
e goedkeuring van de Tweede Kamer? Kon men
leenen dat de Tweede Kamer niet in hare goed-
euring zou volharden?
Zij deed het tegendeel en wel met 44 tegen 31
cuimen.
Kon de regeering anders doen tegenover de
■erste Kamer?
Waren dan al de tegenstemmers in deze Ka
ler in November tegen den maatregel der her-
Orming? Het tegendeel bleek uit de verklaring
M tegenstemmers. Spr. zou althans de regeering
;etn verwijt doen spoedig getracht te hebben
ie'kwaad te verhelpen. Veeleer zou hij geneigd
'ja de regeering er een verwijt van te maken
's zij anders zou hebben gehandeld.
Verder zullen wij den Zuid-Hoilandschen af
vaardigden niet volgen, daar hij overging tot
et bespreken der zaak zelve, die naar zijne er-
«ntenis geene nieuwe gezichtspunten heeft op-
eleverd.
Wat spr. voor zich als voorstander van den
aatregel zeide was ook waar voor de bestrij
en, de heeren Hartsen, Messchert van Vollen-
Hoven en Rahusen.
Ook hunne betoogen tegen de Preanger-her-
'otining droegen den stempel dat de quaestie
"'tgeput was, waardoor wij ons kunnen bepalen
'ot enkele grepen in het debat, ook waar dit
"versloeg tot de Indische begrooting zelve.
Zoo waren de bezwaren van den heer llartsen,
10 twee cathegoriën verdeeld. Hij bestreed de be-
grooting niet alleen wegens een politiek bezwaar,
het daarin opnemen van de Preanger-hervorming,
■"oar ook uit een financieel oogpunt, n. 1. het
voortdurend inkrimpen der Indische baten door
de te hooge uitgaven voor Indië waardoor Ne
derlands financiën in volkomen verwarring ge
raakten.
Overigens stonden de heeren Cremers en v. d.
Lek de Clercq op, om te verklaren, dat zij nu
voor de begrooting zouden stemmen. De eerste
omdat zijn vroeger bezwaar, de voorbarigheid
van de invoering van den maatregel alvorens de
vertegenwoordiging de gelden had toegestaan,
thans was weggevallende laatste, omdat even
eens een vroeger bezwaar voorloopig althans voor
hem uit deu weg was geruimd.
Hij had tegen de begrooting van den heer De
Waal gestemd, uit finanoieele redeuen. In't finan
cieel beleid van dien minister had hij geen ver
trouwen, omdat deze tot beginsel had om in Indië,
maar zooveel uit te geven, als mogelijk was,
zonder te letten op vermeerdering van inkomsten.
Intusschen stelde hij in 't financieel beleid van
dezen minister meer vertrouwen. Mocht bij zich
onverhoopt vergissen, hij zou met gelijke vrij
moedigheid als hij nu zijn votum van November
wijzigde, ook zijne stem tegen de begrooting uit
brengen.
De voortzetting der beraadslaging werd op
heden bepaald ten einde den Minister van Kolo
niën in de gelegenheid te stellen de O.-I. begroo
ting tegen de geopperde bedenkingen te verde
digen.
Blijkens een heden ontvangen telegram moet
de heer Van Bosse, daarin zoo uitstekend geslaagd
zijn, dat de Oost-Indische begrooting die in No
vember met 17 tegen 16 stemmen werd verwor
pen, thans is aangenomen met 25 tegen 5 stemmen.
Burg. en Weth. alhier doen te weten, dat het
kohier van de plaatselijke directe belasting over
1871 op hedeu voorloopig is vastgesteld, en van
gisteren tot en met den 17den April aanstaande
ter secretarie dezer gemeente (financieele afdee-
ling), van 12 tot 3 uren, voor een ieder ter lezing
is nedergelegd.
Burg. en Weth. alhier gezien de circulaire van
den Commissaris des Konings in deze provincie,
van den 20sten Maart 1871, strekkende om bekend
te worden met het getal Britsclie onderdanen, die
zich op den Ssten April e. k. in de gemeenten
dezer provincie mochten bevinden; noodigen bij
deze alle zoodanige personen, welke op dat tijd
stip biDnen deze gemeente wonen of hun gewoon
verblijf hebben, uit, daarvan voor of op 12 April
aanst. ter gemeente-secretarie (afd. Burgerlijke
Stand), schriftelijk opgave te doen, met vermel
ding van den burgerlijken staat en den ouderdom,
of wel zich daar te dien einde persoonlijk te
vervoegen.
Men verzoekt het bericht nopens den heer
A. J. Schretlen in ons nominer van gisteren, in
dien zin te wijzigen, dat de heuchelijke dag
waarop wij doelden, eerst a. s. Vrijdag voor den
geachten geneesheer aanbreekt.
De Minister van Financiën heeft op het Voor
loopig Verslag der Tweede Kamer, ten aanzien
van hoofdstak VUB Departvan Financiën), o. a.
het volgende geantwoord.
Een wetsontwerp tot wijziging der wet betref
fende de burgerlijke pensioenen is in gereedheid
gebracht en zal weldra aan den Raad van State
kunnen worden ingezonden. Verschillende belan-
geü, die daarbij betrokken zijn, moesten gehoord
worden. Bij de vele meer dringende werk
zaamheden, waaraan de nieuwe Minister zich te
wijden heeft, durft hij niet beloven; een wets
ontwerp tot regeling der comptabiliteit voor
Nederland spoedig weder ter hand te zullen
kunnen nemen. Er zijn reeds maatregelen
genomen om de inzending der Staatsrekeningen,
die nog achterlijk gebleven zijn, te verhaasten.
Zij kunnen eerlang worden te gemoet gezien.
Kosten van administratie der publieke schatkistDe
onderhandelingen met de Nederlaudsche Bank,
omtrent ;de uitvoering van art. 10 der wet van
22 December 1863 Staatsblad n°. 148), zijn door
den minister spoedig na zijn optreden voortgezet.
Hij hoopt dat een wetsontwerp, eerlang aan de
Kamer aan te bieden, daarvan de gewenschte
vrucht zal zijn.
Kosten van de administratie der directe belastingen,
enz.: Dat de verandering der standaardmonsters
der suiker bij de belanghebbenden in de beet-
wórtëlsuiker-fabricage tot klachten zou aanleiding
geven, was te verwachten. Door langdurigheid
van tijd waren de standaardmonsters van zelve
lager geworden en werden dien ten gevolge bij
aanzuivering van het crediet lagere suikers tot
een hooger nommer voor afschrijving aangenomen
dan zij eigenlijk inhielden, waarvan een grooter
bedrag overponden het gevolg kon zijn. De rec
tificatie van de standaard-nommers moet ingevolge
art. 18 van de wet van 2 Juni 1S65 Staatsblad
n". 62), houdende goedkeuring van het verdrag
betreffende de suikerbelasting tusschen Nederland,
België, Frankrijk en Engeland, periodiek geschie
den. En het was zelfs vvenschelijk geweest dat
die reeds vroeger had plaats gehad. Er was daar
toe in October 1369 in eene conferentie van gede
legeerden besloten, doch omstandigheden waarop
de regeering van Nederland geeu invloed kon heb
ben, zijn oorzaak van de vertraging. Overigens
heeft de latere invoering op de werking der fa-
briekeu geen nadeeligen invloed kunnen hebben.
Indien de werktijd reeds was aangevangen, hebben
de fabrikanten nog voor hunne eerste producten van
het te lagestandaard-nommer kunnen profiteeren.-
De Minister gelooft niet, dat de Regeering be
voegd is de volle 4/5 van het personeel aan eene
gemeente te weigeren, indien deze, hoezeer geene
behoefte aan die belasting-opbrengst hebbende,
op dat aanspraak maakt. Art. 1 der wet van
7 Juli 1865 Staatsblad n°. 79) geeft de gemeenten
toch het recht over ten hoogste viervijfde, dus
ook over het volle viervijfde te beschikken.
Kosten van administratie van het zegel, de domei
nen enz.: Eene bewaking der oesterbanken op de
Schelde en Zeeuwsche stroomen, zoodanig af
doende, dat geene ontvreemdingen plaats hebben,
is uiterst moeietijk. Er worden daartegen zooveel
doenlijk maatregelen aangewendde politie wordt
gestadig versterkt. En het misbruik is dan ook
merkbaar afgenomen, althans er zijn in den laat-
sten tijd geene klachten wegens ontvreemding
ovei verpachte perceelen bij de Regeering inge
komen. Het stationeeren van een oorlogsvaartuig
bij die oesterbanken is wel eens vroeger door
het Departement van Financiën aan dat van
Marine in overweging gegeven. De Minister van
Marine had daartegen evenwel overwegende be
zwaren en verwachtte daarvan groote moeielijk-
heden tusschen de marine-officieren en de Rijks
politie. Alsou is men in overleg met het Depar
tement van Justitie, om aan de ambtenaren op
de recherche-vaartuigen coinmissiën als onbezol
digd rijksveldwachter te doen uitreiken, opdat
zij, voor zooveel hunne gewone dienst dut toe
laat, zouden kunnen toezien niet alleen op de
naleving van het recht op het bevisschen der
Schelde en Zeeuwsche stroomeu, maar ook op
de geconcessioneerde en verpachte oester- en
mosselbanken. De uitvoering heeft nog eenige
vertraging ondervonden, maar zal spoedig tot
stand komen.
Posterijen en telegrafen: De vermeerderde ver
zendingen tengevolge der nieuwe postwet, zouden
ongetwijfeld tot belangrijke vermeerdering van
het personeel aanleiding hebben gegeven, indien
niet het regelmatig frankeeren eene verlichting
daar tegenover had gesteld. Buiten uitbreiding,
vooral ook van localen, zal men niet kunnen
blijven. Overigens is de werking der nieuwe post
wet in meer dan een opzicht te roemen. De ver-
eenigiug van de telegrafie inet de posterijen was
eene gelukkige gedachte. Daardoor wordt het
mogelijk aan ineer kleinere gemeenten een zoo
danige dienst te verschaffen, dan anders het ge
val zou zijn. De aandrang is evenwel altijd nog
grooter. Voor overdrijving behoort men zich te
wachten. Er zijn reeds telegraafkantoren opge
richt, wier opbrengst getuigt dat de verwachting
van het verkeer te hoog gespannen was. Het be
sluit van 17 Augustus 1870 Staatsblad n°. 153) is
genomen om overdreven aandrang te matigen
Een Minister die lichtvaardig gebruik maakt van
art. 3 zou zich een grooten overlast op den hals halen
èn van de gemeenten die nog niet voorzien zijn èn
zeker niet het minst van de Vertegenwoordiging.
Een telegraafkantoor te weigeren wanneer de ge
meente zich wil onderwerpen aan de bepalingen
van de artt. 1 en 2, schijnt geheel ondenkbaar.
Zoo de gemeenteraad en de handel van Amster
dam meer prijs stellen op eene vereeniging van
het telegraafkantoor met de beurs, dan met het
postkantoor, meent de Minister daarin veilig te
kunnen berusten. Ofschoon de Minister van oor
deel i», dat het denkbeeld, om de zaak van het
spaarbankwezen, zooTeel mogelijk in vereeniging
met de dienst der postadministratie, te bevorderen,
in het afgetrokkene aanbeveling verdient, mag ech
ter niet worden voorbijgezien dat de omvang en
de verantwoordelijkheid van het beheer, 't welk
daaruit voor den Staat zoude voortvloeien, niet
gering is te achten. De postdienst ten platten lande
moge nog hier en daar te wenschen overlaten,
zeker is het dat aan alle billijke bezwaren daar
omtrent zooveel mogelijk wordt te gemoet ge
komen. Schier dagelijks worden er maatregelen
tot verbetering of uitbreiding van het brieven
vervoer ten platten lande genomen. Aan het
stelsel tot opheffing der bestelhuizen, en hunne
vervanging door hulpkantoren, is in deu laatsten
tijd eene zeer ruime toepassing ten deel gevallen.
Daarmede wordt steeds voortgegaan. De halve
cent die voor den aanmaak van briefkaarten
wordt gevorderd, vertegenwoordigt de kosten
ingevolge art. 5 der wet, en den 2'/j cent inge
volge art. 21 het port. Indien de aanmaak jaar
lijks minder dan de berekende som van 50,000
moge kosten, zou even zooveel mindere ODtvangst
daartegenover staan. Dit ware niet wenschelijk.
Voor openbare mededinging is de vervaardiging
der briefkaarten, wegens hun karakter van gelds
waardig papier, niet vatbaar. Het is den Minister
niet bekend, of er kans is, dat eene der beide
concessionarissen gevolg zal geven aan de hem
verleende vergunning voor eene telegrafische
verbinding van Nederland met Noord-Amerika.
Een hunner heeft medegedeeld, dat hij meende
zijne concessie over te dragen aan eene maat
schappij, die voornemens was eene geldleening
te openen. De Minister is niet ongeneigd met hel
werkzaam stellen van vrouwen en meisjes bij den tele
graafdienst eerlang eene proef te nemen.
Kosten der Eerediensten: De Minister heeft op
nieuw, naar aanleiding van de ingekomen adressen
van de Algemeene Synodale Commissie en bij
het Algemeen College van toezicht, opzettelijk
de vraag onderzocht, in hoever de Hervormde
Kerk krachtens art. 168 der Grondwet aanspraak
kan maken op de voortdurende uitbetaling der
som van ƒ6800, wegens kosten van toezicht op
het beheer der goederen van hare gemeenten.
Het is hem daarbij gebleken, dat in 1815 voor
kosten van kerkbestuur bij de Hervormden slechts
was toegestaan de som van ƒ14,500, dus aan
merkelijk minder dan de thans uitgetrokken
60in, welke (na aftrek der 6800) 88,680 beloopt.
De door de belanghebbende besturen gemaakte
aanspraak berust dan ook alleen op de meening dat
het woord: thans, in art. 168 der Grondwet, zoude
zien op het jaar 1848, niet op 1815; eene opvat
ting, welke echter blijkbaar onjuist is, daar art.
168 niet anders is, dan art. 194 der Grondwet
van 1815, hetwelk in de herziening van 1848
niet begrepen was. Maar zelfs in 1848, (het zij
ten overvloede herinnerd), is aan het Hervormd
kerkgenootschap voor de kosten van zijn bestuur
niet meer uitbetaald dan 38,500. Overigens ver-
eenigt de Minister zich geheel met de bekende
gronden, welke zijnen ambtsvoorganger er toe
hebben geleid bij de Memorie van Beantwoording
betreffende het oorspronkelijke hoofdstuk VII C
der Staatsbegrooting voor 1871 deze toelage niet
op nieuw ter verleening voor te dragen. Het
voorstel, bij de oorspronkelijk begrooting hoofd
stuk IV B voor 1871 gedaan, om aan de vicarissen-
generaal in 3 diocesen eene jaarwedde van
400 toe te kennen, is door den Minister niet
overgenomen. Bij de overige kerkgenootschappen
zijn de toelagen van het Rijk tot de kosten van
kerkelijk bestuur in de laatste jaren stationair
gebleven; bij de Israëlieten zijn die na de vesti
ging van zelfstandige kerkbesturen zelfs vermin
derd, en bij de Hervormden wordt voorgesteld
de toelagen voor de kosten van kerkelijk beheer,
die tot dusverre werden genoten, te doen ver
vallen. Er is geene reden bekend waarom het
Roomsch-katholieke, in onderscheiding van alle
andere kerkgenootschappen, op verhooging dezer
Rijksbijdragen aanspraak zou kunnen maken.
Het gedane voorstel kwam onder deze omstan
digheden niet voldoende gerechtvaardigd voor.
De Minister van Justitie geeft in zijne Memorie
van beantwoording over hoofdstuk IV der staats-
begrootiDg voor 1871 o. a. te kennen, dat hij binnen
eenige dagen hoopt een ontwerp van wet tot
afkoopbaarstelling der tienden te kunnen aan
bieden. De Ministers van Justitie en van financiën,
hebben de wetsontwerpen door de staatscom
missie voor de herziening der wetgeving op de