:V. 3413.
Zaterdag
A°. 1871.
25 Maart.
Feuilleton van liet „Leidseh
Dagblad".
DE FAM1L1E-JUWEELEN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke NommersH 0.05.
Dez# f.ourant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTKNTIEN.
Voor iederen regelO.tS,
Grootere letter, naar de plaatsruimte die nj beslaan.
Lelden, 24 Maart.
De Tweede ICamer der Staten-Generaal, heeft
ileten het wetsontwerp tot regeling van bevor-
■ring, het ontslag en het op pensioen stellen der
ilitaire officieren niet afgehandeld.
Iotusschen is het voornaamste gedeelte, de kern
ri het wetsontwerp, gewogen maar te licht
jonden.
's Ministers spruit onderging met een gemeen
erleg, dat andere constitutionneele landen ons
ellicht niet zullen benijden, op geduchte wijze
tverking van ht ontleedmes.
Uit het feitelijke overzicht van de discussie die
ij hier laten volgen, zal dit overvloedig blijken
Met de beraadslaging over artikel 4 nam het
bat een aanvang. De heer De Casembroot had
arop een amendement voorgesteld, dat echter
hem volgenderwijze werd gewijzigd. Het-
rekte om art. 4 te splitsen in vier artikelen, te
eten:
„Art. 4. De luitenants ter zee der lste klasse
'oeten dien rang vier jaren hebben bekleed en
n minste éen jaar als eerste officier of bevei-
bber in dien rang op een van 's Rijks oorlogs-
'ems buitengaats hebben gediend, alvorens tot
Bevordering in aanmerking te kunnen komen.
H„Art. 4a. De kapitein-luitenauts ter see moeten
jtoiee jaren dien rang hebben bekleed en in de
len of in den naast voorgaanden rang ten minste
n jaar als bevelhebber op een van 's Rijks oor-
sbodem buitengaats hebben gediend, alvorens
jtot bevordering in aanmerking te kunnen komen.
,An. 4b. De kapiteins ter zee moeten twee
reo dien rang hebben bekleed en in dezen of
,d naast voorgaanden rang ten minste éen jaar
bevelhebber op een van 's Rijks oorlogsbo-
ras buitengaats hebben gediend, alvorens tot
wdering in aanmerking te kunnen komen.
«Art. 4c. De schouten bij nacht moeten twee
o dezen rang hebben bekleed, om tot dien
vice-aduiiraal te kunnen worden bevorderd."
Over deze voorstellen had eene breedvoerige
raadslaging plaats, waaraan deel namen de
eren De Casembroot, De Roo van Aldervvereit,
orrn van 's-Gravesande, Nierslrass, Jbransen
de Putte, Du Marchie van Vourthuysen,
leitjes en de Minister van Marine. Deze laatste
[klaarde zich tegen het amendement van den
er De Casembroot. De heer Nierstrasz stelde
op dat amendement een sub-amendement voor,
pi io de voorgestelde nieuwe artikelen 4a en 4b
et woord buitengaais te doen vervallen, en vóór
jet woord oorlogsbodems het woord actieve te stellen.
Dit sub-amendement werd met 46 tegen 15
emuien aangenomen.
Bet aldus gewijzigde amendement ran den
eer De Casembroot werd met 36 tegen 25 stern
en aangenomen
De artt. 5 (na eene woordenwisseling tusschen
e heeren Van Eek, De Casembroot, Storm van
■Gravesande en den Minister van Marine), 6, 7,
9 (na eeue woordenwisseling tusschen den heer
e Casembroot en den Minister van Marine), 10
en 11 werden zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
Hierna kwam in behandeling art. 12. Dit luidde
aldus:
„De bevordering bij liet korps zee-officieren,
van adelborsten der lste klasse tot den rang van
luitenant ter zee der lste klasse ingesloten, die
bij het korps mariniers van 2den luitenant tot
den rang van kapitein ingesloten, die bij de
officieren van gezondheid, van administiatie en
bij de apothekers tot den rang van officier van
gez. der lste klasse, officier van administratie der
lste klasse en apotheker der lste klasse ingeslo
ten, geschieden steeds naar ouderdom in rang,
voor zooverre deze officieren bij onberispelijk ge
drag genoegzamen dienstijver en de vereischte
kunde en bekwaamheid voor eenen hoogeren
rang bezitten."
De heer De Casembroot stelde voor om in dit
artikel te lasscheu de woorden geschieden steeds
de volgende: „voor vijf zesden van het getal der
te bevorderen officieren", en achteraan te voegen
de volgende zinsnede„Het overige een zesde kan
door Ons worden aangevuld bij keuze."
Het amendement van den heer De Casembroot
werd, nadat behalve deze nog het woord hadden
gevoerd de heeren Van Houten, Storm van's Gra
vesande, Nierstrasz en de Minister van Marine,
met 47 tegen 14 stemmen.
Bij art. 13, luidende:
„De bevordering tot hoofd- en vlagofficier bij
de verschillende korpsen van de zeemacht ge
schiedt door Ons bij keuze uit de meest geschikte
officieren van de naastvoorgaande rangen, met
inachtneming van hetgeen omtrent den diensttijd
in eiken rang is bepaald," stelde de heer Van
Houten voor het artikel aldus te lezen:
„De bevorderingen tot kapitein-luitenant ge
schieden voor drie vierden en tot kapitein ter
zee voor twee derden volgens ouderdom in rang,
voor zoover de daartoe in aanmerking komende
officieren, bij onberispelijk gedrag, de vereischte
geschiktheid tot den hoogeren rang bezitten.
„De overige een vierde en een derde kunnen
door Ons worden aangevuld bij keuze.
„De bevorderingen tot vlagofficier, tot majoor,
luitenant-kolonel en kolonel bij het korps mari
niers, zoomede die tot een hoogeren rang dan dien
van officier van gez. der lste kl. en officier vau
adm. der lste. kl. geschieden door Ons bij keuze.
„Alle bevorderingen bij keuze bepalen zich tot
de meest geschikte officieren van den naastvoor
gaanden rang.
De Minister van Marine nam dit amendement
over. Nadat de heeren De Casembroot, Van Hou
ten, De Roo van Alderwerelt, Fransen van de
Putte en Nierstrasz het woord hadden gevoerd,
werd het nieuwe art. 13 zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Zonder beraadslaging werd artikel 14 goed
gekeurd.
Op art. 15, luidende:
„De officieren, aan wie de betrekking is opge
dragen van Minister des Konings, en zij die leden
zijn van de Staten-Generaal, behouden hunne
aanspraak op beverderiug, en zijn, zoo lang zij
de genoemde betrekkingen bekieeden niet onder
worpen aan de bepalingen dezer wet, wat be
treft de verplichte diensten van eersten officier
of bevelhebber op een oorlogschip.",
stelde de heer Heemskerk Az. voor, de woor
den achter bevordering te doen vervallen. Dit werd
bestreden door de heeren Storm van's Gravesande
en den Minister van Marine, liet amendement
van den heer Heemskerk Az. werd met 30 tegen
27 stemmen aangenomen, maar het aldus gewij
zigde artikel met 31 tegen 26 stemmen verworpen.
De verdere uitkleeding van het wetsontwerp
werd tot heden verdaagd.
Gisterenavond is in de Gehoorzaal de vroe
ger aangekondigde lezing van den stads-architect
gehouden over het rioolstelsel in het algemeen
en dat van Liernur in het bijzonder. Bij den
tegenwoordigen ontwikkelden toestand der maat
schappij, waarin de dagbladen het voorrecht heb
ben, niet alleen baardige geïntresseerde mannen-
gezichten maar ook menig liefelijk vrouwengelaat
over zich heengebogeu te zien, is het onderwerp
van den heer Schaap bij al zijne nattigheid wel
wat onsmakelijk om hier een breedvoerig over
zicht van zijne lezing te geven. Leidt Victor Hngo
zijne lezers al tot in de kleinste bijzonderheden
door de Egout's van Parijs om hun sympathie in
te boezemen voor een man die er bijna in ver
drinkt, la bonne heureeen man van zijn
naam mag op litteransch gebied zoo goed als
alles doen en het ware te wenschen dat Victor
Hugo zijne vrijheids-gevoclcns maar geheel tot het
littérarisch gebied beperkt had.
Wij echter zullen den geachten spreker van gis
terenavond in de uitlegging van zijne verschil
lende stelsels niet ODder den grond volgen (het
geen trouwens iedereen die er neiging toe heeft
veel beter kan doen door de verschillende bro
chures in den laatsten tijd over dit onderwerp
geschreven) maar wij zullen ons bepalen tot het
vermelden van die algemeeue aanmerkingen, door
den spreker gemaakt, die ook voor vrouwen-ooren
niet al te onaangenaam klinken. Uit den aard
der zaak kunuen wij ons hierdoor niet geheel
houden aan de volgorde van spreker's redeneering,
en zullen dus die opmerkingen mededeelen alsof
wij ze zelf verzouneu hadden, voor welke vrij
heid wij den heer Schaap vriendelijk verzoeken
ons niet van plagiaat te beschuldigen.
Wanneer wij letten op de vele besmettelijke
ziekten, die jaar op jaar door geheel Europa
duizenden van slachtoffers aan hunne liefheb
bende betrekkingen en vrienden ontrukken dan
komen wij van zelve tot de vraag „welke toch
de voorname oorzaken zijn, van al de gebogene
hoofden, de met tranen gevulde oogen, die wij in
dergelijke tijden van besmetting om ons heen
zien. Reeds van de oudste tijden af zien wij bij
verschillende volken bepalingen en wetten vast
gesteld om de gezondheid der individuën te be
vorderen.
De Hindoe's, de Egyptenaren, de Romeinen
en andere volken der oudheid zorgden reeds door
meer of minder doelmatige bepalingen voor het
onschadelijk maken en afvoeren van besmettelijke
stoffen; ja in het boek Deuteronomium vinden
wij eene plaats, waar Mozes aan de aanstaaDde
bewoners van Kanaan tot dat doel een zeer
eigenaardige raad gegeven heeft. In de Midden
eeuwen, de tijden der barbaarschheid en duister
nis werden voor de volksgezondheid niet alleen
geen maatregelen genomen maar sloeg men zelfs
op dat algemeen belang zoo weinig acht dat de be
woners der huizen iu groote steden zich eenvoudig
de vrijheid veroorloofden, om door middel hunner
ramen de straten eenvoudig als hunne mestput
ten te gebruiken. Hevige pestziekten, b. v. te
Konstantinopel en te Marseille, waren er het
gevolg vau. Eerst in de nieuwere tijden en voor
namelijk in onze 19de eeuw is men begonnen
aan het groote volksbelang hoe langer hoe meer
zijne aandacht te schenken. Het bevorderen van
de staathuishoudkunde tot eene wetenschap,
de waardeering van het uut eener geregelde,
nauwkeurige statistiek, en vooral d« groote drijf
veer van het zelfbehoud, door cholera, pokziek-
ten, enz. in het leven geroepen, zijn van de ijve
rige bemoeiingen onzer eeuw de natuurlijke oor
zaken. Welke resultaten heeft men nu uit de
verschillende nasporingen verkregen? „Onder meer
anderen deze zekerheid, dat voor de bevordering
der volksgezondheid twee groote vereischten zijn
zuivere lucht en goed drinkwater. De statis
tiek leert ons, dat in het algemeen van de 1000
menschen, ongeveer jaarlijks 30 a 36 menschen
sterven, terwijl het tevens blijkt, dat in wijken
van steden, die het ruimste zijn uiteengebouwd
en waar het meeste maatregelen werden geno
men tegen het ophoopen van vuile besmettelijke
stoffen, die sterfte naar evenredigheid veel min
der is. Tot het vervullen der twee genoemde
vereischten nu, zijn twee zaken in de eerste
plaats noodig: 1°. „Te zorgen, dat de grond niet
doorweekt worde met vuile stoffen, die in hunne
uitwaseming nadeelige gevolgen teweeg brengen
2°. Te waken, dat door den afvoer van die stof
fen, het drinkwater niet bedorven worde."
De verschillende stelsels die ter bereiking van
het eerste doel (waarmee het tweede in onmid-
delijk verband slaat) zijn en worden toegepast,
worden verder in 't kort door spr. behandeld.
Het Engelsche spoelstelsel, zooals het met verba
zende kosten aan den Theems bij Londen is toege
past, het stelsel der leerputten, het tonnestelsel.dat
in Groningen wordt aangewend, van deze allen
worden de voor- en nadeeleu, de mindere of
meerdere toepasselijkheid voor de stad Leiden
besproken.
Vooral bij de behandeling van het tonnestelsel
wijst spr. op de nuttigheid ja noodzakelijkheid
om aan den akker terug te geven hetgeen hij
ons geschonken heeft, en hoe dit doel vooral in
Groningen door de Ommelanden uitstekend kan
bereikt worden.
Niet onbelangrijk is daarbij de vergelijking
(Novelle naar het Hoogduitsoh).
Vervolg.)
Dat zij in vrede, ja zooals ze mij schrijft met
tgen van mij scheidt, dat ik hare achting en de
we niet verbeurd heb, daarvoor dank ik God
U den grond van mijn hart, gij hebt aan mijne
"tst gerust, Victorine, gij hebt gevoeld dat mijn
art uw eigendom was, lang, lang, voor dat mijne
Ppen het mochten uitspreken. Wilt gij het be
enden Victorine, wilt gij leeren vergeten wat
el voor u geleden heeft en het verhelderen met
en glans uwer liefde, wilt gij mijne geliefde zijn,
lieve, lieve vrouw?"
«In eeuwigheid 1" fluisterde zij.
was het beeld waarvan Victorine zich had
illen afwenden toch waarheid geworden, en
aur hart hing er met verrukking aan. Nu hield zij
e"x omvat, die vertrouwend aan hare borst lag
11 die nu voor altijd, haar te huis, haar heilig-
om was.
Alles was hetzelfde, slechts de bruid was eene
anderewas zij zelfs. O, gelukkige, gelukkige
Victorine.
Den volgenden morgen, die zeer frisch en vro
lijk was, stond reeds vroeg de equipage van den
president voor de deur om de dames naar het
spoor te brengen. Mevrouw Rieger schikte zich
in het onvermijdelijke, en kou zich daaren
boven voor het oogenblik niet onttrekken aan
den weldadigen indruk, dien de heldere frissche
morgenlucht op haar maakte, en zag er tevreden
en opgeruimd uit; de kleine Anna juichte als
een vogeltje, dat men in de lente uit zijn ver
guld kooitje in het groene woud zendt, en Vic
torine was zoo innig gelukkig dat haar gelaat
van geluk en vreugde straalde als de aanbre
kende dag die haar geheim bescheen. Want het
was zelfs voor hare moeder een geheim geble
ven, daar de tijd voor zulke mededeelingen te
kort was geweest en daar Victorine met het
bericht vau haar geluk teveus zorg en onrust in
het hart barer moeder zoude hebben gestrooid
zoolaug haar de mogelijkheid ontnomen was
er breedvoerig over te spreken. Ook mevr. Rie
ger zoude men aanvankelijk niets zeggen, een
teeder gevoel van achting voor Rosalie's gevoel
legde der geliefde de plicht op, het geluk nog te
verzwijgen, en Felix, die èn om het gepraat te
ontwijkeu èn omdat hij niet in de stad wilde
blijven, die hem zonder Victorine treurig en ver
laten toescheen, vertrok een uur later naar de
hoofdstad.
De president was dus alleen, en als men zich
herinnert met hoeveel zorg hij in den laatsten tijd
het gezelschap zijner huisgenooten vermeden had,
moest men wel denken, dat die eenzaamheid
weldad voor hem was. Bezigheden had hij in
overvloedig, hij ging dikwijls reeds des morgens
vroeg uit, schreef en las tot laat in den nacht en
had zulk een druk verkeer met de Israëlitische
bankiers in de stad, dat de knecht in de dienst
bodenkamer in allen ernst beweerde, dat mijn
heer in het geheim de joden tot het christendom
trachtte te bekeeren. Ondanks die vermeende
vrome bezigheid had hij echter voor zijn vriend
dominé Buck, minder tijd dan vroeger en het
scheen zijoe dienstboden toe, dat de overdenkin
gen waaraan hij den avond besteedde korter
waren als vroeger. Zelfs de vijanden van den
president zouden hem dit niet ten kwade heb
ben kunnen duiden, want wie die afwisselende
stemming, die innerlijke, kwellende onrust gade
sloeg, welke van dag tot dag vermeerderde, en den
trotschen, achterhoudenden man van de eene
kamer naar de andere dreef, kon ook niet ge-
looven dat hij met hart en ziel zijne onderhoo-
rigen boete predikte. De couranten gingen met
den bijbel tot voor zijn bed en op zekeren dag
bemerkte de knecht, die liet heilige boek bij het
afstoffen liet vallen, tot zijne groote verwondering
dat er zelfs een opgave der verschillende koersen
uitviel, die de president er ingelegd moest hebben.
Ongeveer veertien dagen na het vertrek van
mevrouw Rieger stond de president des morgens
vreeger nog dan gewoonlijk op, en toonde over
het geheel eene toenemende onrust, die afwisselend
in die mate tot zachtheid en heftigheid overging,
dat de knecht aan de keukenmeid verklaarde, dat
hij zulk een leven moede was, en besloten had,
een ander, verstandiger heer te zoeken, die ten
minste wist, wat hij zijne dienstboden \erachul-
digd was.
Deze muitzieke gedachten konden Lorenz wel
verleid hebben op een morgen, nadat hij zoo
als gewoonlijk op de post geweest was, waar
hij sedert eenigen tijd de aangekomen brieven
en koersberichten in ontvang moest nemen, nog
eene wandeling Ie maken; want hoe verlangend,
hoe vertwijfelend zelfs zijn heer ook wachtte,
Lorenz kwam niet terug.
Wordt vervolgd.)