s°. 3410. Woensdag A°. 1871. 22 Maart. I Een gevoelen dat ook met nadruk werd voor slaan door den Steeuwijkschen afgevaardigde, dtn heer Storm van 's-Gravesande, al was het jaar alleen omdat deze lijn eene concurrentie i het leven riep met eene Maatschappij, die van laar monopolie een despotiek gebruik maakte, te welen die van den Rijnspoorweg: eene on derneming die alle andere spoorwegverbindingen ■jachtte te belemmeren, aan welk ongerief door het lol stand komen van deze lijn paal en perk pa worden gesteld. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". DE FAMILIE-J UWEELEN. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. „3.85. n 0.05. Franco per post Afzonderlijke Nommers Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR ADVBRTKNTIEN. Voor iederen regelj 0.15. Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan. lelden. 21 Maart. |Het vorig ministerie had hij de Tweede Ka- een wetsontwerp aanhangig gemaakt tot tieigening van perceelen ten behoeve vau een joonveg van Amsterdam over Hilversum naar luiersfoort, met een zijtak naar Utrecht, leiijkens het daarop gevolgd Voorloopig Verslag Ir Kamer, was deze ongenegen om met eene Igeering die haar ontslag had aangeboden, eene letsvoordracht te behandelen, die met de meest ►wichtige aangelegenheid in eeD onafscheidelijk Irbaud stond. De leverisquaestie toch van deze n is, als met andere lijnen in het algemeen, het bijzunder betrokken bij de vraag, of hare Lhtuig kan samengaan met de eischen van ■lands defensiestelsel, en zoo ja, hoe deze rich- tg dan moet worden afgebakend Aan den vooravond van een nieuw bewind Henselae men niets te prejudicieeren; de inzich- I ten van den aanstaanden Minister van Oorlog landen immers volkomen in strijd zijn met die vgn zijn voorganger. Hlutusschen had de vorige regeering eene rich- fing voorgesteld, die door de afdeelingen der Earner in overweging werd genomen en in het idgeiiieeii strijdig geacht met de belangen van Hlaüds verdediging. (De zaak bleef bij het Voorloopig Verslag en Jdert rusten. De heer Insinger vond in dezen loop van zaken jfnleidiug, ook en vooral om de toenemende jjoolebelangstelling in deze geprojecteerde lijn, om in de zitting van de Tweede Kamer van gisteren jfei gevoelen der tegenwoordige regeering daar- jver te vernemen. Het was eene zaak die de «langstelling overwaardig was, daar de groote kordeelen aan eene tweede lijn naar Duitschland Hi de aansluiting van den spoorweg Utrecht Bosch aan 't Zuidernet verbonden, onmisken- Bjr zijn. Bij de verdere uiteenzetting van het groote nut de- jfr zaak, deed de heer Insinger speciaal uitkomen, pt de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Itnsterdam in haar adres van adhaesie, betoogde pt het groote doel bij deze lijn betrokken de pvordering was van de algemeene welvaart en i handelsverkeer. Nu de Regeering volgens sprekers overtuiging te pcht de verdedigbaarheid van het land op den ■oorgrond had gesteld, diende men ook vóór alles dezen te weten, hoe deze Regeering en deze Jhiiister van Oorlog over het vraagstuk dachlen en in hoever het belang van den handel met dat der defensie verzoend zouden kunnen wordenzonder nu partij te willen trekken vpor 't eene of het andere belang, iels dat hij inet volle gerustheid aan de Regeenng overliet, achtte de afgevaardigde 't niet onbescheiden om zoo duidelijk mogelijk bekend te worden niet de inzichten der regee ring, ten einde te vernemen of er vooruitzicht bestond dat de handelsbelangen bij die der defen sie niet zouden achterstaan. Om tot deze kennis te geraken, onderwierp spr. aan de Ministers van Oorlog en van Biunen- landsche Zaken, deze beide vragen I4. Hoe denkt de Minister van Oorlog over de thans voorgestelde richting en welken invloed zal die uitoefenen op de verdediging der Amsterdain- sche linie? 2°. Is 't waarschijnlijk dat de inéening der Re geering tijdig genoeg zal gevestigd zijn, dat de onteigeningswet nog vóór het einde dezer zitting zal kunnen worden behandeld? De Regeering gaf een antwoord dat den inter- pellant blijkens zijne nadere dankbetuiging vol komen bevredigde. Samengevat komt de verklaring van de beide betrokken Ministers hierop neder De meening der Regeering was gevestigd. Er was geen project dat meer nadeelig voor de defensie zou werken, dan het onderwerpelijke: een be weegreden te meer om zooveel mogelijk dat na deel te keeren. De gulden middenweg zou ook hier kunnen blijken het beste geneesmiddel te zijn. Op dit standpunt had de Regeering zich dan ook gesteld bij liet openen eener correspondentie uiet den concessionnaris. De zaak was dus nog haugende, waardoor verdere mededeelingeu minder wen- schelijk warenmaar er wordt onderhandeld met ijver, belangstelling en welwillendheid van beide zijden. De Regeering zou toegeven wat zij kon, en hoopte dat de concessionaris in den zelfden geest zou handelen. Hoe harmonieus dit antwoord ook mocht klin ken, de heer Storm van 's Gravensande ontdekte als deskundige een dissonant. Hij wees er op, dat bij den aanleg der staatsspoorwegen, het be lang der defensie zóó weinig was in acht geno men, dat men later bij 't verleeuen van concessiën meer bezwarende voorwaarden stelde dan mis schien strikt geuouieo werden vereischt. Het sprak van zelf dat de militaire gesteldheid des lands moest gelden, inaar de vorderingen van het departement waren doorgaans te hoog. Het kwam hein dan ook voor dat wel eens van de aan vragers van concessiën meer offers gevergd werden dan noodig waren om de defensie, in een beteren toestand te brengen. Dit achtte hij verkeerd en was om dit te kunnen beoordeelen er op gesteld om te weten wat er van de zaak was en of de Regeering eene geheel andere richting eischte; iets dat hij erkend specialiteit zou betreuren, omdat dan de zaak schipbreuk kon leiden. Oulc de heer Stieltjes hing min of meer liet gevoelen aan, dat lag opgesloten in de redeneering vaü den vorigen spreker, dat namelijk de Regeering zich wel wat aan overdrijving had schuldig ge maakt, door de bewering, dat het tegenwoordig project, het non plus ultra van nadeel opleverde voor 's lands verdediging. Spr. was dit eens wat sommige punten betrof, maar niet met be trekking tot de algemeene richting. Was het een constant verschijnsel, dat bij den aanleg van Staatsspoorwegen, de lijnen zoo nadeelig mogelijk voorde defensie werden ontworpen, dit mocht geen aanleiding geven om andere lijnen te belemmeren. Dit vorderde repliek van den kolonel Engel- vaar!De Minisier weuschte de verdenking van zich af te werpen, alsof bij het Departement van Oorlog de strekking zou bestaan, om zich te verrijken bij het verleenen van concessiën. De voorstellen, die reeds aan den concessionaris wa ren gedaan, getuigden van het tegendeel. Deze kwamen hierop neder de Minister liet hier de aanvankelijke achterhoudendheid eenigszins varen dat de concessionaris geen enkele pen ning meer zou betalen, dan volstrekt noodig tot voorziening in de schade, door de concessie aan de defensiewerken toegebracht. Wat de richting der lijn aanging, was zijn doel om de belangen der defensie zooveel moge lijk met die van deu handel te doen harmo nieeren. Edoch de eerste zorg van den Minister van Oorlog moest gericht zijn op het doelwit, dat de defensie geene schade zou lijden. Nadat de heer Storm van 's Gravesande met zoovele woorden had te kennen gegeven, dat zijne grief rneer een retrospectief karakter hadmaar dat hare openbaring kon strekken om den minis ter tegen dergelijke praktijk steun te geven bij zijne ambtenaren, verklaarde de voorzitter dat de interpellatie gesloten was. Daarna werden achtereenvolgens na eenige korte ophelderingen der betrokken Ministers, op enkele opmerkingen in de eindverslagen, de volgende wetsontwerpen aangenomen. 1». tot bekrachtiging van eene prov. belasting in Groningen. 2°. tot onteigening van perceelen ten behoeve van het doortrekken en verbreeden der straat van het schuitendiep, door het St.-Janspark, naar den ves- ingwal, te Groningen. 3°. tot verandering der grenzen van de gemeen ten Zeyenhuijzen, Hilligersberg, Capelle eu Nieu- werkerk aan den IJsel en Kralingen. 4°. tot onteigening teil behoeve van het bedijken, verdiepen en verbroeden van het Buiseooldiep onder de gemeente Beerta. 5°. tot bekrachtiging eener met de gemeente Leeuwarden gesloteu ruiling van perceelen Id die gemeente. 6°. tot bekrachtiging van onderhandschen ver koop van strooken gronds aan of langs de spoor wegen. Op voorstel van den voorzitter werd besloten tegen Woensdag te 11 uren aan de orde te stel len de volgende wetsontwerpen, als: dat op de be vordering en het ontslag van militaire officieren der .zeemacht; dat tot nadere regeling van het gebruik van het koloniaal batig slot, dienst 1866 dat tot bekrachtiging van liet crediet boven de begrooting van Ned. Indie 1869-70; en de be grooting voor Suriname en Curasao 1870. Vervol gens zullen aan de orde zijn de conclusiën over de overeenkomsten met Inlandsche vorsten over de nadere inlichtingen op het adres van J. An- drae, kommandant der zeemacht in Ned. Indië; over de inlichtingen nopens de aangelegenheden van Venezuela; over af- en overschrijving op de begrooting voor Ned. Indie 1869-70. Over het aan de orde stellen der conclusie no pens de stukken betrekkelijk Venezuela, vroegen de heeren v. Eek en v. d. Linden, waarom deze conclusie nu nog moest behandeld worden, daar het rapport niet eens gedrukt was? De voorzitter antwoordde, dat het zeer spoedig gedrukt en rondgedeeld zou worden, en dat hij het aan de orde gesteld had omdat het 't eenige was, dat op dit oogenblik voor afdoening vatbaar was. Ten slotte werd, in overeenstemming met het voorstel van den voorzitter, zonder stemming beslist, de vergadering te verdagen tot Woensdag te 11 uren. Dat de regeering reeds eenigszins werkzaam is geweest om te voldoen aan het verzoek van eene afdeeling der commissie tot onderzoek van het wetsontwerp tot definitieve vaststelling van hoofdstuk III der Staatsbegrooting voor 1871 nl. om stappen te doen tot betere regeling van het internationale zeerecht blijkt, behalve uit de mededeelingen in onze dagbladen, uit deze zin snede in de Kölnische Zeitung van 20 Maart: „Zooals te voorzien was hebben de bemoeiingen van Nederland voor de eerbiediging van den pri vaateigendom ter zee alleen bij Pruisen, doch niet bij Engeland en Frankrijk een gunstig ont haal gevonden." Te Utrecht werd dezer dagen in eene verga dering van de juridische faculteit der Hoogeschool besloten, Professoren uit te noodigen om aan de studenten ten wier huize een besmettelijke zieke is te verzoeken, de colleges niet bij te wonen. Het ware wel te wenschen dat de medische faculteit, in Leiden in zeker opzicht dit voorbeeld volgde, door de studenten in de rechten niet te noodzaken de colleges voor medicina forensis in het met pokken bezwangerde ziekenhuis te houden. De Professor J. H. Stuffken vierde in de afge- loopen week zijn 25jarig Hoogleeraarschap. Gaarne vestigen wij de aandacht op eene ad vertentie die in een onzer nummers der afgeloopen week voorkwam; waarin David Tobias Bamberg, de zoon van den overleden vader, zich aanbeveelt oin kinderpartijen bij particulieren, in gestichten als anderszins, op te luisteren met zijne genoeg lijke goochelkunst. Er behoeft niets bijgevoegd te worden, als wij vermelden dat nog dezer dagen de goochelaar op eene réunie van lieve kleinen getoond heeft de voetsporen van zijn vader te drukken. (Novelle naar het Hoogduitsch). Vervolg Een plotselinge bleekheid overtoog het schoone, finderlijke gelaat van het jonge meisje en hare feni had iets droevigs toen zij kort en ontwij- |eod antwoordde: „neen, hij stierf te Parijs." Op het gelaat der beide personen, die hier |egenover elkander zaten, was een groote ont- toeriDg zichtbaar, zeker uit verschillende oorza- feu ontstaande, en daarom ook verschillend in uit drukking. De president was echter te zeer een "an naar de wereld, die zijne gevoelens steeds I" bedwang had, om niet dadelijk die ontroering Ir ocderdrukken en ze voor het jonge meisje te '«bergen. Hij bukte zich, om het andere boek op e rapen, dat op den grond gevallen was en geen j'fam bevatte, en nadat bij er eenige oogenblik- |u gebladerd had, gaf hij het haar meteen licht, «'eefd knikje terug. „Als gij geen plan hebt, de Heloïse mede te nemen, zoo zoudt gij mij ver plichten, als gij mij het boek gedurende uwe af wezigheid hier liet," zeide hij. „Het is lang ge leden, dat ik niet gelezen heb, en ik beloof er mij genot van in mijne eenzaamheid." Hoewel Victorine dezen wensch uit den mond des presi denten zeer bevreemde, zoo liet zij dit echter niet merken, maar betuigde slechts haar genoe gen over deze overeenstemming van smaak, waarna de president zich weer naar zijne kamer begaf. Deze kleine stoornis bracht geene verandering te weeg in den loop harer gedachten; zoodra zij alleen was, nam zij hare plaats bij het venster weer in, en keek opnieuw met dezelfde droevige en nadenkende uitdrukking op haar gelaat uaar buiten. Het was zoo natuurlijk, dat zij zich het leven gedurende de aanstaande zes weken voor den geest stelde, de vroolijke, gemoedelijke loon der kleine landelijke badplaats, die de presidents vrouw uitgekozen bad, en die niettegenstaande zijne stilte voor Victorine nieuwheid en afwisse ling moest hebben. Zij was ontevreden op zich zelve, dat zij er zich niet ineer op verheugde, dat een onnoembaar gevoel haar hier terughield, waar het toch eigentlijk somber, koud en vreug deloos was; zij verontschuldigde zich met de zorg over hare moeder, die dan alleen was, maar eigenlijk was zij nu na dien lichten aanval bij zonder wel en was zelfs, daar zij toch wist dat haar lieveling na verloop van zes weken terug kwam, hartelijk verheugd, dat zij dat genoegen zou smaken. Dat kon het dus niet zijn, en Vie- torines gedachten gingen verder eu hielden bij het beeld van Felix stil. Zij bloosde, wel is waar, en haar hart klopte sneller, toen zij moest beken nen, dat hij het was, die haar hier hield, maar zij stelde zich spoedig weer gerust; die liefde en dankbaarheid voor hem kon geen zonde zijn. Was het niet natuurlijk, dat zij in zijne nabijheid wenschte te blijven, daar zij wist, dat dit vriend schappelijke en gedurige te samenzijn slechts nog een korten tijd kon duren? Zijne vriendschap voor haar duurde eeuwig, hiervan was zij over tuigd maar als hij gehuwd was, als hij, naar den wensch van zijn hart, dagelijks, ja ieder uur, bij zijne schoone, jonge vrouw kon doorbrengen, dan kon hij zijne vriendin niet meer zooveel tijd wijden. Die gelukkige Rosalie; scIiood, rijk, onaf hankelijk en bemind door hem! Victorine weyd treurig, als zij aan de bruid van Felix dacht, zij had zoozeer gewenscht, dat het jonge meisje vriendelijk jegens haar zou ge weest zijn. Zijne bruid, de vronw die hij uit honderden had gekozen, die zich demoedig, ver eerd en gelukkig voor hem zouden gebogen heb ben, met welke deugden en volmaaktheden ver sierde haar Victorines verbeelding, en hoe veel leed deed het haar, dat zij zelve van Rosalies gunst en vriendelijkheid uitgesloten was. Want bij de weinige gelegenheden, dat Felix zijne bruid in het huis van den president had gebracht, was Victorine met zooveel onverschilligheid en min achting behandeld, dat mevrouw door moeder lijke genegenheid en Felix door vermeerderde blijken zijner achting te vergeefs goed had trach ten te maken, wat haar zoo ontzaglijk krenkte. Langzamerhand waren die bezoeken zeldzamer geworden, en in den laatsten tijd had Victorine haar in het geheel niet meer gezien, en zij vreesde, dat door den vermeerderden invloed, die de vrouw op den echtgenoot verkrijgt, Felix ook weg zou blijven, totdat wellicht eenmaal een klacht uit het diepste van haar hart hem aan zijn eed haar gezworen herinnerde. Nu was hun bijeenzijn nog veelvuldig, nog ongestoord door geheime ver wijlingen aan de eene, en verkropte krenkingen aan de andere zijde, en daarom was het zoo na tuurlijk, dat Victorine tegen eene vervroegde schei ding opzag. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1