N°. 3407.
Zaterdag
18 Maart.
reuilleton van het Leidsch
Dagblad".
'Mm FAMILIE-JUWEELEN.
EIDSCH
Ao. 1871.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTENTIEN
Voor ioderon regelj 0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 17 Maart.
udieii up zekere zaken het gezegde van toe-
sing is, dat herhaling behaagt, hier is dit het
al niet, zetde de ilaarlemsche afgevaardigde,
heer Miraudolle, toen hij in de zitting van de
'eede Kamer van gisteren in eene benijdens-
lardige dialectiek, de driedaagsche discussie
de Preanger-hervorming resumeerde, karak-
[iseerde eu critiseerde. En waarlijk we kunnen
dan ook best begrijpen dat het geduld der
■uier aan het slot dezer zitting teu eiude raakte,
en men zich van het in de Fransche en Helgi-
je Kamers zoo schromelijk misbruikte: Aux voixl
iux voix! ten opzichte van den lieer Hasselman
Ieude.
en misslag zoude het geweest zijn, als dit feit
ring der discussie over de onderwerpelijke
esliehadde beoogd; maar is daaraan in de verste
verie te deukeD, waar zell's de meeste leden die
[istéren spraken, hun woord deden voorafgaan
door de verzekering dat zij kort zouden zijn
Men kan er dus op aan, dat alle zijden van
deimedaille bezien waren.
(daarom werd het dan ook hoog tijd dat de
wijsheid der westersche heeren zich van dit on
derwerp afwendde.
n welk resultaat heeft nu de driedaagsche
strijd tussclieu het stokstijf behoud en het libe-
raliine op koloniaal gebied opgeleverd?
Bene overwinning van de laatste beginselen
ma eene meerderheid, die gunstig afsteekt bij
de vroegere verwerping van een gelijksoortig
mdemenf van den Hoornschen afgevaardigde,
aar ook eene overwinning van rechtvaardig
heid en zedelijkheid, tegenover de bekrom-
te inzichten en denkbeelden, die onder het
irwendsel van zorg voor Nederlands toekomst,
eDS en telkens in grove willekeur zouden
[aarden.
aren het in 't vorige jaar 34 tegen 31 volks-
jtegenwoordigers die door de verwerping van
amendement Goltstein, afkeerig waren van
de in de Preanger-Regentschappen, bestaande
Borniale toestanden, thans is dit getal aange
groeid tot 44, terwijl het getal van hen, die door
heüaoieiidement te schragen, dien toestand wensch-
tea te bestendigen, stationnair is gebleven.
^Hiedaar dus den voorgestelden maatregel, waar
deur zooveel in rep en roer is gebracht, die zelfs door
BjnhsDdigheid of opzet, een beslissenden invloed
opfeil loop der politieke gebeurtenissen van ons
vaderland heeft gehad, opnieuw door den eenen tak
der volksvertegenwoordiging bekrachtigd. Ditmaal
Imet zoo'n beteekenisvolle meerderheid, dat onze
Senaat niet behoeft te wankelen in de keuze van
M pad dat het Nederlandsche volk het liefst
toubewandeld zien.
Trouwens bestaan er meer gronden tegen dan
Mor de veronderstelling, dat de Eerste Kamer
ïeuw haar veto zal uitspreken. En dat de
;eering daarvau meer dan iemand anders over-
;d is, moge blijken uit hetgeen de Minister
tan Koloniën gisteren nog aan het slot der dis
cussie zeide. Z. Exc. drukte er nl. op, dat ten
eenen male onjuist was de voorstelling, alsof de
Eerste Kamer den maatregel tot hervorming der
Preanger-Regentschappen verworpen had. Dit
was niet. zoo. tiet motief der verwerping van de
Indische begrooting was, dat men een dergelij- I
ken maatregel niet met een interimair Minister j
wilde vaststellen. Het was dus bloot een votum 1
van uitstel. Dat bleek uit de verklaringen van
onderscheidene tegenstemmers.
De discussiën die gisteren de nederlaag van
des heeren Van GoltsteiDS stelsel voorafgingen,
kunnen zeer kort behandeld worden, omdat zij
grootendeels nader uit gewerkte herhalingen in
den vorm van replieken en duplieken waren
van het vele dat reeds over dit belangwekkend
onderwerp was gezegd.
Enkele momenten uit den voor de conservatieven
zoo droevigen dag, verdienen de aandacht.
En dan mogen wij voor alles wijzen op de
mislukte poging van den Stichtschen afgevaardigde,
den heer Van Voorthuijzen, om het zwaartepunt
van de aanhangige quaestie te verplaatsen.
Hij toch stelde tegenover het argument van
den droevigen indruk (spr. had er bij kunnen
voegen, gevaarlijken indruk), dien de aanneming
van het amendement zou maken in Indië, de
vraag: Welken indruk de afstemming van het
amendement van Goltstein hier te lande zou
maken, ook voor de waardigheid der Vertegen
woordiging?
Zijn antwoord zou verre van gunstig luiden.
Hij beschouwde het gebeurde als hoogst betreu
renswaardig, met het oog op de waardigheid der
Vertegenwoordiging, en was van meening, dat
juist omdat men denkt, dat de Kamer niet zal
durven afstemmen, zij hare rechten moest hand
haven anders liep zij gevaar van haar eigen
prestige op te offeren en voedsel te geven aan het
uitoefenen van pressie.
Wij vinden dit zeer mooi gezegd, uitmuntend
zelfs; het toont dat er in de Volksvertegenwoor
diging nog prijs wordt gesteld op waardigheid en
prestige. En het is niet kwaad dit nu en dan
eens te doen hooren, zonder dat wij nu juist
willen zeggen dat daaraan behoefte bestaat. Maar
ook alleen uit dit oogpunt; want wat de zaak
die de heer Van Voorthuijzen bedoelde, daarmede
te maken had, begrijpen wij niet best. Recht van
spreken zou de afgev. hebbeu gehad, als b. v.
de maatregel bij de eerste gelegenheid door de
Tweede Kamer ware verworpen geworden; dan
zou de Regeeriug, evenals bij de Chineesche
missie, teruggekomen zijn op een eens door de
Kamer genomen besluit.
Thans gaat de redenering niet op, waar het
bovendien volstrekt niet aangetoond is, dat de
Eerste Kamer de O.-I. begrooting ter wille van
deze hervorming zou verworpen hebben.
Het spijt ons het te moeten zeggen, maar wij
noemen zijne daarop gevolgde waarschuwing tot
zijne medeleden„neemt de organisatie niet
aan, want dat is een inbreuk op de rechten der
vertegenwoordiging" zeer ongepast en meer het
karakter van pressie dragende, dan de mededee-
lingen van den Minister van Koloniën, die in
ieder geval de eenstemmige gevoelens vertegen
woordigden van alle deskundige inlanders en
Europeesche ambtenaren.
Zeer geschikt om hierop te laten volgen is, dat
de heer Heemskerk Az., de leider van de conser
vatieven, niet zoo luchtig en vluchtig over de
olficieele stukken der Indische Regeering heen
stapte als de meeste zijner volgelingen; maar
dat hij zeide«Is de belofte aan de bevolking ge
daan, houd haar dan 1" Iets dat den heer Mi-
randolle deze woorden in den mond legde:
„Welnu, de Minister verklaarde daarop dat de
belofte is gedaan, en ik twijfel dan ook niet of
de heer Heemskerk zal haar nu ook helpen
handhaven." Eene verwachting, die echter blijkens
de eindstemming teleurgesteld werd.
Eene andere zaak die natuurlijk ons moet op
vallen is de houding van onze beide afgevaar
digden, die ditmaal scherp tegenover elkander
stonden.
De heer Taets van Amerongen stemde tegen
het amendement, zonder een woord te zeggen;
de heer Van Wassenaer Catwyck stemde voor
en bleef geen van de drie dagen buiten het
debat.
De heer Taets schijnt op den ouden dag zijn
programma aldus te hebben gewijzigdliberaal
voor Indië, behoudend voor Nederland. Als de heer
Taets tusschen nu en de verkiezingen in 1873,
blijken geeft, waarnit we kunnen afleiden dat
zijn programma ook liberaal voor Nederland is,
dgn verzekeren we hem bij voorbaat onzen steun.
Onze afgevaardigde die in 1871 moet aftreden,
de heer v. Wassenaar v. Catwijck, heeft gemeend
zich tegen de Preanger-hervorming te moeten ver
zetten, door met den heer v. Goltstein in een
schuitje te varen.
We zullen daarover niets zeggen; maar gelijk
in onze vorige overzichten, zijne woorden van
gisteren doen volgen. Die behoeven geen com
mentaar.
Onze afgevaardigde was overtuigd, dat men
een politieken misgreep doet, als men het rader
werk uit elkander rukt, waarmede de huishou
delijke en maatschappelijke Indische instellingen
zijn verbonden. De Minister had hem gisteren
herinnerd aan het woord: „Doe aan een ander,
wat gij wilt dat u zeiven geschiede." De Minis
ter heeft daardoor bewezen niet te kennen de
opvatting van het Christendom. Het Christendom
moet het zuurdeesem zijn, dat de gansche maat
schappij doordringt. Daarom zijn wij de waar
achtige liberalen. Wij willen geen Staatsgods
dienst, maar wij willen ook niet, dat men den
Javaan een onbestemde zedeleer toediene. Spr.
vroeg den Minister of de Javaan niet uit zijn
aard kuisch is, eD of hij door den omgang
met den Europeaan won of verloor? Naar zijne
meening kan alleen die zedelijkheid een volk
hervormen, waarvan het Christendom de grond
slag was. Wanneer de belemmeringen worden
opgeheven, welke thans de zendelingen in den
weg worden gesteld, en de zendelingen niet de
hulp, maar de medewerking van den Staat erlang
den, dan zou hij genegen zijn, des noods ter
koste der baten en inkomsten van het moeder
land, wezenlijke hervormingen in de Indische
inrichting in te willigen.
Ten slotte moet nog vermeld worden dat bij
de eindstemming vijf leden afwezig waren, nl.de
heeren De Roo van Alderwerelt, Van Beyma,
Bots, De Bieberstein, en Haffinans; dat de be
handeling van de verdere onderafdeelingen der
O. I. begrooting nog eenigen tijd werd voortge
zet, en de zitting bij onderafdeeling 20 tot bedt
werd verdaagd.
Burgemeester en Wethouders alhier doen t
weten dat door hen, op voordracht van den Wet
houder, Voorzitter der Commisie van Fabricage,
zijn benoemd tot opperbrandmeesler aan de stadi-spuil
n". 6, de heer H. J. Giezen, thans in die be
trekking aan de stads-spuit n°. 2; en tot opper
brandmeesler aan de stads-spuit n°. 2de heer J. De
Koning, thans brandmeester aan dezelfde spuit.
Burgemeester en Wethouders alhier gezien het
adres van Dirk Smit, koopman, wonende binnen
deze gemeente, daarbij verzoekende om het pak
huis aan de Oostdwarsgracht, wijk V n". 517, tot
magazijn van brandstoffen te mogeu inrichten en
bezigendoen te weten, dat tot het hooren
der eigenaars en bewoners van de naast bijge
legene en belendende panden, ten opzichte der
inforniatiën de commodo et incommodo, door Burge-
gemeester en Wethouders zal gevaceerd op het
Raadhuis dezer Gemeente, op Maandag den 20sten
Maart aanst., 's voormiddags te elf uren.
In de tweede helft der maand Januari ziju
aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende
brieven, die, wegens onbekendheid der adres
santen, niet bezorgd zijn kunnen worden:
A. J. De Jong, H. Van Leeuwen, Compers,
J. J. Hament, Mej. M. Koet, J. v. d. Berg, D. Vel-
linga, Kortenaar, S. Wolff, allen te Amsterdam
Mej. C. E. v. IJsseldijk, Wed. De Kruif, Mej.
M. Bienen, P. Fontein Zn., allen te 's Graven-
hage; J. v. Tol, te Haarlemmermeer; Jacoba
Paddenburg, te Heerenveen; G. De Langen, te
Kralingen; Mej. Michel, C. Stolz, beiden te Lei
den; A. J. Z. Van Mantgen, te Lisse; B. Ver
burg, C. DoDker, beiden te RotterdamW. Meijer,
te Schiedam; Teyssens, te Utrecht; A. Korenhof,
Cornelie Van der Velden, beiden te Voorschoten
J. A. F. v. d. Meer van Kuffler, te Waddings-
veen; L. Konijn, te Wassenaar; Wilke, te Zwolle;
Mej. Langelaan, (niet vermeld).
De commissie, door den Koning benoemd om
aan Z. M. eene voordracht te doen van jeugdige
kunstenaars, die op kosten van Z. M. in het bui
tenland zullen studeeren, bestaat uit de heeren
Frans Coenen, C. v. d. Does, F. Dunkier en Joh.
J. H. Verhulst.
Zooals meu zich herinneren zal, werd reeds
verleden jaar, bij duizendtallen een circulaire ver-
(Novelle naar het Hoogduitsch).
(Vervolg.)
•ene scheiding van hare moeder, die, sedert vele
weduwe, hare eenige vreugde vond in hare
loone, beminnelijke dochter, had zeker meer
urigheden voor Victorine, dan mevrouw Rie-
die met hare gewone gulhartigheid het
- meisje eenig genoegen wilde versohaffen,
denken.
'e weduwe van den ontvaDger Baum was
e ziekelijke vrouw en Victorine was niet alleen
e getrouwe verpleegster voor haar, maar zij
wa' voor zieken vaak even gewichtig is,
e vroolijke, altijd tevreden en opgeruimde ge-
||i", eene liefelijke bemiddelaarster tusschen de
wworpen treurigheid, die over het geheele
■pen der stille mevrouw Baum verspreid lag
de lachende, lokkende wereld. Zij wist, wel
aaL van de laatste zeer weinig, zij kende ze
slechts uit de schooltijd, haar kort verblijf in
Berlijn, of uit boeken en de verhalen der presi
dentsvrouw maar in zooverre als zij het leven
uit de heldere ruiten harer kleine lieve woning
kon overzien, scheen ze haar vol vreugde en
genot, hare verbeelding versierde ze met duizende
vroolijke kleuren, en de geringste omstandigheden,
die haar buiten hare woning overkwamen, wist
zij met zooveel opgeruimdheid en bekoorlijkheid
voor te stellen, dat de stille, ziekelijke vrouw het
volstrekt niet gevoelde, hoe eenzaam zij leefde,
en zelfs voor haar kind niets meer verlangde,
dan een rustig en ingetogen leven, dat in de zorg
voor anderen zijne plichtsvervulling, in een vast
geloof zijn steun en in de natuur en de weten
schappen zijne vreugde vindt.
Of de vvenschen van Victorine zich niet verder
uitstrekten, dat wist bare moeder niet; zij ver
meed door vragen of waarschuwingen de nog
sluimerende gevoelens van dit jeugdige hart op
te wekken. Zij bad God, dat Hij de bedriegelijke
liefde met haar bedwelmend geluk haar kind
voorbij zou laten gaan, dat het bewaard mocht
worden voor de teleurstellingen, en de ontelbare
smarten die haar gevolg uitmaken.
Wellicht dacht Victorine iets dergelijks, toen
zij op den avond voor hare reis zoo droevig en
nadenkend voor zich heen zag; het boek, waarin
zij gelezen had, was hare hand ontzonken, en
eerst toen de deur geopend werd, en de presi
dent binnentrad, stond zij schielijk van haar stoel
op. Ook hij hield een boek in de hand, dat met
zijn rooden, eenigszins verbleekten marokijnen om
slag zeer veel geleek op datgene, waarin Victo
rine zojeven gelezen had, en de president vroeg
met een drift, die het jonge meisje bijna belach-
lijk toescheen: „Hoe komt dat boek in mijn
huis, hebt gij het van iemand geleend mejufvronw
Baum f"
„Hel is mijn eigendom," antwoordde zij, „ik
heb daarin gelezen, eu was zoo nalatig, om het
in de woonkamer te laten liggen; waarvoor ik u
verschooning vraag."
i/O, daarom niet," zeide hij schielijk, en voegde
er toen haastig bij„Gij hebt het zeker cadeau
gekregen, misschien van eene vriendin De jeugd
dweept gewoonlijk met Rousseau's Heloïse-"
„Ja, het is ook een heerlijk boek," zeide Vic
torine met geestdrift, „en het boek is mij dubbel
dierbaar, daar het een gedachtenis aan mijn vader
is, wiens eigendom het was."
„Een gedachtenis aan uw vaderP" vroeg de
president, „maar in het boek staat duidelijk te
lezen: Le capitaine Victor Lambert, Paris."
„Nu ja, zeide zij eenvoudig, „zoo heette mijn
vader.
Ik was eerst drie jaar, toeu mijne moeder haar
tweeden inan huwde, die ik evenmin heb ge
kend, daar hij zes weken na het huwelijk stierf;
maar hij heeft zoo liefderijk eo grootmoedig voor
mijne moeder en voor mij gezorgd, dat ik heui
even dankbaar ben als mijn eigen vader, en de
gewoonte der menschen, om mij bij den nieuwen
naam mijner moeder te noemen, heelt mij nooit
gehinderd. Mijn stiefvader had voor zijn huwelijk
hier Diet gewoond, hij bracht, toeu hij naar hier
verplaatst werd, zijne vrouw en kiDd mede, en
bij de teruggetrokken levenswijze mijner moeder,
en zijn zoo spoedig gevolgden dood hebben wel
licht slechts enkelen gehoord, dat ik zijn kind
niet was."
De president zuchtte diep: „Ach, het is hier
drukkend warm," zeide hij, terwijl hij met de
zakdoek het zweet van ziju voorhoofd afdroogde
wees zoo goed en open dat raam. Dus de ont
vanger Baum was uw vader niet? Het is eene
diep gevoelde, echt vrouwelijke dankbaarheid,
den naam te dragen vaD hem, die u de vader
lijke liefde en zorg vergoed heeft. Het is een
teeder gevoel dat ik volkomen weet te wanrdee-
ren. En uw eigen vader, die, zoo als ik uit di
boek zie, officier was, stierf zeker op het vele
van eer?"
(Wordt vervolgd.)