i\°. 3406. Vrijdag A°. 1*71. 17 Maart. HEd er zou wat volgen. EIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Ueze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIE?; Voor iedoren regel0.15. Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan. lalden, 16 Maart. De Minister van Koloniën de heer Van Bosse, ft ffisteren recht doen wedervaren aao allen, Mie zijn optreden als zoodanig, noch met wan- uwen, noch met teleurstelling vernamen, al s het waar, dat hij niet tot hen behoorde die R Java reeds een picol rijst gegeten hebben. De lieer Van Bosse heeft in de zitting van gisteren, bij de voortzetting der beraadslagingen over de ftische begrooting, eene rede uitgesproken, om |h»ren vorm als om haren degelijken, zaakkun- dieen en zaakrijken inhoud, wel geschikt om aan ffln tegenstanders alle illusiën te ontnemen, om trent zijne totale ongeschiktheid, gelijk het orgaan der koloniale reactie dit voorspelde, voor de waar neming dezer gewichtige betrekking. Oprecht deden zij dan ook amende honorable, ja zelfs de beer Nierstrasz tot zekere hoogte, die gulweg erkende dat de belangrijke rede, zelfs voor hem, eenige nieuwe gezichtspunten had geopend. ^Treurig is dan ook het figuur dat het orgaan der oude garde heden maakt, door bij gebrek aan argumenten om de grondige rede te ontze nuwen die „kunstige en sierlijke" rede noemt: .eene geprepareerde speech", geïnspireerd door deo „inspirateur van den heer Van Posse en ander deels de stempel dragende van de kersversche boekenjilagiaten, die des heeren Van Bosses rijke kennis van de Indische toestanden moesten ver- nwoordigen." oor zulke argumenten nu, tracht het orgaan ie natie tegen de gewichtige Preanger-hervor- ,g tealeininen. Waarlijk het is of in den laatsten til de slimheid en handigheid het orgaan beginnen te'ontvallen, welke het vroeger onmiskenbaar der zijne vele deugden telde- 'Orer het algemeen zwaaien de overige hoofd- anen der pers den heer Van Bosse lof toe. ten wij dus het een en ander aan die, volgens deo heer Van Lijnden van Sandenburg belang rijke en welsprekende rede ontleenen; eene rede la moeilijker als tnen in aanmerking neeint de «arme verdediging die reeds de heer De Waal Toor de Preanger-hervorming heeft gevoerd. ■De Minister stelde voorop dat de mededeelin- geo die plichtshalve zouden volgen en den indruk Schetsen, dien de schorsing in Indië heeft teweeg gebracht, Tolstrekt moesten beschouwd worden als ontdaan van eiken schijn van pressie of inti midatie op de leden der Kamer. ^ÊZóo veel dat hij zou meenen de achting der Ksmer te verbeuren, als hij, optredende als Mi nister van Koloniën, teruggedeinsd zou zijn om de verantwoordelijkheid te dragen van een maat- I regel, die niet mocht uitgesteld worden. hr was door de Indische regeering zij 't voor barig, een belofte aan de bevolking gedaan na mens den Koning. Mocht nu tengevolge van het ipcideut, een nieuw optredend minister den schijn aannemen, alsof hij aan die belofte geen uitvoe- Ong wilde geven? I Mocht hij den schijn aannemen, alsof hij zijne Verantwoordelijkheid gedekt achtte door het vo tum der Eerste Kamer? Neen, hij moest handelen eri blijk geven dat iet opperbestuur niet van gedachte was veran- |erd omtrent de noodzakelijkheid van den maat hei in het belang der bevolking. De zaak heeft wel degelijk een onderwerp au behandeling in den ministerraad uitgemaakt, ■Mdat alle verkeerde onderstellingen deswege 'ugegrond ziju, en waar men gemeend heeft te oeten zeggen dat deze maatregel aan niets an- ers was toe te schrijven, dan aan het drijven au jeugdige ambtenaren, die belang bij bevor dering hadden, vroeg de minister, of het aanging n de Katner te veronderstellen dat de Gouver- eur Generaal, dat de geheele raad van Iudië, at de hooggeachte ambtenaar aan het hoofd der reanger, dat eindelijk de vorige minister, dat 'e allen blinde werktuigen zouden ziju geweest u de handen van eenige ambtenaren, die bevor- ering beoogen? Maar nu was de beurt aan hen die beweerden at de vrees over den nadeeligen indruk der «horsing ongegrond was, en men gerust de iu- noering der hervorming kon uitstellen. De Mi nister zou die indruk beschrijven uit een aantal officieele rapporten. In de eerste plaats had hij voor zich een brief ^an den Gouverneur-Generaal. Deze schrijft dat wel niet bevreesd is voor verzet of geweld, hij maar in gemoede verplicht is ter kennis van het opper bestuur te brengen, dat de schorting onder de bevolking en de hoofden eene groote mate van ontevredenheid heeft veroorzaakt. Reeds dit zou dunkt ons genoeg ziju om met de hervorming niet langer te dralen. Maar de Minister heeft nog meer documenten, n. 1. verscheidene brieven van Inlanders aan de Regeering in Indië gericht en ook eene nota van den resident van de Preanger. De Inlandsche brief is van een hooggeplaatst Javaan, een brief die vergunt levens een blik te werpen op de ontwikkeling der hoogere Java nen, tegenover de beweringen der conservatieven, die er bij zweren dat de Javanen voor geen ont wikkeling vatbaar zijn. Deze verbaalt de schor sing men lette wel op het eerst uit de Bataviasche dagbladen, die hij las, te hebben ver nomen en vraagt dan„moet nu de zaak weer niet doorgaan? Het schijnt dat de Eerste en Tweede Kamer te veel aan theoriën hechten." De briefschrijver wijst er verder op, dat het aantal knoeierijen en misbruiken nu zullen blij ven voortduren en zegt dat bij de intrekking ten ernstigste betreurt in het belang der bevolking. Let wel, laat de Minister hierop volgen, dat is eeu inlander, wiens belang zou inede medebren- gen den tegenwoordigen toestand te bestendigen. Van meer belang was een brief van een hoofd der bevolking, die aan een Javaansch priester schrijft. De inhoud is, dat de schorsing hem bui tengewoon te leur gesteld heeft en hij begrijpt niet hoe de Javabode kan zeggen, dat de Eerste Kamer de maatregelen alleen oin de kosten ver worpen heeft. In een ander stuk komt voor: De bevolking verlangt naar verlichting vau den arbeid eu ver hooging van den koffieprijs. Nu zal er integendeel meerdere druk blijven bestaan. Schr. vreest voor overlevering der bevolking aan de willekeur der hoofden. Moeten wij dan, zoo volgt er, knechten blijven? Wij hadden er zoo vast op gerekend, dat er verbetering iu onzen toestand zou aangebracht worden. De schr. zeide ten slotte: het is alsof men ons een hord rijst voorzet, en als wij het willen eten, het ons voor den neus wegneemt. Het stuk echter, waar de Minister het meeste aan hecht, is het stuk van den achtenswaardigen resident, die niet verdacht wordt van tot de radi calen te behooren. Hij beschrijft den slechten indruk, dien het vertrek van den heer Van Rees bij de regenten achtergelaten heeft. Hij acht zich zedelijk verplicht aan den Gouverneur-Generaal mede te deelen dat de mare der afstemming van de begrooting een aller ongunstigen indruk op de gemoederen van regenten, hoofden en bevolking gemaakt heeft. Zij maken allerlei gissingen, waar door ons prestige grootelijks schade lijdt en de hoofden zeer ontstemd zijn. De bevolking vleide zich met 1 Januari van vele drukkende heeren- diensten verschoond te worden. Het spreekt van zelve, dat de bevolking van de afstemming der be grooting door de Eerste Kamer geen het minste be grip heeft. Waar jaren lang op verhooging der koffie prijzen gehoopt wordt en nu op het punt staat dat die koop verwezenlijkt zal worden, wordt de maat regel geschorst. De resident vreest, dat de verstand houding tusschen de bevolking en de hoofden minder goed zal worden. Het prestige van ons gezag staat zeer geknakt en het oogenblik zou kunnen geboren worden, dat wij de hoofden tegen de bevolking in bescher ming zouden moeten nemen, omdat de bevolking gelooft aan den invloed der hooiden op de schor sing. Hel was vooral na dezen brief, dut de Minister meende niet te mogen aarzelen, en de heer Insinger nu wel zou begrijpen, dat hij niet te voorbarig is ge weest. Het langer onbeslist laten, zou licht tot nieuwe agitatie kunnen aanleiding geven en bet is noodig dat de gemoederen gerust gesteld worden. Ons bestek laat niet toe de rede van den Mi nister in haar geheel weer te geven, zoodat we de bijzondere punten, welke hij nadezealge- meene beschouwingen behandelde, slechts hier en daar zullen aanstippen. De Minister meende dan o. a. te moeten opko men tegen de bewering, dat er gelijkheid van toestanden zou bestaan tusschen regenten in de Preanger en den sultan van Solo en Djoko. Onze vei houding tegenover die vorsten is geheel anders. Met dezen zijn overeenkomsten gesloten, die ge trouw moeten worden nagekomen. Het hoofdpunt der onderwerpelijke quaestie is de toestand der Preanger-bevolking. Men zegt: de Preanger is niet ongelukkighet gewest is welvarend. Waarom dan die verandering? De Minister zal dit straks doen zien, als hij het argument van den heer Hasselman bespro ken heeft, die een en ander toeschrijft aan den invloed van het jongs geslacht. Een invloed waartegen die spr. verzet wenscht. De Minister wees in tegenoverstelling op het groote belang dat Indië heeft bij den ijverende sympathie van het jonge geslacht en meent, dat het beter is zich aan te sluiten aan de aspiratiën van het jonge geslacht, dan steeds in een cirkel rond te draaien en een politiek van stabiliteit te prediken. De Minister heeft veel eerbied voor de uitge breide kennis en de ervaring van den spreker, inaar zegt dat zijne conclusie lijnrecht in strijd is met die van alle ambtenaren en autoriteiten, gelijk hij in het begin zijner rede heeft mede gedeeld. Voorzeker, er bestaat in den Preanger geen toestand van naamlooze ellende, en het ziet er in den Preanger zeer gunstig uit, wanneer men slechts let op de verhalen van toeristen, die mede- deelen wat zij zien; maar ook hiergeldt wat men ziet en niet ziet. Men ziet niet de strafoefening op de in landsche bevolking door de Preanger-dorpshoofden, waarvan de Minister een staaltje bijbrengt, vol komen gelijkstaande met de voormalige Suri- naamsche strafoefening. Men ziet niet de schan delijke immoraliteiten in den Preanger, die het gevolg zijn van dagenlange samenwerking tus schen mannen en vrouwen in luchtig gewaad, die gemeenschappelijk nachten lang met elkan der vertoeven. Men ziet niet de lage kofiieloonen zonder eenig recht of rede uitbetaald. Men ziet niet den last der heeredienstplichtigheid. Alleen voor de heeredienst aan de hoofden zijn 20,000 huisgezinnen heeredienstplichtig. De Minister deelt ook hier een getuigenis mede, nl. een Javaan die schrijft: „Wisten de Staten-Generaal het maar, hoe liet er in waarheid in den Preanger uitziet." Hieraan inoet de Minister nog eene andere op merking vastknoopen. Ook op Java bestaat er evenals in Nederland eene aristocratie tegenover eene democratie. En nu gebeurd het wel eens, dat de democratie rechten doet gelden. Het ge beurd wel eens, dat het hoofd van het dorp zich meester maakt van gronden, die lieni niet toe behoorden, en dat de bevolking dan naar den resident trok en de gronden terugeischte. De resi dent meende aan geene eischen te moeten toege ven, maar liever de grieven te onderzoeken. Hij onderzocht ze en stelde de hoofden volkomen in het gelijk. De bevolking in Indië, wanneer zij door verkeerde raadgeving wordt opgewekt is gejaagd, ontziet geen gevaar en volgt haar eigen leiders. De minister behandelt het punt der uit voering nog in dit jaar. Als de verordening in April wordt afgekondigd, dan heeft de maatregel geen overwegend bezwaar. In de tweede helft van de maand April begint de rijstoogst in den Rreanger terwijl ook dan de koffie geplukt wordt, die eerst in Mei in de pakhuizen wordt inge bracht. Alles kan dus ordelijk en regelmatig af- loopen. Er is gesproken zegt de Minister in den ver deren loop der rede, van de oppositie der gees telijkheid. De Minister antwoordt, dat hij zich daarover niet kon uitlaten wegens de weinige betrekking, die er tusschen de regeering en de Inlandsche geestelijkheid bestaat. Uit een rapport is hem echter het tegendeel gebleken. En wan neer de inlandsche bevolking zelve zich bij den maatregel gebaat acht en de regenten over de schorsing teleurgesteld zijn, dan meent hij dat de geestelijkheid zich niet verzetten zal. De Minister komt tot eenige financiëele bedenkingen en doet daarbij uitkomen dat de maatregel tot geene vermindering van inkomsten zal aanleiding geven en dat de vermeerdering van het plantloon sedert lang is toegezegd. Wat ten slotte de opmerking van den heer Van Wassenaar van Catwijck onze afgevaardigde be treft, die wel geneigd zou ziju de bevolking te getnoet te komen, mits zij maar werd geleid tot beschaving eu christendom, wat dat betreft weet de minister niet of die heer sprak als leider der partij, waartoe hij zich rekent, maar dit moet de de minister toch zeggen dat, als wij spreken van uitbreiding van het Christendom op Java, men dan het allereerst moet denken aan het geven van een goed voorbeeld, en dat als wij het Christendom willen aanprijzen, wij dan allereerst ons werk moeten maken om de voorschriften dier Godsdienst in praktijk te brengen, en vooral om het eerste begrip der^Christelijke moraal: „doe aan uw naaste wat gij voor u zeiven wenscht" in toepassing te brengen eu den Javaan een beter begrip van liefde tot den naasten te geven. In allen gevalle, ten betooge dat die denkbeelden kunnen samengaan met eene milde staatkunde wijst hij op de gedragslijn vun de heeren Mackay en Elout in koloniale zaken. Ten slotte zegt de de minister dat deze maatregel is een herstel van een sedert lang bestaand onrecht. Noch da heer Van Lijnden van Sandenburg, noch de heeren Nierstrasz, Zinnicq Bergtnanu en De Casenibroot hadden uit 's ministers rede de overtuiging geput, dat zij van hunne vroegere zienswijzen konden afwijken, hoeveel blijk daarin ook gelegen was, dat de minister zich op de hoogte der koloniale zaken heeft weten te stellen. Alleen de heer Van der Hucht trad nog giste ren als warm verdediger van de hervorming op. Ook hij, de conservatieve al'gev. uit Haarlem, wien uien toch niet van radicalisme op koloniaal gebied kan verdenken, toont aan uit brieven, niet Tan ambtenaren, die naar beweert wordt, belang bij de reorganisatie hebben, dat er eene vreesselijke spanning over het al of niet door gaan der reorganisatie heerscht. Zal die weldaad, zoo vraagt de schrijver, aan de bevolking nog langer worden onthouden en zal hij nog langer ten prooi aan de willekeur der hoofden blijven? De brief zegt de afgev. is van iemand, die zeer bekend is met de toestanden in de Preanger. Hij bezit er nog meer van invloedrijke inland sche hoofden, in de landtaal geschreven, en die hij aan den heer Hasselman, die zooveel in de Preanger gereisd heeft, ter vertaling aanbeveelt. De persoonlijke quaestie over de „apenliefde voor den Javaan" eu over een debat dal meer de malro- zenkooi dan een parlementair debat ademt," door den lachwekkenden en polsierlijken afgevaardigde uit 's-Hertogenbcscb opgeworpen, gaan wij voorbij met de opmerking dat de lieer Zinnicq Bergmann de Kamer weder hartelijk heeft doen lachen, en dat de heer Fransen van de Putte in deze zit ting beter handelde dan eergisteren door den „volkispreker" onbeantwoord te laten. De discussie liep al weder niet af, zoodat de voortzetting op heden werd bepaald. Uit het verslag van de laatst gehouden bijeen komst der „Volksvoorlezingen" dat in ons num mer vaD 11. Woensdag voorkomt, zullen onze lezers hebben vernomen dat de rei dier bijeenkomsten voor dit seizoen door eene tooneelvoorstelling in den schouwburg zal worden besloten. Naar wij vernemen heeft de commissie voor die gelegenheid geëngageerd het tooneelgezelschap onder directie van den heer Henri Morriën, dat in zijnen directeur zelf, den heer Wijnstok, Mevr. Sablairolles en andere hoogst verdienstelijke ele menten bevat en, den geheelen winter door, ie Amsterdam met het meeste succes is werkzaam geweest. De voorstelling zal plaat» hebben op Zaterdag 1 April 's avonds te halfacht en bestaan iu de op voering van zoodanige stukken ais waartoe de krachten van dit gezelschap zieh bijzonder leenen. Evenals vroeger zijn baignoires, parterre en gaanderijen bestemd voor de ontvangst der ge wone bezoekers van de volksvoorlezingen en zal de opbrengst der loges, waarvoor de loegangkaar- ten a 99 cents verkrijgbaar worden gesteld, moe ten dienen om te voorzien iu een deel der vrij belangrijke kosten. De leden van het „Nul", wien de inteekenlijst het eerst wordt aangeboden, zullen ongetwijfeld ook nu weder het bewijs geven dat de commissie nooit te vergeefs op hunnen steun rekent; zij kunnen zich bovendien verzekerd houden dat hun, in ruil daarvoor, een recht genoegelijken avond te wachten staat. Burgemeester en Wethouders alhier, doen Ie weten, dat de lijsten der personen, die lot liet verkiezen van leden der Tweede Kamer van de van de Staten-Generaal, der Provinciale Staten en van den Gemeenteraad bevoegd zijn, op heden vastgesteld en gedurende de eerstkomende veer tien dagen voor een ieder ter lezing nedergelegd zijn op de plaatselijke Secretarie, terwijl een exemplaar van ieder is aangeplakt op de kleine Pers van het Raadhuis. Bij de overweging in de afdeelingen der Tweede Kamer van de vraag, of het voorstel van den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1