Zaterdag
A°. 1871
11 Maart.
EEN GEMEENTEBELANG.
7
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
DE FAMIL1E-JUWEELEN.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden
Franco per post
Afzonderlijke Noramers
3.00.
3.85.
0.05.
l)eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJ» 13KR ADVERTKNTIKN
Voor iederen regel
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
0.15.
aai»
Geho
Eei
et licht der publiciteit heeft thang genoeg
de plannen der verbouwing van de Stads
loorzaal beschenen om een oordeel, een onbe-
gen oordeel daarover te vellen.
;eoe nauwkeurige waarneming van hetgeen
ten deze is voorgekomen, ontdaan van groen en
bloenipjes maar ook van distels en doornen, leidt
er-toe dat men de zaak zuiver aldus kan be
schouwen
Er is te Leiden dringende behoefte aan een
ruim en doelmatig gebouw voor openbare bijeen
komsten, die door het steeds meer en meer wor-
tia)ischieten van de welige zaden, welke kunsten
en weteuscbappen, kortom beschaving eD verlich
ting uitstrooien, onmisbare bestanddeelen zijn in
het maatschappelijk leven.
Er beslaan te Leiden lokaliteiten, het brandpunt
der wetenschap, niet alleen onwaardig, maarzoo
bellrompen en ondoelmatig gebouwd, dat volgens
deskundigen de gezondheidstoestand der ingeze
tenen, eeu der eerste zorgen van de autoriteit,
mede gemoeid is.
tot voorziening in deze erkende behoefte
t^eraken, is lange strijd noodig geweest.
'e gedachten zijn tot rijpheid gekomen, en
men weel: du choc des opinions jaillit la vérité.
len heeft ingezien, dat het hoe langer hoe
:er gevoeld gemis aan behoorlijke lokaliteit de
ordering van kunsten en wetenschappen, de
verspreiding van iutellectueele en zedelijke ont
wikkeling in ruimer kring belemmert,
fclen heeft beproefd door vrijwillige krachten
dien dam weg te ruimen.
Rlen stuitte op zeer groote bezwaren, meer
van plaatselijken dan van finantieelen aard.
"Be moeilijkheid was grootendeels gelegen in i
hef vinden van terrein.
Be particuliere krachten schoten dus te kort
om een gebouw van algemeen nut" te stichten;
niet van „genot." Musis Sacrum is het spre
ad bewijs.
gemeente nu bezit een groot terrein, waarop
een allerellendigst gebouw staat, waarmede men
zich moet behelpen.
Het gemeentebestuur, dat de gemeente moet
steunen in haar streven naar welvaart, waar
mede aanmoediging van kunst en wetenschap in
zoo nauw verband staat en dat de overtuiging heeft
verkregen dat vrije krachten zijn te kort ge
schoten om in erkende behoeften te voorzien, is
op advies der commissie van fabricage recht
streeks opgetreden om de uitvoering van het
werk van algemeen nut op zich te nemenniet
om éen bijzonder belang te begunstigen, uiaar
de vereeniging van bijzondere belangen, het al
gemeen belang.
De commissie van financiën hecht hare goed
keuring aan de som die voor dit doel wordt
aangevraagd.
Alioo hebben alle takken in wier handen het
gemeentebeheer is, wat den aard van dit on
derwerp betreft, geoordeeld dat de zaak van
wege de gemeente kan worden uitgevoerd.
Uit den boezem der burgerij zijn krachtige
bewijzen van adhaesie gegeven aan dit voorstel.
Men kome dus tot de slotsom dat het hier be
treft een gemeentebelang bij uitnemendheid. Een
gemeentebelang dat dringend voorziening vordert,
mag met het geld der gemeente worden betaald.
En mogen die gelden strikt genomen uitgaven
van weelde zijn, dan is het hier eene geoorloofde
weelde in den uitgebreidsten zin.
Maar de gemeente legt bet zoo zuinig mogelijk
aan. Wij hebben gezien, dat het een groot ter
rein bezit, waarop een allerellendigst gebouw staat.
Dit gebouw nu wordt omvergeworpen om er
een voor in de plaats op te trekken, dat aan de
dringende behoefte voldoet.
Met 15,000 is alles gevonden, want ook wij
vatten dit zoo op als de ünantieele commissie.
Er moeten geen ditjes of datjes meer bijkomen.
Orde en regelmaat moeten geen ijdele klan
ken zijn.
Die f 15,000 aan buitengewoue uitgaven, kun
nen niet met dadelijk beschikbare middelen ge
dekt worden. Ware het tegendeel waar, men
zou niet nooaeloos een wissel op de toekomst
getrokken hebben.
Het gemeentebestuur stelt dus voor, eene lee
ning aan te gaan, met jaarlijksche aflossing van
f 1000, dus in het ongunstige geval is de schuld
Da 15 jaren gedelgd.
De belasting wordt hierdoor waarschijnlijk in
de eerstvolgende jaren met f 1000 verhoogd, plus
de renten van het kapitaal.
De burgerij zal onder den druk van dien nieu
wen last niet wegkwijnen, maar dien gelijk in zulk
een geval ieder goed staatsburger betaamt, gaarne
dragen.
Wij hebben overigens hier niet te doen met
eene uitgave, waarvan slechts een gedeelte der
belastingschuldigen het genot en allen de lasten
moeten dragen.
Alle belastingschuldigen zullen in het genot van
de uitgaven deelen, zoo niet direct dan indirect,
door het meerdere vertier, dat, we twijfelen er
geen oogenbtik aan, Leidens deel zal worden.
Het nageslacht wordt noch noodcloos noch roeke
loos bezwaard met de nalatenschap van het heden.
Het nageslacht, altijd opgevat in de beperkte
beteekenis van 15 jaren, trekt er evenzeer nut
van als wij; maar bovendien de Staathuishoud
kunde heeft hierbij meer het oog op groole, noo-
delooze en roekelooze uitgaven en meer speciaal
op die waarbij sterk geanticipeerd wordt op de
inkomsten van latere jaren, zooals de loterij- en
premieleeniugen.
Maar er is nog iets. Ofschoon wij geheel het
stelsel van de finantieele commissie zijn toegedaan,
dat de gemeente niet moet ontaarden in eene on
derneemster van publieke vermakelijkheden of van
particuliere industrie, en er zeer voor zouden zijn
dat het gebouw in handen der particuliere indus
trie overging, moeten we toch opmerken dat in
ieder geval het gebouw 's jaarlijks zóóvele inkom
sten zal afwerpen, dat behalve de voorziening in
de kosten van onderhoud, hetzij rente betaald,
betzij kapitaal kan worden afgelost.
Eigen exploitatie ter zijde stellende, kan de
gemeente bet gebouw tegen eene zekere som
verpachten en tot waarborg van de burgerij den
pachter aan een tarief van te beffen retributiën
binden.
Als dit, behalve onze andere argumenten, vast
staat en wij het rekenen van de commissie van
fabricage op eene niet onbeduidende jaarlijksche
inkomst, lateu voor hetgeen het is, worden dan
„onze nazaten aan banden gelegd door onze
schulden?"
Rondweg eu met volle overtuiging zeggen wij
neen. Die zoo redeneert, doet het ongerijmd en
j ondoordacht.
Hij rukt de zaak uit liaar verband, en gaat dan
redeneeringen bouwen op eene abstracte theorie
t
zonder rekening met den bestaanden toestand
te houden vervalt daardoor in dwalingen en komt
tot eene conclusie, die geheel op zich zelve staat
en ongemotiveerd is.
Zoo handelde uu de inzender A. in de Leidsche
Courant en we verwachten ook dat de minderheid
der finantieele commissie morgen met deze argu
mentatie zal voor den dag komen.
Wij zijn overtuigd dat de Raad die argumenten
op hunne juiste waarde zal weten te schatten,
door er geen bezwaar in te zien om het voorstel
van het gemeentebestuur goed te keuren, tenzij
het mocht blijken dat er eene andere wijze van
dekking dan eene geldleening, die voordeeliger
is, worde gevonden.
In beide gevallen echter komt de zaak tot stand
en verwachten we niet veel van de vernietiging
van bet raadsbesluit door Gedeputeerde Staten.
Ware dit bet geval, zij zonden handelen legenden
geest van art. Ml der Grondwet, waarvan art. 194
der Gemeentewet uitvloeisel is. De Grondwet wil,
dat het vermogen der gemeente tegen misbruik,
verzuim of roekeloosheid van haar bestuur be
schermd worde, en vandaar dat hooger toezicht,
evenals op de handelingen van den voogd van
een minderjarige, op die handelingen van het
gemeentebestuur is voorgeschreven, waardoor de
gemeente soms voor eene lange toekomst verbon
den wordt of hare belangen worden verwaarloosd.
Durft A. vol te houden dat dit hier het geval
is? Zoo ja, dan zouden we wel wenschen dat
bet gemeentebestuur de belangen van Leiden
steeds zoo verwaarloosde als door deze handeling.
Dan zouden er vrij wat minder ingezetenen met
grieven zijn en zou het vrij wat minder moeite
en inspanning kosten om in het goede spoor te
blijven.
Lelden, 10 Staart.
Wij zijn in de gelegenheid gesteld publiciteit
te geven uan de volgende stukken, betrekkelijk
hel Nederlandsch Opvoedingshuis," gevestigd te Was
senaar:
als 1°. eene circulaire van de commissarissen
van dit gesticht, dd. 22 Feb. II. aan de leden,
van den volgenden inhoud
„Wij wenschen U als onze meeuing te kennen
te geven, dat de vorm van Vereeniging niet langer
uoodig is tot instandhouding van het te Wasse
naar gevestigd Opvoedingshuis.
Het feit, dat nog nimmer een der Leden op
de Algemeene Vergaderingen, sedert Maart 1866
gehouden, is verschenen, doet ons onderstellen
dat ons gevoelen door de meerderheid der Leden
gedeeld wordt. Van die Leden, die het krachtigst
medewerkten tot oprichting der school, hebben
wij reeds vernomen dat zij geheel van onze
meening zijn.
Dit heeft ons, in overleg en geheele overeen
stemming met de Bestuurderesse, Mevrouw Elise
Vau Calcar, tot het besluit gebracht aau de Le
den het voorstel te doen, om de Vereeniging te
ontbinden, en het Opvoedingshuis inet al zijn
baten eu lasten over te dragen aau Mevrouw
Van Calcar.
Het spreekt van zelf, dat hiermede het ophou-
(Novelle naar het Hoogduitsoh).
Vervolg.)
Dat hij zijne geheele familie heeft verloren,
ik in het geheel niet gehoord, daar ik mij
'oit om hem heb bekommerd, want hij was
inensch zonder gevoel, zonder verbeelding,
'ader hart. Nu heeft hij zich echter over ons
kouimerd, heeft gehoord van uwe liefde voor
■n Christen, en wil ons zijn vermogen slechts
laten als ik het verhinder dat gij laat doo-
a; Rosalie, dat ik met mijn hart vol vaderlijke
jefde onder uwe afdwaling des harten zou lijden,
dat is hardZijt gij u zelve iets schuldig, mij
li' ge het ook, en wanneer gemeene, lage men-
hen u van hebzucht verdenken, zoo zullen daar
tegen andere, u we gehoorzaamheid prijzen en de
('aderlijke liefde, die uwen vader gered hebben."
Gered," riep zij verwonderd, „staat het dan
slecht met u, papa?"
„Rosalie, waart gij niet mijn kind, waart gij
niet zoo schoon als gij naief zijt, dan zoudt gij
mij boos maken," riep de heer Radauer. „Hoe
kan het slecht staaD met een man, die 700.000
thaler bezit; als ik echter een millioen, of toch
een halve, er bij kan verdienen en ik doe het
niet, zoo is dat een malheur, en als gij het mal
heur verhindert, zoo hebt gij mij gered."
„En heb het met mijne liefde betaald," viel zij
hem in de rede.
„Wie spreekt van betalen," ijverde hij, „verlang
ik uwe liefde, of verlang ik, dat gij veeleer het
voorwerp daarvan verwisselt? Ik bid u, mijn
kind, verhef u boven die kleingeestige idees; denk
aan Chatarina de tweede, aan de Pompadour,
aan de koningin Elizabeth, aan al de groote
vrouwen, zoo als zij ons op het tooneel door de
voornaamste actrices worden voorgesteldhebben
zij hun hart aaD een enkelen gehangen? Zij heb-
beD het niet zeg ik u, en gij behoeft het ook
niet te doen. Meent gij, dat ik zou willen dat gij
u verslimmerde, als gij voor eene halve millioen
meer aanspraak kunt maken? Gij hebt een baron
gehad, en zult er weer eeu krijgen, daarvoor sta
ik u in, zie Montecaldo slechts aan, wat ont
breekt hem, wat
„Weet gij zoo zeker, dat hij mij hebben wil t"
vroeg zij hem.
i „God, wat is zij onschuldig," zeide hij, terwijl
hij haar aanzag en over haar haar streek; zij is
verrukkelijk die onschuld, bij God, en zal Monte
caldo bevallen. „Nu, ik, Rosalie, ik uw vader zeg
u, dat hij u bemint."
„Zij wierp trotsch en gevleid het hoofd in den
nek. „Meent ge dat," vroeg zij, „maar er zijn er
twee noodig."
„Dat weet ik, kind, maar gij zult verstandig
zijn. Een halve millioen zijn 1,875,000 franken,
daarvoor kan men in Parijs nog al iets doen. Wat
hebt gij met Felix te verwachten? Aan het hof
brengt hij u niet, vermogen heeft hij Diet, en als
het waar is, dat de oude chevalier op eene andere
wijze over zijn geld heeft beschikt, dan zijt gij
geheel en al op mijne kas aangewezen. Denk
nu eens aan Montecaldo, lieveling aan het hof
des keizers, eene halve millioen krijgt gij in goede
papieren, de andere helft en 700.000 thalers hebt
gij te wachten, hoe kunt ge dan leven! Waarom
zoudt gij geen toegang hebben aan bet hof en in
de voornaamste kringen der aristocratie, evenals
de Foulds en de Rothschilds. Diainantsen kanten
kunt gij hebben, zoo als ze slechts in de Tuileriën
te zien zijn; uwe equipage kan met de schoonste
in de Champs Elgseés wedijveren, en uw huis
wordt de rersamelplaats der beroemdste generaals,
ministers en kunstenaars. Gij zijt de kroon va n
dat alles; eene schoone, geestvolle, voorname
1 dame, die zij allen Montecaldo benijden."
I Zij wiegde nadenkend met het hoofd; „en
Felix?" vroeg zij met een opwelling van waar
gevoel, „zal hij mijn verlies verkroppen? Hij
heeft mij niet om mijn geld gekozen, hij zou zich
door die millioen niet laten verblinden."
„Juist daarom, omdat hij het geld niet weet te
waardeeren, zal ik geen dwaas zijn om een mil
lioen doop-kosten te betalen voor u," riep Ra
dauer uit. „Wat, zou ik dat geld wegwerpen voor
een adelbrief, die ik voor niets kan hebbeD, en
voor een geloof, waar het onze nog ve«l beter
is. Bemint Montecaldo u niet om u zelfs wil,
bracht het hem iets op, dat hij hopeloos naar u
smachtte? Verblinden liet hij zich ook niet, hij is
zeer gehecht aan het geloof zijner vaderen, eu
zou u met al uw geld niet nemen, als gij gedoopt
waart."
„Ja, daar hebt gij gelijk in, papa," zeide zij
toestemmend, „liet is eea man in den waren zin
des woords, hij is een streng geloovig Israëliet
geweest eer er aan de erfenis gedacht werd, en
heeft het dikwijls betreurt, dat ik het ook niet
was. Daarom zou ik ook niet gaarne willen, dat
hij geloofde, dat het geld mij van het nieuwe
geloof en den geliefden scheidt, terwijl het slechts
kinderlijke liefde is. (Wordt Vermijd)