w ij fel geenszins aan de kracht mijns lands. Neen, t twijfel Diet aan Frankrijks kracht; en even- nin twijfelt de vijand daaraan. Het verdrag zelf |raa«t overal blijken van de beduchtheid die frankrijk hem inboezemt; en wanneer hij van i een groot deel uwer schatten vraagt, dan doet lij liet in den hoop van u te verzwakken. Ja, iet hooge cijfer zelf der krijgsschatting bewijst ijne beduchtheid, Aan Frankrijk twijfel ik dus niet. De gedachte ran de kracht onzes lands is mijn troost onder mze smart. Ja, ik heb geloof aan zijne toekomst, joch ouder éen beding, namelijk dat wij einde lijk gezond verstand zullen hebben, dat wij ons niet meer met woorden paaien, dat wij zaken onder de woorden verlangen, en dat wij niet alleen gezond verstand hebben maar gezond ver stand met moed. Ik twijfel dus geenszins aan Frankrijks kracht; inaar ik twijfel aan zijne tegenwoordige organi satie. Zijne militaire organisatie is gebroken van daar zijne zwakheid. Waardoor is die organisatie gebroken? Ik zal het u zeggen. Toen men in Juli 1870 de dwaas heid had den oorlog te verklaren, heb ik dadelijk vezegd dat Frankrijk niet gereed was. Men had infanterie-regimenten van 1S00 a 1400 man effec tive sterkte; en hoe kon men daarvan binnen eene week marschvaardige regimenten van 8000 man maken? Dat was onmogelijk. Toen heeft men, om de vereischte getalsterkte te krijgen, twee regimenten te velde moeten zenden in plaats van éen; met andere woorden: men heeft kaders ichier zonder soldaten moeten uitzenden. Men leeft den oorlog aangevangen met ledige kaders. En wat is het gevolg geweest? Van de 120 regi menten zijn er 116 te Sédan en te Metz krijgs- 'evangen geworden. Toen moest de oorlog worden voortgezet zonder kaders, zonder officieren, met ioldaten vol dapperheid; hunne dapperheid is door den vijand zeiven erkend. Doch soldaten zonder organisatie, zonder officieren, mogen dap per zijn legers uitmaken kunnen zij niet. Legers laten zich niet uit de mouw schudden. Zelfs de Fransche revolutie in het laatst der vorige eeuw 8 niet geslaagd in het scheppen van legers door improvisatie. Het is dan ook geenszins Frankrijks zwakheid die ik hier als bewijsgrond kom aanvoeren. Ik zou liever sterven dan de zwakheid onzes lands tot grond van mijn pleidooi maken. Ik wil de hoop behouden; zonder hoop zou ik niet kunnen leven. Ik wil u enkel zeggen dat onze organisatie gebroken, gesloopt is, en dat zij zich niet binnen eenige dagen herstellen laat. Zijn er lieden van het vak die anders denken, dan moeten zij het op dit spreekgestoelte zeggenik zal hun ant woord geven. In vroegere tijden was Frankrijk telkens in staat geweest om éen, twee, drie legers te velde te zenden; het was daartoe thans buiten staat, omdat de oorlog zich niet zonder kaders laat voeren en omdat er geene kaders meer in Frank rijk waren. Boeren, burgers, hoe moedig ook, zijn geene soldaten, zoolang zij het krijgsmans- bedrijf niet hebben geleerd. Dit bewijzen ook onze jongste rampen. Faidherbe, Chanzy, Bour- baki waren dappere en bekwame veldoversten en toch, wat hebben zij uitgericht? Indien nu iemand in zulk eenen staat van za. ken zeide, dat wij aan een regelmatig leger van 500,000 man wederstand kunnen bieden, dan zou ik hem antwoordenNeen, dat kunnen wij niet. Gij zoudt Frankrijk aan verwoesting prijs geven gij zoudt het arm makengij zoudt zijne laatste hulpbronnen doen verdwijnengij zoudt het be- rooven van de middelen om te geraken tot die toekomst, welke gij voor hetzelve wenscht, en het vooruitzicht waarop thans voor mij de eenige troost is. Ja, mijne heeren, gij wenscht voor het vader land een beter lot in de toekomst. Maar zal die wensch worden vervuld, dan moet gij de waar heid kennen: dan moet gij den moed hebben om de waarheid aan u zeiven te zeggen en om ze aan te nemen. Dan alleen zult gij eene ernstige degelijke natie zijn, en zult gij een beter lot ver dienen doch zoolang gij u met woorden, met grootspraak paait, zoolang ik zeg dit zonder aarzelen zult gij niet als ernstige, degelijke lieden worden beschouwd, en zult gij dit on waardig zijn. Zóo heb ik, met de taak van onderhandelaar belast zijnde, u bij den vijand voorgesteldik heb hem de waarheid gezegd. Ik heb mij niet bediend van logentaal, die nooit laDg iemand in dwaling kan houden, vooral niet eene zoo schran dere regeering als die waarmede wij te doen hadden. Ik heb die aan de toekomst ontleende bedenkingen doen gelden; ik heb gewezen op den onverzoenlijken haat welke in het hart eeDer groote natie zou opgewekt worden. Doch, mijne heeren, ook dit moet ik zeggen: de overwinnaar is niet altijd veel verstandiger dan de geslagene. De waarheid vindt moeielijk ingang; dat onder vind ik dag op dag met hartzeer; ja, het is moeielijk aan de natiën de waarheid aan het verstand te brengen! Doch ik zal thans, iD mijne laatste levensdagen, niet van gedrag veranderen. Ik zal doen wat ik kan om mijn land de gansche waarheid te doen begrijpen. Nu zes maanden geleden wilde men de waarheid niet van mij hooren; dit is mij ook later wedervaren. Doch ik word niet moedeloos. Indien ook gij nu het oor voor de waarheid sluit, dan zou het mij voor mijD vaderland innig leed doen; doch voor mij zeiven zou het mij wellicht verblijden dat ik niet geloofd werd, immers ik zou dan ontheven zijn van den last dien gij mij hebt opgelegd. Mijne heeren, hoort de waarheid! Zoo gijniet weet waar de waarheid ligt, zoo gij weigert de waarheid te hooren en te gelooven, dan zult gij veel roemrijks van de toekomst onzer natie kun nen zeggen; maar het zal ijdele taal zijn. Dan bederft gij hare toekomst juist terwijl gij op haar boogt." Met deze woorden verliet de heer Thiers het. spreekgestoelte, terwijl zich in de vergadering levendige en langdurige toejuiching deed hooren. Engeland. Het miuisterie Gladstone heeft weder een lid verloren, den minister van marine Childers; deze is, evenals eenigen tijd geleden de minister Bright, door overmatige inspanning van den geest zoo ziek geworden, dat hij zijn ontslag heeft moeten nemen. De alzoo open gevallen plaats is weder vervuld, en wel door verplaatsingen onder de personen die reeds, in of buiten het kabinet, deel aan het bewind hadden. Het eenige opmerkelijke daarbij is de intreding van den heer Stansfeld in het kabinet, waarmede voldaan is aan eenen wensch van het radicale deel der liberale partij, hetwelk klaagde dat het na Bright's aftreding niet geuoegzaam in het kabinet vertegenwoordigd was. Ol' het ministerie daarmede aan wezenlijke sterkte heelt gewonnen, wordt zelfs onder zijoe vrienden betwijfeld; de heer Stansfeld staat door zijne openlijke beleden ingenomenheid met deu republikeinechen volksmenner Mazzini in kwaden reuk bij de conservatieven niet alleen maar ook bij vele gematigde liberalen; en zijne intreding in het kabinet grijpt juist plaats nadat het ministerie door zijn voorstel van enquête betrekkelijk de Iersche landstreek Westmeath eenen zwaren stoot heeft geleden, en terwijl het in de twee Huizen scherpe aanvallen heeft te verduren wegens zijne buitenlandsche staatkunde. Die staatkunde of, juister gezegd, hare uitkom sten voldoeD niet aan den algemeenen wensch. Men had gehoopt dat Engeland door zijne diplo matieke tusschenkomst zachte vredesvoorwaarden voor Frankrijk zou verwerven. De heer Gladstone had telkens door onbepaalde beloften voedsel aan die hoop gegeven en het Engelsche publiek gesterkt in de verwachting dat er door gezamen lijke tusschenkomst der onzijdigen ouder Eoge- lands leiding iets ten voordeele van Frankrijk uit te werken zou zijn. Doch un meent men uit eenige in den laatsten tijd openbaar geworden bescheiden te kunnen afleiden dat eene vaD de onzijdige mogendheden, Rusland, Pruisen in de hand werkte door Oostenrijks overhelling naar Frankrijks zijde in bedwang te houdeD, en daar entegen door Pruisen werd geholpen om zich van de drukkende bepalingen van het Parijsche vredesverdrag te ontslaanen zoo werd onder het publiek, gelijk in de dagbladen, het vermoeden gaande dat het Engelsche gouvernement zich door de staatkunde van Pruisen en Rusland had laten verschalken en hierdoor buiten staat was gesteld om iets voor Frankrijk uit te werken. Die ontevredenheid over de buitenlandsche staatkunde van liet ministerie Gladstone open baarde zich in het Hoogerhuis eergisteren door eene rede van lord Salisbury; in het Lagerhuis door de vraag van den heer Disraeli of het gou vernement kennis van de verstandhouding tus- schen het Pruisische en liet Russische gouverne ment had gedragen, alsmede door de vraag van den heer Dilke, of het de door Pruisen ten ge lieve van Rusland voorgeslagen conferentie over de zaak der Zwarte Zee wilde voortzetten. De aanmerkingen van lord Salisbury zijn door den minister van buitenlandsche zaken met eenige algemeene betuigingen beantwoord: op Disraeli's vraag heeft de heer Gladstone een ontkennend antwoord gegeven, en op de vraag van den heer Dilke heeft hij geweigerd te antwoorden. Of dat een en ander geschikt is om de ontevredenheid over de buitenlandsche staatkunde des kabinets te verminderen, zal nog moeten blijken. TELEGRAMMEN. Marseille, 7 Maart. Er heeft hier eene vrede lievende manifestatie van de zijde der doek-wer kers plaats gehad. Zij verzochten om vermindering van werkuren, of verhooging van loon. De pre fect heeft beloofd de zaak te onderzoekeu. Daarop zijn de werklieden uiteengegaan. Ferrlcres, 7 Maart. Officieel. De Keizer hield heden eene parade op het slagveld van Villiers. Het hoofdkwartier werd daarop naar Ferrières verlegd. Bordeaux, S Maart. Volgens de Girondc zal een gedeelte van het personeel van het departement van Buitenlandsche Zaken heden naar Parijs ver trekken. De vreemde gezanten, daaronder begre pen lord Lyons en de heer Olozaga, volgen Zaterdag. De Elzasser afgevaardigden Keiler, Grosjean, Tachard, Schuegans en Saglio hebben candidatu- ren in andere plaatsen aangenomen. Op dit oogenblik (halftwee) ii het besluit der afdeelingen omtrent de quaestie der verplaatsing van den zetel der Regeering nog onzeker. Generaal Barry is benoemd tot kommandant van het 16de korps. Men is bezig met de ontbinding der noorde lijke armee. Een gedeelte der in actieve dienst zijnde manschappen van het 22ste korps zijn naar Afrika en de mobiele gardes naar huis gezonden. Uit het dep. van den Moezel zijn twee com missarissen benoemd, om de belangen der ingeze tenen, bij verdere onderhandelingen met betrek king tot den vrede, te bevorderen. Rijsel, 8 Maart. Gisterenochtend is te Roubaix eene werkstaking ontstaan, die zich heden over al het werkvolk heeft uitgebreid, als gevolg van klachten over het geringe loon en opheffing van de ondersteuning, die gedurende den oorlog werd verleend. Ernstige ongeregeldheden hebben niet plaats gehad. De nationale garde en de linietroe pen staan gereed om ter handhaving van de orde naar Roubaix op te rukken. De runderpest is uitgebroken in de arrondisse menten van Douai en Rijsel. Munchen, 8 Maart. De uitslag van de verkie zingen voor den Rijksdag is, dat 29 liberale leden gekozen zijn en 17 oud-patriotten. Malnz, 8 Maart. De Maimer Zeilung zegt, dat j graaf Von Bismarck aldaar gisterennamiddag met i een extra-trein passeerde, om zich van Binger- j brück naar Frankfort te begeven. Berljjn, 8 Maart. De Prov. Corresp. zegt, dat na de terugkomst des Keizers een algemeene kerkelijke dankdag zal worden gehouden. Van eene officieele rouwbetooning, waarvan bij wijze van gerucht melding was gemaakt, is in de regee- ringskringen geen sprake geweest. Graaf Von Bis marck wordt binnenkort hier terug verwacht. De Rijksdag zal den 21sten dezer door den Keizer in persoon worden geopend. De regeering zal de manschappen der landweer zoo spoedig mogelijk naar huis zenden. De Kreuz-Zeilung bericht dat de Keizer eerst over acht dagen alhier zal terugkeeren. Dan zal hij beslissen over de inwijding van het wapen des Keizerrijks en over de viering van de behaalde overwinning. Al wat daaromtrent tot dusver werd bericht is ontijdig. Van da krooning des Keizers is voorshands in het geheel geen sprake, wèl van een groot militair feest, ter gelegenheid van den intocht der Pruisische troepen met deputatiën van de legerscharen van Beieren, Saksen, Wur- temberg, Baden en Hessen. Er zal ook eene gods dienstige feestviering plaats hebben, waarbij de gesneuvelden zullen worden herdacht. De National Zeilung zegt dat de Keizer den 16den alhier zal terugkeeren. Andere bladen melden dat de intocht der troepen eerst op 1 Mei zal plaats hebben. Bordeaux, 8 Maart. De regeering heeft giste ren een decreet uitgevaardigd, waarbij zij hare goedkeuriug schenkt aan de decreten, sedert Oct. jl. uitgevaardigd door de regeering der nationale verdediging, strekkende tot het formeeren van 7 marschregimenten, zooals die thans bestaan. Bij een ander besluit wordt de staf ontbonden van het armeekorps van Havre, van de armee der Vogezen, van Bretagne, en van de 25 armee korpsen, vereenigd in het departement van de Ain en in Savoye, zoomede van al de instructie- en strategische kampeu. Berlijn, 8 Maart. Het gemeentebestuur dezer stad heeft de gemeentebesturen van alle steden van 20.000 en meer inwoners uitgenoodigd, om gemeenschappelijk aan v. Bismarck en v. Moltke het eereburgerrecht te verleenen. Nog heden zal een voorstel iu dien geest aan den gemeenteraad worden ingediend en morgen in behandeling ge nomen. Parijs, 8 Maart (des middags). In den staat van zaken te Montmartre en Belleville is geen verandering gekomen; in het overige gedeelte van Parijs blijft alles volmaakt rustig. Heden heeft de generaal Aurelles de Paladine al de kom mandanten der nationale garde bij zich genoodigd, en men twijfelt er niet aan, of de bestaande moeilijkheden zullen op vredelievende wijze uit den weg worden geruimd. Ook de maires waren bij die gelegenheid tegenwoordig, De Duitsche troepen zullen aanstaanden Vrijdag Versailles ontruimen. Naar men verzekert, zal de Nationale Vergadering reeds aanstaande Maan dag haren zetel aldaar vestigen. Berlijn, 9 Maart. De graaf Von Bismarck is hedenmorgen te 7% uren in den besten wel stand aan het Anhalter spoorwegstation aange komen. Hij werd door zijne echtgenoot, zijne dochter en verscheidene hooggeplaatste ambte naren aan het station ontvangen. Londen, 9 Maart. De Morning Post zegt uit ge loofwaardige bron te kunnen melden, dat in het begin van den oorlog tusschen Rusland en Prui sen een geheim verdrag is gesloten, hetwelk drie artikelen bevat. Bij het eerste wordt gewapende tusschenkomst toegezegd, indien door het succes der Fransche wapenen de rust van Polen mocht bedreigd worden. In het tweede wordt bepaald, dat indien Oostenrijk een militaire demonstratie tegen Pruisen mocht ondernemen, Rusland ou- middelijk een demonstratie van gelijken aard zou doen, door een gewapend korps naar de Oosten- rijksche grens te zenden. In het derde wordt overeengekomen, dat indien de eene of audere Europeesche mogendheid een werkdadig verbond met Frankrijk mocht sluiten, Rusland, als bond genoot van Pruisen, den oorlog aan Frankrijk zou verklaren. De heer Odo Russell is gisteren hier terug gekomen. Aan de Times wordt uit Parijs gemeld, dat het 10de bataljon van de mobiele garde der Seine aan het muiten is geslagen, doch dat de rust zonder ernstige gevolgen is hersteld. Voorts wordt aan genoemd blad uit Parijs me degedeeld, dat de Fransche vloot naar de Elve zal vertrekken, ten einde 90,000 krijgsgevangenen huiswaarts te brengen. De veepest woedt te Parijs onder het rundvee en de paarden. Het schijnt thans bepaald te zijn, dat de Natio nale Vergadering te Versailles zal bijeenkomen. Volgens een uit Madrid bij de Times ontvangen brief heeft de regeering aan den hertog van Mont- pensier gelast, zich naar het eiland Mahon te begeven; omdat hij geweigerd heeft den eed van trouw aan den Koning af te leggen. Cor respondentie. Bij het ter perse gaan dezes ontvangen wij een ingezonden stuk naar aanleiding van het schrij ven van A. in de Lciische Courant van heden. Om de uitgebreidheid zien wij ons genoodzaakt het eerst in ons nummer van morgen te plaatsen. A'olïtieilei-i dl t on. Op den 27sten Februari 11. is alhier aan het postkantoor bezorgd en niet terecht gekomen een brief inhoudende een bankbillet groot f-10 letter F, N°. 103 1 Juli 1862 aan de achterzijde van het bankbiljet de naamleekening R. de Wilde. Gemengde Berichten. Eene zaak, die gelukkig hoogst zeldzaam voor komt, werd deze week ter correctioneele terecht zitting der rechtbank te Rotterdam behandeld. Een ongehuwde moeder had haar kind, waarvan zij op 81 Januari op de kraamzaal bevallen was, op 16 Februari in doeken gewikkeld, op de stoep der woning eener weduwe aan den Goudschen Singel te vondeling gelegd, en zich eenige huizen verder op begeven en daar blijven wachten, tot dat zij zag dat het pakje, dat haar zoon bevatte, de opmerkzaamheid had getrokken. Een heer die toevallig passeerde, had het opgemerkt, aange scheld en de dienstbode daarop attent gemaakt. Het moet op de spoedig verzamelde voorbijgan gers een treurigen indruk hebben teweeggebracht, toen uit dat pakje een kind te voorschijn kwam, dat de armpjes te vergeefs naar zijne moeder uitstrekte. Door een politie agent werd dit kind naar het bureau gebracht, waar de moeder, die inmiddels werd opgespoord, het gevonden wicht voor het hare erkende en toestond, dat het aan de vrouw van een politie-agent werd afgegeven, die op zich genomen heeft het te zullen opvoe den. De 21jarige moeder, als bekl. terechtstaande, bekende hare schuld; zonder huisvesting en zon der middelen om in het onderhoud van haar kind te voorzien, had zij, ten einde raad, hare toe vlucht tot dit middel genomen, opdat haar kind door anderen verzorgd zou worden. De officier van justitie merkte, bij het nemen van zijn requisitoir op, dat een ieder voorzeker medelijden zal gevoelen met de ongelukkige, die zonder huisvesting of voedsel eene dergelijke daad bedrijft, doch meende van den anderen kant op de ernstige gevolgen te moeten wijzen, die door dit nederleggen, bij zulke koude temperatuur, voor het kind hadden kunnen ontstaan. Na schor sing der zitting veroordeelde de rechtbank de bekl. tot eene gevangenisstraf van twee maanden, in eenzame opsluiting te ondergaan, en eene boete van f 8. De Arnhemsche Cl. voegt deze snedige opmer king er bij Is de zaak zelve treurig, merkwaardig wordt zij door de omstandigheid, dat het Ie vondeling gelegde kind een wonderkind was. Een wicht, dat op 31 Januari geboren, den 16den Februari de armen uilslrekt naar zijne moeder, is een verschijn sel, waarop wij onze lezers (en ook de (V. II Cl. waaraan het bericht ontleend is) aandachtig maken. De Schoonh. Crt. meldt het volgende: „Zooals vermeld is heeft de bouwman K. Ie Gorcum, boven het opschrift „Besmettelijke vee ziekte," van stadswege aan zijne woning ge hecht, de woorden geschreven: „De hand des Heeren kan men niet keerem" Naar wij verne men heeft nu de een of andere guit (een Gravoclie) van de lieve Gorcumsche straatjeugd bij dat alles nog de volgende regelen gevoegd: „Ja vriend, al beu je nog zoo vroom, Doch doe je water in je room."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 3