N°. 3387. Donderdag A°. 1871. 523 Februari. Keuilleton van liet „Leidseli Dagblad". DE FAMILIE-JUWEELEN. DAGBLAD. PH.I.J IS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers,0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdager., uitgegeven. PRIJS DKR ADVERTENT1HK. Voor lederen regel1 Grootere lettor» naar de plaatsruimte die zij beslaan. BIJDRAGE TOT HET NUT VAN VACCI NATIE EN REVACCINATIE. Den tweeden brief van onzen Goudschen brief- ïrijver laten wij hier volgen: Mijnheer de Redacteur! Ofschoon de invoering der koepok-inenting voor chts 73 jaren plaats had en er alzoo nog vele enschen bestaan, die vóór dien tijd leefden, zelfs tol jaren van onderscheiding gekomen waren voor inenting algemeen werd; ofschoon Jenner tot 23 leefde en dus millioenen zijner tijdgenooten Kog beslaan, is de toestand der maatschappij voor die invoering, voor een groot deel vergeten. Voor overre ik weet, vindt men nergens beschrij vingen daarvan, en daardoor kunnen weinigen tij'h voorstellen hoe het er toen uitzag. De vrees voor de epidemie, hoe groot zij is, is gering te noemen, in vergelijking van den schrik, die toen Berschte wanneer die plaag zich meer dan ge- Joonlijk liet voelen, en daardoor is men nalatig geworden. Ik laat hier de woorden volgen van njn voor mij onvergetelijk man, die sedert vele «Itu in het graf rust. 40 jaren zijn verloopen Hert ik hem, toen een grijsaard van 70 jaren, lorde zeggen: „Gij kunt u niet voorstellen wat J pokken in mijne jeugd beteekendende legen- Hurdige zoude ik kunnen vergelijken met een leuw, die opgesloten is in een hok, behoorlijk van ijzeren traliën voorzienhet dier is nog wel dreigend, het boezemt nog wel schrik in, maar het is onschadelijk gemaakt. Wie niet on voorzichtig is, heeft niets te vreezen. In mijne jeugd was dat anders, toen kende de, leeuw geene kluisters. Vrijelrjk waarde hij rond en overviel allen, die zich buiten hunne woningen waagden. Niemand was veilig voor zijn bloeddorst, en zij Uie /rij niet verslond waren veelal verminkt. I In die dagen verheugden de ouders zich zeker als hun een kind geboren werd maar die .vreugde werd dadelijk vergald door de gedachte, dat hpn leveling ieder oogenblik gevaar liep door de pok- n weggerukt te worden. Eigenlijk verheugde en zich eerst dan, als het kind de kinderziekte had gehad en ongeschonden was gebleven. Vóór lei kind de pokken had gehad, rekende men iet een kind te hebben, en daarin had men ge- Hik; want men rekende toen dat van 3 kindereu ii door de pokken werd weggerukt. Prees men de schoonheid van een kind, dan antwoordden de iders meest: „Helaas, het heeft de pokken nog lel gehad.'' Van de 2 overblijvendeu kou men keuen dat éeu door de pokken geschonden |eid, zoodat hoogstens 1/3 der bevolking ouge- nderd bleef. Men had toen veel meer blinden ,n thans, want vele poklijders verloren het ge klit door de ziekte. De koepok-inenting heeft dus zeer velen het leven, anderen de gezondheid red. Ik zeg de koepok-inenting, want het vac- lueeren bestond veel vroeger; maar men vaci- :eide met stof van natuurlijke pokken: dat hielp lel eens, maar het gebeurde ook dat de i.ngeën- door de inenting de ziekte kregen. Ik was verscheidene jaren gehuwd voor ik het ^eluk mocht smaken lader te zijn. God schonk ons een dochtertje, dat wij op een onuitspreke lijke wijze beminden. Het was eeu buitengewoon schoon kind en mijne vrouw zag het in hare verbeelding tot eene even schoone jonkvrouw opgroeien. Het was onze hnop en troost, het was ons hoogste geluk; maar dat geluk werd vergald door eene akelige gedachte: Het had de pokken nog niet gehad. Evenals hij een jeugdig paar waarvan de lijd nadert dat de vrouw moeder zal worden, dat tijdstip met verlangen en tevens met angst wordt afgewacht, evenzoo verwacht ten wij met angst den lijd dat ons kind de kin derziekte zou krijgen, en verlangden er tevens naar, want wij wisten dat die tijd komeu moest en Vroeger mochten wij toch niet rekenen een kind te hebben. Eindelijk kwam liet gevreesde oogen blik, het kind werd aangetast, langdurig en vree- selijk was haar ziekbed. Langen tijd zweefde de kleine tusschen leven en dood; zij genas, maar helaas het was hetzelfde kind niet meer. Éen oog was voor eeuwig gesloten, het andere bleef steeds ontstoken en buitendien was het meisje zoo geschonden dat niemand liet zonder afschuw kon zien. Weg was onze hoop, verdwenen was ons geluk. Onze liefde voor het ongelukkige wicht bleef dezelfde, maar wij vroegen ons met bezorgd- 'heid af wat er eens van de beklagenswaardige zou worden als zij onze hulp zou moeten missen? Eenige jaren leefde ons kiüd zoo voort, tot de dood eeu einde aan haar lijden maakte". Onze literatuur, zeide ik, heeft schuld aan de onvergeeflijke nalatigheid der oucfers jegens hunne kinderen. Immers bestaat er geen werk, voor zooverre ik weet, waarm de zoo belangrijke vaccinatie tot ondenveip is genomen. Hoe vele ouders zouden anders denken, indien begaafde schrijvers hunne pennen aan deze zoo belangrijke zaak hadden gewijd.Erckmami en Chatrian maken eene uitzondering op den regel. Deze merkwaar dige auteurs hebben in hgnue Uistoire d'utipaytan daarover geschreven, maar hoe weinigen bij ons te lande lezen hunne werken en die weinigen be lmoren tot die standen, die te verlicht zijn oin zich tegen de revaccinalie te verzetten. Het volksonderwijs heeft nog meer schuld aan de zaak dan de literatuur, omdat de geschiedenis op onze scholen niet zuu wordt behandeld als het wel te wenschen ware. Men bepaalt zicli hij de geschiedenis der vorslen, van oorlogen, van groute veldheeren; men verhaalt zeer zelden de geschiedenis van het volk. Men roemt, men ver heft die plagen der menschheid, die helden ge-, noemd worden, terwijl men de weldoeners van het menschdom vergeet. Ieder kind zal u zeggen welke heldendaden Maui its, Willem III, De Ruiter, Tromp en zoo teel anderen verrichtten, maar weini gen zullen van Boerliaave meer welen dandathet een groote geneesheer was. Ieder kind kent Daen- dels en Cliassée, maar vraag hun eens wie de sluis van Katwijk heeft ontworpen! Ieder kind weet wie Eugeuius van Savoye was, maar vraag huu eens naar den abt de l'Epée! Vraag hun eens wie het doofstommen-instituut te Groningen, of de school voor blinden heeft gesticht. Zij zullen u behoorlijk kunnen vertellen wie Bismarck en Van Mollke is, maar dat er te Rotterdam eene inrichting bestaat waar men doofstommen leert spreken, dat de stichter en directeur daarvan de heer Hirsch is, dat weten zij niet. Zij weten zeer wel wie het buskruit heeft uitgevonden maar niet aan wien wij de stoomwerktuigen of naaimachines te danken hebben. Zij weten vooral Diet wie Jenner was, noch wanneer hij leefde, noch welke weldaad wij hem'te danken hebben. In de volksschool kon men de kinderen met Ie,ven- dige trekken de noodzakelijkheid der vaccine en revaccine inprenten op eene wijze, die nooit hun geheugen zou ontgaan; maar dat gebeurt niet. Bet eenige mij bekende schoolwerkje, waarin flink en navolgenswaard de vaccine wordt be handeld, is Simon de Nantua. De kunst is ouk Dalatig gebleven, de kunst toch heeft de afbeeldingen van Napoleon, van Karei XII, Frederik II zoo populair gemaakt, dat ieder ze kent, maar het portret van Jenner wordt ner gens gevonden. De kunst levert afbeeldingen van veldslagen en belegeringen, terwijl taferelen van edelmoedige zelfopofferingen .bijna altijd worden vergeten. Mogen bekwame mannen hunne pen, hun penceel dienstbaar maken aan het afbeelden van werken, voor de maatschappij nuttig; mogen begaafde schrijvers het volk over zijn waar geluk inlichten; mogen de onderwijzers hunne kinderen meer de geschiedenis der volkeren onderwijzen, dan zullen wij mogen hopen, dat de nalatigheid der ouders in het vaccineeren eindelijk zal op houden. Da V. Van deze gelegenheid maakt de Minister van Koloniën a. i. gebruik om aan den Voorzitter van de Tweede Kamer, ter inzage vaD de leden dier Kamer, en met verzoek om terugzending daarna aan het Departement van Koloniën, aan te bieden het proces-verhaal van de conferentie, den 31sten Juli 1866 te Baudong gehouden, waarin de wijziging van het Preangerstelsel met de regenten besproken werd. Dit stuk werd ook aan de Eerste Kamer ter inzage voor de leden me degedeeld. Lelden, 22 Februari. Burgemeester en Wethouders alhier, gehoord Stads-GeueeskundigeD, brengen ter kennis der ingezetenen dat de gelegenheid tot de vaccinatie en revaccinatie voor de onvermogenden, aan de Stads-Waag, kosteloos zal wordan opengesteld op Donderdag 23 Februari, Zaterdag 25 Februari, Vrijdag 3 Maart, Maandag 6 Maart, Zaterdag 11 Maart, te éen uur voor de vaccinatie, te twee uren voor de revaccinatie. Ter voldoening van het verzoek der Tweede Kamer, te kennen gegeven in een schrijven van den 9den November 1870, heeft de Minister van Koloniën ad interim, de heer Broex, den Sisten December jl. aan de Tweede Kamer toegezon den 1°. afschrift van den brief des Ministers van Koloniën aan den Gouverneur-Generaal van Ned. Indië, dd. 29 Juni 1870, lit. Aaz„ N". 22/916, duidelijkheidshalve vergezeld van een afschrift der daarin aangehaalde minislerieele missive van dezelfde dagteekening, N°. 23/917; 2°. afschrift van het antwoord van den Gouverneur-Generaal op dan eerstvermelden brief, dd. 10 September 1870, N°. 1143/16 en der bijlagen, uit haren aard niet geschikt om te worden gedrukt; 3°. een afschrift van de conclusiën van het rapport des Ministers aan den Koning, dd. 18 Maart 187Ö, NV 14b. Nadat de gemeenteraad te Rotterdam drie zit tingen had gewijd aan de ontwerp-verordening, houdende maatregelen tegeD de verspreiding van besmettelijke ziekten, is deze in de middagzitting van gisteren met 18 tegen 15 stemmen vastgesteld. Zij luidt aldus: Art. 1. Zoodra eene besmettelijke ziekte zich in eenige woning openbaart, moet daarvan onverwijld kennis gegeven worden ter secretarie van het ge meentebestuur. Voor de nakomiDg dezer bepaÜDg is het hoofd van het inwonend gezin, en bij ontstentenis of verhindering van zoodanig hoofd, ieder ander be woner verantwoordelijk. Art. 2. Bij de kennisgeving in het vorig artikel, wordt eene opgave gevoegd omtrent het al of niet aanwezig zijn in bedoelde woning van school gaande kinderen. Burg. en Weth. geven hiervan, des noods na gedaan onderzoek, kennis aan de betrokken school houders en schoolhouderessen. Aft. 3. Zoolang geene geneeskundige verkla ring ter secretarie zal zijn oyergelegd, dat het gevaar voor besmetting in voormelde woning ge weken is en van die overlegging aan den betrok ken schoolhouder of schoolhouderes het bewijs niet is varlooud, mag niemand, daarin wonende, eenig sehoollocaal bezoeken, en is het verboden uit zoodanige woning eenige leerlingen, onder wijzend- of hulppersoneel in een sehoollocaal toe te laten. De ouders, voogden en andere opzicht houdenden over de schoolgaauden, alsmede de schoolhouders en schoolhouderessen zijo, ieder voor zooveel hem of haar aangaat, voor de,nakoming dezer bepa ling verantwoordelijk. Art. 4. Het is verboden leerlingen toe te laten in schoollocalen, die een gedeelte uitmaken van een der huizen, waarin zich eeDe besmettelijke ziekte geopenbaard heeft, zoolang de geneeskun dige verklaring, in art. S omschreven, niet zal zijn overgelegd. Art. 5. Het is verbodeu in eenige school, leer lingen, onderwijzend-of hulppersoneel toe te laten, zonder de schriftelijke verklaring van een be voegd genees- of heelkundige, dat zij de koepok inenting ondergaan of de natuurlijke pokziekte hebben gehad. Zoolang de leerlingen en bedoeld personeel de school bezoekeD, moeten evengemelde verklarin gen in het schoolgebouw blijven berusten, en al daar aan de daartoe door Burgemeester en Wet- (Novelle naar het Hoogduitech). (Vervolg.) Moet ik nu op zijn ouden dag mij verzettenmoet nu gaan peinzen en vorschen, of het wel ernst met de vroomheid van Rieger? Mijn hart, ik ken liet, zou niet minder tevreden zijn, maar u ik daarom de plicht of de behoeften des har n van mijn man willen verkorten? God ziet in nze harten, en hoort ons gebed, laat Hemdaar- er oordeelen. Ik en ontneem mij die be bouwing niet, kind, ik beschouw deze zaak 1 eene ongelijkheid in onze karakters, die mij enigmaal een weinig dwang en arbeid oplegt, uur ik denk altijd maar, dat eene goede huis- ouw daar niet veel beweging van moet makeu, de zaak nemen zooals zij is. Over Anna be- )ek gij niet bezorgd te zijn, zij zal haar vroolij- È|i aard niet verliezen, en zij heeft in Victorine "Ik een eugel van reinheid en goedheid naast zich, dat de wellicht slecht begrepen vroomheid hier in huis nimmer de leugen of huichelarij den weg in haar hart kan hanen." Zijn gelaat naai hij hare laalste woorden eene uitdrukking van spanning aan: „Ja, Victorine is eeu beminnelijk schepsel," zeide hij met vuur: „uit hare oogeu straalt de onschuld van eeu kind en de hooghartigheid een r vrouw; als zij slechts zoo goed is als zij schoon is, dan hebt gij eene heerlijke keuze gedaan en ik dank er u uit den grond mijns harten voor." „Ditmaal moet gij uw vader bedanken," her nam zij: „hij zag zelf de noodzakelijkheid in eeu bestendig opzicht bij Anna te hebben, daar het mij niet eens vergund is, haar uitsluitend al mijn tijd toe te wijden." „En vanwaar kende mijn vader haar?" vroeg hij met ongewone deelneming. „O, het was te Berlijn, dat hij ze leerde ken nen, en wel iu het huis van deu minister, waar zij gouvernante der kinderen zou worden. Zij was eerst sedert zes weken daar, toen uw vader haar hij gelegenheid van een familiediuer zag, en iu dien korten tijd had zij het hart der minis- tersvrouw geheel en al gewonnen. Maar zij kon er niet blijven, daar hare ziekelijke moeder, die niets ter wereld heeft dan deze eenige dochter, door hare verwijdering zoo droefgeestig was ge worden, dat dit bedenkelijk was. Zij moest dus weder naar haar moeder; maar de minister beval haar uw vader dringend »an, en verzocht hem, door zijn invloed, haar hier eene geschikte plaats te bezorgen, en daar wij besloten hadden zelf eene gouvernante te nemen, bood Rieger haar dadelijk die plaats in ons huis aan." „Eu verplichtte natuurlijk den minister,"zeide Felix lachend. „Nu, ja," bekende zij, „maar ook u en mij, en vooral Anna; en naar ik hoop Victorine zelve ook." „En past zij wel hier in huis?" vroeg hij eenigs- zins twijfelend. Zij trok de schouders op. „Ik weet het niet en wil het niet weten. Zij kan zoo licht niet in tweedracht geraken met hare beschouwingen en gewoouteD ik bedoel niet de godsdienstige want zij behoeft Anna geen godsdienstig onder wijs te geven; zij is, daar zij bij hare moeder woont en ons des avonds om 8 uren verlaat, als ik Diet uit ben of bezoek heb, dus noch bij de morgen- noch avond-oefeningen tegenwoordig. Ben ik niet te huis, dan moet zij natuurlijk toezien dat de kleine Anna haar avondgebed niet ver geet; maar ik laat haar geheel vrij omtrent de wijze en hoe zij dat doet." „Dat is braaf van u," zeide bij goedkeurend, „en het is goed ook, dat men haar het tehuis bij de moeder heeft gelaten. Het doet mij altijd pijnlijk aan, als ik zulk een steun behoevend wezen, van liefde en zorg beroofd, in de wereld om het levensonderhoud ziét strijden, zonder op de wereld een plaats te hebben, waar zij vaD zéggen kanhier kan ik uitrusten, hier is mijn thuis, hier is een hart dat mij begrijpt, dat de krenkingen en de genoegens met mij gevoelt, dat mij wel niet voor leed kan bewaren, maar toch liefdevol voor mij kan bidden." „Ja, ja," zeide de presidentsvrouw nadenkend „een moederhart is zoo licht niet te vergoeden, vooral bij haar, die geen vreugde, geene liefde kent, dan die het kleine tuintje omvat, waar de beide vruuwen wonen." Daar kraakte zacht de deur van den ziekenka mer en bijna te gel ijker tijd deed zich de stem van het kind hooren, dat op verheugden toon uitriep „Ha, zijt gij daar weer, Victorine? Dat is goed, ik hen juist wakker geworden en heb dadelijk aan u gédacht." Ook Felix en zijne stiefmoeder traden nu de kamer binDen, en zagen Victorine, die haar schoon gelaat over het kind boog en haar harte lijk kuste. Toen zij zich weer oprichtte viel haar blik op Felix, die, hoewel niet meer zoo verrast als den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1