N°. 3375.
Donderdag
Av 4874.
9 Februari.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
DE FAMILIE-JUWEELEN.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post.3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKJITKNTIBN.
Voor iederen regoi0.15
Grootere letten naar de plaatsruimte die nj beslaan.
Leiden, 8 Februari.
Hedenmiddag te éen uur droeg de Hoogleeraar
jloudsmit' de waardigheid van rector-magnificns
Ier Leidsche Hoogeichool aan zijn opvolger over.
il":aet groot auditorium was vol. Men wist dat er
'ar.ets goeds te hooren viel. En inderdaad, in de
londige, geestige taal der oude Romeinen werden
~~;edachten uitgesproken, welker waarde voor
"onze nieuwere maatschappij ieder zal hebben
trkend. De zeden der volken en hunne wetten zijn
i; liet altijd in harmonie. Vanwaar dat verschijn
sel? Ziedaar het onderwerp der rectorale oratie.
""De oude volken bovenal beschouwden de wetten
!a' ils van goddelijken oonprong en achtten ze daarom
iikwijls onveranderlijk. Hebben wij ook in onzen
14 ;ijd tegen de afschaffing der doodstraf niet dik-
wijls hetzelfde hooren aanvoeren? Maar de zich
oitbreidende maatschappij kan zich in den ouden
rorm niet langer voegen. Dan komen, zooals bij
de Romeinen, de gewoonte, de rechtspraak, de
i uitspraken der rechtsgeleerden tusschen beiden en
koezeer men eerbiedig gehecht blijft aan de oude
vormen, wordt toch het weien van het recht ver-
t inderd. Of zal men meenen dat de Romeinen
geen liefde van man en vrouw, geen liefde van
den vader tot zijne kinderen kenden, omdat
hunne rechtsinstellingen betreffende het huwelijk
en de ouderlijke macht zoo streng waren? Neen,
sij kenden die deugden evenals wij en zij ver-
16 inderden ook het recht, dat die betrekkingen be-
heerschte, al lieten zij vele der oude vormen be
staan. De tweede oorzaak is deze, dat de
wetgever zoo dikwijls de zaken slechts ziet
van éene zijde, omdat hij naast de dingen die
men ziet, niet weet te ontleden de dingen
die men niet ziet. De bedriegerijen der woe
keraars leidden tot het verbod eerst om alle inte
ressen, later om interessen boven een bepaald
bedrag te bedingen en eerst in 1857 werd in
Nederland dergelijk verbod afgeschaft en de
vrijheid ook hierin gehuldigd. Maar ziet, toen de
oude woekerwet van 1807 als met éen slag viel,
_u had men vergeten het in ons Burgerlijk Wet
boek nog bestaande verbod om interessen van
a interessen te bedingen, wanneer deze niet een jaar
oud zijn, eveneens af te schaffen.
De derde oorzaak is deze, dat men bepalingen,
die slechts een tijdelijk karakter dragen, nog be
houdt wanneer de omstandigheden zijn veranderd.
Geldt niet nog in ons recht het verbod om aan
de kinderen voornamen te geven behalve die
welke in de oude geschiedenis en in den kalender
bekend zijn? Geldt niet nog thans het Koninklijk
besluit, volgens hetwelk ieder verplicht is de logé's
die hij bij zich ontvangt, op te geven aan het
gemeentebestuur? En toch mist zulk een bepaling,
welke dagteekent van den tijd der Belgische
onlusten, thans allen grond. Niet minder oefent
(t de vreemde overheersching haar belemmerenden in
vloed uit. De bekende zeven-kinderen-wet vol
gens welke ieder jvader zijn zevenden zoon vap
Staatswege konde doen opvoeden, een wet die
haar oorsprong had in de zucht van den eersten
Franschen keizer om de strijdmachten van het
land te verhoogen, bleef nog na de afschudding
van het Fransche juk bestaan en is eerst nadat
de schatkist eenige duizenden aan enkele vrucht
bare vaders had moeten uitkeeren, afgeschaft.
Naar de wetten van een land kunnen dus zijne
zeden niet worden beoordeeld, maar toch moet
steeds worden gezorgd, dat zij in harmonie blijven.
Daaraan moeten behalve de wetgever, ook
het volk en de rechtspraak mede werken. Om
die reden verwachtte de spreker dan ook veel
nut van de in den loop dezes jaars opgerichte
Juristenvereenigingvandaar meende hij ook dat
de rechterlijke macht in hare uitspraken de
wetten streng moest toepassen en niet door ze
zoogenaamd te verzachten, haar nadeelige wer
king moest verbergen en alzoo hare afschaffing
vertragen.
Na de oratie volgde het verhaal der fata aca
demica. De dood van den heer v. d. Heim werd be
treurd, zijn opvolger den heer van Bylandt geluk
gewenscht, de toestand van de materieele hulp
middelen der hoogeschool werd geschetst en niet
het minst de aandacht gevestigd op den reeds
half voltooiden bouw van het ziekenhuis, waar
voor den man, die zooveel daartoe had bijgedragen,
den hoogleeraar Evers, niet weinig lof werd toege
zwaaid. De afgetreden hoogleeraar De Wal werd in
hartelijke, uitbundig toegejuichte bewoordingen
herdacht; zijn opvolger Mr. Modderman, in het
auditorium tegenwoordig, geluk gewepscht. Over
den betreurden dood van prof. Van Hengel, eerst eer
gisteren overleden, kon spreker thans niet veel zeg
gen. „Niemand is gehouden tot het onmogelijke." De
leerling van den overledene, de bekwame kerk
historicus Dr. Rauwenhoff, zoude den volgenden
8sten Februari den wetenschappelijken grijsaard
in een beter licht kunnen beschouwen. Van den
hoogleeraar Rijke werd herdacht zijn 25jarig
jubilé, in dit academie jaar gevierd; van de HH.
Boogaard en Zaaijer dat zij na in strijd met den
geest der wet buitengewoon hoogleeraren geweest
te zijn, thans gewone hoogleeraren waren ge
worden.
Evenmin vergat de rector den dood van den
in zoo bloeienden leeftijd gestorven student Bosch
van Drakestein. Aan de studenten werd een woord
van opwekking toegesproken om door de weten
schappen en kunsten den vrede, de welvaart en
den vooruitgang der maatschappij te bevorderen,
die door een barbaarschen oorlog zoo hevig was
geschokt.
Met het oog op de studentenwereld herdacht
de rector nog de inschrijving van prins Alexander
in het album academicum. Daaruit bleek dat de
Vorst van Nederland zijne zonen niet enkel wilde
doen oefenen in den wapenhandel, maar, in over
eenstemming met het karakter onzer natie, ook
de lessen der wetenschap wilde doen genieten,
en hem toevertrouwde aan mannen, die de aan
ons volk zoo heilige beginselen der vrijheid met
hart en ziel waren toegedaan.
Eindelijk werd het rectoraat overgedragen en
trok de stoet van de priesters der wetenschap
met den nieuwen rector aan hun hoofd, onder
toejuichingen en muziek ten gehoorzale uit.
Eet was een feestelijke middag, door allen die
de hoogeschool waardeeren van harte ipedegevierd
en door een bekwaam man met eene keurige
oratie, van welke wij hopen dat zij in druk
verschijnen zal, schitterend opgeluisterd.
Voor een hoogst talrijk publiek werd gisteren
avond in den Schouwburg het treurspel Medea
gegeven door het tooneelgezelschap onder directie
van den heer Tjasink.
Medea de verlaten vrouw, de verdrukte, zwer
vende moeder, die met hare beide zonen haren
Jason zoekt, vindt hem eindelijk aan het hof van
KoDiDg Kreon en al haar leed is vergeten. Aan
dat hof ontmoet zij Kreusa, de dochter des Ro
llings en verneemt van deze dat zij den volgen
den dag in het huwelijk treedt met Jason; zij
vraagt of Kreusa jaloersch is, en geeft tegelijker
tijd aan hare eigene jaloerschheid zooveel kracht,
dat zij eindigt met eene verschrikkelijke wraak
uit te spreken die Kreusa doet sidderen.
Jason die met Kreusa zal huwen, wil daarom
van Medea scheiden. Zij weigert, hij smeekt niet
maar dreigt, eischt en dwingt; zij blijft weigeren.
Nu zij weet dat Kreusa haar medeminnares is
neemt Medea zich voor haar te dooden.
Dit plan wordt verijdeld, zij wordt van het
hof verdreven, op haar bidden wordt haar nog
éen dag toegestaan en deze heeft zij noodig om
haar plan te volvoeren. Jason heeft hare kin
deren in zijn macht en staat haar toe er een
van mee te nemen, stelt haar voor zelf te kie
zen wie. De kinderen zijn angstig voor ai die
wildheid hunner moeder, dit maakt Medea nog
vuriger, en alleen met die kinderen zijnde, wil
zij ze bedwelmen door vergift. Zij volvoert ech
ter dit plan niet en toont zich weer de liefdevolle
moeder, zonder de wraakjop Kreusa te nemen
te laten varen. Het huwelijk van deze met Jason
kon zij niet beletten en iaat hare kinderen een
sluier door Appollo geweven, aanbieden. Deze is
met zwaar vergift doortrokken, waardoor Kreusa
in den tempel sterft. Jason wil ziel) op Medea
wreken, nu hare kinderen afnemen en haar
dooden; zij hoort hem en het volk op haar afko
men, sleurt hare kinderen voor het beeld van
Vulkanus en doorsteekt beiden. Hiermede
eindigt dit treurspel.
Het spel en de voordracht van Mevr. Kleine
als Medea, waren in alle nuances uitmuntend.
Die waardigheid, die kracht in alles, is onover
trefbaar; beurtelings sidderde het publiek bij
vervloekingen van de jaloersche vrouw, dan weer
dwong zij de tranen uit ieders oogeu, wanneer
de liefde voor hare kindeken uitblonk, of de diepe
smart baar verteerde.
Het publiek was dan ook opgetogen over liet
zoo meesterlijk spel.
Geen wonder dan ook dat haar bouquetten
werden vereerd, de fanfares bij. herhaling uit
het orchest haar tegen schetterden en er schier
geen einde kwam aan de bravo's van het publiek.
Deze avond was voor Mevr. Kleine eenjnieuwe
zegepraal en zal onder ons niet licht vergeten
worden.
Waardig stond de heer Veldman als Jason,
Mevr. Kleine ter zijde, maar van hem is dan
ook niets aDders als goeds te verwachten. Mevr.
v. d. Finck als Kreusa en dé heer Morin als
Orpheus volbrachten hunne taak op waardige
wijze, ofschoon het uitspreken der verzen vaii deu
laatsten niet altijd even mooi was.
Hartelijk hopèïr vtöj Éieer zulke voorstellingen
bij te wonen. 'T'
Het kleine nastukje Garibaldi voldeed,
maar heeft weiüi^ waarde, ofschoon de heer Viak
en Mevr. Chr. Stoetz uitmuntend hunne rollen
vervulden. Het orchest onder leiding van den
heer Blanchard was dezen keer uitstekénd, dat bij
andere voorstellingen al dikwijls veel te wen-
schen overlaat.
De aandacht van de.,vele trouwe 1 bezoekers
van den schouwburg, wanneer het Hoogduitsche
opera gezelschap, daarin optreedt, wordt gevestigd
op de heerlijke voorstelling die hen a. s. Maandag
wacht van Die Jüdin, eene opera,, met te veel lof
op het Fransche en Duitsche répertoire bekend
dan dat wij tot aanbeveling dit dn herrinnering
behoeven te brengen. Ware het, niet, dat wij ver
zocht zijn het publiek indachtig te maken, dat
de vporstelling in plaats van zeven uren, nu we
gens de uitgebreidheid der opera te halfzeven
zal beginnen, we zouden iedere aanbeveling
van eene opera, wier naam te noemen genoeg is
om een volle schouwburg te verwachten, ach
terwege hebben gelaten,
Omtrent de commissie door den Minister van
Oorlog belast om de verdedigings- en aanvals-
werkeu te Parijs en in de omstreken dier stad
in oogeDschouw te nemen, verneemt men nader
dat door tusschenkomst van Z. K. H. Prins Fre-
derik van de Pruisische Regeering de noodige
medewerking tot bereiking van dat doel zou
worden gevraagd. Voorts dat zich op eigen kosten
bij de gisteren vermelde commissie hebben aan
gesloten de lieeren Sluiter en Van de Spiegel, van
de artillerie.
Naar men wil, zou, de heer Fokker, onlangs
afgetreden lid der Tweede Kamer, aanzqqk ge
kregen hebben om burgemeester van Middelburg
te worden. Hij heeft echter voor de hem aange
boden betrekking bedank.t, (Het Noorden).
Men verneemt uit goede bron, dat in de ,yer-
gaderipg van de crediteuren der fa(brip)t van Viis-
singen en Van Heel, op aanstaanden Vrijdag,
de toetreding van alle credi^euran tot de vopr^tql-
len der commissie zpi wordqn medegq(}qeld„
Uit Heerenveen wordt geklaagd dat een gre
nadier die mef 14 dagen verlof bü zijne ouders
te Oosterwolde is aangekpmen, pas uit het,hos
pitaal te 's-Gravenhage is gekomen, waar vele
pokkenlijders tegenwoordig waren-
(Novelle naar het Hoogduitach).
(Vervolg.)
„Ik kan niet, mijnheer Radauer," antwoordde
Felix, „hoe gaarne ik het ook zou willen. Ik
verwacht hedennamiddag mijD vader terug, wien
ik nog niet gezien heb, en dus mag ik hem toch
ij-" niet dadelijk weer verlaten."
itriij „Gij zijt een gevoelvol mensch, bij God, dat is
M waar," verzekerde Radauer, hem op den scliou-
4j, der kloppende; „nu zult gij echter toch wel met
/- mij naar huis gaan en Rosalie gaan zien?"
„O, dadelijk," riep Felix op vroolijken toon:
„kom, spoedig papa Radauer, ik ben steeds ge-
j,, reed om schoone dames te bezoeken."
1. - Toen zij den korten weg naar het huis van
1,1 Radauer afgelegd hadden, hoorden zij gezang eener
b j, vrouwenstem en de bankier zeide, terwijl hij stil
e8: bleef staan: „dat is zij, dat is Rosalie. Zingt ze
niet als de Loreley, die de schippers ongelukkig
maakte? Nu, baron, en ik zeg u, het zijn geen stum
pers, die Rosalie ongelukkig maakte, ik verzeker u,
er zijn lieden onder, die twaalf tot veertien kwar
tieren bezitten. Maar, laat ons naar boven gaan ik
heb als vader gesproken, oordeel gij als kunstenaar."
Hoewei Felix den bankier reeds zoovele jaren
kende, en met zijne wijze van doen bekend was,
onderdrukte hij toch met moeite het lachen, toen hij
hem volgde. De weelde in Radauers huis had
gelijken tred gehouden, met zijn toenemenden
rijkdom, en de decoratie der zalen had zeer fraai
genoemd kunnen worden als ze niet overladen
geweest ware, en overal de pogingen om te schit
teren verraden had.
Hetzelfde kon men van het jonge meisje zeg
gen, dat bij het binnentreden van Felix van den
vleugel opstond, en hem te gemoet trad. Zij was zoo
als haar vader met recht beweerde, werkelijk een
schoon meisje, trotsch, weelderig, eene bloeiende
schoonheid, zoodat Felix's blikken met verrassing
en bewondering op haar rustten, maar toen zij
glimlachte en den mond tot spreken opende, toen
verdween er iets van hare schoonheideen trek
van ijdelheid en zelfstandigheid werd om hare
volle roods lippen zichtbaar en hare eenigszins
gemaakte bewegingen ontsierden hare waarlijk
schoone vormen, eener Juno waardig.
„Bosalie, mijn kind," zeide de bankier, „ik
breng u hier den baroü Von Bork, kom hier
en geef hem de hand, nu, wat aarzelt gij voer
hij ongeduldig voort, toen zij slechts lang
zaam naderde, „ik zeg u, het past wel, ik uw
vader. Ik heb gezien, dat vorsten zich de hand
drukken."
„O, wee, mijnheer Radauer, dat was niet in
mijn belang gehandeld," riep Felix, „niet op het
voorbeeld van vorsten, op de vriendschap onzer
jeugd had gij u moeten beroepen, als gij mij eene
gunst wilde verschaffen, die ik nu zonder uwe
hulp mij zelf zal moeten verschaffen."
Zij scheen het zeer goed op te nemen dat hij
hare hand aan de lippen drukte. Zij glimlachte
ten minste recht vriendelijk en vergenoegde zich
haar vader met de volgende woorden te bestraf
fen; „het is waarlijk een lastige gewoonte van
Papa, altijd nog te willen opvoeden, daar waar
men de kinderschoenen reeds lang ontwassen
iskomt gij uit Parijs, mijnheer de baron?"
„Ja, hernam hij, „en ik denk vooreerst mijn
vast verblijf hier te vestigen. Het is hier zoo goed
mijne geboorteplaats alsin Frankrijk; ik heb hier
even als daar veel liefde en vriendschap geno
ten, en ben dus beide landen zeer dankbaar
daarvoor."
E#n donkere blos verwde hare wangen „het
komt echter op de wijze de liefde aan," meende
zij, „het zal zich nu eerst, nu gij weg zijt op aan
komen hoe sterk uw attacbement aan Frankrijk
is?.... men weet dat zelf vaak Diet."
„Daar hebt gq gelijk in," stemde Felix toe,
„ik heb dat zelf ondervonden, toen mij dat on
overwinbare gevoel aaDgreep: dat mijn plaats
hier was waar gijl zijt."
Een bevredigend lachje vloog qver haar gelaat;
het zal u hier wel bevallen, mijnheer de baron
in het huis vaD uw vader moet het wel wat'
ernstig en vervelend toegaan, maar gij zijt altijd
een welkomen gast in het onze. Gij vindt bij ons
bijna alle kunstenaars van renonmée, liet geheele,
althans het jongere officiers-korps, veel adel,".1"
„En schoone meisjes," viel Radauer hier in,
„zeer schoone meisjes. Ik weet, dat 'gij daar veel
om geeft, vroeger zelfs meer dan om uw stam
boom. Nu, daarvoor zijt gij artist en, het ge
voel triomfeert over het verstand."
„Ik vereer en bewonder de schoonheid waar
ik ze vind." zeide Felix, „wat heeft ze ook met
raug en stand te maken?"
„Mijn God, wat een hart," zuchte Radauer,
terwijl hij de oogen verdraaide; „het verwon
derd mij inderdaad, baron, dat een man, een
kunstenaar als gij, met dat talent, dat uiterlijk,
van die familie en dat gevoelvolle' hart nog onge
huwd is."