:V°. 3367 A0. 1874. 31 Januari. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3-85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVEBTSNTIEN. Voor iederen regelO.dS. Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 30 Januari. Naar wij vernemen heeft het Bestuur der Ne- derlahdiche Juristenverecniging op de agenda der algemeene vergadering van 1871 geplaatst de vol gende onderwerpen De praeventieve gevangenis, Het appel in strafzaken, De enkele of dubbele rechtsbijstand in het burgerlijk proces, De alleen rechtsprekende rechter, De rechtbanken van koop handel, Eenige verbeteringen in bet failliet-recht. - Drie dezer onderwerpen waren van het pro gramma van 1870 overgebleven. De volgorde waarin de onderwerpen op de agenda zullen gesteld worden, zal later worden bepaald. De ofjioieele mededeeling der gekozen onder werpen zal in het eerstvolgende nommer van het •Weekblad van het Regt verschijnen. Onder de ingekomen stukken in de Zaterdag te Amsterdam gehouden zitting der Koninklijke Academie van Wetenschappen, afdeelingNatuur kunde, behoorde een schrijven van Mw. Miquel vermeldende het overlijden van haren echtgenoot. De voorzitter, de heer F. C. Donder», nam, naar aanleiding hiervan, het woord en bracht, in kern, achtige bewoordingen, een warme hulde aan de vele verdiensten als mensch en geleerde van den man, die aan betrekkingen en de wetenschap helaas te vroeg ontvallen is. Spreker herdenkt vooral de ijver en kunde, die de nu ontslapene heeft aan den dag gelegd bij de samenstelling van zijn wereldberoemd werk, waarin hij de bouw stoffen aanwezig in het te Leiden gevestigd Her barium, heeft verzameld, geordend en wereld kundig gemaakt; een arbeid, waardoor hij niet alleen de wetenschap, maar ook het vaderland in alle opzichten tot zijn schaldenaar gemaakt heeft. Zijn naam blijve derhalve opgeteekend in de jaarboeken der Koninklijke Academie van wetenschappen tot wier luister hij op krachtige wijze heeft bijgedragen. Vrijdag jl. des voormiddags ten 11 uren, werd het lijk van wijlen den hoogleeraar F. A. W. Miquel naar zijne laatste rustplaats gebracht. Op de begraafplaats gekomen, waar zich een groot aantal vrienden en vereerders des overledenen verzameld hadden, werd het naar het graf ge dragen door eenige zijner leerlingen. De hoog leeraar Harting, hield namens zijne ambtgenooten eene treffende toepraak, waaraan wij o. a. het volgende ontleenen „Zijne betrekkingen, zijne vrienden, zijne ambt genooten en leerlingen slaan met een gevoel van diepen weemoed een blik op de kleine woning welke het laatste overschot bevat van een man, die zoo vele voortreffelijke eigenschappen van geest en van hart in zich vereenigde en die ons thans verlaten heeft, en hun en ons blijft slechts de herinnering over, van hetgeen de overledene eenmaal geweest is. Het was in 1838, dus een derde eener eeuw, dat ik hem voor het eerst leerde kennen te Rot terdam ten huize van Mulder, Mulder en Muquel! welke namen! Een groot deel van den weten- schappelijken roem van ons vaderland gedurende dit tijdperk it daaraan verbonden. Reeds toen, hoe joDg ook, had Miquel zich als een uitstekend botanicus doen kennen, als een van wien men hopen mocht, dat zijn naam eerlang verre de grenzen van ons vaderland zoude overschrijden en verbonden lijn aan belangrijke werken, waardoor de wetenschap zou worden uitgebreid. En die hoop is ruimschoots vervuld geworden. Eerst als lector aan de klinische school te Rot terdam, daarop als hoogleeraar aan het Amster- damsche Athenaeum, eindelijk als hoogleeraar aan onze hoogeschool en tevens directeur van 's Rijks herbarium te Leiden; overal heeft hij in de ruimste mate gewoekerd met zijne heerlijke talenten en de rijke hem toevertrouwde schatten. Zijn leven was werken, werken tot uitbreiding der door hem geliefde wetenschap, werken tot verspreiding der reeds verworven kennis door zijne geschriften en dour zijn onderwijs. Onder de botanici van onzen tijd zijn er wei nigen die meer dan hij hebben bijgedragen tot vermeerdering onzer plantenkennis. De werken van zijne hand zullen zijnen naam nog aan het verre nageslacht overbrengen. Mannen als Miquel sterven nooit geheel. Het is niet enkel zijne nagedachtenis die wij in eere zullen houden, maar ook zijn geest, zal onder ons blijven voortleven, de kracht, die hem be zielde, zal ook ons bezielen en ons aansporen om te werken, zooals hij zijn leven lang gedaan heeft. Zoo zal ons het beeld van Miquel voor oogen blijven als dat van een dergenen die het ijverigst hebben medegewerkt tot opbouwing van den tempel der wetenschap, en het late nageslacht zal nog, bij de beschrijving van dien tempelbouw van menig gedeelte daarvan getuigen, „dat is het werk van Miquel I" Daarna nam de heer V. A. Julius het woord en bracht ook namens zijne medeleerlingen, aan de nagedachtenis van den overleden leermees ter een warme en dankbare hulde. De zoon des overledene, de heer A. Th. Miquel, antwoordde met eenig woorden van dank aan de aanwezigen, voor de aan de nagedachtenis van zijnen onver- getelijken vader bewezen eer. Men leest in de Arnhemsche Ct. De Staats-Couranl brengt ons een nieuwen Mi nister van Oorlog, den heer Engelvaart, éen der 9 of 10 kolonels der infanterie, welke Nederland rijk is. De kolonel Engelvaart is gekomen op de wijze vanle roi eet mort I vive le roiWij vernamen achter elkander: „Kolonel Booms heeft bedankt Minister van Oorlog te zijnKolonel Engelvaart is benoemd tot Minister van Oorlog!" Eren bekend als kolonel Booms ods was, even onbekend is ons kolonel Engel vaart. Wij kunnen dus niets van hem zeggen of voorzeggenwij kunnen alleen gissingen over hem maken. En dan meenen wij te mogen komen tot de conclusie, dat deze keuze eene goede keuze moet zijü. Kolonel Engelvaart heeft door zijn aannemen van de por tefeuille, bewezen een man van moed, van zede lijken moed, te zijn. Iemand die de nalatenschap van kolonel Booms aanvaardt en op zich neemt ons defensiewezen op nieuwe en betere grond slagen in te richten, en dat iD een tijd als deze, nu onze verdediging de eerste eisch van het oogen- blik is, de man die voor deze moeielijke, alle krachten inspannende taak niet terugdeinst, die man is geen gewoon man. De kolonel Engelvaart was „gouverneur der Koninklijke Militaire Aca demie," en dat de keuze op een man in deze betrekking gevestigd werd kan niet toevallig zijn. Wij maken er uit op, dat het Gouvernement de behoefte gevoeld heeft niet alleen aan een man van wapenen, maar aan een man van we tenschap, die van hetgeen het land en het leger behoeft eene bepaalde studie heeft gemaakt, die, als een Von Moltke, optroedt om thans deze juiste theoriën in practijk te brengen, welke hij voor zich in de studeerkamer uitgewerkt en in zijn hoofd reeds geformuleerd heeft. Een organiseerend hoofd, een man die met een wel doordacht en bewerkt plan van organisatie de portefeuille op neemt, die spoedig en doortastend handelt, is de man dien wij thans noodig hebben. Wij vertrou wen dan ook dat de man, die in dit Kabinet zitting neemt om het werk over te nemen, dat kolonel Booms gekomen was om te doen, in elk opzicht aan de verwachtingen van het land zal beantwoorden. Het is een zware taak, die heden ten dage op een Nederlandschen Minister van Oorlog rust en eene zware verantwoordelijkheid, voor welke weinigen berekend zijn. Maar een groote en verdiende roem zal ook hem ten deele vallen die eindelijk, na zoovele jaren van niets doen dan demoraliseeren en desorganiseeren, aan Nederland een deugdelijk defensie-stelsel verschaft en eene organisatie van onze weerbaarheid waarin leger, militie en schutterijen, ulo nolfetandige, maar tot het gemeenschappelijk doel samenwer kende krachten, zich aan elkander sluiten en éen harmonisch geheel uitmaken. Te 's-Gravenhage had Vrijdag-avond weder eene bijeenkomst plaats van het Krijgskundig Genootschap. Als punten ter behandeling waren gesteld: 1". Het is in den tegenwoordigen tijd eene levensquaestie voor een kleinen Staat, dat in tijd van gevaar zijne strijdkrachten in zeer korten tijd kunnen vereenigd worden op de be dreigde punten, en dat elk onderdeel daarvan volkomen op de hoogte van zijn taak is. 2°. Hoedanig moet de organisatie, indeeling en oefening van onze levende strijdkrachten zijn, opdat deze aan die vereischten zullen kunnen voldoen? De secretaris van de Vereeniging, de heer Hoo- geboom, leidde de disoussie over deze punten in, door eene mededeeling eener schets van organi satie in groote trekken, waarbij hij voorname lijk de verdediging van ons land aan de Duitsche zijde op het oog had. Onder anderen wees hij op het nut van localiseering der militie; tevens om in vredestijd het leger op voet van oorlog te houden, en op een doelmatige indeeling en ver deeling der schutterijen. De verschillende detail punten, door dien spreker aangegeven, gaven aau- leiding tot eene discussie, waarin de heer Stiel tjes deed uitkomen, van welk groot gewicht het is, goede kaarten te hebben. De heer Kromhout meende, dat het niet wenschelijk is de terrein kaarten algemeen te verspreidenmaar daartegen voerden de heeren Stieltjes en Blaauw aan, dat juist de oorlogen in de laatste jaren bewezen hebben, dat, door geheimhouding van goede kaar ten voor eigen personeel, het vijandelijk leger dikwerf beter op de hoogte is van het terrein. Omtrent het concentreeren van de garnizoenen in de nabijheid der voornaamste liniën, waren de gevoelens vrij eenstemmig. Omtrent de getal sterkte en waarde der cavalerie echter minder. Eene volgende vergadering zal aan de verdere behandeling van deze punten worden gewijd. Op het adres der Redactie van het Nieuweblad voor den Boekhandel te Amsterdam, vragende be slissing van de vraag of een dagblad, dat gewoonlijk minder dan 25 gram weegt, doch door toevoeging van een bijvoegsel dit gewicht overschrijdt, toch het port van 54 ct. blijft betalen bij verzending per post, heeft de Min. geantwoord, dat „die opvat ting van de bedoelde wetsbepaling allen grond mist; daar toch, ware die beschouwing juist, alle zelfs de meest omvangrijke dag-en week bladen, tegen een port van {4 ct, per nummer zouden kunnen verzonden worden. Daartoe zoude het alsdan slechts noodig zijn, het zooge naamde hoofdblad op papier van geen meerder gewicht dan 25 grammen uit te geven en de ont brekende ruimte door eenige bijvoegsels aan te vullen; 't geen wel nimmer de bedoeling van den wetgever kan zijn geweest." Dc Red. van hel Nicuwbl. voor den tsoekli. noudt intusschen vol, dat „de nuchtere lezing der wet, zooals die is gedrukt", tot de tegenovergestelds opvatting aanleiding geeft. Naar men met zekerheid verneemt zal het con gres van de landmeters bij het kadaster, bijeen te' kouien naar aanleiding van de door de Staats commissie voorgestelde hervorming in de wetge ving en boekhouding op de hypotheken en 't kadaster, gehouden worden te Utrecht den lSden Maart a. s. De gemeenteraad te Harlingen heeft besloten, met de Maatschappij voor Gemeente-Crediet te Amsterdam een leening te sluiten van 105.500. Voor dat geld zal een post- en telegraafkantoor gebouwd worden en tevens de noodige maatre gelen uitgeoefend worden voor het ophalen en verzamelen van faecale stoffen enz. aldaar ter stede. De raad der gemeente Apeldoorn heeft eene verordening vastgesteld op de jaarwedden der onderwijzers, tengevolge waarvan eenigen hun ner, minder zullen erlangen dan zij vroeger ge noten. Gedeputeerde Staten hebben bezwaar ge- EENE BELEGERING VAN DEN OUDEN STEMPEL. Vervolg en Slot.) De levensmiddelen werden nu zeer schaars in de .rotsvesting, en de arme soldaten, die niet in staat waren ze van de schepen van Minorca te koopen, bevonden zich in den treurigsten toe stand, daar hun ivekelijksch rantsoen slechts be stond uit vijf en een vierde pond brood, zesentwin tig lood gezouten vleesch, zesendertig lood half bedorven rundvleesch en vijf lood ranzige olie, met; den naam van boter bestempeld. Op den 3den April bemerkte men, tot groote vreugde van het garnizoen, eenige beweging in de batte rijen, die rondom de baai opgesteld waren, en eeni Engelsche kotter, die in negenentwintig dagen de reis van Plymouth had afgelegd, liep binnen. Men vernam toen daardoor, dat er eene groote 'loot, onder het bevel van den admiraal Derby, onderweg was, om Gibraltar te ontzetten. Den lSden April bij het aanbreken van den dag, ba- scheen de zon, na het optrekken van een dikken nevel, het zoo welkome schouwspel van de nade rende vloot van honderd vaartuigen, vergezeld van verscheidene ontzagwekkende oorlogschepen. Toen deze vloot de baai binnenstevende, rukten vijftien Spaansche kanonneerbooten in slagorde van Algesiras tegen haar op; ze werden onder steund door de kanonnen en mortieren der land macht uit de batterijen, zoodat de Engelsche schepen met eene sterke kanonnade ontvangen werden. Toen echter een Engelseh lime-schip en twee fregatten naderden, trokken de vijandelijke kanonneerbooten zich in allerijl terug. Op het oogenblik, dat het eskader in den nieuwen Molo voor anker kwam, openden honderd en veertien zware stukken geschut, hoofdzakelijk uit zesen twintig ponders en mortieren van dertien duim bestaande, hun vuur tegen de stad en de vesting; de verschrikte inwoners vluchtten in de grootste verwarring naar het zuidelijke einde van de rots, terwijl zij al hunne have aan de willekeur der soldaten overlieten. Gedurende de kanonnade ge raakten verscheidene huizen in brand, en op den derden dag van het bombardement vingen de sol daten aan de wijnhuizen te plunderen en zich allerlei buitensporigheden te veroorloven, terwijl zij hunne woede koelden tegen de brandewijns handelaars, die na de prijzen zeer verhoogd te hebben, nu hunne winkels gesloten hadden. Vele soldaten gaven zich aan dronkenschap over en wel op zoodanige wijze, dat het hun dood ten ge' volge had. Uit meelkisten en andere voorwerpen stelde men een soort van beschutting voor de deuren der zuidelijke kasematten; vele lieden werden daar gedood en zelfs in hunne leger stede gewond. De Engelsche batterijen waren door het onop houdelijke vuren des vijands geheel vernield en de stad totaal verwoest. De vloot zette zich in beweging, daar de ad miraal vreesde den oostenwind te verliezen. Vele koopwaren, die door het garnizoen aange voerd waren, werden voor de kooplieden, we gens het bombardement geweigerd. In den nacht van den 20sten April werd de stad op vier plaat sen in brand gestokendaar echter de stads maga zijnen niet bedreigd werden, maakte men geene aanstalten tot het blusschen. Op den Bisten schoot de vijand binnen twee minuten tweeëntwintig kogels in de stad, waarbij de garnizoensvlag werd afgeschoten. Op den 24sten viel een bom voor de deur van een kasemat en ver wondde vier man. Voor het garnizoen werd eene dagorde uitgevaardigd, dat ieder soldaat, die dron ken of slapend op zijn post werd gevonden, of op plundering betrapt werd, onmiddellijk gefusiieerd zou worden. Een 11 anorersch soldaat, die gestolen had, werd doodgeschoten, en een ander, dien men op plundering betrapt had, werd aan de deur van den winkel, waar hij betrapt was, opgehangen. In dien tijd brachten vier fregatteD twintig vaartui gen met lerensmiddelen die de gouverneur op Minorca gekocht had, behouden binnen. Op den 9den Mei werd een luitenant, die de werkzaamheden vaD eene batterij inspecteerde, het been afgeschoten. Hij had den kogel zien aanko men, maar was niet in staat geweest zich van zijn plaats te bewegen, voordat hij hem getroffen had. Bij deze belegering deed zich herhaaldelijk dezelfde merkwaardige omstandigheid op, dat deze of gene soldaat een bom zag aankomen en om hulp riep, maar zich niet bewegen konde, voor dat de bom op den grond uiteensprong, waarna hij weer in staat was op den loop te gaan Daar de huizen in de stad nagenoeg alle tot puinhoopen geschoten waren, bracht de gouver neur met zijn gevolg den dag gewoonlijk in een groote tent door, die zooveel doenlijk buiten het bereik van 't geschut was, terwijl de luit.-gouv. zich iD een bomvrije ruimte in een der bastions bevond. De vijand vuurde in 24 uren gewoonlijk ongeveer duizend kogels. Op den 25sten was dit getal nog grooter en werden er vele inwoners en soldaten gewond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1