Jezus Christus ons een God is van vertroosting,
vrede en zaligheid. Amën."
Zoodra zijne rede geëindigd was, verliet het
Koninklijk gezin het kerkgebouw en keerde naar
de residentie en het Huis de Pauw terng. Daar
mede was de plechtigheid afgeloopen, die ook dui
zenden naar deze stad had doen stroomen, waar
van de overgroote drukte die aan den Holland-
schen spoorweg heerschte, ten bewijze -strekte.
Zoodra de treurige plechtigheid was geëindigd,
hield het gebulder van het geschut en het luiden
der klokken op.
departement gedrukt en tegen nader vast te stel
len prijs algemeen verkrijgbaar zal worden ge
steld. *i£
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam
hebben naar de N. li. Cl. verneemt, goedgevonden
Dr. H. C. Dibbits, te schorsen in zijne betrekking
als leeraar in de scheikunde, technologie en wa
renkennis bij de. hoogere burgerschool aldaar, en
wel voor den tijd van eene maand, in te gaan
20 December, zonder behoud van tractement. De
aanleiding tot dit besluit is in het volgende ge
legen
De heer P. Keer Jr., secretaris van de plaat
selijke commissie van toezicht op het middelbaar
onderwijs te Amsterdam, had zich reeds herhaal
delijk veroorloofd bij het bezoeken der lessen
aan de hoogere burgerschool, gegeven door den
wegens zijne bekwaamheid algemeen bekenden
leeraar in de scheikunde Dr. H. C. Dibbits, in
tegenwoordigheid der leerlingen aanmerkingen
te maken op hetgeen die leeraar had onderwezen.
Zaterdag 8 Dec. jl. bezocht gemelde heer de les
der practische scheikunde, llij vond, bij zijn bin
nenkomen, den leeraar niet in het vertrek waar
de leerlingen practisch werkzaam waren. Deze
bevond zich in het. naastgelegen vertrek waai
de kasten aanwezig zijn voor de praeparaten.
Dat de leeraar nu en dan zich in dat vertrek
moet begeven, om iets uit die kast te halen, kan
niet aan hem, maar aan de inrichting der lokalen
worden geweten. Toen de heer Dibbits daaruit
in het eerstgenoemde vertrek binnentrad, vond
hij den heer Keer met den hoed op het hoofd
bezig met aanmerkingen te maken op hetgeen
de leerlingen deden, waarbij, als wij goed zijn
ingelicht, ook nu weder eene afkeuring werd
gegeven aan iets wat de heer Dibbits hun had
gezegd.
Wat daarvau zij, de heer Keer hield den hoed
op het hoofd, groette den leeraar niet en han
delde alsof deze zich niet in het vertrek bevond.
Deze grievende wijze van handelen prikkelde hem,
die overigens als een bij uitnemendheid bedaard
man bekend staat, iu verband ook met vroeger
ondervonden bejegeningen zoodanig, dat hij tot
de jongens zeide„Het begint hier koud te wor
den, gij kunt uwe petten opzetten (of zet uwe
petten op)." Hij zelf zette ziju hoed op het hoofd.
De heer Keer verwijderde zich hierop en werd
bij het heengaan door een paar der jongens uit
gefloten. Eenige oogenblikken daarna weder bin
nengekomen, vond hij de jongens met de petten
af. Een dezer riep onmiddellijk: „jongens het be
gint weer koud te worden," en zette zijn pet
weder op. De heer Keer vloog nu op dien jongen
toe en riep: „zoo iets laat ik me niet welgeval
len van zoo'u verwaanden ploert; hoe is je naam
De heer Dibbits wilde den naam zeggen, doch
ontving ten antwoord: „ik vraag het u niet."
Waarop hij antwoordde: te meenen, dat hetgeen
den jongen aanging, hem behoorde gevraagd te
worden. Hierop zou de heer Keer hebben geant
woord „ik sta hier niet onder curateele, en 't
allerminst van u."
De heer Keer diende hierop bij de commissie
van toezicht een aanklacht in tegen den heer
Dibbits, als zoude deze zich schuldig habben ge
maakt aan opwekking der leerlingen tot insubor
dinatie jegens hem, lid der commissie. De heer
Dibbits erkende voor de commissie een fout in
den vorm te hebben begaan door de jongens in
de zaak te mengen. Hij verzocht excuus aan den
heer Keer en de commissie voor die fout, doch
beweerde tevens, dat gemelde heer ongelijk had
door zich 1°. iu het onderwijs te mengen, waarbij
uit een wetenschappelijk oogpunt minder juiste
opmerkingen zouden gemaakt zijn 2°. den leeraar
in tegenwoordigheid der leerlingen onbeleefd te
behandelen 3°. het prestige van den leeraar tegen
over de leerlingen weg te nemen, als zoude deze
voor zijn taak niet berekend zijn. De commissie
besloot hierop evenwel, met meerderheid van
stemmen, aan burgemeester en wethouders de
schorsing van den heer Dibbits voor te dragen
voor den tijd van twee maanden.
Naar de N. R. Cl. verder verneemt, hebben
negen raadsleden de bijeenroeping eener buiten
gewone raadsvergadering binnen twee maal vier
en twintig uren gevraagd, opdat art. 29, 2de lid
van de wet op het middelbaar onderwijs onmid
dellijk toepassing kan erlangen. Daarin toch leest
men: „Zij (de directeur en leeraren) kunnen door
Burgemeester en Wethouders worden geschorst.
Deze geven zoo Spoedig mogelijk rekenschap van
hun besluit aan den gemeenteraad."
Eergisteren zijn te Maastricht twee ontvluchte
krijgsgevangenen uit Pruisen aangekomen, die
inleen koffiehuis door de aanwezige personen,
van het noodige reisgeld, enz. werden voorzien,
om hunne reis over België te- kunnen vervolgen.
BINNENLAND.
De Minister van Binneul. Zaken heelt vastge
steld de herleidings-tafel van het medicinaal ge
wicht tot het werkelijk gewicht en omgekeerd,
en bepaald dat die tafel door de zorg van zijn
Amsterdam, 21 December. Naar wij vernemeo,
is in een op Si December jl gehouden vergadering
door de in 1867 hier opgerichte „bijeenkomst van
armbesturen" besloten deze instelling op te beffen
en te vervangen door eene Vereeniging lot bestrij
ding van het pauperisme te Amsterdam, welke Ver
eeniging reeds is tot stand gekomen. Zij stelt zich
ten doel: de bevordering van de kennis en van
de toepassing, der meest geschikte middelen tot
bestrijding van verarming en armoede te Am
sterdam.
Heden morgen te 5 uren is er brand ont
staan in het koffiehuis „de Nieuwe vijfhoek" op
de Weteringschans; het gebouw is geheel uitge
brand. Met behulp van 4 spuiten was men
omstreeks halfacht den brand meester.
's-Gravenhage, 22 Dec. Met veel leedwezen
verneemt men, dat de heer L. F. Praeger, offic.
van gezondheid der 1ste klasse bij de Neder-
landsche zeemacht te Metz overleden is, waar
hij als lid der Nederlandsche ambulance reeds
eenigen tijd had doorgebracht. Ieder die met den
afgestorvene eenigzins van nabij bekend was, zal
begrijpen welk een groot verlies in dezen even
kundigen als ijverigen eu gulhartigen genees
kundige geleden wordt en hoe diep dit verlies door
zijne familie en talrijke vrienden wordt gevoeld.
Hij had ook door verscheidene geschrifteu van
zijne kunde en ervaring doen blijken.
Toen gisterenmiddag omstreeks 4 uren de
cavalerie uit Delft huiswaarts keerende
de Wagenbrug opreed, trof een korporaal der
stedelijke schutterij alhier het ongeluk, terwijl
hij de nadering der troepen afwachtte, door een
uit de Wagenstraat komenden goederenwagen
van de firma Van Gend en Loos om verge worpeu
en overreden te worden. De ongelukkige werd
door de policie, zoo goed als levenloos opgeno
men en iu een nabijgelegen herberg ingebracht.
Kampen, 21 Dec. Iu de heden gehouden raads
vergadering is besloten, de benoeming van een
hoofdonderwijzer, in plaats van wijlen den heer
Kruijtbosch, te verdagen tot de gewone raads
vergadering op 31 Dec. a. s., en den op de voor
dracht geplaatsten onderwijzer Heetjans inmid
dels in de gelegenheid te stellen alsnog bewijzen
van practische bekwaamheid af te leggen. Daar
ten aanzien der al of niet benoeming van een leer
aar in het teekenen bij het middelbaar onderwijs
de stemmen gestaakt hebben, is ook die be
noeming tot de vergadering van 31 Dec. verdaagd.
Zwolle, 22 December. Als een bewijs voor de
uitgebreidheid van den tegenwoordigen handel
tusscheu Duitschland en ons vaderland, kunnen
wij berichten, dat een der stoombooten, varende
van hier naar Rotterdam, eergisteren van genoemde
stad met eene zware lading koloniale waren te
gen een buitengewoon hoogen vrachtprijs naar
Manheimn is vertrokken.
Groningen, 22 December. Het voor eenige da
gen medegedeelde bericht, omtrent de waarschijn
lijke opheffing der Landbouwschool alhier, blijkt
onjuist te zijn. Alleen is iu eene vergadering van
aandeelhouders, gehouden op 16 December, mede-
deeling gedaan, dat de pogingen, die aangewend
waren, om de gelden voor den aankoop van, naar
men meende, noodige verzamelingen enz. begroot
op eene som van 7U00, van elders te krijgen, mis
lukt waren. De aandeelhouders hebben zich on
geneigd belooud, om die som zelve te bezorgen.
Tot na het einde van Maart, blijft alles op den
ouden voet. Wat er na dien tijd gebeuren zal is
nog onbeslist.
Franeker, 21 Dec. Iu de voormiddag godsdienst
oefening van Zondag, is ten behoeve van het Herv.
Diaconie-weeshuis alhier, gecollecteerd een 3 pCt.
Werk. Schuld, nominaal groot f 600.
Assen, 21 December. Wegens de menigte vos
sen, die in dit gewest aauwezig zijn, houdt men
thans op sommige plaatsen par-force jachten. Men
is er reeds in geslaagd eenige dier schadelijke
dieren te dooden.
Tilburg, 21 December. Verleden jaar werd al
hier eene verhooging van jaarwedde voor den
I burgemeester aangevraagd, doch, bijna metalge-
meene stemmen, door den gemeenteraad verwor-
pen. Thans heeft men voorgesteld de jaarwedde
onzer beide Wethouders, de HH. Kerstens en
Diepen, met die van den burgemeester, aanzien-
lijk te verhoogen, welk voorstel met algemeene
stemmen is aangenomen. Naar men nu van goede
i zijde verneemt, hebben Gedep. Staten, op hunne
beurt, de goedkeuring aan die verhooging ge
weigerd.
i Brieven uit Gouda.
Mijnheer de Redacteur I
Ik heb mij inenigmalen afgevraagd: waarom
toch zijn in den regel de stationsgebouwen der
spoorwegen zoo verre van de steden verwijderd
waartoe dient het, het reizende publiek zulk een
last te veroorzaken? Gouda had vioezer zijn
station aan, bijna in de stad, men heeft de stad
mijner inwoning van dat gemak berooid, volgens
de meening vau sommigen om het buffet meer
productief te maken. Deze berekening, zoo dit
werkelijk de oorzaak was, is kleingeestig en is
mogelijk bij eene particuliere maatschappij, maar
bij de staatsspoorwegen houd ik die voor onmo
gelijk. De staat kan en mag om zulke redenen
den burger geen last aandoen, en toch is den
afstand tusschen steden en dorpen en hunne sta
tions ook bij de. staatsspoorwegen zeer groot. Ik
reis te weinig om daarover mijn oordeel over
alle plaatsen te kunnen uitspreken, maar, voor
zooverre ik ze ken, bestaat dit ongerief. Te Zwolle,
Meppel en Culemborg is de afstand een reis te
noemen. Men heeft evenveel tijd noodig om b. v.
te Culemborg naar het midden der stad vertrek
kende en den tijd mederekende, die men in de
wachtkamer moet doorbrengen, als noodig is om
van dat station naar Utrecht te sporen. Op som
mige plaatsen heeft men ook geregelde omnibus
diensten moeten organiseeren tusschen de plaat
sen en de stations. Het meest in het oogloopend
was mij dit te Geldermalsen. Hebt gij die plaats
wel eens bezocht, mijnheer de redacteur? zoo
niet, dan recommandeer ik u dat reisje bij gelegen
heid eens te doen, gij zult u op een merkwaardige
plaats bevinden, ook uit een ander oogpunt be
schouwd. Ik heb namelijk de overtuigiug dat dit
het Hardestein is, dat Van Lennep zoo meester
lijk, zoo boeiend in zijn Klaasje Zevensier heeft be
schreven. Gij vindt er in den omtrek die kasteeleu,
dat landschap, in het dorp, die vriendelijke burger
huizen, zelfs de sociëteit door onzen grooten dichter
zoo onnavolgbaar beschreven. De overeenkomst
is zoo groot, dat toen ik mij voor eenige weken
daar bevond, en met een jong man kennis maakte
die men mij zeide de pas benoemde predikant
van het dorp te zijn, ik lust kreeg om te vragen
of dominé Bol overleden of verplaatst was. Zoo
gij besluiten kunt die reis te doen, wees dan
voorzichtig in de keuze van het jaargetijde. In
deu zomer zal het u zeker bevallen, gij zult u
in een paradijs verplaatst vinden. Ga er echter
om Gods wil in dit saisoen niet heen, het zou
u even slecht bekomen als met mij onlangs het
geval was. Het station Geldermalsen ligt niet te
Geldermalsen, maar bijna een half uur daarvan
verwijderd. Waarom uien niet liever te Tricht,
dat men doorrijdt, het station heeft geplaatst weet
ik niet; het zal zeker om wijze redenen zijn ge
schied. Toen ik dan aan het station Geldermalsen
afstapte werd ik door een bloedverwant afgehaald,
die zich verontschuldigde geen rijtuig te hebben,
het was, zeide hij, onmogelijk er een te bekomen,
de voerlieden wilden niet naar den spoorweg
rijden. Ik betwijfelde dat zeggen wel maar zweeg
en nam plaats in de diligence die van daar naar
Tiel rijdt en de passagiers van Geldermalsen en
Buren ook opneemt. Tot mijne verwondering
was die diligence met vier paarden bespannen,
vroeger waren er slechts twee. Spoedig bemerkte
ik dat dit volstrekt geen nuttelooze weelde was.
De rijweg loopt 600 a 700 meters paralel met den
spoorweg, dat gedeelte van den weg is nieuw
en tegelijk met den spoorweg aangelegd, ik
denk door de administratie der spoorwegen.
Welnu, die kleine afstand is zoo slecht, dat onze
vier paarden het rijtuig, dat niet meer dan 6
menschen bevatte, slechts met veel moeite en
onbegrijpelijke krachtsinspanning voorttrokken en
daartoe 3maal zooveel tijds behoefden als anders.
Meer daD twintig malen dachten wij te zullen
omslaan en ik beschouw het als een wonder dat
dit niet gebeurd is. Men vertelde mij dat het
beloopen van dien weg letterlijk onmogelijk is
en dat menigeen liever naar Culemborg dan naar
het station liep of reed.
's Avonds moest ik terug, ik had een retour-
kaart te Utrecht genomen. Ik werd naar de brug
gebracht, naar het gebouw dat tegelijk Raadhuis,
sociëteit, herberg en logement is, en waar ook
de diligence, van Tiel naar den spoorweg, even
ophoudt om passagiers op te nemen en af te
laten. Daar wilde ik plaats nemen tot het sta
tion maar kreeg ten antwoord, dat ik kon mede
rijden indien er plaats was maar dat men geen
plaats kon bespreken. Gaarne had ik toen, om
zeker te zijn, willen loopen, maar ik had's mor
gens de zwarigheden ingezien en men verzekerde
mij nu dat dit zonder gevaar niet kon geschie
den; ik wachtte de diligence af maar kon niet
mede, er was geen plaats meer. Ik wilde een
rijtuig huren, ook dit kon niet: „Ik wil er voor
geen tien gulden heen rijden" zeide de voermaD,
die ik er om vroeg, „ik waag er mijne paarden
niet aan," en, nolens volens, moest ik blijven
ofschoon belangrijke zaken mij te huis riepeD en
mijn retourkaart zijn waarde verloor.
Vindt gij het niet vreemd dat men een stations
gebouw op zulk eene ongeschikte plaats nederzet,
dat men een zoogeuaamden rijweg daarnaast
maakt die den naam van weg volstrekt niet
verdient, omdat het slechts een modderpoel vol
gaten is. Vindt gij het goed dat men een stations
gebouw nederzet dat bijna ontoegankelijk is, is
zulk een handelwijs overeen te brengen met de
hi
en,
h
doe
he
eer
eer
kostbare wijze waarop onze Staatsspoorwegen zij
ingericht? Zouden de kosten van bestrating valiÈD,
600 a 700 meters zoo groot zijn in vergelijkiu n
der vele millioenen die deze wegen kosten Toe
ik den volgenden dag in den wagon mijn w
dervaren vertelde, zeide mij een boer uit dittet
streken dat deze handelwijze nog aanstootelijke
wordt als men den omtrek van het station t
Utrecht beschouwt, en ziet hoeveel land waarva|usc
partij kou getrokken worden, sedert zoo langei
tijd nutteloos aan den landbouw is onttrokkei
Hij wees mij bij de aankomst te Utrecht ee:
terrein waarvan de oppervlakte zeker 20 rnai isk
die van den zoo ellendigen weg te Geldermalst
bedroeg, en dat behoorlijk gezand was en ui
muntend als weg had kunueu gebruikt word;
dat terrein is niet gebruikt. Als men, zeide
boertje, dit land gebruikte om er vee op te li
grazen, en de kosten die men gemaakt heeft et
het te bederven, had gemaakt aan den weg
Geldermalsen, dan zouden wij geholpen zijD
er zou veel voordeel van getrokken zijn, men ha:
het land later kunnen bezanden als dat noodij
mocht worden.
de V.
BUITENLAND,
tk
Duitschland.
De nota van Graaf Von Bismarck aan de Luxem
burgsche Regeeriug, waarbij Pruisen zich onl
trekt aan de bepalingen van het tractaat varlfei
den llden Mei 1867, is van den volgenden in
houd.
„Versailles, 3 December 1870.
"De oudergeteekende, Kanselier van den Noordfjvt
Duitschen Bond, heeft de eer der Doorluchtigi
Regeering van het Groothertogdom Luxembur,
beleefdelijk het volgende mede te deeleD.
„Bij het uitbreken van den oorlog heeft de Re
geering van Zijne Majesteit deu KoniDg verklaard
de onzijdigheid van het Groothertogdom Luxem
burg te zullen eerbiedigen, onder voorwaarde dai
deze ook van Fransche zijde geëerbiedigd, en gelijl
van zelf spreekt, door het Groothertogdom mei
ernst gehandhaafd zou worden.
„De Koninklijke Regeering heeft die toezegging
getrouw nageleefd en heeft hare lijdzaamheid
zoover uitgestrekt, dat zij zich alle bezwaren ter
opzichte van het vervoer der gewonden heef:
getroost, die haar werden opgelegd door he
protest der Fransche Regeering tegen het in hel
belaDg der menschheid voorgesteld transport van
gekwetsten over Luxemburgsch grondgebied.
„Tot haar diep leedwezen echter zijn de han
delingeD noch van Fransche, noch van LuxemSj
burgsche zijde in overeenstemming geweest me pe
de gedane toezeggingen.
„Een aantal gevallen, waarin een gedeelte dei
bevolking eene vijandige gezindheid aan den
heeft gelegd, en zelfs eene feitelijke mishandeling
van aldaar aanwezige Duitsche beambten heeti
plaats gehad, kunnen hier onaangeroerd blijven,
ten einde niet de Groothertogelijke Regeering
verantwoordelijk te stellen voor de verkeerde
handelingen van enkele personen, die overigens
eene meer krachtige afkeuring zouden verdiend
hebben, dan hun schijnt ten deel te zijn gevallen,
„Een in het oog loopend geval van schending
der neutraliteit echter is de toevoer van proviand,
door middel van nachtelijke spoortreinen uit
Luxemburg naar de vesting Thionville, zoolang
deze nog in handen der FranscEen was. De
Groothertogelijke Regeering heeft haar leedwezen
hierover te kennen gegeven; maar zij heeft het
feit niet kunnen ontkennen, dat de verzending
naar Thionville niet zonder voorwetenschap der
Groothertogelijke spoorweg- en politiebeambten
kou plaats hebben. De Koninklijke Regeerin
heeft reeds bij die gelegenheid hare bezwaren
aan de Groothertogelijke Regeering kenbaar ge
maakt en de aandacht dezer laatste gevestigd op
de gevolgen, die uit zulke handelingen noodwen
dig moesten voortvloeien.
„Op deze waarschuwing is echter geen acht
geslagen.
„Veeleer heeft de schending der neutraliteit
in den laatsteu tijd eene uitbreiding verkregen,
die het voor de Koninklijke Regeering onmogelijk
maakte dit langer voorbij te zien.
Na de overgave van Metz zijn een aantal Fran
sche soldaten en officiereu over het grondgebied
van het Groothertogdom gekomen, ten einde, bui
ten de Duitsche troepenstellingen om, Frankrijk
weder te bereiken.
„Te Luxemburg zelf heeft de aldaar verblijf-
houdende Franse ie vice-consul in het spoorwegsta
tion een bureau ingericht, waar de vluchtelingen
werden voorzien van middelen en schriftelijke
bescheiden, oui de reis naar Frankrijk tot dienst
neming bij de noordelijke armee te kunnen voort
zetten.
„Het aantal langs dien weg aan de Fransche
strijdkrachten toegevoerde weerbare manschappen
bedraagt, volgens de daaromtrent aanwezige op
gaven, meer dan 2000 man.
„Van de zijde der Groothertogelijke Regeering
zijn daartegen geene maatregelen genomen; de
Fransche militairen werden niet geïnterneerd,
noch verhinderd in hun terugkeer naar Frank-
t
id
'j
PE
et
er
z<
si
al
id
Jo:
0
iel
1
e
ib
H;
|cr
iu
n
d.
i'o:
ei
LU
ll
e
st
tu
d
sfa
t<
Ji