eene bevolking van beneden 1500 zielen geene
vergoeding voor bureaukosten genieten, dan wel
of te dezer zake aan ben eene vergoeding van
f 3 kan worden toegekend.
„De eerste vraag moet naar mij voorkomt, toe
stemmend worden beantwoord. De burgemeester
of zijn plaatsvervanger is geen lid van het college
uit kracht van den aard van zijn ambt, maar
ambtshalve ingevolge eene opdracht bij eene bij
zondere wet. Art. 1, 2de lid der voormelde wet
van den 5den April 11., beperkt daarom de toe
kenning van presentiegeld niet tot de in de derde
zinsnede van art. 2 bedoelde leden, maar spreekt
van de leden in het algemeen, en bedoelt derhalve
ook het lid, in art. 2, 2de alinea, genoemd. De
bewoordingen van art, 2 van voorschreven Kon.
besluit stemmen hiermede overeen."
„Zelfs zou, in het geval dat de overige zetters
gedurende een geheel jaar aan de werkzaamhe
den van het college niet hadden deelgenomen,
de burgemeester of zijn plaatsvervanger, naar
art. 2, 2de lid of art. 3 laatste lid, het toegekend
presentiegeld, op grond van art. 14 der wet en
art. 4, 2de lid van bet besluit geheel alleeü kunnen
genieten."
„Ten aanzien der tweede vraag zij aangemerkt
dat art. 3 van het besluit, luidens ziju aanhef,
beheerscht wordt door de twee vorige artikels.
In art. 1 zijn niet in art. 2 zijn wel begrepen
gemeenten van minder dan 1500 zielen. Vergoe
ding wegens bureaukosten kan dus voor die gemeen
ten niet worden toegekend."
„Ik meen door het vorenstaande aan het verzoek
van U H.Ed.Gestr. te hebben voldaan."
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft
goedgevonden ter kennis te brengen van de amb
tenaren bij zijn departement, voor zoover zij den
rang van commies of adjunct-commies bij de
dagteekeuig der tegenwoordige aanschrijving nog
niet bezitten, dat, aanvangende met dien dag,
geen ambtenaar bij zijn Departement door hem
ter benoeming tot eene der genoemde betrekkin
gen aan Zijne Majesteit den Koning zal kunnen
worden voorgedragen, dan na ingesteld onderzoek
naar de kennis die tot het behoorlijk vervullen
van een der genoemde rangen vereischt wordt.
Het bedoelde onderzoek zal bevatten:
A. voor het radicaal van adjunct-commies:
1°. het schrijven van een goedde leesbare hand
2°. grondige kennis van de Nederlandsche taal;
3°. vaardigheid om zich in geschrift juist en
gemakkelijk uit te drukken, te beoordeeleu naar
een opstel over een onderwerp dat veronderstelt
mag worden aan den aspirant bekend te zijn;
4*. kennis van de Fransche taal, voldoende
om daaruit in het Nederlandsch en omgekeerd
te kunnen vertalen zonder het gebruik van een
woordenboek;
6". bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen
van de rekenkunst, met de leer der evenredig
heden, der gewone en liendeelige breuken;
6°. bekendheid met het tegenwoordig stelsel
der munten, maten en gewichten in ons vader
land;
7°. algemeene kennis van de staatkundige
aardrijksbeschrijving van Europa, die meer in
bijzonderheden afdaalt ten aanzien van Neder
land en koloniën;
8". bekendheid met de hoofdpunten der geschie
denis in 't algemeen en met die des vaderlands
in het bijzonder, vooral gedurende de vier laatste
eeuwen
9°. kennis van de Staatsinrichting van Neder
land volgens de Grondwet;
10°. de eerste beginselen der staathuishoud
kunde.
B. voor het radicaal van commies:
1°. als sub A;
2°. als sub A met bijvoeging van een overzicht
der Nederlandsche letterkunde;
3°. kennis van den Nederlandschen stijl en
verder als sub A;
4°. als sub A met bijvoeging van de Engelsche
en Hoogduitsche talen, en in dezelfde mate als
sub A ten aanzien van het Fransch is gezegd.
Kennis der letterkunde in die drie talen strekt
tot aanbeveling;
5°. als sub A met bijvoeging van de beginselen
der stelkunst tot aan de vierkantsvergelijkingen
en der meetkunst lot aan de vlakken
6°. als sub A benevens de beginselen der na
tuurkunde;
7°. als sub A doch uitgebreider;
8°. naauwkeurige kennis van het Nederlandsch
Staatsbestuur, van de provinciale- en gemeente-
inrichting in Nederland, volgens de provinciale-
en gemeentewet; voorts bekendheid met inhoud
en beginselen van de wetten welker uitvoering
meer bepaald aan het Departement van Binnen
landsche Zaken is toevertrouwd, en van de voor
name maatregelen van inwendig bestuur daartoe
behoorende;
9°. beginselen van de staathuishoudkunde;
10°. overzicht van de algemeene en vaderland-
sche geschiedenis;
11°. schriftelijk advies omtrent eenig quaestieus
vraagpunt omtrent een of meer der wetten sub
N*. 8 B bedoeld.
In de Vergadering van de Koninklijke Akademie
van Wetenschappen, afdeeling letterkunde van
Maandag 11., waren tegenwoordig de heeren W.
M61I, G. Mees Az., L. Th. C. Van den Bergh, W.
G. Brill, II. J. Koenen, N. Beets, A. Kuenen, R.
J. Fruin, S. A. Naber, J. A. Fruin, M. J. De
Goeje, P. J, Veth, Th. Borret, C. Leemans en J.
C. G. Boot, secretaris.
De secretaris bericht dat de heeren Opzoomer
en Van der Wijck zich verontschuldigd hebben
wegens het niet bijwonen der vergadering, en
dat de correspondent B. F. Holla een photogra-
j phischen afdruk van Soendanesche en andere
Ooslersche letlerteekens en eene photographie
van den tempel te Mekka naar de teekening van
een Soendaneschen pelgrim heeft ingezonden.
Daarop brengt de heer Naber het verslag uit
over de Latijnsche verhandeling van den heer
Francken over de fragmenten van Lucilius uit
boek XIXXX. Met de conclusie tot plaatsing
in de Verhandelingen vereenigt zich de verga
dering.
De heer Boot spreekt over de Latijnsche ge
dichten van Nic. Heinsius en toont een exemplaar
der uitgaaf van 16G6, waarin door P. Burmannus
Secundus talrijke verbeteringen uit het hand
exemplaar van den dichter ziju opgeteekend. Hij
eindigt met den wensch, dat hij in staat gesteld
zal worden om die door Peerlkamp zoo gewenschte
uitgaaf met de varianten der vorige in het licht
te geven.
De heer G. Mees Az. leest een onuitgegeven
opstel van Mr. W. C. Ackersdijk, door dezen in
1830 aan den hoogleeraar H. W. Tydeman ge
zonden, over het billijke der klachten in de voor
malige Generaliteitslanden aangeheven over den
toestand van het algemeen bestuur, vooral met
betrekking tot de Roomsch-katholieken aldaar
onder de Republiek. De schrijver tracht te be
wijzen, dat die toestand op verre na niet zoo
ellendig is geweest als gewoonlijk beweerd en
gelooid wordt. De toestand der Roomschen was
daar niet slechter dan in de provinciën.
Tegen deze voorstelling worden door den heer
Van den Bergh bezwaren ingebracht, maar de
handelwijze der Staten ten opzichte der Genera
liteitslanden verdedigd door den heer Brill.
De heer Leemans deelt iets mede over eene
oude kano, die in het voorjaar in het veen bij
Nyeveen tusschen Meppel en Steeuwijk ontdekt
en door den spreker aldaar gezien is. De schuit,
acht meters lang, was uit éen eiken stam met
steenen werktuigen vrij goed gemaakt. Het hout
was echter in den veengrond te veel vergaan,
dat de moeite en kosten der blootlegging en van
het transport zouden beloond zijn. De spre
ker heeft zich dus vergenoegd daarvan eene tee
kening te maken en zal die met eene korte
beschrijving later voor de Verslagen aanbieden.
Hij wijst op soortgelijke voorwerpen in Engeland
en Denemarken opgegraven en op kleine model
len van gebakken aarde in Drenthe gevonden.
Door de heeren Veth, Keunen en Leemans
worden boeken en plaatwerken voor de biblio
theek aangeboden en door laatstgenoemden de
volgende opgave ingediend van hetgeen bij de
Commissie voor de overblijfselen der oude vader
landsche kunst is ingezonden eu door haar in dank
ontvangen: van Jhr. Mr. V. De Steurs te 's-Gra
veuhage, bericht van de aanstaande slooping van
het St.-Ewouds en Elisabets gasthuits te Wijk bij
Duurstede, over het plan tot verbouwing en ver- I
grooting van deOnze-Lieve-Vrou wekerk te Zwolle,
en over oud Romaansch schilderwerk in de St.-
Servaaskerk te Maastricht ontdekt; van den heer
L. L. Kleyu te Gorsel, nadere berichten over de
Bathmenscbe muurschilderingen en over de af
gewerkte kopij van twee tal'ereelen.
onze verbazing zagen wij dat stukje land met
groote letters als de „Niederlande" aangeduid.
Het is bijna onmogelijk hier geen kwade trouw
aan te nemen, want de geograaf Petermann, de
vervaardiger der kaart, is te goed op de hoogte
om nu nog niet te weten, dat Luxemburg en
Nederland twee geheel afzonderlijke landen zijn.
Laten alle Nederlandsche bladen tegen deze ver
keerde voorstelling van een werk, dat zich mag
beroepen op een groot gezag in de geleerde wereld,
protesteeren. De Duitsche geleerden zijn niet min
der gevaarlijk dan de Duitsche legers en voorde
toekomst is niets leerzamer dan op den gang
hunner geschriften bijzondere aandacht te vesti
gen. Het zwaard en de pen vullen bij den grooten
Duitscheu stam elkauder zooveel mogelijk aan.
[Noorden.)
De Minister van Marine brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat, naardien volgens
ontvangen mededeelingen de cholera in de
havens van de Zwarte Zee sedert 25 Novem
ber jl., heeft opgehouden te beerschen, de qua
rantaine-maatregeleu op de schepen, die met dat
tijdstip die havens hebben verlaten, niet meer
zullen worden toegepast.
DE PERIODIEKE PEKS.
De Amsterdamsche afdeeling der Maatschappij
tot bevordering der Bouwkunst heelt, naar aanleiding
van de door den Gemeenteraad van Amsterdam
verstrekte machtiging oui een terrein voor den
bouw eener academie van beeldende kunsten te
koopen, een adres aan den raad gezonden, met
verzoek om daarbij tevens een waardig museum
voor de te Amsterdam aanwezige schatten van
Nederlandsche kunst te stichten, eu daartoe met
de nog niet ontbonden commissie, voor de oprich
ting van een museum Willem I, in onderhande
ling te treden.
Naar men verneemt, zal de tentoonstelling van
schilderwerken, in de Maatschappij Arli et Amicitiue
te Amsterdam, die, zoo als aanvankelijk bepaald
was aanstaande Zondag zou worden gesloten,
wegens 't druk bezoek in weerwil van het
ongunstig weder nog eenige weken geopend
blijven. (A. B. v. N.) j
Volgens de Gazette van Gent is den talentvollen
beeldhouwer De Plijn de vervaardiging opgedra-
gen van het kolossaal standbeeld, voor den Gou-
verneur-Generaal Jan Pietersz Koen te Batavia
op te richten.
In de laatste afleveringen van de Millheilungen
aus Justus Perthes Geographischer Anstalt is eene
kaart opgenomen van den Elzas en de Duitscli-
Fransche taalgrenzen. Het zuidelijk gedeelte van
Luxemburg komt ook op die kaart voor en tot 1
Naar aanleiding van de jongste zitting van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waarin
de heer Brocx de bekende mededeelingen deed
omtrent de ministerieele crisis en de heerJonck-
bloet aaudrong op een oplossing van de crisis,
door de optreding van „een definitief krachtig
kabinet", schrijft het Noorden een artikel waarin
het eene oplossing" aan de hand geeft.
Deze oplossing omschrijft het blad als volgt:
„Niet éen man, niet zeven mannen, niet de
meerderheid der vertegenwoordiging in hare tegen
woordige samenstelling, zelfs niet hare eenstem
migheid kan Nederland helpen. Het geneesmiddel
moet dieper gezocht worden. Zoolang de Kamer
gekozen wordt door het nu bestaande kiezers
personeel, zal de toestand niet verbeteren. Men
stelle een ministerie samen uit de voornaamste
celebriteiten, uit de geleerdste professoren, die de
zwaarste vraagstukken van den dag hebben onder
zocht, het zal niet baten. Men regeert niet met
een Kamer, die zelve zich gedragen voelt door
de kiezers die haar samenstellen. De oplossing,
die zoo lang reeds gezocht wordt, maar wier naam
angstig wordt verzwegen is, dusuitbreiding van
het kiezerspersoneel. Wij hebben eenen minister
noodig, die van den Koning een opdracht durft
aannemen, onder vooorwaarde, dat hij aan de
Tweede Kamer zal mogen zeggen, dat zij het volk
niet vertegenwoordigt.
De minister die deze woorden durft uitspreken
zal het land uit de moeilijkheden redden, hij zal
de Tweede Kamer in hare zwakheid aantasten.
Hij zal gesteund worden door een zeer groot deel
der conservatieven, door de kerkelijke partijen
en de oprechte liberalen, die allen in de Kamer
geene volksvertegenwoordiging meer zien. Stelt
hij eene wijziging voor met eerlijkheid, die niet
het voordeel van éene partij zoektbij eene vaste
overtuiging en een ijzeren wil zal hij slagen in
het doen aannemen van zijn voorstel."
In het weekblad voor de Burgerlijke admini
stratie, onder redactie van Mr. J, Léon, dat zich
in het algemeen, weinig in politieke discussiën
mengt, komt het volgende voor:
„In de couranten, waarin wordt geschreven,
i over hetgeen men gewoonlijk „de politiek" noemt,
I vinden wij in den laatsten tijd, bij herhaling je
remiades aangeheven over de moeielijkheid, die
er schijnt te bestaan, om een Ministerie te vinden.
Men schijnt zulks daaraan toe te schrijven dat
er, zoo men meent, in de tweede kamer geene
bepaalde meerderheid van deze of gene richting
aanwezig is, in wier geest dan het Ministerie zou
kunnen worden samengesteld. De buitenlanders,
die het flauwe begrip, dat zij van onze toestan
den hebben, uit die couranten putten, moeten
wel zeer verwonderd opzien, als zij daarin lezen,
dat Nederland op het oogenblik geene Regeering
heeft en geene Regeering kau vinden, en daar
door het bewijs schijnt te geven dat het niet
meer in staat is zich zelf te regeeren. Als wij
dergelijke geheel onjuist voorgestelde zaken in
Nederlandsche couranten lezen, dan begrijpen wij
niet hoe de redactiën dier couranten ze kunnen
opnemen, want het geeft immers zoo volkomen
den schijn, alsof zij den annexatiegeest bij den
buitenlander willen levendig houden, en daarbij
kunnen zij toch evenmin als wij allen belang
hebben.
Doch wij wenschen dit slechts in het voorbij
gaan op te merken; de reden, waarom wij van
de zaak melding makee, ligt in het volgende:
verondersteld eens dat de voorstelling, volgens
welke er op dit oogenblik geene bepaalde meer
derheid van deze of gene richting in de Tweede
Kamer aanwezig zou zijn, waarheid bevatte, dan
zou zulks de gebreken van ons kiesstelsel, waarop
iu ons blad zoo dikwijls gewezen is, zoo duidelijk
mogelijk aantoonen; het zou dan niet meer te
ontkennen zijn, dat ons kiesstelsel ons geene ver
tegenwoordiging geeft, die de uitdrukking is van
den geest der meerderheid van het kiesbevoegde
volk, maar alleen eene vertegenwoordig ti
onderscheidene minderheden. En zoo dit n
nu bij ons tegenwoordig kiesstelsel het o,
mocht zijn, hoe zou zulks dan niet vermeerde:
als wij er toe overgingen, om het zoo hoogst i
praktische kiesstelsel der Engelsche staathi
houdkundigen aan te nemen, dat, nieltegenstaa
het praktische verstand, waardoor het Neder!
sche volk meent uit te munten, ook bij ons nogins
gen voorstander vindt, namelijk het stelsel,
alle richtingeo, ook de kleinste, in het parlem
te doeu vertegenwoordigen. Wij zouden
zeker eene tweede kamer bekomen, waarin alle:
minderheden zoo ruim vertegenwoordigd
dat er voor een meerderheid stellig geen pi
overschoot."
Het Volksblad van den lieer De Bosch Keen;
behelst het volgende:
Poging om een Commissaris des Konings in mm:
ting te brengen bij geloofsgenoolen. De Maasbode v
vult de rol van aanbrenger, door het feit i
algemeene kennis te brengen, dat de Kathol»
Commissaris" van een Katholieke provincie (aid
dat is de Commissaris des Konings in Limbij
de lieer De Wiliebois, en de Burgemeester
Maastricht, de heer Raat, het adres ten behoe
van den Paus aan den Koning niet geteekend h-
ben, terwijl de redactie de wenschelijkheid
spreekt, dat de Commissaris „zich aan een vc
„keuze kon en durfde onderwerpen, in welk ge
„hij waarschijnlijk met glaos en luister uit
„gouvernementshuis zou gestemd worden."
Waar Roomsche medeburgers het adres vo
den Paus teekenen uit gemoedelijken geloofsijv.
en
«n
a'
D
Stoi
Dili
ij
in
bat
jaa
iilii
il
int
Ik
Ini
sscl
eiai
Iklll:
,V
h
ba
in
P
tabi
5e
au
ibbi
|inm
Itlio
(oli«
invl
verdienen zij, om die godsdienstige daad, al ko:
zij met onze geloofsovertuigingen niet overeen,
onzen eerbied; waar zij meenen, dat hun adr
ten behoeve van den Paus, bij den Koning c
Nederlanden iets helpen zal, geven zij bewijs
zeer bekrompen inzicht; waar zij tot het
kenen van adressen opwekkeu, onder insinuat
dat zij, die niet teekenen, geene goede Kali
lieken zijn, wekken zij op tot geloofshaat,
waar zij tegen den geheelen geest onzer grotl
wet uitdrukkingen gebruiken van Katholieke Coi
missaris des Konings en Katholieke provinciën,
komen zij in verzet tegen de wet.
De Prov. Friesche Courant schrijft o. a. os
„de Crisis":
De Haagsche correspondent van de Belgisc
Indépendance zegt in het nummer van laatstled»di
Vrijdag dat la jeune gauche, d. i. de geavancee
liberale partij als 't ware is aangewezen voor
vorming van het Nederlandsche ministerie. V
deelen dit gevoelen, al spiegelen wij ons van
geavanceerd-liberaal ministerie evenmin cou
gen levensduur voor dan van elk ander kabinl
dat in de gegeven omstandigheden zou kunoi
benoemd worden. Nog minder zou een orthodoi
nationaal ministerie gewild of nuttig zijn. E
conciliant-ministerie of, gelijk het soms heet, e
ministerie van fusie, zou even als een conservati
ministerie wel eenigen tijd de zaken kunn
gaande houden, maar stellig niet bij machte zij
wetten te doen aannemen voor de zoovele zaki
die dringend wettelijke regeling vorderen. Ge
ander ministerie kan, zoolang de meerderhe tiu
der vertegenwoordiging dezelfde politieke klei |10uc
behoudt die zij thans heeft, opeen matigen leveD eD|ie
duur rekenen, tenzij het is liberaal d. i. Tho we
beckiaansch (maar krachtig dan en werkzaan fen
of wel geavanceerd-liberaal. Aangewezen doori tSpai
aan den val van het ministerie Fock vooraf g t wl
gane zoowel als door de tegenwoordige gebeu in
iau(
Igei
in
lik,
k
!StU
in,
bf
|k
|o ii
;e z
let i
ibbe
dc
ivaa
z
|ood<
a
Eeie
Del
t
luige
e
iten
beg
Ine
tenissen, is een geavanceerd-liberaal kabinet. De
aanwijzing wordt dan ook weinig bestredenhl
ligt in den aard der zaak dat de leiders een
politieke partij die eene regeerende partij hebbi
ten val gebracht belast worden met de vormi
van een nieuw kabinet, 't welk dan behoort
tooneu dat het in staat is beter te regeeren d
het voorafgaande.
Een langen levensduur, wij zeiden het ree
zouden wij ook aan een geavanceerd-liberai
ministerie niet voorspellen, omdat nu eenmaal
Nederland geen bewind, welk ook, het lang schiji xer
te kunnen volhouden. Maar wij houden het vo ne bj
zeer goed mogelijk, ja voor waarschijnlijk, dati jn„
tijd, die gemiddeld aan een Nederlandsch mini acbte
terie pleegt te worden gegund (al is deze, dau|
zij de betreurenswaardige personen-politiek die zu
een grooten rol speelt, dan ook te kort om ea
behoorlijk uitgewerkt programma geheel of zei
grootendeels iu praktijk te brengen) door eel
geavanceerd-liberaal kabinet tot groot nut v
het land zou worden gebruikt.
Hoe dit zij, de buitengewoon lange duur v
de crisis werkt schadelijk in 's lands belang. 11
buitenland, Pruisen b.v. zal niet aarzelen tot -
conclusie te komen dat Nederland niet langer zi
zelf regeeren kan, gelijk het niet geaarzeld h
de Pruisisch-gezindheid van Nederlandsche blad-
(met name het Handelsblad, het Vaderland, de C' lier a
ninger Courant, de Spectator) in verband te brengt opgeL
met een beweerde wensch van Nederlanders, <k :r ve
zegen te mogen deelachtig worden eener regc u h0c
ring bij de genade Gods van Pruisen, Meckle: Zwoli
burg enz. enz. enz. rlang
Hopen wij dat spoedig een krachtig bewk ze st
optrede met waarlijk liberale gevoelens beziet rband
tezet
d tc
ti
Irweï
er S
i er
lucht
let In
■vaan
lor oi
Ivordi
wat
Iu aai
ven
|uwki
con
In vo
|dere
[tal,
iap.
:uwe
Alnh
|er G,
•en