Zaterdag
17 December.
A°. 1870.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
DE FAMILIE-JUWEELEN.
A0. 3380.
I;El I)SCII
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTÏÏNTIEN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Leiden, 16 December.
Door de vermeerdering van ons garnizoen met
>nige batterijen artillerie, is gelijk men weet
;u gedeelte van de RuÏDe min of meer tot
ililleriepark ingericht. Algemeen dacht men,
Ithaus in het begin, dat liet bij het plaatsen
eenige kanonnen zou blijven. In de laatste
igen werd meer algemeen bekend wat slechts
duigen wisten, nl. dat er iü de wagens, die
de Ruïne aanwezig zijn, kruit geborgen is.
elijk in den regel bij zoodanige gevallen, werden
feiten zeer overdreven medegedeeld, en van-
jar bezorgdheid, niet het minst bij de ingeze
ten, die om en nabij de Ruïne wonen.
Zonder nu hetgeen werkelijk van de zaak is
:u oogeublik in bescherming te nemen, meenen
e toch hen, die zeer bezorgd zijn aangaande den
ilioud der wagens, eenigermate gerust te kunnen
ellen.
De bedoelde wagens bevatten geen kruit, maar
echts patronen die in blikken busseD en deze
eder in houten kisten verpakt zijn; terwijleen
i ander weder iü goed afgesloten wagens ligt.
aarenboveu is liet terrein thans voor het publiek
noegankelijk, iets wat B. en Ws., indien ze dit
lodzakelijk oordeelen, volkomen vrijstaat, en
ordl dat gedeelte der Ruïne nauwkeurig be-
irveilleerd door de militaire- en politiemacht.
Dit wat het feitelijke der zaak betreft; doch
ians eene andere quaestie. Er is beweerd dat
ït gemeentebestuur de bevoegdheid bezitten zou,
n de militaire autoriteit te beletten kruit binnen
i bebouwde kom der gemeente in voorraad te
ibbeu.
Dit meenen we, althans wat deze gemeente be
eft, in twijfel te moeten trekken.
De algemeene politieverordening behelst daar-
ntrent niets.
&rt. 58 der wet van 26 Januari 1815 Slaatsbl
7) legt wel aan de plaatselijke besturen den
op, om ten aanzien van buskruit zoodanige
laatregelen van plaatselijke politie te nemen, als
ereenkomstig de plaatselijke gesteldheid en de
ginselen der wet zullen worden gevorderd,
och we vinden in de politieverordening geen
ikelen maatregel uit krachte van die wet, welke
militaire overheid kan beletten, hetgeen deze
lans vermeend beeft te moeten doen.
De wet van 9 Juli 1855 (S/W. N°. 68) kan o. i.
het tegenwoordig geval niet te baat worden
tnomen.
Wat bleef dus het gemeentebestuur over? Niets
nders dan der militaire overheid op het gevaar
lor de veiligheid te wijzen en uit dien hoofde
verzoeken de wagens met patronen, buiten
bebouwde kom der gemeente te brengen.
En dit is geschied. Wij kunnen verzekeren dat
en Ws. reeds veertien dagen onvermoeide po
ngen in het werk stellen om dit resultaat te
irkrijgen. Zijn wij wel ingelicht, dan hebben
en Ws. zelfs een krachtig schrijven in dien
lest aan den Minister van Oorlog gezonden en
wet er ook, naar men ons verzekert, besloteu
e/i
zijn dat de Burgemeester alleen of vergezeld van
eene commissie uit het college van dagelijksch be
stuur zich morgen op audiëntie bij den minister
van Oorog zal begeven om mondeling op de ver
plaatsing van de gevaarlijke wagens aan te
dringen.
Wat ook de afloop van de zaak zij, meenen
we na al het bovenstaande gerechtigd te zijn
alle overdreven vrees te kunnen wegnemen, maar
hopen intusschen dat het dagelijksch bestuur er in
mogen slagen om de militaire overheid tot rede
te brengen.
Men verneemt dat de heer W. Vruggink, de
schrijver van de populaire verhandeling over de
telegrafie", in de„Algemeene Bibliotheek,"uitgave
van A. W. Sijthoflf alhier, Maandag a. s. in
de zesde bijeenkomst van de commissie van de
volksvoorlezingenin de gehoorzaal, een lezing
zal houden over „telegrafie." Bij deze gelegen
heid kan het zijn nut hebben mede te declen
dat er van de bedoelde verhandeling in de „Al
gemeene Bibliotheek," nog eenige exemplaren
voorhanden zijn, die uiterst geschikt ter lezing
mogen geacht worden vóór en na de voordracht
in de Gehoorzaal. Daardoor zal ieder der aan
wezigen ongetwijfeld een allezins duidelijk denk
beeld verkrijgen van de wetenschap der tele
grafie.
De burgemeester, hoofd van het gemeentebestuur
van Leiden, doet te weten, dat aan den ontvanger
der directe belastingen alhier zijn ter hand ge
steld twee, op den 13den dezer maand invorder
baar verklaarde kohieren voor de belasting op
het personeel, over het dienstjaar 1870 en 1871,
zijnde voljaarsch- en drie viereudeeljaarsch aan
slagen; terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag
op den bij de wet bepaalden voet te voldoen.
Burg. en Ws. alhier, gezien de adressen om
vergunning tot het houden en mesten van éen of meer
varkens, als van: 1°. J. A. L. Maas, smid, in zijn
pakhuis in de Hooglandsche Kerk-Koorsteeg, ge-
teekend wijk VII n°. 878; en 2°. W. Rodenburg,
melkslijter, in zijn pakhuis op het Klooster, wijk
VI n°. 1299rood
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars
en bewoners van de naast bijgelegene en belen
dende panden, ten opzichte der informatiën de
commodo et incommodo, door burgemeester en wet
houders zal worden gevaceerd op het raadhuis
dezer gemeente, op Maandag den 19den Dec. a s.,
's voormiddags Ie elf uren.
In den gemeenteraad te Amsterdam is ingeko
men eene missive van mej. J. Öcheidius te Leiden,
daarbij aanbiedende een plan omtrent een op te
richten middelbare school voor meisjes.
Woensdag avond heeft Ds. R. Koopmans van
Boekeren, in de Nuts-vergadering te Rotterdam,
een voordracht gehouden. De Spreker noodigde
zijDe hoorders uit tot een kijkje in de onderwe
reld, meer bepaaldelijk om de aandacht te vestigen
op de mythologische verhalen van hetgeen Or
pheus, Pirithous, Theseus, Hercules, Ulysses en
Telemachus aldaar hebben gezien en ondervonden.
Het was hem evenwel niet te doen om zijne
hoorders met eene mythologische studie bezig te
houden, maar eenvoudig om dit alles op het da
gelijksch leven toe te passen eu dus van die be
zoeken in de onderwereld partij te trekken tot
eene humoristische, nu en dan scherp sarcastische
beschouwing van onderscheidene toestanden, typen
en vooroordeelen, zooals men die soms aantreft.
Het was als 't ware eene groote revue, waarin
men vorsten en ministers, dichters en prozaïsten,
geleerden en ongeleerden, oude tantes en jonge
nichtjes, tot zelfs bakers en keukemeiden zag pa
radeeren, alles om te doen zien aan welke
kwalen het openbaar en bijzonder leven in de
onderscheidene kringen laboreert. Zoo doende
schetste hij bijvoorbeeld de werking van waré
vriendschap tegenover die van het eigenbelang,
de leer tegenover de beoefening der deugd, het
ongepaste spreken tegenover het gepaste zwijgen,
enz. Nadat de vergadering zich hierbij met me-
nigen uitval had geamuseerd, kreeg de beschou
wing op 't laatst eeD hoog ernstig karakter, toen
de Spreker tegenover die mythen Dante's Hel ter
sprake bracht, zooals die door de teekenstift
van een Gustave Doré is geïllustreerd. Het spreekt
dus van zelf, dat de voordracht eene ruime va
riatie van schilderingen en opmerkingen opleverde.
De gespannen aandacht der buitengewoon talrijke
vergadering zal voor den Spreker wel een vol
doend bewijs zijn geweest, dat hij daarmede geen
ondankbaar werk heeft verricht. (N. R. Ct.)
Het bij de Tweede Kamer aanhangig gewijzigd
ontwerp-adres van rouwbeklag wegens het over
lijden van Mevrouw de Prinses Frederik der
Nederlanden, geboren Prinses van Pruisen, luidt
aldus:
Sire
Met diep leedwezen heeft de Tweede Kamer
der Staten-Generaal Uwer Majesteits mededeeling
ontvaDgen van het overlijden van Hare Konink
lijke Hoogheid de Prinses Frederik der Neder
landen, geboren Prinses van Pruisen.
Wij beseffen levendig, hoe smartelijk dit ver
lies Uwe Majesteit treft, en in welk een rouw
geheel Uw doorluchtig Huis, maar bovenal de
hoogst eerbiedwaardige Gemaal der Overledene,
zoowel als Hare Kinderen gedompeld zijn. De
natie, Sire, vereerde in Prinses Frederik eene
Vorstin, wier leven zich door huiselijke deugd
en onbekrompen weldadigheid kenmerkte. Bij
haar verscheiden gevoelen wij opnieuw, dat het
lief en leed van het Vorstelijk geslacht ook het
onze is.
Mogen Uwe Majesteit en de overige leden van
Uw Huis troost vinden in hqt bewustzijn, dat een
Hoogere wil Hun deze beproeving heeft opgelegd,
en dat de nagedachtenis der Overledene bij het
Nederlandsche Volk in gezegend aandenken blij
ven zal.
Wij vernemen, dat weldra de onderhandelin
gen een aanvang zullen nemen tusscheri de Prui
sische en Nederlandsche regeering, ter zake van
de Internationale aansluiting, noodig geworden door
den iD aanbouw zijnde spoorweg van Boxtel
naar Wesel. Tot commissarissen voor de com
missie ai hoe zijn door de Pruisische regeering
benoemd de heeren Geheim-Legations Rath Koe-
nig en Geheim-Regierungs Rath Duddenhausen
en door de Nederlandsche regeering de heeren
Mr. P. J. A. M. Van der Does de Willebois, com
missaris des Konings in Limburg en Jhr. G. J.
G. Klerck, Adviseur voor de spoorwegen aan het
Ministerie van Binnenlandsche Zaken. De confe-
rentiën zullen te Berlijn gehouden worden.
Het bericht, zegt de N. R. Ct. door de bla
den medegedeeld, als zouden tusschen den Groot
hertog van Luxemburg en den Koning van Pruisen
reeds een maand geleden schikkingen zijn ge
troffen over den afstand van Luxemburg, wordt
ons van goederhand ten stelligste tegengesproken.
Gisteren hebben de heeren kerkvoogden van
de Nederd. hervormde Kerken te Delft, de uit-
noodiging ontvangen, van den heer Hofmaarschalk
van Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden,
om de nieuwe Kerk, op aanstaanden Woensdag
den 21sten Dec. beschikbaar te stellen voor de
teraardebestelling van het stoffelijk overschot van
H. K. H. Prinses Frederik der Nederlanden.
De Provinciale Staten van Gelderland zullen
Woensdag a. s. vergaderen ter verkiezing van een
lid der Eerste Kamer, in plaats van wijlen Jhr.
Mr. Van Nispen van Pannerden.
Z. Exc. de baron Von Wiede, voormalig gezant
van Zweden en Noorwegen bij ons Hof, is gis
terennamiddag bij Z. M. den Koning ten gehoore
ontvangen.
De gemeenteraad te Rotterdam heeft gisteren
met 29 tegen 4 stemmen in beginsel besloten tot
de vestiging daar ter stede van een school voor mid
delbaar onderwijs voor meisjes, in het perceel
aan de scheepmakershaven, dat te dien einde
van den heer Overgaauw in huur zal worden
genomen.
De vraag of het een school zal zijn van drie
jarigen dan wel van vijfjarigen cursus zal nader
beslist worden.
De Minister van Financiën heeft den 6den dezer
de volgende circulaire gericht aaD de heeren Com
missarissen des Konings in de provinciën:
„Ik had de eer te ontvangen uwe missive van
24 November 11., betrekking hebbende tot de twee
volgende vragen: 1°. of de Burgemeester en even
tueel zijn plaatsvervanger, in art. 2, 2de lid der
wet van 5 April 1870 Staatsblad n°. 68) bedoeld,
al dan niet behooren te deelen in het presentie
geld, dat krachtens het Kon. besluit van den 26sten
Augustus 1870 Staatsblad n°. 156) aan de leden
van een college van zetters wordt toegekend;
2". of art. 1 van dat Besluit, ook in verband be
schouwd met art. 3, zóo moet worden opgevat,
dat de colleges van zetters in gemeenten met
(Novelle naar het Hoogduitsoh).
Vervolg.)
Ja. ja," zeide de presidentsvrouw, zich tot
st jonge meisje wendend en haar met de kleine
lanke hand vriendelijk op de schouder kloppend,
fictorine is een lief kind. Maar nu ter zake,
elix, is het een groot bal, dat de heer Radauer
«ft? Is er veel adel? men zegt, dat de gene-
lalsvrouvv die Rosalie vroeger zoo onaangenaam
eelt behandeld, zich toch tot eene toenadering
ït.» m laten vinden, als uw schoonvader maar eerst
idecoreerd is. Is er souper na het bal?"
Emma," zeide de president in plaats van zijn
H*§)0n, die zich even bedacht welke vraag hij het
rst zou beantwoorden „ik vind die plolselinge
rergang uit eene ernstige, godsdienstigestemming
zulke wereldsche, profane diDgen waarlijk
ier bevreemdend, en te meer, daar gij nog niet
gevraagd hebt of Anna ook de verkwikking heeft j
genoten, die ons zoo even ten deel is geworden."
De goede vrouw zag hein ontsteld aan. „Lieve
Oswald, men kan toch niet altijd bidden, en daar
wij daarmede gedaau hebben, dacht ik dat het
zoo erg niet was om Felix eens naar het een en
ander te vragen. Men ziet hein toch zoo zelden,
en hij heeft toch ook het recht om te verlangen,
dat men een weinig deel neemt in zijne nieuwe
familie. Ik had wei is waar aan Anna kunnen
deuken. Het is Zaterdag-avond, mijn kind, heeft
Victorine u een weinig op de Sabbath voorbe
reid."
„Victorine heeft zich zelf door Heme's liederen
voorbereid, antwoordde de piesident spotachtig,
zonder op de ontevreden blikken van zijn zoon
te letten, „en als men dus iets kan wenscheu,
dan is het, dat zij het kind ten minste niet heeft
voorbereid."
De presidentsvrouw zag angstig om naar Vic
torine, maar deze had zich onbemerkt verwijderd,
misschien om het onderhoud tusschen de ouders
en deD zoon niet te storen.
„Ik heb alleen gebeden," zeide Anna, „papa
zeide immers laatst, dat, die met een waar ge
loof bidt, ook verhoord werd, en daar ik mij
iets wenschte, dat geen mensch mij koD geven,
zoo heb ik den goeden God daarpm gebeden."
De president knikte tevreden inet het hoofd en
zijne vrouw zeide: „Ziet gij, Oswald, Anna is
een veel te verstandig en goed kind, dat zij hare
avondgebeden zou verzuimen, waaraan gij zooveel
waarde hecht. Wij behoeven ons waarlijk niet
zoo te bekommeren over haar zielenheil."
„En waarom hebt gij dan geloovig gebeden?"
voegde de president met waardigheid er bij.
„Dat de lieve God mij Felix mocht weergeven
die ik zoo lang niet gezien had," zeide het kleine
meisje vol vuur. „Gij wilde hem niet laten ko
men, papa, eD Felix ging ook het huis voorbij
en ik heb hem toch zoo lief en onze. lieve mama
heeft ods gezegd, dat wij elkander altijd moeten
liefhebben en bijstaan. Toen ik nu zoo alleen
lag en Victorine sliep, en geen mensch kon zeg
gen, hoe treurig ik was, toen dacht ik: bid den
goeden God en, wat dunkt u wel, papa nau
welijks had ik gebeden en lag daar zoo stil, of
Felix kwam binnen."
De president was zichtbaar te lenr gesteld, ja
een fijn opmerker zou bemerkt hebben, dat hij
zelfs verlegen was over den inhond van dit kin
derlijk gebed, dat uit een zoo waarlijk liefheb
bend hart voortkwam; maar Felix was er door
aangedaan, alle uitdrukking van hardheid en
bitterheid was uit zijn gelaat verdwenen, toen
hij snel naar het kleine meisje ging en zich over
haar heenbuigend, haar teederlijk liefkoosde.
„Bewaar dat kinderlijk geloof in uw hart,
Anna," zeide hij weekhartig, „zulke gebeden die
uit een goed, oprecht en blijmoedig hart voort
komen, die om liefde en vrede vragen, verhoort
de goede God altijd. Ik ben nu gekomen, en
blijf niet ineer weg, ik beloof het u."
„Laat het goed zijn tusschen ons beide, vader,"
verzocht hij toen zachter tot den president ge
wend, om den wille van het kind. Laat ieder
van ons zijn eigen weg gaan, maar laat ons door
tweedracht geen twijfelingen zaaien in het hart
van het kind, en net reeds zoo vroeg aan liefde
en vertrouwen leeren twijfelen. Ik ben niet anders
géworden, ik bij God niet; geloof inij, al kunnen
mijne gevoelens en mijne denkwijze zich niet
vereenigen met de heerschende moderne richting,
zoo vind ik echter even goed mijn weg tot God,
ik dien hem even als vroeger met een blijmoedig
hart en gezonde zinnen. Wij willen onze ideëu
niet meer bespreken, vader, wij zijn beide
mannen, en weten beideu wat wij willen
onze middelen en ons doel loopen verre uiteen,
maar iri de liefde voor Anna zijn wij eenig en
om harentwille, opdat haar hart niet bedrö'efd
en door twijfelingen gekweld worde, laat ons
elkaar verdiagen en vrede sluiten en hou
den." Wordt vervolgd.)