z Deze maatregel moet genomen zijn, naar men meent, uithoofde de staats-spoorweg-maatschappij niet genoegzaam wagens telt in het wagenpark. Het is te hopen dut de bevoegde macht spoe dig een einde aan deze verwarring make. Naar men verneemt, is bij het pleidooi in de zaak der aandeelhouders van de 0.1. Maatschappij van Lijfr. en Admin., welke de storting weigeren, de incidenteele vraag opgeworpen en nog niet beslist, of de uitspraak beperkt zal worden tot het geval dezer aandeelhouders, of beschouwd zal worden als bindend voor alle aandeelhouders. In het Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheden en Statistiek van Utrecht, 4de deel pag. 87, komt een opstel voor over Jacob van Campen, den beroemden architect, bouwheer van het Raadhuis te Amster dam, vermaard schilder enz. De schrijver van dit opstel meent, in strijd met het gevoelen van Houbraken en andereu, die Haarlem als zijne geboorteplaats noemen, met van Bemmel en Vondel te moeten aannemen dat hij te Amersfoort zou geboren zijn. De heer J. Van der Leeuw te Amersfoort heeft, naar aanleiding hiervan, nasporingen in de ar chieven van den burgerlijken stand aldaar gedaan, en werkelijk in het doopboek der Hervormde gemeente, berustende op het stadhuis, onder het jaartal 1G09 gevonden: Den 22 Januari, heeft Gerrit van Campen syn kint ten doop ghehat. Het kint heel Jacob, Daar uit het grafschrift in de Groote Kerk te Amersfoort blijkt, dat Van Campen den 13den September 1657 is overleden, zou hij dus den ouderdom van ongeveer 49 jaren hebben bereikt. Voor de dienst der gouvernements-marine in Nederlandsch Indië zijn benoodigd drie 2de ma chinisten, bij voorkeur personen die bij de Ne- derlandsche marine in die qualiteit; hebben ge diend. Deskundigen die genegen zijn zich op den voet onder genot der voordeelen, en onder de ver plichtingen, omschreven in het Koninklijk be sluit dd. 28 Januari 1S69, n°. 17, als 2de machi nist bij de. gouvernements-marine in Nederlandsch Indië te verbinden, kunnen zich tot en met ultimo Jauuarij 1871, tot het deel nemen aan een ver gelijkend examen, bij gezegeld request tot het Departement van Koloniën wenden. De voordeelen verbonden aan de uitzending van hier, als gesteld ter beschikking van den Gou verneur-Generaal van Nederlandsch Indië, om te worden benoemd tot tweeden machinist bij de gouvernements marine diiar te lande, bestaan in: a. eenevoorloopige bezoldiging van/'60 's maands, ingaande met den dag van inscheping naar Ha tavia, waarop, vóór het vertrek uit Nederland, een voorschot van drie maanden wordt uitgekeerd; b. eene gratificatie voor uitrusting ten bedrage van f 500; c. overtocht naar Batavia, voor rekening van den lande, als passagier der tweede klasse op ver beterden voet. Gehuwden genieten vrijen over tocht, op denzelfden voet, voor huuue echtgenoo- ten en kinderen, wanneer deze hen op de reis vergezellen. Bij beschikking van 12 December 1870, u\ 263, 12 afd., is aan de naamlooze vennootschap Gro ninger Stoombootmaatschappij", gevestigd te Gronin gen, tot wederopzegging, vergunning verleend voor eene schroefstoombootdienst tot vervoer van personen, goederen en vee tusschen Groningen en Amsterdam over de Lemmer. Z. M. heeft J. Janssen herbenoemd als burge meester der gemeente Eysden. Z. M. heeft aan de na te melden offic. bij de dd. schutterijen, op hun verzoek, eervol ontslag verleend, als: bij die te Amsterdam, aan Mr. J. J. Leuveling Tjeenk, als 2den luit.: bij die te Deventer, aan Dr. M. Juda, als 2den luit. En is voorts bij de dd. schutterij benoemd: tot 2den luit. J. W. Keizer. Z. M. heeft ten laste van den Staat een pens. verleend aan A. Schutstal, gewezen rijksveldw. der 2de kl. te Rauwerd, ten bedrage van f 156 'sjaars. Z. M. heeft aan P. Van de Graft, op zijn daar toe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als notaris te Middelburg, en benoemd tot notaris binnen het arrond. Middelburg Mr. J. Van de Graft, cand.-not,, alsmede plaatsverv. kantonr. en advoc. aldaar, een en ander in te gaan den lsten Jan. 1871. Z. M. heeft met ingang van 1 Jan. 1871, eer vol ontslag verleend aanJ. E. Erdman, als hoofde, bij het Dep. van Just., en aan J. J. Brondgeest en W. C. Van Langeveld Voorstad, als comm. bij gemeld Dep. Z. M. heeft goedgevonden bij het personeel van de geneesk. dienst der landmacht te benoemen tot apotheker der 2de kl. (naar ouderdom van rang), den apotheker der 2de kl. A. Machielse, van gemeld pers., thans voor den tijd van vijf jaren gedetacheerd bij het leger in Oost-Indië. Z. M. heeft goedgevonden te benoemen: tot lsten luit. (n. o. v. r.) bij het wapen der inf. bij het 5de reg., den 2den luit. L. Van der Heyden, van het korps; en bij het wapen der art., bij het reg. veldart., den 2den luit. J. I. C. Hinlopen, van het korps. DE PERIODIEKE PERS. «Wie zal nu nog eenig geloof aan het vol kenrecht hechten? De grondslag zelf waarop men het optrok wordt ondermijnd. De willekeur van den sterksten wordt onverholen door Pruisen als recht voorgesteld." Ziedaar de weemoedige uit roep waartoe het Noorden heden komt in een ar tikel over „het recht van bestaan der kleine Staten." Eerst stelt het blad in het licht dat de tegen woordige oorlog in menig opzicht een treurige deceptie is voor de bewonderaars van het vol kenrecht. Juist het gevoelen van hen die bewe ren, dat het recht, van de volken eenvoudig wordt bepaald door de macht, die zij in staat zijn te ontwikkelen, heeft gewonnen. Maar nu gaan we een schouwspel bijwonen dat aan deze leer een uitbreiding geeft die alle tot dusver gevolgde praktijk van die leer over treft, Pruisen verovert niet meer alleen het land, dat het met de wapenen in de vuist aan Frank rijk heeft ontnomen, het gaat nu zelfs landen annexeeren, waarmede het niet in oorlog is. Het heeft aan Luxemburg kenbaar gemaakt dat het zich niet meer houdt aan het tractaat van 1867, dat in kommer gebaard, 7 Staten tot peetvaders heeft. De inlijving van Luxemburg zal een nieuw wapen zijn tegen het volkenrecht, dat aan eiken staat het recht geeft van een zelfstandig bestaan. In 1866 is door de annexatie van Hanover c. s. dit grondrecht van den staat geschonden, maar het was ten minste in oorlogstijd geschied. Met Luxemburg echter gaat Pruisen nog een schrede verder zonder dat het in oorlog is, en ofschoon een tractaat de onschendbaarheid van dat landje handhaaft zal het geannexeerd worden. De inlijving van Luxemburg is besloten en geen redding is mogelijk. //Wil Nederland zorgen," zoo besluit het Noorden (/dat het niet het slacht offer worde van de leer, die door Pruisen gehul digd wordt, dan vertrouwe het niet te veel op de ijdele bepalingen van het volkenrecht. Ook het zelfstandig bestaan van een land is niet meer verzekerd Gevoelt Nederland zich machteloos als Luxem burg, het inroepen van dat recht, al wordt het door alle geleerden gepredikt, zal niet baten. Er is tegen het kanon geen woord in te brengen. Wat Nederland kan helpen is de les door Pruisen gegeven, in acht te nemen, en de leer te omhelzen dat macht tusschen de volken bnven recht gaat. Het gorde zich met de beste incellectueele en materieele wapenen aan en het znl veiliger zijn tegen een annexatie dan Luxem burg, dat niettegenstaande volkenrecht, niettegen- sl .ande een tractaat, 'door Pruisen zal worden ingelijfd. Welke behartigenswaardige wenschen dit arti kel ook behelst, is het niet van voorbarigheid v) ij te pleiten. Er worden toch praemissen ge sleld, die nog onbewezen zijn, waardoor de con clusiën natuurlijk geen hout snijden. In een derde en laatste artikel over Straf bepalingen tegen de dronkenschap," komt de Nieuwe Hotterdamsche Courant tot hetgeen haar in hei voorstel, door Dr. Dalrymple aan het parlemem gedaan, toelacht, te weten het beginsel, waarvan de voorsteller uitgaat, dat de dronkaard meei als een kranke zij het dan ook niet een krankzinnige dan als een misdadiger beschouwd en behandeld moet worden. Waar, zoo als bij de N R. Cl., de meening vaststaat, dat strafbedrei ging tegen dronkaards niet veel vermag om van de dronkenschap af te schrikken, is dat beginsel natuurlijk het eenige ware; want zoo ergens dan kun de //Verbesserungstheorie" hier gezegende vruchten dragen. Uit de verslagen, die door de besturen der Amerikaansche Sanitariums van tijd tot tijd in het licht worden gegeven, blijkt dal het misbruik van sterken drank, althans in vijf tig van de honderd gevallen, niets anders is dan er n ziekte, die bij een goede behandeling, wel te genezen is. In een Engelsch tijdschrift komen uittreksels van die verslagen voor, waaruit blijkt, „dat in het New-York State Asylum te Binghampton, in het jaar 1866, niet minder dan 342 patiënten werden opgenomen, van welke 34 voor de tweede, 18 voor de derde, 6 voor de vierde en 2 voor de vijfde maal. Toen het rapport werd uitgebracht, waren er van dit cijfer, naar het zich liet aan zien, 216 genezen, 65 aanmerkelijk beter en slechts 9 ongeneeslijk verklaard. Het gemiddelde aantal dagen, dat elke patiënt in het gesticht doorbracht, was niet hooger dan 27. De directeur, Dr. Day, voegt er nog het volgende bij„Sedert de negen jaren, die ik nu ongeveer aan het Huis verbon den ben, zijn er 2300 patiënten op de lijst der ingekomenen ingeschreven. Van dezen hebben 410 geleden aan de verschillende vormen vari mania, die men onder den algemeenen naam van delirium tremens pleegt zamen te vatten. Zeven entwintig zijn in het Huis gestorven, voor hel nzerendeel aan tering, pneumonie of andere ziek - ti n, die ten gevolge hunner onmatigheid verer g' rd waren. Ik kan niet met volkomen zeker heid zeggen, hoevelen van het geheele getal der ingekomenen van hun verderfelijke hebbelijkheid genezen zijn. Velen hunner zijn nu reeds dood, h> nderden over het geheele land verspreid, en mij uit het oog geraakt, maar met gerustheid kan ik verzekeren, dat de meerderheid getrouu is gebleven aan de goede voornemens, bij ons opgevat, en dat zeer velen althans gedeeltelijk hersteld zijn, en ons verlaten hebben met de hoop om het eenmaal geheel te wezen."" Met zulke behoorlijk geconstateerde feiten voor oogen, is het. niet te verwonderen, dat men in Engeland meer en meer geneigd wordt om van het Amerikaansch stelsel, althans in zoover, een proef te nemen, dat de veroordeelde dronkaard niet meer tot de gevangenis maar tot het Sani tarium verwezen zal worden. Ziedaar, gaat de N. R. Ct. voort, de groote zaak waarop het ook voor ons aankomt. De dronken schap, zegt zij het Engelsch tijdschrift na, kan alleen met vrucht bestreden worden door de overtuiging te doen veld winnen, dat zij een schandelijk en verderfelijk kwaad is; maar eer die overtuiging algemeen is geworden, zullet nog eeuwen verloopen, en met het oog op resultaten, elders verkregen, hebben wij moed niet om de duizenden, die zich uog dronkenschap overgeven, tot de krankzinnig^ en den dood te veroordeelen. Juist daarom weuscht het blad, dat de meene wetgever zich de zaak zal aantrek; Laat deze in die gevallen, waarin de dronkt onder het bereik der wet valt, de straf die hem oplegt, inzonderheid tot zijn verbeter dienstbaar maken. Voor den dronkaard wu de gevangenis tevens en in de eerste plaats, Sanitarium. De oprichting van zulke maisons de sanh bovendien dit groote voordeel hebben, dat zij het andere doel, hetwelk de Britsche philaair bereiken wil, indirect in do hand zou wer] Het lijdt n. 1. geen twijfel, dat de d non kaar. niet zelden, hetzij uit vrije beweging, hetzij den zedelijken dwang van verwanten of vr den, in opgenomen zou worden. Voor dezul waren gestichten als de Amerikaansche eeo waardeerbare weldaad. Het heeft de N. R. Ct. meermalen verwond dat men zelfs onder de bestaande wetgeving meer op de oprichting van zulke gestichten dacht is geweest. Reeds nu zouden zij veel doen. Wellicht zou de Vereeniging totafscha] van sterken drank het aangewezen lichaam om in deze het initiatief te nemen. Wat er van zij, het reeds onlangs dooi Vereeniging genomen besluit om de Comrnu tot herziening onzer strafwetgeving volledige lichting te geven omtrent de werking der reeds hier en daar bij ons geldende bepalio, geeft de zekerheid, dat deze gewichtige aan; genheid de aandacht van den wetgever niet ontgaan. Wellicht zal het dan blijken, dat Amerikaansche stelsel, ook zelfs gewijzigd, bij niet in toepassing is te brengen. Voorloopigdn de N. R. Ct. er alleen op aan, dat de zaak on. zocht en overwogen worde. Men begint mea meer in te zien, dat de zoogenaamde soc quaestiën nog meer de aandacht des wetgei verdienen dan de politieke. En ook voor Vaderland is de quaestie der dronkenschap licht de sociale quaestie bij uitnemendheid. Ook het Vaderland behandelt heden een ternationaal vraagstuk, u.l. de in de laatste da zooveel gerucht makende quaestie der (Frans krijgsgevangenen. De slotsom der overwegingen van het blad dat, hier te lande niets gebiedt, de hier aa komen ontvluchte krijgsgevangenen uit Duit; land weder naar Duitschland terug te brem noch onze wetgeving, noch onze neutraliteit. Luxemburg aangaat, kan het Vaderland de eist zijner wetgeving niet beoordeelen, doch op ander punt staat het met Nederland gelijk. Pruisische regeering kan daarom, evenmin; Luxemburg als in Nederland het ongebini! doorlaten van zoodanige personen als een set ding der neutraliteit aanzien. u l< id ,61 ir an er nat lui el nd V a hi s, i iet >ns Ji rim ini tas E ich .Vul ar ler BiivivEi>rL^.rsrD. Verschrikt sprong zij op, hare donkere oogen, die een wonderlijk contrast vormden met het blonde haar, zagen hem tegelijkertijd angstig en vragend aan. „Het is Felix," riep het kind haar uit het bed toe, als om haar gerust te stellen, en deze ver ontschuldigde zich door te zeggen „Vergeef mij als mijne tegenwoordigheid u ver schrikt; wat gij den man ten kwade duidt, moogt gij den broeder en den kunstenaar vergeven" voegde hij er beleefd bij. Het jonge meisje zocht hare verlegenheid mees ter te worden, en geen acht slaande op de vleierei die in de laatste woorden lag antwoordde zij lachend: „Wat moet de broeder wel denken van eene verzorgster, die slaapt, terwijl de zieke waakt? Maar ik kon waarlijk niet anders, de vermoeienis is sterker geweest als mijn wil, en de oogen zijn mij toegevallen, zonder dat ik het wist. Ik hoop, dat gij niets noodig gehad hebt Anna, ik zal nu eens gauw zorgen, dat gij thee krijgt," „O, ik was niets dorstig," verzekerde het kleine meisje, maar maak de thee maar gauw klaar, dan drinkt Felix met ons mede, niet waar, Felix, gij blijft nog een kwartiertje? Victorineis nu wakker, dus uwe tegenwoordigheid kan haar niet meer onaangenaam zijn." Felix, gaf aan deze uitnoodiging gevolg, ging aan het tafelije zitten waar Victorine de thee gereed maakte, en zag met zooveel opmerkzaamheid I daarna, alsof hij die heden voor het eerst zou drinken. Er lag echter ook een eigenaardige bekoor lijkheid in alle bewegingen van het jonge meisje. Adel en gratie en tevens eene onbevangenheid en onbewustheid van de macht harer schoonheid. Hij gevoelde een onbeschrijflijk gevoel van wel behagen en huiselijkheid. Het was hem alsof de geest, die hier vroeger woonde, toen hij hier onder het oog zijner moeder speelde en leerde, teruggekeerd was, den geest der liefde en waar heid en daarmede vrede en geluk. Op de tafel lag een borduurwerk en een open geslagen boek; hij nam het laatste haastig op, een boek is toch vaak een sleutel voor de smaak en richting van den geest. Het was Heines „Boek der Liederen," die onsterfelijke liederen, die de jeugd zal zingen, zoo lang zij leeft en bemint. „Zijt gij eene vereerster van Heine?" vroeg hij, terwijl hij het boek weer op de tafel legde. „Van zijne liederen, ja," antwoorde zij, „anders ken ik weinig van hem." „Heine is ook meer geschikt voor den manne- lijken geest, als voor den vrouwelijken,"meende Felix, hij vindt daar eerder, al is het geen ver standhouding, dan toch verontschuldiging." „O, hij is toch ook den dichter der vrouwen," her nam zij met warmte, „dkar waar hij de liefde be zingt, waar ze hem geloovig en ootmoedig maakt predikt hij, zichzelve onbewust en tegen zijn wil, den God dien hij verloochent en die toch ook in zijn hart woont." Eer dat Felix iets kon antwoorden werd de deur geopend en trad er een bejaard heer binnen. Hij was opvallend lang en mager en scheen dit nog meer door den langen, zwarten huisjas, die tot aan den hals was toegeknoopt, en slechts de kraag en de manchetten van een fijn, helder wit hemd liet zien. Het bleeke gezicht was fijn besneden en had eene uitdrukking van overleg en verstand, waaraan echter de groote, grijze oogen een groote strengheid gaven. Wanneer hij echter, hetgeen wel is waar slechts zelden ge beurde glimlachte, dan verkreeg het iets inne mends; zijne fijne, geestvolle trekken verlevendig den zich dan en deden voor een oogenblik de strengheid en koelheid die er gewoonlijk in beerschte vergeten. In zijne jeugd was hij een schoon man geweest, hoewel hij zeker steeds meer imponeerends dan aantrekkelijks had gehad. (Wordt vervolgd). Amsterdam, 14 December. Het Provinciaal rechtshof van Noord-Holland heeft gisteren spraak gedaan in de zaak van C. F. J. Verb Het Hof heeft hem schuldig verklaard aan hem te laste gelegen feit van moedwilligen do slag, gepleegd in den nacht van 12 op 13 0 ber 11., en hem veroordeeld, met toepassing verzachtende omstandigheden tot een cellui; gevangenisstraf van 1 jaar. Rotterdam. 14 Dec. Heden is op plechtige w aan Jhr. Mr. D. R. Gevers Deyooot, gewe Kolonel-Kom mandant der Rotterdamsche Scli terij, namens het korps officieren en de le van den Schuttersraad een bewijs van erkes lijkheid, hoogachting en vriendschap aangebod bestaande in twee prachtige kristallen met zil gemonteerde milieu-stukken. Op beide milieu's, elk ter hoogte van 58 timeters, ziet men, tusschen eene zinrijke or mentatie met ranken omslingerd, de Nederls sche en Rotterdamsche wapens, benevens familiewapen van den heer Gevers aangebra Op den voet prijken drie schilden, waarvan het eene vermeld staat dat het geschenk dooi officieren en den Schuttersraad wordt aangebot Op het tweede leest men: „1832, Vrijwillig, talen Kruis. 1852 Eereteeken Ridder van Nederlandschen Leeuw. Ridder van het Legi vanj Eer." Op het derde staan de volgende jt tallen van schutterlijken dienst vermeld: „1 tweede luitenant, 1833 eerste luitenant, 1836 pitein, 18 41 majoor, 1856 luitenant kolonel,! kolODel, 1870 eervol ontslag." Daarooc "Mobiel leger 18301834. Slag bij Leuven IS Aan deze milieu-stukken waren twee daar passende fruitschalen toegevoegd, de eene de inscriptie Van den Burgemeester van Rollerdt enz.; de andere inet het opschrift: „Van de majoors C. E. Viruly en J. P. Van Hoeij van Engelen." Zoowel deze als de beide eeri noemde geschenken waren bewerkt in de fabr van den heer J. M. Van Kempen. Zalt-Bommel, 13 Dec. Het voorloopig hootó lak pre deli van E ont zijn dat sch dat enfi noo E an het llw lijk en gan niet der spel V tou vatl wa ove beii met r spel bed kigi 'neb zoo l goe alti van ma zijn den of we: tooi C zee dan E dat te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2