s°. not 24- November. A°. 1870. Donderdag Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". g«n ►'fend Vest* PRIJS DEZKR COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3,00. Franco per post3-85, Afzonderlijke Nornmersn 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PBIJ8 DER ADVKRTKNTIKN. Voor iederen regel0.15 Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. e;du, Lelden, 23 November. ot leden van de Kamer van Koophandel alhier; heden benoemd de heeren J. Van Hettkelom J. C. Zaalberg, elk met 40 stemmen; H. C. rtevelt met 38 en D. A. Schretlen met 35 stern- Er waren 43 geldige stemmen uitgebracht. )p een jachtpartij bij het Loo, waaraan Z. M. Koning en Z. K. II. de Prins van Oranje be- ens een twintigtal genoodigde deel namen, zijn jonftr Z. K. H. drie herten geschoten. itïT, IMS Je Koning-Groothertog, heeft benoemd tot oflic. orde van de Eikenkroon den heer B.G. Van Hegge Zijnen, oftic. v. gez. 1ste kl. bij het gren. en jagers. H. M. de Koningin heeft gisteren namiddag oudemannen- en vrouwenhuis der Ned. Herv. meente te 's-Hage met een bezoek vereerd. 205 ISIS 's-Graveuhage heeft gisteren avond onder rzitterschap van generaal van Swieten het liisch genootschap zijne eerste algemeene ver- iJering van dezen winter gehouden, die door groot getal leden werd bijgewoond. Tot lid bet Bestuur werd in de plaats van den heer in Wijck, die zijn ontslag had genomen, be emd de heer Carstens, oud-directeur van de nddelen in Indië. Daarna zijn langdurige beraad- igingen gevoerd over de statistieke opneming van ids. Dit onderwerp werd ingeleid door den heer ai tink die herinnerde aan de uitvoerige mede dingen en overzichten, die daaromtrent inden atsten tijd waren openbaar gemaakt, als vooral verslagen van den inspecteur Rost van Ton nen, zoodat. het thans mogelijk was over den aid dezer opneming een juister oordeel uit te paken dan eeiiige jaren geleden. Het was nu W/tuigend gebleken, dat de opneming, die van mvernementswege plaats had, geen kadastrale neming was, waartegen èn het communaal irondhezit èn de lange duur, welken zij op Java ou vereischen, zeer groote hinderpalen oplever en. De spreker, maakte daarvan dan ook der legeering geen grief, maar wel was hij van ordeel, dat de opneming zooals zij thans geschiedt oor verbetering vatbaar is.. Terwijl de regeering ich met de meting in massa, geljj k zij thans plaats indt, voorstelt de stijging der landrenten en de ver- etering der heerediensten te verkrijgen, meende e spreker dat de meting veeleer ten doel moest lebben een gezond belastingstelsel in het leven i roepen, ter bevordering en van individpeleu igendoin, en van afschaffing van heerediensten. lij eindigde zijn betoog, met deze twee vragen kan de statistieke opmeting op Java zooals zij hans plaats heeft door verbeteringen dienstbaar vorden gemaakt aan de vaststelling van grond lagen voor het heffen van belastingen en aan iet invoeren vau individueel grondbezit; en 2°. loo ja, welke verbeteringen moeten daarin dan ivorden ingevoerd? De heer Baumhauer was van ;evoelen, dat de beste statistieke opmeting van Java was gelegen in de verdeeling der dessas in klassen naar gelang van de natuur der gronden en dat in een land van die uitgestrektheid de kadastrale opneming door eene algemeene behoort te worden voorafgegaan. De heer Bachiene wenschte, naar aanleiding van hetgeen in het jongste koloniaal verslag omtrent de statistieke opmetingen wordt medegedeeld, ingelicht te worden omtrent ver scheidene punten, als vooral omtrent deze vragen of de tot dusver gedane opnemingen voldoende hadden aangetoond dat meer gronden belastbaar waren dan men wist, en of ook de mutatiën werden bijgehouden. De heer Haitink kon den heer Baumhauer toegeven, dat nu nog van geene waardeering der gronden sprake kon zijn en lichtte nader zijne meening toe, dat hy wenschte, dat minder arbeid werd besteed aan de Volkstelling in al de residentien, maar liever aan de opmeting die richting werd gegeven, dat het individueel grondbezit a fur et a mesure zou worden ingevoerd. Ook kon de spreker de vrees niet verbergen, dat de tegenwoordige volkstelling aanleiding gaf tot het opleggen van allerlei bezwaren aan de bevolking, wier medewerking wenschelijk scheen. De heer Bachiene ontwikkelde nmjer de meening dat het vóór alles nQodig was, den omvang vpn ieders bezit te constateeren. omdat eerst daarpa van aanslag en waardeering sprake kon zijn. Na eenige gedachtenwisseling tusschen de heeren Bachiene, Gevers Deijnoot en Haitink over den oorsprong, de bezwaren en de kostbaarheid der tegenwoordige bloot statistieke opmeting, heeft de vroegere directeur van het binnenlandsch be stuur op Java, de heer Van Bloemen Wa^nders, de verbeteringen opgenoemd, welke naar zijn in zien, in de .tegenwoordige wijze van opmeting konden worden gebracht en onderscheidene der in de discussie gerezen bezwaren opgelost. Deze spreker was van oordeel, dat vóór alles behoorde te worden geconstateerd het recht vap ieder in dividu der dessa op den communalen grond, daar dit recht daar waar communaal bezit bestapt; niet overal hetzelfde is. Ook hij wenschte de op meting dienstbaar te maken aan de vestiging van individueel landbezit. De vraag rees nu, of, nadat de dessa-genooten de verdeeling hadden bewerk; stelligd, en de opmetingen hadden plaats gevon den, de meetbrief als eigendomsbewijs zou kun nen gelden. Deze bewering van den heer Hap tink vond herhaaldelijk tegenspraak bij den heer Bachiene, die betoogde, dat de meetbrief wel eep feitelijken toestand kon aanduiden, maar dat hij niet kon gelden als titel van eigendom. Het bleek dus uit deze discussie, dat de vergadering vrij eenstemmig de vragen van den heer Haitink in bevestigenden zin wilde beantwoord zien, en de verdeeling der gronden aan de opmetingen wilde laten voorafgaan. hebben de Gedeputeerde Staten te kennen ge geven bezwaar te maken in die tractementsver- hooging, zoolang niet, naar aanleiding van de uitkomsten der tienjarige volkstelling tot eene algemeene herziening waartoe zij't voornemen hebben der tractementen van de burgemeesters in de provincie wordt overgegaan, f Naar men verneemt is de betrekking van pre sident der broederschap van candidaat-notarissen in Nederland, daar de heer Bijstra had verzocht daarvoor niet meer in aanmerking te komen, opgedragen aan den heer S. Brouwer te Abcoude. Men schrijft aan het Utrechtsch Dagblad uit 's-Gravenhage van gisteren: Voor eenige wekep besloot de gemeenteraad het tracterpent van den burgemeester met f2000 te verhoogen, ondankp de burgemeester zelf op uitstel aandrong. Thans De Nederlundsche Gustaaf-Adolf-Vereeniging heeft het volgend vliegend blaadje verspreid: „Nan alle Protestanten In Nederland!" ,/De geweldige krijg tusschen twee groote vol ken van ons werelddeel duurt nog altijd voort. Op het oogenblik dat wij dit schrijven is de on derhandeling over een wapeustilstand afgebroken en daarmede, zoo het schijnt, de laatste hoop ver vlogen om een uiterste worsteling te voorkomen. Welke gevolgen de zegepraal van Duitschland en de vernedering van Frankrijk voor het pro testantisme zal hebben, is nog ni,et te beslissep. Maar des te beter weten wij, hoe voor het oogenblik duizende protestanten er onder lijden, en hoe het goede werk der Gustaaf-Adolf-Vereeni ging er jammerlijk door wordt verstoord. Het protestantisme, dat in Frankrijk merkbaar begon veld te winnen, is op eens in zijne ont wikkeling gestuit. Er woonden in de groote steden ontelbare Duitschers, die meerendeels protestantsch waren. Zij strooiden overal het goede zaad in den akker |uit, dat reeds wortel begon te schieten. De volks haat heeft ze bij honderden het land uitgedreven, Van de Duitsche gemeente te Parijs is niets meer over. Wij vreezen eerlang te zullen vernemen, dat die te Lyon, Bordeaux en elders in het zelfdq Tot hebben gedeeld. De omstandigheid, dat de Duitsche legerscha ren grootendeels dp leuze der hervorming in hunne banier voeren, is voor het fanatisme der roomsche geestelijkheid in Frankrijk een prikkel te meer, om het protestantisme overal met krachf te ondermijnen. Jeugdige gemeentenen predikan ten staan overal bloot aan minachting en,vervol ging. „Ce qui me peine" schrijft ons de predif kant Corbière van Agen „c'est le discredit de nos idéés protestantes par le fait que le peuple avec qui la France se trouve en guerre, est pro testant lui-même." Wij weten niet hoe 't gesteld is met de kleine gemeenten, waaraan we jaarlijks onze hulp verr leenden: Naucy, Inchy, Jean-Conrt en vele ande ren. Maar wat ons van éene wordt gemeld, zal wel van allen kunnen gelden: „Nos oeuvres d'évangélisation sont sur le point de succomber, si des secours ne nous viennent pas des lieux, qu'épargne le lléau de la guerre." Toen de noodlottige oorlogsverklaring was ver nomen, dachten wij met velen, dat het Franschp leger, althans in den aanvang, zou zegevieren, en maakten ons bezorgd over het lot van zoovele protestantsche gemeenten in Rijn-Pruisen, wier leden zouden worden verstrooid, en wier pus voltooide kerken en scholen mogelijk in vlammen zouden opgaan. De loop der gebeurtenissen is een gansch andere geweest. De in de verstrooiing levende protestan ten aan den Rijn, zijn voor de onmiddellijke ram pen van den krijg bewaard gebleven. Maar daarom hebben zij er niet minder de lasten van moeten dragen. Ook van hunne vaders, zonen en eclitge- nooten zijn er op de slagvelden gebleven. Wederom zal wel van de meeste gemeenten gelden wat men ons uit Belecke-Warsteiu in Westfalen schrijft: „In Folge des schweren Krie- ges hat unsere arme Diaspora-gemeinde in die- sem Jahre keine Unterstützung seitens der Gustav- Adolf-Vereine empfangen und ist derhalb in gros- zem Bedrüngnisse. Die Gemeinde hat auch keine Hülfe hier zu erwarten, im Gegentheil hat die- selbe an Opferwilligkeit fiir die Kriegsbediirfnisse, Verwundeten, deren zurückgebliebenen Fainiliën, Felddiakonie u. s. w. anderen Gemeinden nicht nachgestanden." Terwijl de noodlijdende piutcsiantsche gemeen ten in Frankrijk en Duitscliland dubbel behoefte hebben aan krachtige ondersteuning, zal de Gus- taaf-Adolf-Stiftung in Duitschland niet bij machte zijn om overal de noodige hulp te verleenen. De millioenen, die door den oorlog verslonden wor den, zullen voor een goed deel ten nadeele van hare inkomsten strekken. Duitschland, ofschoon over winnaar, zal nog lang lijden onder de onmisbare gevolgen van zooveel inspanning en zoovele op offeringen. Onze Zuster-Vereeniging vooral zal dit gevoelen. Zij zal in het volgend jaar over eenige duizenden minder te beschikken hebben, en het terrein harer werkzaamheid moeten be perken. En dat, terwijl de behoeften grooter worden, sedert de belangrijke gebeurtenissen in de room sche kerk! En dat, terwijl in Oostenrijk bijna maandelijks nieuwe gemeenten ontstaaD, die arm zijn en kerken noch scholen bezitten I 1 Wij, Nederlandsche Protestanten, zijn voorden oorlog bewaard gebleven. Moeten wij ons niet 'des te ijveriger het lot dier arme protestantsche gemeenten aantrekken, die vruchteloos van onze Duitsche broeders hulp zullen wachten? Het Rooit Kruis heeft groote sommen besteed om de slachtoffers van den krijg te verplegen; de Gustaaf-Adolf-Vereeniging doe in Nederland het hare om het protestantisme staande te houden diiar, waar het met den ondergang wordt bedreigd door de geweldige beroering onder de volken. Nederland telt ruim twee millioen protestanten, en onze Gustaaf-Adolf-Vereeniging heeft nog geen 6000 leden, ofschoon de contributie slechts f l bedraagt. In Nederland zijn ongeveer 2000 protestantsche gemeenten en de Gustaaf-Adolf-Vereeniging heeft nog geen 50 Afdeelingen, ofschoon 9 leden eene Afdeeling kunnen vormen IMK MKNSCHENJACHT' IN MEXICO. (»/ot). Na den lOden Mei konden de manschappen der tuntre-guerilla zich in uniform vqr.tpopën; groote breedgerande stroohoeden, mantels vau rood laken met zwarte lissen en koperen knoopen, rqode gordels, linnen broeken, en hooge rijlaarzen voor ruiterij, schoenen met slopkousen voor het voet volk, ziedaar de schilderachtige uniform. Sedert dien tijd werdeu de contfe-guerrilleros door de Mexicanen niet anders dan de „Rooden" genoemd. Menige kruistocht en avontuurlijke tocht werd er door hen naar Coshthla ondernomen. Aan gaande een dier tochten geeft de heer De Kératry de volgende belangwekkende en treffende be schrijving. Een zekeren Molina, die men daar gevangen ge nomen had, was aangeklaagd, dat hij in zijn huis «Bandieten" had gehuisvest. „Molina stond als zeer rijk bekend; hij kocht de bandieten voor spotprijzen den gemaakten buit van transporten enz. af, en liet ze op de markten te Vera Cruz en Orizaba zoo duur mogelijk weer verkoopen. In zijne woning vond men brieven die duidelijk uitwezen dat hij het met de Juaristen eens was. De overste Du Pin veroordeelde dientengevolge Molina en een zijner bloedverwanten en medeschuldige om onmiddel lijk doodgeschoten te worden. De vrouw van Molina, die bij de uitspraak van dit vonnis tegenwoordig was, bad om genade, m3ar de overste kon haar dit niet toestaande beide schuldigen vielen voor hare oogen. Zij bleef kalm en gelaten, en men marcheerde verder. Toen de overste Du Pin te paard steeg, trad Molina's gade trotsch voor hem, en riep terwijl ze de hand ophief: „Eer dat er 8 dagen verloopen zijn, overste, zult gij sterven." Daarna verdween zij luid snikkende." „Op den 29sten September," verhaalt de heer De Kératry verder, begaf zich de overste naar Vera Cruz om op de Intendantuur aldaar, de soldij voor zijne troepen in ontvangst te nemen. Op den morgen van den lsten October keerde hij in 't geheim naar Solebad terug, nadat hij daags te voren luide had bekend gemaakt, dat hij met den om 2 uren vertrekkenden trein zou terugkeeren. Denzelfden dag om 3 uren geraakte de trein middeD in het Pulga woud in een vrees lijke hinderlaag. De locomotief derailleerde en de wagens stortten over elkaar. Tegelijkertijd vuurden de Mexicaansche gue- rilleros van alle zijden van de hoogten op passagiers en wagens. De vijandelijke ruiterij was spoedig tsr plaatse en er had een hevig gevecht plaats. De bataljonschef Ligier opperbevelhebber te So- lïbas sneuvelde, en het getal dooden en gekwet sten was zeer aanzienlijk. De gewonden, die men ces avonds eerst kon vervoeren, verhaalden dat cë guerillas bij het zoeken onder de gevallenen steeds van woede blakende hadden uitgeroepen? z.üonde cs este miserable Du Pin?" Zoo als inen ziet had de weduwe van Molina, niets verzuimd cm hare bedreiging in vervulling te doen gaan. ïtaar men vernam, had dien overval haar eene tanzienlijke som geld gekost. Kort daarop verliet de contra-guerilla Solebad, cm in Camaron, een ellendig plaatsje vijf Fran- iche mijlen van Orizaba gelegen, kwartier te naken en den spoorweg, die van Vera-Cruz naar Hexico moest leiden en waaraan druk gewerkt werd, te beschermen. Naar het scheen, hadden le werklieden, met de grootste moeilijkheden te tampen 6d hadden vooral de aanvallen der gue- 'illas hen vaak genoopt het werk te staken. De lontre-guerilla moest dus hoofdzakelijk de werk- ieden voor nieuwe aanvallen vrijwaren. Toen ter tijd stond te Camaron nog slechts éen huis, met een breed front, en van uit dit huis hadden de liberalen op den 2den Mei 1863, die vreeslijke slachting begonnen, waarbij van de 66 strijdenden, die zich in twee tegenover elkaar gelegen huizen bevonden, ook geen enkel man overbleef. De schilder Brance heeft de finale van dit bloedbad vereeuwigd door een schilderij, dat op de Parijsche tentoonstelling, een plaatsin het zoo genaamde Eere-Salon werd aangewezen. De ver klaring van deze schilderij luidt als volgt: „Na een bloedig gevecht, dat 65 inan meer dan 6 uren tegen een uit 500 geregelde ruiterij, 350 guerilleros en drie bataljons Mëxïkaansche infanterie door stonden, deden de 2de luit. Maudet, de korporaal Maine en de soldaten Gatteau, Meuzel, Constantin en Leonard, de eenigen die van de 65 manschap pen van het eerste bataljon van het vreemden legioen nog in 't leven waren, een laatsten uitval njet het bajonet en werden tot op den laatsten man neergesabeld." De contre-guerilla legde verschansingen in het plaatsje aan, evenals Solebad verkreeg Cameron daardoor spoedig de grootte van een marktvlek, en lokte een aantal herbergiers, vruchtenhan- delaars marketensters enz. en hoewel alles zeer duur was een ellendige houten hut gedeel-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1