i ids pen iiu luui l wij mei liij hi 'er, to j di 'ijk itge dill dit de- itu| U a"l te| ijl io; ees b ii< irac| u 36 g* de- on ezel in ■iit en, an- lenl [an ilk net irt en, als ie- ter en te- tar ;ht te- rlijke dyiiestie weder te verzamelen, met het om een derde keizerrijk tot stand te doen [meu4°. toen hij eenmaal tot de overtuiging gekomen, dat hij Frankrijk en de Pruisen |l anders voor eene restauratie der keizerlijke instie zou kunnen stemmen, dan door de capi- blie van zijn leger en van de stad Metz aan je rampen onzes lands toe te voegen, heeft de [rrschalk zich vervolgens lot taak gesteld liet Islip der overgave te bespoedigen. Met dat doel >(t hij geweigerd de rantsoenen fourrage tijdig Iteriniuderen; waarvan het gevolg was dat het sklaps geheel aan voedsel ontbrak voor de 000 paarden die zijne cavalerie uitmaakten en kanonnen moesten voorttrekken; dit strookte |er uiet zijne geheime plannen, dan te zorgen, de voedingsmiddelen, die hij op 1 Sept., den van zijnen laatsteu uitval op groote schaal, voorhanden had, voor eenen zoo lang moge- ien tijd zouden strekken. Eveneens heeft hij iD verminderen der rantsoenenleeftocht voor de lilaireu eerst bewilligd na lang dralen, en |a de maatregel luttel meer kon baten, daar ie nog slechts op eene niet aanmerkelijke ireelheid levensmiddelen kon worden toege- 5°. kortom, de maarschalk Bazaine heeft in slechts éen doel beoogd, namelijk: meester den loop der politieke zaken iD Frankrijk |worden en te blijveD; en meenende zich van Pruisen te kunnen bedienen als medehelpers r de uitvoering zijner eerzuchtige plannen, :(t hij hun zijn leger te Metz moedwillig over- :verd.'' )e steller vaD dit rapport, De Valcourt, heelt de laatste dagen der vorige uiaand uit Metz |t dépêches, door de Pruisische liniën heen, Tours weten te komenhij is deswege tot Ier van het legioen van eer benoemd en bij kabinet van den minister van oorlog te Tours [oienst gesteld. id ngelsnd. Economist maakt de volgende opmerking die uiet met Pruisen ingenomen zijn, be- j dat het Nederland wil anexeereu en de itzee tot een /Pruisisch" of voor het minst tot „Duitsch meer" maken. Het is echter, boven :n twijfel verheven, dat Pruisen in den tegen prdigeu oorlog er groot voordeel uit getrokken ift, dat het was zooals het is, dat het namelijk :ti Nederland, noch de kusten der Oostzee in iit heeft. De rechtstreeksehe handel tusschen reland en Duitschland is wegens den oorlog de Fransche blokkade zeer verminderd, en ben die blokkade zich ook tot de Nederland havens had uitgestrekt, zon Engeland zijn ïeelen handel hebben moeten verliezen. Dit is las het geval niet geweest. De helft van de 'mindering der rechtstreeksehe scheepvaart van iceiaud op Duitschland staat gelijk met de ver ing van Eugelands scheepvaart op de ruis van Duitschlaud's naburen; wel een be Ijs van het voordeel hetwelk een staat er uit Ikt, uiet te groot te zijn." TELEGRAMMEN. larny, 8 November. .De vesting Verdun is capitulatie aan de Duitschers overgegeven. Versailles, 8 NoACmber. [Officieel Duitsch bericht). 9de iufanterie-brigade is deD 7den dezer bij eteDay tusschen Bologue.en Chaumont (depart. iute Marue) slaags geweest met afdeelingeu ibiele garden. De verliezen van den vijand be legen 70 man dooden en gewonden, en 40 ge- ogeneD; aan onze zijde twee gewonden. Florence, 8 November. De regeering neemt beu bezit van liet Quirinaal te Rome als Staats- [endom. De heer Minghetti, gezant le Weenen, is alhier :t verlof aangekomen. Zijn reis staal in ver- od met de aanstaande verkiezingen. De minister van Oorlog houdt zich bezig met d plan tot reorganisatie van het leger, ïnzon- rheid van de reserve. Het doel daarvan is be tuiging en een spoedigere oproeping ouder de ipeueu mogelijk te maken. Men verzekert, dat reserve-kaders zouden worden gevormd vol ts een territorialeu grondslag, benige afgevaardigden verklaren, dat zij geen ndulatuur meer aanvaarden, lolmar, 9 November. Montbéliard is tot ver dring van de iusluitiug van Belfort heden zon- i tegenstand bezet en verdedigingswerken uier gelegd. hloD, 9 November. Volgens gerucht is Zater- en Zondag ouder de mureu van Tinonville 'ochten; men hoorde die dagen kanongebulder Je richting van Thionville. Hamburg, 9 November. Officieel wordt op de ars bericht, dat gistereu van de observalie- [sien aan den mond van de Elbe geen vyaude- schepen zijn waargenomen; daaruit kou lentvel in verband met de berichten van Maan- uiet opgemaakt worden, dat iu de Noordzee J vijandelijke schepen meer waren, krossel, 9 November. De Independance zegt, dat t mogelijk is, dat de voorstellen van de Times Heenkomen met zekere besluiten, genomen in to Engelschen ministerraad, en welke zouden orden uitgedrukt in een nota van Lord (irau- aan den Engelschen gezant te Berlijn. Luie, 9 Novemuer. Het departem. au Nord jl een leeuiug aangaan van 15 millioen francs, Ngekeurd door den algemeenen raad van dit FPartement. De Sociélè du credit induslriel et de ffo'j du Nord is met de uitgifte dezer leening :last; zij is aflosbaar in 35 jaren, met premien u 150,900 en 75,000 francs. De obligaties zijn mot 100 francs a 3 pCt. tegen den koers van pCt. Madrid, 9 November. De dagbladen te Madrid, zonder onderscheid van kleur, geven de verkla ring, dat zij besloten zijn om voort te gaan de candidatuur van den hertog van Aosta te be strijden. I'raag, 8 November. De einduitslag der ver kiezingen voor den Rijksraad in Bohenie gehou den, is als volgt24 constitutioneelen, 30 decla ranten en feudalen. Slechts de eerstgenoemden nemen zitting in den Rijksraad. >Iarlvtbei*iehteii. Amsterdam, 9 November. Rogge. Petersburg prijshoudend; Galatz 196 e. z/k.; Taganrog 195 c. z/k. dito 198 op tijd. Levering stemming on veranderd: November 185; Maart 199, 198. Boek weit onveranderd. Raapolie G weken 51; vliegend 4-944Mei 4614, 46, 454bDecember 4914, 4914, 4314, 4841, 49; Lijnolie 6 weken 3314; vliegend 32; voorjaar 33, 3244 najaar 3114. LAATSTK BERICHTEN. 's-Gravenhaoe, 9 November. Gisteren werd alhier het 60jarig bestaan gevierd van liet Ge nootschap Justilia et Amicilia, sedert 8 November 1810 opgericht, en thans onder presidium van den heer Mr. A. A. De Pinto. Te dien einde werd er een vriendschappelijk diner iu het Hotel Pautez gehouden, waarop O. a. genoodigd waren de vier oud-presidenten vau het Genootschap, met name de heeren Mrs. D. H. Levysohn Norman, M. Eijssell, C. J. Eranfois en A. De Pinto, en welk dioer door verscheidene leden van het Genootschap werd bijgewoond. Tot laat in den avond bleef men vriendschappelijk bijeen, en er werden gedu rende liet diner en deu geheeleu avond vele feest dronken ingesteld. Utrecht, 9 November. Gisteren heeft Z. K. H. de Prins van Oranje, vergezeld van den heer Twiss en diens zoon, benevens een 25tal genoo- digden, waaronder Jhr. Van Boetzelaar, baron vau Hardeubroek, Jhr. Huydecoper. baron van Pallandt eu bar. v. TuyU v. Serooskerkeu, zich op Beukenburg met het jachtvermaak bezig ge houden. Er zijn een 60tal hazen en een paar patrijzen geschoten. Des middags had er een diner van 30 couverts op Beukenburg plaats. Hedenmiddag geeft Air. O. VV. J. baron van Boetzelaer van Dubbeldam een diner, waarop ook Z. K. H. de Prins van Oranje is genoodigd. Op de goederen van den heer v. Boetzelaer wordt heden door een gezelschap, ook door den priDS met zijne tegenwoordigheid vereerd, gejaagd. HUWELIJKEN, GEBOORTEN EN STERFGEVALLEN. Burgerlijke Stand van Leiden vau den 3den tot en met den 9den November. GehuwdG. J. Couvee jm. en L. M. M. Van deu Berg jd. Mr, G. J. Goekoop jm. en M. M. C. Krabbe jd. J. Van Kampen wedr. en E. M. Sinteur wed. C. Van Leeuwen jin. en S, M. Charisé jd. W. Snol jm. cn A. Thijssen jd. Bevalleil: W. S. Steeuhauer, geb. Stokhuijzeu, D. G. E. Van der Lof, geb. Gans, IJ. M. Vergnn9t, geb. Selicr, L) G. Van der Reek, geb. Van Gent, IJ. M. li. Ober, geb. Star- keuburg, '/j. A. Brugman, geb. Alacco, Z. J. Petiet, geb. Van der Woerd, Z. M. E. Hoogenstraateu, geb. Asbrede, Z. M. Zandvliet, geb. Lut, Z. A. J. C. Schouten, geb. Uuchattel, L), M. Dekker, geb. De Gunst, Z. S. J. Booijors, geb. Vau der Mark, D. S. Eles, geb. Van Biemen, Z. VV. K.. Beij, geb. üuijvewaard, Z. J. Mulder, geb. Brakel, Z. S. C. Winterkamp, geb. Delfos, D. A. Kok, geb. Van de Wetering, D. R. C. Nelissen, geb. Polak, Z. J. Van Op- zeeland, geb. Roozeboom De Vries, L>. M. E. Oudshoorn, geb. Den Ouden, D. (J. J, Weijers, geb. Secrevc, Z. G. M. Van Ouwerkerk, geb. Koersen, D. A. De Jong, geb. De Goede, D. P. H. Cocbcrgh, geb. Van Catz, D. M. De Rooy, geb. Snitsier, twecl. D. en Z. Overleden: W. Boudrj- D. 4 j. D. A. Christiaanse Z. 10 ra. C. Stouten D. in. P. Es wilder 66 j. M. A. Wénnekera D. 15 j. M. Vogelenzang, wede. Rietmeijer, 56 j. S. VV. Schut V. 85 j. C. Indrisi 52 j. S. M. Van den Berg IJ. 19 m. H. Dc Witt 61 j. H. Wallaart Z. 4 j. Z. Kriek Z. 22 j. G. Bergman Z. 5 m. A. C. T. Üegon Z. 1 m. A. Vau Eijgeu 68 j. N. Sampiraon Z. 8. m. STATEJV-UENERAAL. de EERSTE KAMER. Zitting van heden. Aan de orde zijn de beraadslagingen over Begrooting voor Ned. Indië, dienst 1870. De heer Messehert v. Vollenhoven zegt, dat de invoering der Preangerhervorming is een fait accompli, en dat het dit is ten gevolge van de handelingen des Ministers v. Koloniën, liij weet wel dat de Kamer door verwerping der begrooting de ordonnaneièn zou kunnen doen herroepen. Maar wie zou den moed hebben het reeds zoo geknakt gezag in Indië nog een gevoeligen slag toe te breDgen door afstemming der begrooting. Hij wil coustateeren dat de invoering het gevolg is van de handeling des Ministers, niet om hem een hard woord toe te voegen bij zijne aftre ding, maar om te doen uitkomen dat door dergelijke handelingen aan 't waarlijk liberaal en constitutioneel beginsel wordt te kort gedaan, en dat daarom moet worden gewaakt dat dit niet meer gebeure. Spr. vraagt daarna: welke nu de gevolgen zullen ziju van dit voldongen feit ten aanzien der Eerste Kamer, die geroepen is om door een enkel votum over zoo vele millioenen te beslissen Hij zal tegen de begrooting stemmen, ook om de uitgaven voor de Preauger hervorming te beletten. Deelt de meerder heid zijne meening, en wordt de begrooting afgestemd, dan zal de Minister van Koloniën het verwijt niet kunnen ontgaan, dat door zijn roedoen aan 't ge*ag van 't opperbestuur in Indië een gevoeligen slag wordt toegebracht. De heer v. Reemen v. Reemenshuizen bespreekt mede het Pranger stelsel. Hij stelt op voorgrond dat dat de indruk dien de inlichtingen door den Minister gegeven, op hem hebben gemaakt van geheel anderen aard is dan van den heer Messehert. Hij is overtuigd dat de Minister zich genoegzaam gerechtvaardigd heeft, om niet de harde verwijten te verdienen, die hem zijn toegevoegd. Niet deze Minister, maar de Gouv. Gen. heelt ons voor een fait accompli geplaatst. Zoo de Minister gedwaald heeft, dan was dit geheel ter goeder trouw, want te recht zegt de Minister in zijne Mem. v. Beantw.//Het ware inderdaad wat al te vreemd, dat iemand zoo bepaaldelijk zich uitliet (in de Tweede Kamer) wetende dat binnen weinige dagen, of misschien weken zijne verklaring door pu> blieke feiten zou worden gelogenstraft." Maar de Gouv. Gen. wist dat tde vertegenwoordiging niet kon worden gekend. Spr. komt nu tot de wijziging van 't Preanger stelsel zelve, en treedt daarbij in een terugblik op de vroegere koloniale politiek. Spr. heelt den Min. ondersteund met het oog op de actualiteit. Hij zag m den Min. een bedaard, voorzichtig man. Hij heeft zich daarin niet bedrogen, wanneer hij let op het thans openbaar gemaakt Koninkl. besl. tot regeling der agrarische wet. Dat besluit wordt nu reeds door beide partijen hevig aangevallen, en dit juist is voor spr. het bewijs, dat de Min. den waren middelweg heeft gekozen, en gevolg heeft gegeven aan 6pr. ver langen, op 4 April jl. geopenbaard. Maar kan spr. nu dienzelfeen bedaarden en voorzichtigen stap terug vinden in het voorstel tot wijziging van 't Preanger stelsel? Het komt spr. voor dat de Minister zijn zedelijkheidsgevoel en de liefde voor den Javaan wat al te zeer in een harmonisch geheel heeft vereenigd. De minister zelf was in 1869 niet overtuigd van de noodzakelijkheid dezer wijziging. Wie heeft zijno overtuiging dan op eenmaal gewijzigd Het was 't gevolg van een rapport van een uitstekend vasthou dend man, een der onvermoeide, jeugdige strijders voor de hervorming (den heer v. Rees). Maar welke zijn nu de motieven tot die wijziging Men zegt sedert dertig jaren wordt deze sociale hervorming in de Preanger door alle opvolgende Gouverneurs-Ge neraal en alle deskundigen gewenscht. Maar wat blijkt daaruit anders, dan dat men dertig jaren werd teruggehouden door de vrees tot invoering? Hij zal tegen deze begrooting stemmen. Hij wil alle verantwoordelijkheid dezer begrooting van zich afwerpen, en werpt die terug maar op wien Op niemand anders dan op den Gouv.-Gen. De heer Van Nispen van Pannerden maakt eenige opmerkingen en beschouwingen.. 1°. Of het tijdstip geschikt is om de begrooting van Nederl.-Indië. te behandelen. Vier ministers hebben hun ontslag gevraagd en de drie overige hebben hunne portefeuilles ter beschik king des Koning gesteld. Intusschen staan met deze begrooting velerlei maatregelen voor de toekomst in verband. Nu vraagt spr., of men door de voorstelling van deze begrooting den opvolger des ministers niet eenigzins bineft? Alleen daarom is hij tegen deze begrooting. 2°. De houding der ministers ten aanzien van de wijziging van het Preanger-stelsel. Hij her innert, dat het amendement, van de hervorming uit de begrooting te lichten, slechts met 34 tegen 31 stemmen verworpen is waarbij opmerkelijk is dat bij deze stemming de heeren Thorbecke en Guljé zich verwijderd hebben. Spr. komt nu tot den loop der geschiedenis. Hij zal er niets anders van zeggen, dan dat hij het gebeurde betreurt en met ernst en nadruk afkeurt. Voorts bespreekt hij het hooge cijfer der begroo ting, de hervorming van het Preangerstelsel en de koffiecultuur. TWEEDE KAMER. Zitting van heden. De beraadslagingen worden voortgezet over de wetsontwerpen ter bekrachtiging van de provinciale belastingen, als van: Eriesland, Overijssel, Gronin gen en Dreuthe. Die ontwerpen worden na korte descussie aangenomen. Daarna is aan de orde 1°, het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk VI der Slaatsbegrooling (Marine) van 1869. De heer De Casembroot zal niet sprekeu over de toekomst, daar de Minister op 'tpunt van aftreden staat en dus over'de zaak niet uitweiden kan; maar hij ves tigt hier de aandacht op 't geen nog geschieden kan. Zoo gewaagt hij van het personeel van het Loods wezen en vraagt deswege eenige inlichtingen. Er be stonden eenige grieven en bij vraagt of iets gedaan is om ze uit den weg te ruimen? Voorts meent hij dat voor de actieve zeemagt nog geen genoegzaam getal manschappen aanwezig is. Ook geeft hij zijne bevreemding te kennen, dat men zich niet overtuigd of een schip, sedert jaren in dienst, zee bouwen kan {de Dommel De Minister van Marine antwoordt op deze onder scheidene punten. Wat het Loodswezen betreft, er heeft een onder zoek plaats, dat ten nadeele van de loodsen uitge vallen is. Wat aangaat de zee vaardigheid van den Dommel, zegt de Minister, dat tusschen het gereed maken en het in dienst stellen van een schip natuurlijk eenige tijd verloopt en gedurende die tijd had men bevonden dat het schip eenig nader onderzoek noodig had. Daaruit is nog geenszins af te leiden dat de bouw op particuliere werven in dit opzicht zou moeten achter liggen. De heer De Casembroot bedankt den Minister, maar vraagt nadere inlichtingen en oppert nog eenige bedenkingen, welke door den Minister nader worden beantwoord. Hierna is het s ontwerp met algemeene stemmen aangenomen De heer Gratama betoogt, dat het recht van initiatief der Kamer, tot het doen van voorstellen onbeperkt is, en hij wederlegt het tegenovergesteld gevoelen het verslag der Kamer door sommige ledeu ont wikkeld. Alleen dwaze voorstellen moeten worden van de hand gewezen. Spr. toont aan, dat de uitoefe ning van het recht van initiatief door leden der Kamer goede vruchten heeft opgeleverd, zelfs nog in de laatste tijden. En hij weerspreekt onderscheidene bezwaren, die tegen de prise en consideration in het verslag der Kamer ziju in 't midden gebracht. Hij acht het ten slotte allezins weoschelijk dat het voor stel Van Houten in overweging worde genomen. De heer Bergmann is in de afdeelingen ook voor het in overweging nemen van het voorstel gestemd geweest, omdat hij het recht der Kamer ongeschon den wenscht te bewaren; anders is hij er niet voor, dat den Ministers het gezag voor de voeten worde weggemaaid. Op dit oogenblik echter ziet hij, bij de bestaande ministerieele crisis, groot bezwaar in de behandeling van het voorstel waardoor een nieuwe Minister van Financiën in zijne handelingen en ont werpen zou worden belemmerd. Dat zwaard van Da mocles moet den nieuwen Minister niet boven 't hoofd zweren. Daarom geeft hij den voorsteller in over- weging zijn voorstel te schorsen tot een gunstiger oogenblik van behandeling, daardoor zouden de leden niet in de noodzakelijkheid worden gebracht, nu tegen de prise en consideration te stemmen. De heer Van Nispen heeft behoord tot die leden die in de sectiën tegen het in overweging nemen van het voorstel waren. De behandeling van dergelijk ont werp op dit oogenblik acht hij ontijdig, en daarom is hij er tegen. Het voorstel muet worden aangehou den en bewaard tot dat de beslissing over 't belas tingstolsel zal zijn gevallen. De heer Van Houten bestrijdtj de meening, dat zijn voorstel ontijdig zou zijn. De vraag is nu alleen, of het voorstel iu overweging kan worden genomen, waardoor volstrekt nog niet wordt uitgemaakt, dat de Kamer het ontwerp, goedkeurt. Ook hij toont aan, dat de uitoefening van het reebt van initiatief der Kamer, naar het voorschrift der grondwet onbeperkt is. Alleen wanneer de waardigheid der Kamer zou vorderen, dat een voorstel in ue geboorte werd ge smoord, kan men zich tegen het in overweging ne men daarvan verklaren. Wat het denkbeeld betrelt, dat bij nu zijn voorstel zou intrekken, aan dat ver langen kan hij niet voldoen, want dan zou liij den sclnjn op zich laden dat hij den minister op zijn zetel aan het waggelen had willen brengen. Einde lijk al wordt ook het in overweging nemen van zijn voorstel aangenomen, dan haugt net nog van de cen trale afdeeling of vau de Kamer af, nader te beslis sen wanneer het in de afdeelingen zal worden onder zocht. In omvraag gebracht wordt met 53 tegen 5 stem men, tot het in overweging nemen van het voorstel van den heer Van Houten besloten. Tegen de heeren Van Goltstein, Van Nispen, Viruly, Bergmann en Heemskerk Bz. Is ingekomen eene missive van den Minister vau Justitie, waarbij deze met machtiging des Kouings intrekt Hoofdstuk IV B. (R. O. Eeredienst) der staatsbegrootmg voor 1871. Aangenomen voor kennisgeving. De heer Nierstrasz doet het voorstel, dat door tusschen komst van den Minister van koloniën worde verzocht, om aan deze Kamer over te leggen de stuk ken betrekkelijk dè organisatie der Preanger-liegeut- schappen, waarvan in het antwoord des ministers aan de Eerste Kamer is melding gemaakt. De heer Van Sypesteijn zegt, dat uit het verslag van de zitting der Eerste Kamer van 7 dezer blijkt, dat de minister onder andere stukken heeft over gelegd het proces-verbaal der conferentie, den 31 Juli 1866 gehouden tusschen den heer Van Rees en de regenten. Bij de behandeling der Indische be grooting in deze Kamer is bij herhaling op de over legging van dat stuk aangedrongen- Daar hij zich overtuigd houdt dat de minister aan de Iweede Kamer niets zal onthouden wat hij reeds aan de Eerste Kamer heeft overlegd, neemt spr. de vrijheid te verzoeken, dat ook op de overlegging van dat proces-verbaal worde aangedrongen- De Voorzitter zegt, dat het hem bekend is, dat de minister volkomen bereid is aan deze Kamer te geven wat aan de Eerste Kamer is overgelegd. De heer Fransen van de Putte zegt, dat onder de stukken waarvan de overlegging door den heer Nierstrasz verlangd wordt ook behoort een rapport van den minister aan den Koning, en nn vindt spr. er bezwaar in op de overlegging daarvan aan te dringen. De heer Cremers merkt op, dat het rapport van de conferentie door den heer Van Rees in 1866 ge houden, wel degelijk ter lezing was nedergelegd voor de leden der Tweede Kamer die daarvan inzage hadden kunnen nemen zooals hij dat gedaan heeft. De heer Nierstrasz zal dan gaarne het rapport van den minister aan den Koning uit zyn voorstel lich ten. Wat het rapport van den heer Van Rees betreft, hij en andere leden zijn niet zoo vlug geweest als de heer Cremers, en daarom blijft hij op de overlegging van dat stuk aandringen. De Voorzitter verzoekt den heer Nierstrasz zijn voorstel schriftelijk over te leggen. De heer Nierstrasz stélt daarop schriftelijk voor den minister van Koloniën uit te noodigen aan de Kamer over te leggen, de missive van dien minister aan den Gouverneur-Generaal van 29 Juni 1870, het antwoord van den Gouv.-Gen. daarop gegeveu, en de conclusie van het rapport van den minister aan den Koning. Dat v,oorstel wordt met algemeene stemmen aan genomen. De heer Fransen van de Putte zegt, dat onder de stukken die gisteren avond zijn rondgedeeld, ook be hoort het rapport van de koffiecultuur. Nu stelt hij voor dat die bijlage de memorie vau antwoord aan do Eerste Kamer, met de verdere stukken die daar toe behooren, in handen van eene bijzonder com missie worden gesteld. Tengevolge van eene op merking van den Voorzitter, dat men dan juist moest opgeven welke verdere stukken men verlangde, be paald de heer Fransen van de Putte zich tot do gemelde bijlagen inhoudende het rapport over de koffiecultuur. Hierop wordt door den heer Van Nispen voorgesteld de beslissing over het voorstel van den heer Van de Putte te verdagen, maar na eene woordenwisseling wordt dat voorstel van den heer Van Nispen met t34 tegen 21 stemmen verwor pen. Daarna wordt het voorstel van den heer Fransen van de Putte aangenomen. Dp Voorzitter benoemd daar op eene commissie in wier handen die bijlage (dat rapport) wordt gesteld. Zij wordt samengesteld uit de heeren Sloet, De Brauw, Hasselman, Fransen van de Putte en Mi- rondolle. De Voorzitter. Ingevolge besluit van de centrale afdeeling heb ik de eer, naar aanleiding van de me- dedeeling gisteren door den minister van finaaciën gedaan, voor te stellen, dat de vergadering lot na dere bijeenroeping zal uiteengaan. Daartoe wordt besloten en de vergadering ge scheiden. De heer Rahusen zegt dat toen hij kennis had ge nomen van de discussien over de Indische begrooting en daarna las de vier verordeningen door den Gouv.- Gen. in Indië afgekondigd ten aanzien van de wijzi ging van 't Preanger stelsel, hij daarover zeer was verwonderd en dat, nadat hij kennis had genomen van het voorl. versl. en de Mem. van Beantw. dezer Kamer, zijne verwondering is blijven bestaan. Hij zal er niets meer van zeggen. Hij wenscht alleen zijne stem, die hij tegen deze begrooting zal uitbrengen te motiveren. Zijne bezwaren zijn van inantieelèn en polilieken aard. Een bezwaar van finantieelen aard is, dat, nu naar zijne overtuiging, de begrooting te hoog is. En wat nu zijne politieke bezwareu betreft, daar over zal hij niet uitweidenvooreerst omdat deze Min. van Kol. heengaat, ten audere omdat wij in den laatsten tijd gelegenheid te over hadden om over ko loniale politiek te spreken Slechts dit wil hij zeggen: Het stelsel van koloniaal beheer, dat ten grondslag ligt van deze begrooting, wordt door hem afgekeurd; hij wenscht niet eeu stelsel dat nadeelig is voor 't moederland en Indië, te bestendigen. Vooralsnog kan hij niet besluiten aan dat stelsel zijne sanctie te verleenen. {Per Telegraaf.) Nog voerden het woord tot verde diging van den minister de heeren Fransen v. «1. Putte en Duymaer van Twist, terwijl de heer Hartsen het beleid van den minister bestreed. Morgen voortzetting. Ingevolge toezegging door den Minister van Ko loniën ten vorige jare gedaan, is tot het doen af drukken voor de Kamera der Staten-Generaal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 3