i
ids
pen
iiu
luui
l wij
mei
liij
hi
'er,
to
j di
'ijk
itge
dill
dit
de-
itu|
U
a"l
te|
ijl
io;
ees
b
ii<
irac|
u
36
g*
de-
on
ezel
in
■iit
en,
an-
lenl
[an
ilk
net
irt
en,
als
ie-
ter
en
te-
tar
;ht
te-
rlijke dyiiestie weder te verzamelen, met het
om een derde keizerrijk tot stand te doen
[meu4°. toen hij eenmaal tot de overtuiging
gekomen, dat hij Frankrijk en de Pruisen
|l anders voor eene restauratie der keizerlijke
instie zou kunnen stemmen, dan door de capi-
blie van zijn leger en van de stad Metz aan
je rampen onzes lands toe te voegen, heeft de
[rrschalk zich vervolgens lot taak gesteld liet
Islip der overgave te bespoedigen. Met dat doel
>(t hij geweigerd de rantsoenen fourrage tijdig
Iteriniuderen; waarvan het gevolg was dat het
sklaps geheel aan voedsel ontbrak voor de
000 paarden die zijne cavalerie uitmaakten en
kanonnen moesten voorttrekken; dit strookte
|er uiet zijne geheime plannen, dan te zorgen,
de voedingsmiddelen, die hij op 1 Sept., den
van zijnen laatsteu uitval op groote schaal,
voorhanden had, voor eenen zoo lang moge-
ien tijd zouden strekken. Eveneens heeft hij iD
verminderen der rantsoenenleeftocht voor de
lilaireu eerst bewilligd na lang dralen, en
|a de maatregel luttel meer kon baten, daar
ie nog slechts op eene niet aanmerkelijke
ireelheid levensmiddelen kon worden toege-
5°. kortom, de maarschalk Bazaine heeft in
slechts éen doel beoogd, namelijk: meester
den loop der politieke zaken iD Frankrijk
|worden en te blijveD; en meenende zich van
Pruisen te kunnen bedienen als medehelpers
r de uitvoering zijner eerzuchtige plannen,
:(t hij hun zijn leger te Metz moedwillig over-
:verd.''
)e steller vaD dit rapport, De Valcourt, heelt
de laatste dagen der vorige uiaand uit Metz
|t dépêches, door de Pruisische liniën heen,
Tours weten te komenhij is deswege tot
Ier van het legioen van eer benoemd en bij
kabinet van den minister van oorlog te Tours
[oienst gesteld.
id ngelsnd.
Economist maakt de volgende opmerking
die uiet met Pruisen ingenomen zijn, be-
j dat het Nederland wil anexeereu en de
itzee tot een /Pruisisch" of voor het minst tot
„Duitsch meer" maken. Het is echter, boven
:n twijfel verheven, dat Pruisen in den tegen
prdigeu oorlog er groot voordeel uit getrokken
ift, dat het was zooals het is, dat het namelijk
:ti Nederland, noch de kusten der Oostzee in
iit heeft. De rechtstreeksehe handel tusschen
reland en Duitschland is wegens den oorlog
de Fransche blokkade zeer verminderd, en
ben die blokkade zich ook tot de Nederland
havens had uitgestrekt, zon Engeland zijn
ïeelen handel hebben moeten verliezen. Dit is
las het geval niet geweest. De helft van de
'mindering der rechtstreeksehe scheepvaart van
iceiaud op Duitschland staat gelijk met de ver
ing van Eugelands scheepvaart op de
ruis van Duitschlaud's naburen; wel een be
Ijs van het voordeel hetwelk een staat er uit
Ikt, uiet te groot te zijn."
TELEGRAMMEN.
larny, 8 November. .De vesting Verdun is
capitulatie aan de Duitschers overgegeven.
Versailles, 8 NoACmber. [Officieel Duitsch bericht).
9de iufanterie-brigade is deD 7den dezer bij
eteDay tusschen Bologue.en Chaumont (depart.
iute Marue) slaags geweest met afdeelingeu
ibiele garden. De verliezen van den vijand be
legen 70 man dooden en gewonden, en 40 ge-
ogeneD; aan onze zijde twee gewonden.
Florence, 8 November. De regeering neemt
beu bezit van liet Quirinaal te Rome als Staats-
[endom.
De heer Minghetti, gezant le Weenen, is alhier
:t verlof aangekomen. Zijn reis staal in ver-
od met de aanstaande verkiezingen.
De minister van Oorlog houdt zich bezig met
d plan tot reorganisatie van het leger, ïnzon-
rheid van de reserve. Het doel daarvan is be
tuiging en een spoedigere oproeping ouder de
ipeueu mogelijk te maken. Men verzekert, dat
reserve-kaders zouden worden gevormd vol
ts een territorialeu grondslag,
benige afgevaardigden verklaren, dat zij geen
ndulatuur meer aanvaarden,
lolmar, 9 November. Montbéliard is tot ver
dring van de iusluitiug van Belfort heden zon-
i tegenstand bezet en verdedigingswerken uier
gelegd.
hloD, 9 November. Volgens gerucht is Zater-
en Zondag ouder de mureu van Tinonville
'ochten; men hoorde die dagen kanongebulder
Je richting van Thionville.
Hamburg, 9 November. Officieel wordt op de
ars bericht, dat gistereu van de observalie-
[sien aan den mond van de Elbe geen vyaude-
schepen zijn waargenomen; daaruit kou
lentvel in verband met de berichten van Maan-
uiet opgemaakt worden, dat iu de Noordzee
J vijandelijke schepen meer waren,
krossel, 9 November. De Independance zegt, dat
t mogelijk is, dat de voorstellen van de Times
Heenkomen met zekere besluiten, genomen in
to Engelschen ministerraad, en welke zouden
orden uitgedrukt in een nota van Lord (irau-
aan den Engelschen gezant te Berlijn.
Luie, 9 Novemuer. Het departem. au Nord
jl een leeuiug aangaan van 15 millioen francs,
Ngekeurd door den algemeenen raad van dit
FPartement. De Sociélè du credit induslriel et de
ffo'j du Nord is met de uitgifte dezer leening
:last; zij is aflosbaar in 35 jaren, met premien
u 150,900 en 75,000 francs. De obligaties zijn
mot 100 francs a 3 pCt. tegen den koers van
pCt.
Madrid, 9 November. De dagbladen te Madrid,
zonder onderscheid van kleur, geven de verkla
ring, dat zij besloten zijn om voort te gaan de
candidatuur van den hertog van Aosta te be
strijden.
I'raag, 8 November. De einduitslag der ver
kiezingen voor den Rijksraad in Bohenie gehou
den, is als volgt24 constitutioneelen, 30 decla
ranten en feudalen. Slechts de eerstgenoemden
nemen zitting in den Rijksraad.
>Iarlvtbei*iehteii.
Amsterdam, 9 November. Rogge. Petersburg
prijshoudend; Galatz 196 e. z/k.; Taganrog 195
c. z/k. dito 198 op tijd. Levering stemming on
veranderd: November 185; Maart 199, 198. Boek
weit onveranderd. Raapolie G weken 51; vliegend
4-944Mei 4614, 46, 454bDecember 4914, 4914,
4314, 4841, 49; Lijnolie 6 weken 3314; vliegend
32; voorjaar 33, 3244 najaar 3114.
LAATSTK BERICHTEN.
's-Gravenhaoe, 9 November. Gisteren werd
alhier het 60jarig bestaan gevierd van liet Ge
nootschap Justilia et Amicilia, sedert 8 November
1810 opgericht, en thans onder presidium van den
heer Mr. A. A. De Pinto. Te dien einde werd er
een vriendschappelijk diner iu het Hotel Pautez
gehouden, waarop O. a. genoodigd waren de vier
oud-presidenten vau het Genootschap, met name
de heeren Mrs. D. H. Levysohn Norman, M.
Eijssell, C. J. Eranfois en A. De Pinto, en welk
dioer door verscheidene leden van het Genootschap
werd bijgewoond. Tot laat in den avond bleef
men vriendschappelijk bijeen, en er werden gedu
rende liet diner en deu geheeleu avond vele feest
dronken ingesteld.
Utrecht, 9 November. Gisteren heeft Z. K. H.
de Prins van Oranje, vergezeld van den heer
Twiss en diens zoon, benevens een 25tal genoo-
digden, waaronder Jhr. Van Boetzelaar, baron
vau Hardeubroek, Jhr. Huydecoper. baron van
Pallandt eu bar. v. TuyU v. Serooskerkeu, zich
op Beukenburg met het jachtvermaak bezig ge
houden. Er zijn een 60tal hazen en een paar
patrijzen geschoten. Des middags had er een diner
van 30 couverts op Beukenburg plaats.
Hedenmiddag geeft Air. O. VV. J. baron van
Boetzelaer van Dubbeldam een diner, waarop
ook Z. K. H. de Prins van Oranje is genoodigd.
Op de goederen van den heer v. Boetzelaer wordt
heden door een gezelschap, ook door den priDS
met zijne tegenwoordigheid vereerd, gejaagd.
HUWELIJKEN, GEBOORTEN EN STERFGEVALLEN.
Burgerlijke Stand van Leiden vau den 3den
tot en met den 9den November.
GehuwdG. J. Couvee jm. en L. M. M. Van deu Berg
jd. Mr, G. J. Goekoop jm. en M. M. C. Krabbe jd. J.
Van Kampen wedr. en E. M. Sinteur wed. C. Van Leeuwen
jin. en S, M. Charisé jd. W. Snol jm. cn A. Thijssen jd.
Bevalleil: W. S. Steeuhauer, geb. Stokhuijzeu, D. G.
E. Van der Lof, geb. Gans, IJ. M. Vergnn9t, geb. Selicr, L)
G. Van der Reek, geb. Van Gent, IJ. M. li. Ober, geb. Star-
keuburg, '/j. A. Brugman, geb. Alacco, Z. J. Petiet, geb.
Van der Woerd, Z. M. E. Hoogenstraateu, geb. Asbrede, Z.
M. Zandvliet, geb. Lut, Z. A. J. C. Schouten, geb. Uuchattel,
L), M. Dekker, geb. De Gunst, Z. S. J. Booijors, geb.
Vau der Mark, D. S. Eles, geb. Van Biemen, Z. VV. K..
Beij, geb. üuijvewaard, Z. J. Mulder, geb. Brakel, Z. S.
C. Winterkamp, geb. Delfos, D. A. Kok, geb. Van de
Wetering, D. R. C. Nelissen, geb. Polak, Z. J. Van Op-
zeeland, geb. Roozeboom De Vries, L>. M. E. Oudshoorn, geb.
Den Ouden, D. (J. J, Weijers, geb. Secrevc, Z. G. M.
Van Ouwerkerk, geb. Koersen, D. A. De Jong, geb. De
Goede, D. P. H. Cocbcrgh, geb. Van Catz, D. M. De
Rooy, geb. Snitsier, twecl. D. en Z.
Overleden: W. Boudrj- D. 4 j. D. A. Christiaanse
Z. 10 ra. C. Stouten D. in. P. Es wilder 66 j. M.
A. Wénnekera D. 15 j. M. Vogelenzang, wede. Rietmeijer, 56
j. S. VV. Schut V. 85 j. C. Indrisi 52 j. S. M. Van
den Berg IJ. 19 m. H. Dc Witt 61 j. H. Wallaart Z.
4 j. Z. Kriek Z. 22 j. G. Bergman Z. 5 m. A. C.
T. Üegon Z. 1 m. A. Vau Eijgeu 68 j. N. Sampiraon
Z. 8. m.
STATEJV-UENERAAL.
de
EERSTE KAMER.
Zitting van heden.
Aan de orde zijn de beraadslagingen over
Begrooting voor Ned. Indië, dienst 1870.
De heer Messehert v. Vollenhoven zegt, dat de
invoering der Preangerhervorming is een fait accompli,
en dat het dit is ten gevolge van de handelingen des
Ministers v. Koloniën, liij weet wel dat de Kamer
door verwerping der begrooting de ordonnaneièn zou
kunnen doen herroepen. Maar wie zou den moed
hebben het reeds zoo geknakt gezag in Indië nog
een gevoeligen slag toe te breDgen door afstemming
der begrooting. Hij wil coustateeren dat de invoering
het gevolg is van de handeling des Ministers, niet
om hem een hard woord toe te voegen bij zijne aftre
ding, maar om te doen uitkomen dat door dergelijke
handelingen aan 't waarlijk liberaal en constitutioneel
beginsel wordt te kort gedaan, en dat daarom moet
worden gewaakt dat dit niet meer gebeure.
Spr. vraagt daarna: welke nu de gevolgen zullen
ziju van dit voldongen feit ten aanzien der Eerste
Kamer, die geroepen is om door een enkel votum
over zoo vele millioenen te beslissen Hij zal tegen
de begrooting stemmen, ook om de uitgaven voor de
Preauger hervorming te beletten. Deelt de meerder
heid zijne meening, en wordt de begrooting afgestemd,
dan zal de Minister van Koloniën het verwijt niet
kunnen ontgaan, dat door zijn roedoen aan 't ge*ag
van 't opperbestuur in Indië een gevoeligen slag wordt
toegebracht.
De heer v. Reemen v. Reemenshuizen bespreekt
mede het Pranger stelsel. Hij stelt op voorgrond dat
dat de indruk dien de inlichtingen door den Minister
gegeven, op hem hebben gemaakt van geheel anderen
aard is dan van den heer Messehert. Hij is overtuigd
dat de Minister zich genoegzaam gerechtvaardigd
heeft, om niet de harde verwijten te verdienen, die
hem zijn toegevoegd. Niet deze Minister, maar de
Gouv. Gen. heelt ons voor een fait accompli geplaatst.
Zoo de Minister gedwaald heeft, dan was dit geheel
ter goeder trouw, want te recht zegt de Minister
in zijne Mem. v. Beantw.//Het ware inderdaad wat
al te vreemd, dat iemand zoo bepaaldelijk zich uitliet
(in de Tweede Kamer) wetende dat binnen weinige
dagen, of misschien weken zijne verklaring door pu>
blieke feiten zou worden gelogenstraft." Maar de
Gouv. Gen. wist dat tde vertegenwoordiging niet kon
worden gekend.
Spr. komt nu tot de wijziging van 't Preanger
stelsel zelve, en treedt daarbij in een terugblik op
de vroegere koloniale politiek. Spr. heelt den Min.
ondersteund met het oog op de actualiteit. Hij zag
m den Min. een bedaard, voorzichtig man. Hij heeft
zich daarin niet bedrogen, wanneer hij let op het
thans openbaar gemaakt Koninkl. besl. tot regeling
der agrarische wet. Dat besluit wordt nu reeds door
beide partijen hevig aangevallen, en dit juist is voor
spr. het bewijs, dat de Min. den waren middelweg
heeft gekozen, en gevolg heeft gegeven aan 6pr. ver
langen, op 4 April jl. geopenbaard. Maar kan spr. nu
dienzelfeen bedaarden en voorzichtigen stap terug
vinden in het voorstel tot wijziging van 't Preanger
stelsel? Het komt spr. voor dat de Minister zijn
zedelijkheidsgevoel en de liefde voor den Javaan wat
al te zeer in een harmonisch geheel heeft vereenigd.
De minister zelf was in 1869 niet overtuigd van de
noodzakelijkheid dezer wijziging. Wie heeft zijno
overtuiging dan op eenmaal gewijzigd Het was 't
gevolg van een rapport van een uitstekend vasthou
dend man, een der onvermoeide, jeugdige strijders
voor de hervorming (den heer v. Rees). Maar welke
zijn nu de motieven tot die wijziging Men zegt
sedert dertig jaren wordt deze sociale hervorming in
de Preanger door alle opvolgende Gouverneurs-Ge
neraal en alle deskundigen gewenscht. Maar wat
blijkt daaruit anders, dan dat men dertig jaren werd
teruggehouden door de vrees tot invoering?
Hij zal tegen deze begrooting stemmen. Hij wil
alle verantwoordelijkheid dezer begrooting van zich
afwerpen, en werpt die terug maar op wien Op
niemand anders dan op den Gouv.-Gen.
De heer Van Nispen van Pannerden maakt eenige
opmerkingen en beschouwingen.. 1°. Of het tijdstip
geschikt is om de begrooting van Nederl.-Indië. te
behandelen.
Vier ministers hebben hun ontslag gevraagd en de
drie overige hebben hunne portefeuilles ter beschik
king des Koning gesteld. Intusschen staan met deze
begrooting velerlei maatregelen voor de toekomst in
verband. Nu vraagt spr., of men door de voorstelling
van deze begrooting den opvolger des ministers niet
eenigzins bineft? Alleen daarom is hij tegen deze
begrooting. 2°. De houding der ministers ten aanzien
van de wijziging van het Preanger-stelsel. Hij her
innert, dat het amendement, van de hervorming uit
de begrooting te lichten, slechts met 34 tegen 31
stemmen verworpen is waarbij opmerkelijk is
dat bij deze stemming de heeren Thorbecke
en Guljé zich verwijderd hebben. Spr. komt nu tot
den loop der geschiedenis. Hij zal er niets anders
van zeggen, dan dat hij het gebeurde betreurt en
met ernst en nadruk afkeurt.
Voorts bespreekt hij het hooge cijfer der begroo
ting, de hervorming van het Preangerstelsel en de
koffiecultuur.
TWEEDE KAMER.
Zitting van heden.
De beraadslagingen worden voortgezet over de
wetsontwerpen ter bekrachtiging van de provinciale
belastingen, als van: Eriesland, Overijssel, Gronin
gen en Dreuthe. Die ontwerpen worden na korte
descussie aangenomen.
Daarna is aan de orde
1°, het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk
VI der Slaatsbegrooling (Marine) van 1869. De heer
De Casembroot zal niet sprekeu over de toekomst,
daar de Minister op 'tpunt van aftreden staat en
dus over'de zaak niet uitweiden kan; maar hij ves
tigt hier de aandacht op 't geen nog geschieden kan.
Zoo gewaagt hij van het personeel van het Loods
wezen en vraagt deswege eenige inlichtingen. Er be
stonden eenige grieven en bij vraagt of iets gedaan is
om ze uit den weg te ruimen? Voorts meent hij
dat voor de actieve zeemagt nog geen genoegzaam
getal manschappen aanwezig is. Ook geeft hij zijne
bevreemding te kennen, dat men zich niet overtuigd
of een schip, sedert jaren in dienst, zee bouwen kan
{de Dommel
De Minister van Marine antwoordt op deze onder
scheidene punten.
Wat het Loodswezen betreft, er heeft een onder
zoek plaats, dat ten nadeele van de loodsen uitge
vallen is.
Wat aangaat de zee vaardigheid van den Dommel,
zegt de Minister, dat tusschen het gereed maken en
het in dienst stellen van een schip natuurlijk eenige
tijd verloopt en gedurende die tijd had men bevonden
dat het schip eenig nader onderzoek noodig had.
Daaruit is nog geenszins af te leiden dat de bouw
op particuliere werven in dit opzicht zou moeten
achter liggen.
De heer De Casembroot bedankt den Minister,
maar vraagt nadere inlichtingen en oppert nog eenige
bedenkingen, welke door den Minister nader worden
beantwoord.
Hierna is het s ontwerp met algemeene stemmen
aangenomen
De heer Gratama betoogt, dat het recht van initiatief
der Kamer, tot het doen van voorstellen onbeperkt
is, en hij wederlegt het tegenovergesteld gevoelen
het verslag der Kamer door sommige ledeu ont
wikkeld. Alleen dwaze voorstellen moeten worden
van de hand gewezen. Spr. toont aan, dat de uitoefe
ning van het recht van initiatief door leden der
Kamer goede vruchten heeft opgeleverd, zelfs nog in
de laatste tijden. En hij weerspreekt onderscheidene
bezwaren, die tegen de prise en consideration in het
verslag der Kamer ziju in 't midden gebracht. Hij
acht het ten slotte allezins weoschelijk dat het voor
stel Van Houten in overweging worde genomen.
De heer Bergmann is in de afdeelingen ook voor
het in overweging nemen van het voorstel gestemd
geweest, omdat hij het recht der Kamer ongeschon
den wenscht te bewaren; anders is hij er niet voor,
dat den Ministers het gezag voor de voeten worde
weggemaaid. Op dit oogenblik echter ziet hij, bij de
bestaande ministerieele crisis, groot bezwaar in de
behandeling van het voorstel waardoor een nieuwe
Minister van Financiën in zijne handelingen en ont
werpen zou worden belemmerd. Dat zwaard van Da
mocles moet den nieuwen Minister niet boven 't hoofd
zweren. Daarom geeft hij den voorsteller in over-
weging zijn voorstel te schorsen tot een gunstiger
oogenblik van behandeling, daardoor zouden de leden
niet in de noodzakelijkheid worden gebracht, nu tegen
de prise en consideration te stemmen.
De heer Van Nispen heeft behoord tot die leden
die in de sectiën tegen het in overweging nemen van
het voorstel waren. De behandeling van dergelijk ont
werp op dit oogenblik acht hij ontijdig, en daarom
is hij er tegen. Het voorstel muet worden aangehou
den en bewaard tot dat de beslissing over 't belas
tingstolsel zal zijn gevallen.
De heer Van Houten bestrijdtj de meening, dat
zijn voorstel ontijdig zou zijn. De vraag is nu alleen,
of het voorstel iu overweging kan worden genomen,
waardoor volstrekt nog niet wordt uitgemaakt, dat
de Kamer het ontwerp, goedkeurt. Ook hij toont aan,
dat de uitoefening van het reebt van initiatief der
Kamer, naar het voorschrift der grondwet onbeperkt
is. Alleen wanneer de waardigheid der Kamer zou
vorderen, dat een voorstel in ue geboorte werd ge
smoord, kan men zich tegen het in overweging ne
men daarvan verklaren. Wat het denkbeeld betrelt,
dat bij nu zijn voorstel zou intrekken, aan dat ver
langen kan hij niet voldoen, want dan zou liij den
sclnjn op zich laden dat hij den minister op zijn
zetel aan het waggelen had willen brengen. Einde
lijk al wordt ook het in overweging nemen van zijn
voorstel aangenomen, dan haugt net nog van de cen
trale afdeeling of vau de Kamer af, nader te beslis
sen wanneer het in de afdeelingen zal worden onder
zocht.
In omvraag gebracht wordt met 53 tegen 5 stem
men, tot het in overweging nemen van het voorstel
van den heer Van Houten besloten.
Tegen de heeren Van Goltstein, Van Nispen,
Viruly, Bergmann en Heemskerk Bz.
Is ingekomen eene missive van den Minister vau
Justitie, waarbij deze met machtiging des Kouings
intrekt Hoofdstuk IV B. (R. O. Eeredienst) der
staatsbegrootmg voor 1871.
Aangenomen voor kennisgeving.
De heer Nierstrasz doet het voorstel, dat door
tusschen komst van den Minister van koloniën worde
verzocht, om aan deze Kamer over te leggen de stuk
ken betrekkelijk dè organisatie der Preanger-liegeut-
schappen, waarvan in het antwoord des ministers
aan de Eerste Kamer is melding gemaakt.
De heer Van Sypesteijn zegt, dat uit het verslag
van de zitting der Eerste Kamer van 7 dezer blijkt,
dat de minister onder andere stukken heeft over
gelegd het proces-verbaal der conferentie, den 31
Juli 1866 gehouden tusschen den heer Van Rees en
de regenten. Bij de behandeling der Indische be
grooting in deze Kamer is bij herhaling op de over
legging van dat stuk aangedrongen- Daar hij zich
overtuigd houdt dat de minister aan de Iweede
Kamer niets zal onthouden wat hij reeds aan de
Eerste Kamer heeft overlegd, neemt spr. de vrijheid
te verzoeken, dat ook op de overlegging van dat
proces-verbaal worde aangedrongen-
De Voorzitter zegt, dat het hem bekend is, dat de
minister volkomen bereid is aan deze Kamer te geven
wat aan de Eerste Kamer is overgelegd.
De heer Fransen van de Putte zegt, dat onder de
stukken waarvan de overlegging door den heer
Nierstrasz verlangd wordt ook behoort een rapport
van den minister aan den Koning, en nn vindt spr.
er bezwaar in op de overlegging daarvan aan te
dringen.
De heer Cremers merkt op, dat het rapport van
de conferentie door den heer Van Rees in 1866 ge
houden, wel degelijk ter lezing was nedergelegd voor
de leden der Tweede Kamer die daarvan inzage
hadden kunnen nemen zooals hij dat gedaan heeft.
De heer Nierstrasz zal dan gaarne het rapport van
den minister aan den Koning uit zyn voorstel lich
ten. Wat het rapport van den heer Van Rees betreft,
hij en andere leden zijn niet zoo vlug geweest als de
heer Cremers, en daarom blijft hij op de overlegging
van dat stuk aandringen.
De Voorzitter verzoekt den heer Nierstrasz zijn
voorstel schriftelijk over te leggen.
De heer Nierstrasz stélt daarop schriftelijk voor
den minister van Koloniën uit te noodigen aan de
Kamer over te leggen, de missive van dien minister
aan den Gouverneur-Generaal van 29 Juni 1870, het
antwoord van den Gouv.-Gen. daarop gegeveu, en de
conclusie van het rapport van den minister aan den
Koning.
Dat v,oorstel wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
De heer Fransen van de Putte zegt, dat onder de
stukken die gisteren avond zijn rondgedeeld, ook be
hoort het rapport van de koffiecultuur. Nu stelt hij
voor dat die bijlage de memorie vau antwoord aan
do Eerste Kamer, met de verdere stukken die daar
toe behooren, in handen van eene bijzonder com
missie worden gesteld. Tengevolge van eene op
merking van den Voorzitter, dat men dan juist moest
opgeven welke verdere stukken men verlangde, be
paald de heer Fransen van de Putte zich tot do
gemelde bijlagen inhoudende het rapport over de
koffiecultuur. Hierop wordt door den heer Van
Nispen voorgesteld de beslissing over het voorstel
van den heer Van de Putte te verdagen, maar na
eene woordenwisseling wordt dat voorstel van den
heer Van Nispen met t34 tegen 21 stemmen verwor
pen. Daarna wordt het voorstel van den heer
Fransen van de Putte aangenomen.
Dp Voorzitter benoemd daar op eene commissie in
wier handen die bijlage (dat rapport) wordt gesteld.
Zij wordt samengesteld uit de heeren Sloet, De
Brauw, Hasselman, Fransen van de Putte en Mi-
rondolle.
De Voorzitter. Ingevolge besluit van de centrale
afdeeling heb ik de eer, naar aanleiding van de me-
dedeeling gisteren door den minister van finaaciën
gedaan, voor te stellen, dat de vergadering lot na
dere bijeenroeping zal uiteengaan.
Daartoe wordt besloten en de vergadering ge
scheiden.
De heer Rahusen zegt dat toen hij kennis had ge
nomen van de discussien over de Indische begrooting
en daarna las de vier verordeningen door den Gouv.-
Gen. in Indië afgekondigd ten aanzien van de wijzi
ging van 't Preanger stelsel, hij daarover zeer was
verwonderd en dat, nadat hij kennis had genomen
van het voorl. versl. en de Mem. van Beantw. dezer
Kamer, zijne verwondering is blijven bestaan. Hij zal
er niets meer van zeggen. Hij wenscht alleen zijne
stem, die hij tegen deze begrooting zal uitbrengen te
motiveren.
Zijne bezwaren zijn van inantieelèn en polilieken
aard. Een bezwaar van finantieelen aard is, dat, nu
naar zijne overtuiging, de begrooting te hoog is.
En wat nu zijne politieke bezwareu betreft, daar
over zal hij niet uitweidenvooreerst omdat deze
Min. van Kol. heengaat, ten audere omdat wij in den
laatsten tijd gelegenheid te over hadden om over ko
loniale politiek te spreken Slechts dit wil hij zeggen:
Het stelsel van koloniaal beheer, dat ten grondslag
ligt van deze begrooting, wordt door hem afgekeurd;
hij wenscht niet eeu stelsel dat nadeelig is voor 't
moederland en Indië, te bestendigen.
Vooralsnog kan hij niet besluiten aan dat stelsel
zijne sanctie te verleenen.
{Per Telegraaf.) Nog voerden het woord tot verde
diging van den minister de heeren Fransen v. «1.
Putte en Duymaer van Twist, terwijl de heer Hartsen
het beleid van den minister bestreed.
Morgen voortzetting.
Ingevolge toezegging door den Minister van Ko
loniën ten vorige jare gedaan, is tot het doen af
drukken voor de Kamera der Staten-Generaal