1 N°. 3289. Maandag A°. 1870. 31 October. eeril ■de LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DKZBR COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regelj 0.15 Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 39 October. oen wij onlangs de uitslag van de laatste ver- Iering van het Leesmuseum noode mededeelden, oten we met de woorden Wij vreezen dat hiermede alle uitzicht op ver- Beiing is weggenomen, en dal ondanks den Ijen wil van het bestuur, ons Leesmuseum zijn jjnend bestaan zal rekken, totdat het sterft, ij zich later, misschien onverwacht, eene gun- ;e gelegenheid tot verplaatsing en reorganisatie ;ht aanbieden, waarop wij bijna niet meer en durven, daar alles reeds is beproefd." ij dachten toen waarlijk niet dat er zoo spoe- en voor ons althans zoo onverwacht eene be- grijke verandering in dezen treurigen, ja bijna leloozen toestand zou komen. Op grond van geen wij uit goede bron vernemen, durven te verzekeren dat Leiden weldra een Lees- seum zal hebben, dat voor de Leesmuseums andere steden, hij eene billijke vergelij- ig, niet behoeft onder te doen. Wij ach- het onbescheiden om het rapport van HH. missarissen, dat Maandag avond in de ver ering zal worden uitgebracht, vooruit te loo- maar houden ons overtuigd dat de leden oogenblik niet betreuren zullen, waarin zij, einde raad, het schijnbaar onoplosbaar waagstuk eenvoudig aan het bestuur ter oplos- Ifiig overlieten. Daar wij de belangen van het leesmuseum met warmte ziju toegedaan, komen vij natuurlijk op dit onderwerp terug. Toch wil- vvij reeds dadelijk de hoop uitspreken, dat t Bestuur de bewijzen moge ontvangen van belangstelling onzer stadgenooten in een goed ;ericht Leesmuseum. Het zou ons, indien wij lijst der tegenwoordige leden voor ons hadden, fcllig niet moeilijk vallen, terstond een honderd- bi namen te noemen van personen onder de en van den raad en van de rechtbank, onder ie fabrikanten, onder de hoogleerareu aan ize Academie, onder den. beschaafden bur- rsland, die op bovengenoemde lijst worden ge- pst, wij maken er hun geen verwijt van dat niet toetraden, de schuld lag aan de inrich- waaraan voor het oogenblik niets was te randeren. Nu zal er verandering en verbete ring komen. Dat men nu ook niet wachte op me speciale uitnoodiging of een circulaire om zijne sympathie te doen blijken, maar uit ;ene beweging toetrede, dan zal het bestuur staat worden gesteld tot het nemen van door- stende maatregelen. In de gehouden aanbesteding door Bestuurders het Werkhuis, voor de benoodigde levens- iddelen van 1 November 1870 tot 30 April 1871 n gegund de levensmiddelen van Rundvleesch •18 ets. aan J. Slok, van Rundvet a 58 ets. aan PlaDjer, van Gort a 12®6/10l) ets., Rijst a 1366/I00 ets., leper a 56 ets. aan A. Langeveld Az., Groene |rwten a 12S3/I00 ets., Koffie a 835/10 ets., Cichorei H5/io ets. en Siroop a 17S/I0 ets. aan Verkouw Stokhuyzen, alles per kilogramme. Aardappe- n a 4-.80 per 100 kilogrammen aan J.&N. De ink, Zoetemelk a 6.88 en Karnemelk a 1.88 per 10 liters aan W. VaD Bergen en Henegouwen. Gedurende deze week zijn dagelijks iu bet erkhuis alhier opgenomen van 14.1 lot 161 llwassen personen en van 50 tot 64 kinderen. Generaal W. J. Knoop levert heden bij wijze w Hoofdartikel in het Vaderland een gernoti- serde tegenspraak van minder juiste beweringen, ie ten aanzien van ons krijgswezen voorkomen i het Voorloopig Verslag der Tweede Katner over «ofdstuk VIII (Departement van Oorlog) der laatsbegrooting van 1S71. Die aanmerkingen zijn 'o zeer veel gewicht, ook en vooral omdat de ineraal Knoop, als bevelhebber van de derde 'hsie, in de gelegenheid is geweest den toestand ons krijgswezen, die het in het Voorloopig «slag zoo ongunstig mogelijk wordt voorgesteld, 1 vele bijzonderheden en in de practijk na te gaan. Het betoog van den generaal dat o. i. in een 11(1 ruim mogelijken kring verdient verspreid worden, koint in hoofdzaak hierop neder, dat 6 schets die in het Voorloopig Verslag gegeven 'ordt van den toestand van ons krijgswezen, "zijdig, overdreven, ongunstig, soms geheel on- »st is. Ieder deskundige, zegt de heer Knoop, is van oor- t;el dat de verdediging, van ods Vaderland met er goede k ansen, kon verricht worden. Natuur lijk dat men, ten dien aanzien, nooit met zekerheid kan spreken, maar alleen volgens de waarschijnlijk heid-, en de waarschijnlijkheid brengt mede, dat, wanneer men een 30.000 man bij de Utrechtsche linie kan vereenigen, die linie zeer goed is te verde digen. Maar veel zoo niet alles hangt daarbij af van de aanvoering, en ook van den geest der troepen; en uwe ontmoedigende taal zal, natuur lijk dien geest niet beter maken. Neem een goed en sterk leger, en laat daaraan, dag aan dag, vertellen, dat het zwak is, en gebrekkig samen gesteld, en slecht aangevoerd, en dat het nood wendig geslagen moet worden; ja dan zal dat leger groot gevaar loopen, een gedeelte van zijn kracht te verliezen. Bij de 3de divisie, die van den generaal, had ieder man 50 patronenin de caisson van ieder bataljon werden er, bovendien, 10,000 medege voerd; en de depotplaatsen waren aangewezen, van waar men, zoo noodig, patronen kon ontbie den. Daar heeft dus geen groot gebrek aan patro nen bestaanmet wat men had kon men zeer goed beginnen. Bij de 3de divisie kan een enkel man, misschien, onbekend zijn geweest met het achterlaadgeweer; maar stellig is dit aantal uiterst gering geweest; en de kennis van dat wa pen verkrijgt men spoedig. Zeer zeker zou het aan achterladers ontbroken hebben, wanneer men tot de mobilisatie van al de schutterijen was overgegaan. Maar men moet de zaak niet erger maken dan zij was. Met een 50- a 60,000 van die wapens was de infanterie van het leger dubbel en dwars voorzien en ble ven er ruim 20,000 beschikbaar voor de schutterij en men had al zeer tevreden moeten zijn, wan neer men, in den eersten tijd, voor de landsver dediging een 20,000 man schutterij bij het leger had kunnen aantrekken. Er was gevraagd of over het algemeen, de ge oefendheid en de soliditeit der troepen, aanvan kelijk, niet zeer veel te wenschen had overge laten? Neen antwoordt de heer Knoop. Zooals van zelf spreekt waren onze troepen geen oude garde van Napoleon; maar het waren korpsen die zeer goed in gevecht hadden kunnen worden gebrachtnatuurlijk, alles hangtdaarbij weer al' van de aanvoering! Dat mistrouwen in de deugdzaamheid onzer troepen, is een mistrou wen in de bekwaamheid van onze officieren; een geheel ongegrond mistrouwen. Verder wordt gezegd „dat, blijkens het ont werp vestingwet, geen enkele linie, geen en kele vesting, geacht kon worden in volkomen verdedigbaren toestand te zijn." Die bewering is een dubbelzinnigheid, of een onjuistheid. „Niet in volkomen verdedigbaren toestand zijn onze liniën en vestingen;" ja, dat zal wel waar zijn de verdedigbare toestand van een linie of vesting is nooit zóo, of die kan altijd nog verbeterd wor den; dus volkomen is die nooit! in dien zin is dus de bewering gegrond. Maar wil die bewering zeggen, dat onze liniën en vestingen niet goed zijn te verdedigen, dan is zij een onjuistheid; die liniën en vestingen zijn zeer goed te verde digen het hangt er maar van af wie ze ver dedigt. Ook wordt beweerd, dat er geen verbetering te wachten was, „wanneer niet het bestuur der krijgszaken in handen was van een man, in staat om als hervormer op te treden en 's lands krijgswezen uit zijn onvoldoenden toestand op te heffen." Zeer Juist. Maar dan moet die man ook macht hebben, ook vrijheid van handelen; en dat is het, waaraan het, tot nu toe, onze Ministers van Oorlog ontbroken heeft; zij worden te veel be lemmerd door invloeden van allerlei aard; zij moeten te veel toegeven aan inzichten, die dik wijls geheel en al vreemd zijn aan de zorg voor ons krijgswezen, dikwijls geheel en al daarmede in strijd zijn. Wat in het voorloopig verslag over de vrijwil lige scherpschutters gezegd wordt, is verkeerd; vooral de toon waarop dit gezegd wordt; bij voorbeeld, het gelijkstellen van de scherpschut terskorpsen met de „boogschutterijen en dergelijke vereenigingen". Wanneer men op die wijze over de vrijwillige volkswapening spreekt, dan ont moedigt men wat men moest aanmoedigen; dan onderdrukt men eene beweging, die, goed geleid, zeer veel zou kunnen bijdragen tot verhooging van onze volkskracht. Waarom die wensch, dat de ledeD van de scherp- schuttelskorpsen, ingeval van oorlog, „nimmer en corps, maar slechts hoofd voor hoofd, bij het leger of de schutterijen kunnen worden opgeno men die eisch heeft niets geen nuthet kan niets geen kwaad als dat korps bijeen blijft. Waarom kan een vrijwillig korps, uit 's-Gravenhage of uit Rotterdam, in oorlogstijd niet, in zijn geheel, in bezetting komen te Gorcum. of in iedere andere vusting? Kan de bevelhebber van die vesting niet zeer goed partij trekken van zulk een korps; en zal het hem zoo geheel onverschillig zijn of hij, al dan niet, over een paar honderd geoefende, gewapende, geordende manschappen heeft te be schikken Het en corps bijeen blijven van de scherp schutters is oneindig beter, dan hen, hoofd voor hoofd, op te nemen bij de schutterijwant in den regel zijn die vrijwillige korpsen beter geoefend dan de schutterijenzij zijn dadelijk bruikbaar, dadelijk beschikbaar; zij zijn eigenlijk wat in België de keurkorpsen van de schutterij zijn. Het is te hopen dat de meening, hier door de Kamer uit gedrukt, niet verwezenlijkt worde; want moed willig zou men zich dan, bij onze landsverdediging, berooven van de hulp van eenige duizende goed geoefende manschappen. Er waren, wordt door den heer De Roo v. Alderwerelt die in zijn nota aan het voorloopig verslag gevoegd, een even overdreven, ongunstige schets van ons krijgswezen geeft, gezegd „59.000 vrijwilligers en miliciens bijeen; maar kan men zulk eene verzameling van menschen een leger noemen? Een „leger," daardoor zal men toch wel moeten verstaan, een wapenmacht die in strijdvaardigen toestand is, die tegenover den vijand kan worden gebruikt. En dit schijnt met die 59.000 man naanvyelijks in de tweede helft van Augustus het geval te zijn geweest. Nog liet, toen, het gehalte en de aanvoering vrij wat te wenschen over." Het is zeer moeilijk om hierop te antwoorden, wanneer men zelf heeft behoord tot het leger waarover gesproken wordt; het heeft dan al den schijn, alsof men een persoonlijke zaak behandelt, alsof men een verdediging van zichzelven ver richt. Daar echter de steller der nota erkent dat hij „zijne informatiën ter rechter- en ter linker zijde heeft moeten opdoen," en de mogelijkheid aanneemt dat de door hem medegedeelde feiten „onjuist" zijn, en hij „verkeerd is ingelicht ge worden," zoo zullen wij hier als onze overtui ging zeggendat toon van minachting waarop hier over ons leger gesproken wordt, niet ge rechtvaardigd is; dat de wapenmacht, die wij dezen zomer op de been hadden, geenszins slechts „een verzameling van menschen" is geweest, maar integendeel een leger vormde, dat tegen den vijand had kunnen optredenen dat gehalte en aanvoering mogelijk wel niet beantwoord heb ben aan de strenge eischen, door den vervaar diger dezer nota gesteld, maar toch als goed en voldoende konden worden beschouwd. Wij zouden een gunstiger oordeel uitspreken, wanneet- wij niet eenigsziüs partij in deze zaak waren; wanneer wij niet de eer hadden gehad, eender aanvoerders van dat leger te zijn geweest. Aan het slot van deze nota komt voor: „dat het nauwelijks aan redelijken twijfel onderhevig schijnt, dat de toestand onzer weermiddelen geens zins van dien aard is, dat de verdediging des lands, met eenige hoop op goed gevolg, kan wor den gevoerd." Met volle overtuiging spreken wij deze bewe ring geheel en al tegen; zij is zoo onjuist als het inaar zijn kan. De verdediging des lands is zeer goed te voeren, wanneer men maar ernstig wil, wanneer uien maar niet toegeeft aan moedeloos heid, wanneer maar verstand en geestkracht den boventoon voeren. De Koning-Groothertog heeft den kolonel Smits, kolonel-kommandant van Bronbeek niet benoemd tot grootkruis der orde van de Eikenkroon, maar volgens een rectificatie in de Arnh. Ct. tot groot officier dezer orde. ilet heeft volgens de Noord-Brab. Z. M. den Ko ning behaagd, de gemeente 's-Hertogenbosch als kerkelijke residentie van den bisschop van 's-Bosch te erkennen, in plaats van de gemeente Haaren. Naar wij vernemen heeft het Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, behaagd, voor een zeer aanzienlijk getal loten deel te nemen in de Pre- miën-Leening, uitgeschreven door de Vereeniging tot bevordering van 's Lands Weerbaarheid. De minister van financiën heeft aan de Twent- sche Vereeniging tot bevordering van Nijverheid en Handel op haar adres aan Z. Eic. tot onder steuning van het verzoek van den oud-kapitein ter zee M. H. Jansen, om voorloopige concessie tot het daarstellen van een stoomvaartlijn tusschen Nederland en Amerika, aanvankelijk met subsidie van den Staat, te kennen gegeven, dat, bij den tegenwoordigen toestand van 's lands financiën, een voorstel tot vermeerdering der staats-uitgaven ontijdig moet worden geacht, zoodat de regeering, welk belang zij ook in de onderneming moge stellen, welker nut boven alle bedenking is ver heven, de uitvoering van plannen daartoe aan eigen krachtsinspanning van de belanghebbenden moet overlaten. Uit Zutfeu wordt aan de Amsl. Ct. geschreven, dat men daar thans de ondervinding heeft opge daan, dat het in den beginne met de Norton- pompen goed gaat, maar dat zij op den duur veel zand geven en de werking slechter wordt. Denkelijk zullen te Zulfen geen verdere boringen naar dit stelsel plaats hebben. Bij het Nieuwe Reglement op de inwendige dienst, dat bij de regimenten cavalerie veld- en rijdende-artillerie zal worden ingevoerd is o. a. bepaald dat door de betrokken korpskommandan- ten aanteekening zal moeten worden gehouden van alle aangelegenheden die bij de toepassing van het reglement mochten blijken minder gun stig op den gang van den dienst te werken, ten einde, na verloop van een jaar na de invoering daarvan eene beknopte opgave aan den Minister van Oorlog te doen. Die beknopte en zakelijke opgaven zullen door tusschenkomst van de inspec teurs van de betrokken wapening, zooveel noodig aangevuld met hunne adviezen tegen den lsten November 1871 aan den Minister van Oorlog moeten worden ingezonden. Het examen van onderofficieren voor 2de lui tenants bij de infanterie, dat gewoonlijk in de maand November plaats heeft zal dit jaar niet worden gehouden, inaar is tot iu het begin van het volgend jaar uitgesteld. De 1ste luitenant der artillerie Van Dijk, welke te St. Etienne deel uitmaakte van de keurings commissie voor de aldaar volgens contract met onze Regeering vervaardigd wordende Beaumont- geweren, is dezer dagen hier in het land terug gekeerd. De levering der geweren was tegen 1 Novem ber, behoudens verlenging van termijn met een paar maanden, aangenomen. Daar echter de Fransche Regcering al het loop werk dier geweren heeft in beslag genomen ter vervaardiging van mitrailleuses, zal het contract niet kunnen worden nagekomen. Tot hoofdonderwijzer aan de openbare lagere school N°. 8 te Haarlemmermeer is benoemd de heer C. H. Den Hertog, hulponderwijzer te 's-Hage. Aan de Redactie der Nieuwe Botterdamsche Courant deelt Dr. J. Sirks te Deventer, naar aanleiding van het Noorderlicht, dat zich in de laatste avon den wederom prachtig vertoont, het volgende mede: Op Dinsdag 25 October vertoonde zich bij zons ondergang in het oosten reeds een ongewone licht gloed, en tegen 7 uren was de geheele hemel in de eigenaardige tinten van het Noorderlicht ge huld. Uit alle richtingen stegen lichtbanden om hoog, die zich volgens groote cirkels in éen punt vereenigden. Omdat, voor een dieper indringen in het wezen van het Noorderlicht, de ligging van dit punt, waaruit het juiste beloop der lichtbanden het ge makkelijkst kan worden afgeleid, van het groot ste gewicht is, werd deze ligging zoo nauwkeu rig mogelijk bepaald. Omstreeks 8 uren kon dit door de scherpe begrenzing der banden zeer goed geschieden. LIGGING VAN HET CONVERGENTIEPUNT: Ligging Midd. tijd te uitgedrukt in Deventer, 'en opz. v. sterr. Rechtekl Declin 7 u. 12' bij Pegasi. 328° 24° N. 45' tusschen i?en' 336° 24 8 u. 1' bij i' en r 339 22 4' tusschen f en ft -342 24 7' bij n en a 340 23(4 11' bij P 344- 27 20' bij i en v 348 23 9 u. 58' bij Androm. 8 23 10 u. 25' bij f Pisciuui. 13 20 mogelijke lout p. m. 1°

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1