van Frankrijk te kiezen, maar thans is de quaes- tie, of de eisehen van Duitschland, zoo als die door Graaf v. Bismarck zijn gesteld, al of niet zullen worden toegestaan. Het bewind voor de nationale verdediging heeft verklaard, dat het zich tol liet uiterste zal verdedigen, en het eenige verschii van meening, dat zich tot dusver uit dit oog punt in Frankrijk geopenbaard heeft, is dit, dat eenige drijvers van de uiterste partij meenen, dat de tegenstand, die inderdaad geboden wordt, niet krachtig genoeg is. Under deze omstandighe den kan de aanbeveling eener constituante door de mogendheden euvel geduid worden. Dit zou twijfel kunnen doen ontstaan, of het voorloopig bewind, terwijl het den tegenstand voortzet, in derdaad den wil van Frankrijk vertegenwoor digd, en zou grond geven tot de meening, dat bet verlichter oordeel van Frankrijk het tegen woordig stelsel van verdediging zou verwerpen. Van welke zijde men het beschouwt, doet zich de inmenging op deze wijze voor als een daad van twijfelachtige politiek. Het voorstel tot een wapenstilstand met het doel om eene staatsregelende vergadering bijeen te roepen, is werkelijk een ingrijpen in de bin- neulandache belangen van Frankrijk en in zoover een soort van handeling, die de Engelsche staats lieden steeds verworpen hebben. De stap die de regeering gedaan heeft waarborgt hare goede bedoelingen en er zijn ook vele uitstekende gron den aan te voeren voor het sluiten van een wapen stilstand, uiaar het zijn dezelfde gronden waarop tegelijkertijd de vrede zal moeten gesloten worden, en indien deze gronden niet toereikend zijn om de bezwaren voor een vrede uit den weg te ruimen, dan zullen zij ook niet geldend genoeg zijn om een wapenstilstand te verkrijgenOver het beginsel van afstand van grond kan geen compro mis tot stand komen, en de jongste berichten van beide zijden toonen eerder klimmende hardnekkig heid, dan neiging om toe te geven. De aanneming vaD een wapenstilstand zou het bewijs zijn, dat de een of de ander toegegeven heeft, en de voor tvaarden zullen uitwijzen, wie van beide het hoofd in den schoot heeft gelegen. Tot dusver blijkt uit niets, dat een van beiden geneigd is de houding op te geven, die hij op het bestreden gebied ingenomen heeft, en wij kunnen van onze goede diensten geen goeden uitslag verwachten, indien zulk een verschijnsel duidelijk is." Ziehier dus het oordeel van drie wereldorganen, men lette er wel op, in een geheel veronderstel- lenden zin. In hoever En.;elaud en de andere mogendheden zullen slagen, moet spoedig blijken. Dat de diplomatie in dien zin werkzaam is, kalthaus werkzaam is geweest, kan nu wel als lieker worden beschouwd. Bele-ië. De luitenant-generaal Renard, onlangs uit den dienst bij het staande leger ontslagen en tot in specteur-generaal der burgerwacht (of schutterij) van (België benoemd zijnde, heeft eergisteren deze betrekking aanvaard, met de volgende toespraak tot de te Brussel vereenigde aanvoerders van de gewapende burgerij dier stad en omstreken „Mijne heeren de bevelhebbers en officieren, waarde kameraden 1" „De mij te beurt gevallen eer maakt mij blijde en trotsch. Ik ben er trotsch op omdat gij de vertegenwoordigers der gewapende natie zijt, om dat gij de publieke opinie zijt, de soldaten van de beschaving en van den vooruitgang. „Uw plicht is tweeledig; in vredestijd moet gij de openbare orde en de algemeene veiligheid handhaven. Onder de wapenen zijnde, bestaan er voor u geene staatspartijen meer, en moeten wij onze vlag genoeg ontzien en eeren, om ze nooit tot beschutting voor politieke hartstochten te laten dienen. „In oorlogstijd is uwe rol van niet minder gewicht, hoewel gij alsdan niet meer de eerste rol hebt te vervullen. In oorlogstijd neemt gij aan 's lands verdediging het aandeel hetwelk u naar gezonde redenering toekomt; alsdan moet gij het staande leger ondersteunen en bijstaan. „De verschrikkelijke gebeurtenissen van den jongsten tijd, wier uitkomst nog te wachten is, tiehooren voor ons eene vermaning en eene les Ie zijn. „De taak die uwe roeping uitmaakt is te meer vereerend, daar 's lands verdediging eene zaak is die rechtstreeks op de natie aankomt. Het is niet enkel het staande leger, maar het zijn de burgers, de gansche natie, de natie onder de wa penen, welke in staat behoort te zijn om het vaderland, het geval voorkomende, te verdedigen. „Mijne benoeming tot de betrekking van in specteur der burgerwacht is, gelijk gij begrijpt, van waarachtige beduidenis. Ik wil eene degelijke, krachtige, vaderlandslievende instelling van de gewapende burgerij maken. Het gouvernement, hetwelk mij aan uw hoofd heeft gesteld, deelt in onze bedoelingen, en eerstdaags zal eene uit deskundigen bestaande commissie samen komen tai al de tot dat doel noodige maatregelen te nemen. „Het is eene zware taak; wij moeten vooral op onze eigene kracht steunen. De burger-soldaat kau in de daad gezegd worden eene roeping te hebben die godsdienstige toewijding vordert; daar de bevelvoerders dwangmiddelen missen, moet de krijgstucht door den wil van den burger soldaat zeiven worden gehandhaafd. „Ziet wat er in Frankrijk gebeurt: negentien jaren lang is de nationale garde er belachelijk gemaakt, verguisd geworden; en degenen, welke in dien tijd bet voorwerp van spotternijen waren, toonen thans in het hachelijkste tijdsgewricht, 1 dat zij voor het vaderland weten te sneven even goed als oude soldaten. „Hunne dapperheid zou thans veel ineer vruch ten dragen, zoo er naar den maarschalk Niel ware geluisterd, en zoo de 600,000 man van de mobile garde in ernst gewapend waren geworden. „Dat behoort nu bij ons te geschieden. Hervor mingen zijn er noodig, ja spoed vereischendzij zullen worden bewerkstelligd. „Gij weet wie ik beu, en gij kent de diensten die ik altijd getracht heb den lande te doen; ten allen tijde getuige een voorheen door mij uit gegeven vlugschrift ben ik de warmste voor stander der burgerwacht geweest. „Ik eindig met een beroep op den goeden wil van allen. Er is trouwens eene leuze die ons aanhoudend zal vereenigen: België en de Koning dat is het opschrift der heilige vlag, waaronder wij ons voortaan, gelijk vroeger altijd, nauw aaneen zullen sluiten. Leve België! Leve de Koning!" TELEGRAMAIEN. Florence, 24 October. Men verzekert dat de minister van buitenlandsche zaken aan de diplo matieke agenten van Italië in het buitenland een circulaire heeft gezonden ter wederlegging van de beweringen in de Pauselijke bul, betreffende de schorsing van het Concilie. Het Italiaansche Kabinet heeft vroeger evenmin eenig beletsel op geworpen tegen de samenkomst en de vrijheid van het Concilie, als bet dat thans zou doen. Volgens de Opinione zou het niet onwaarschijn lijk zijn dat de regeering over de ontbinding der Kamer beraadslaagde. De bijeenroeping der kies- vergadering zou in de tweede helft van Novem ber plaats hebben. Tours, 25 October. Het bestuur, voorziende dat de leening niet aan de behoeften voldoen zal, is voornemens een oorlogsschatting te heffen. Elke gemeente zou belast worden naar hare be volking en de gegoeden zouden de heffing voor de minvermogenden voorschieten. Esquiros is door de regeering gesommeerd, om zich te Tours te komen rechtvaardigen, doch hij is nog niet ge komen. De Patrie verzekert, dat Garibaldi het opper bevel over de in de Vogesen vereenigde troepen blijft eisehen. Karlsruhe, 25 October. Een extrablad van de Karlsruher Zeitung bevat het volgend telegram van generaal Beyer aan den Groothertog: Epinal, 25 October. Den 22sten dezer heeft een zegevierend gevecht plaats gehad aan de Ognon nabij Voray, Estuez, Gussey, Auxon en Genville. De vijand is met sterke verliezen overal teruggeworpen. Aan het gevecht namen deel bataljons van het eerste, derde, vierde en vijfde Badensche regiment, be nevens drie batterijen. Het verlies aan onze zijde bedroeg 7 dooden on 38 gekwetsten, en aan ge vangenen twee staf- en 11 hoofdofficieren tegen 200 man. De houding onzer troepen was voor treffelijk. Het hoofdkwartier der divisie is thans te Estuez. Brussel, 25 October. De Indépendance meldt, dat het Journal de St.-Petersbourg van heden, sprekende van de stappen door de neutrale mogendheden op initiatief van Engeland gedaan, de hoop uitdrukt, dat zij zullen leiden tot het sluiten van een wa penstilstand. Het Journal dringt er op aan, dat de ouderhandelingen over de voorwaarden van den wapenstilstand niet worden vermengd met besprekingen over de definitieve vredesvoorwaar den, aangezien alleen eene staatsregelende ver gadering bevoegd is om over deze laatsten eene beslissing te nemen. Het blad hoopt verder, dat de quaestie der voeding van Parijs gedurende den wapenstilstand, zal worden geregeld volgens rechtvaardigheid en menschelijkheid. Het Journal de Bruxellcs behelst een brief, waarin beweerd wordt, dat onderhandelingen worden gevoerd tusschen Pruisen en keizer Napoleon, met deelneming der mogendheden, over het herstel van den vrede en de herstelling van het wereldlijk gezag van den Paus. Berljjn, 25 October. Volgens berichten van het oorlogstooneel heeft de kroonprins zijne toestem- ming gegeven tot het overbrengen der kunstschat ten en verzamelingen uit Sèvres naar Versailles. Bombay, 22 October. Te Madras worden in allerijl aanstalten gemaakt, om troepen naar China te zenden. Washington, 22 October. De President heeft het Amerikaansche volk uitgenoodigd, om op 24 Nov. a. s. een nationalen dank- en bededag te houden. In berichten uit St. Domingo wordt gemeld, dat de president Baez verdwenen was; denkelijk was hij vermoord of had hij zelfmoord begaan. Besanfon, 23 October. (Officieel.) De vijand heeft niet de stelling bij Chatillon en Valentin bezet. Hij trekt terug langs twee wegen, over Gy en Rioz, 37 wagens met gewonden medevoerende. Een groot aantal dooden liet hij op het slagveld. Onze verliezen zijn minder groot. STATEN-GENERAlAL. TWEEDE KAMER. Avondzitting van gisteren. Aan de orde is de voortzetting der beraadslagingen over de Begrooting van Sled, Indië, dienstjaar 1871 en wel over Hoofdstuk I (Uitgaven in Neder land) onder afdeeling VIII VerlofIraclementen). De heer 's Jacob bespreekt de zaak van het door den Gouv.-Gen. ontslagen üd van het Hoog Gerechts hof Mr. J. J. Angelbeek. Hij kan zich niet vereenigen met het standpunt van den Minister, die omtrent de zaak vau den heer Angelbeek zich wilde verschoo- nen, van het geven van inlichtingen, omdat de zaak bij den Hoogen Raad aanhangig was. Uit een con stitutioneel oogpunt heeft de Kamer alleen met den Minister te doen. De heer Fransen v. d. Putte beaamt dit, en wil nog alleen opmerken dat het besluit van 1863 nooit kon aanleiding geven tot eene interpellatie als in deze zaak is aangenomen. De Minister v. Koloniën, ontkent dat hij zou hebben geweigerd inlichting te geven; hij heeft alleen ver zocht dat de Kamer hem zou verschoonen van over de zaak te spreken, omdat zij bij den Hoogen Raad aanhangig was. Hij heeft alleen uitstel gevraagd; hij heeft niet eens de stukkenZal hij zich nu blootstel len aan mogelijke vergissing? De heer v. Lijnden zeideer is onrecht gepleegdmaar wie anders beslist daarover dan de hoogste rechter? De Min. herhaalt dat hij niet in staat is op dit oogenblik de Kamer inlichting te geven. En bovendien, wat is het hoogste wat men bereiken kan Dat de Min. in staat van beschuldiging worde gesteld; maar de Min. is reeds beschuldigd van overtreding der wet bij het hooger rechterlijk collegia. Hij verzoekt dus nogmaals uitstel, tot na de beslissing van den Hoogen Raad. Hij wenscht niet, hangende die beslissing, de zaak eenig- zins te prejudiciëren. De heer Mirandolle is niet bevredigd met het ant woord van den Minister op heden, omdat het berust op verwarring der strafrechterlijke en politieke ver- anfwooodelijkheid. Spr. wenscht echter den Minister nu niet te overvallen, want het is eene hoogst ge wichtige zaak. Evenwel wenscht hij niet dat de Min wochte tot na de uitspraak van den Hoogen Raad. Daarom stelt hij voor de volgende motie van orde „De Kamer, gehoord de discussie over het aan den heer J. J. Van Angelbeek verleend ontslag uit 's lands dienst, verzoekt de Minister van Koloniën haar om trent die zaak schriftelijk in te lichten-" De heer Van Goltstein geeft in overweging om meer positief te verklaren dat schriftelijke inlichtin gen noodig zijn en niet een bloot verzoek. Niemand meer het woord vragende, wordt de motie van den heer Mirandolle met 35 tegen 22 stemmen aangenomen. Tegen, de heeren: Van Eek, Storm, v. 'sGrave- sande, De Roo, Hoybenga, Cornells, Begram, Heems kerk Bzn., Heydenrijck, Pijls, v. d. Hucht, Kerstens, Sloet, Dumbar, Betjma, De Casembroot, Borret, Van Voorthuijzen, Nierstrasz, Kalff, Cremersenv. Goltstein. Onderatd. 8 wordt aangenomen, zoowel als n°». 916. Onderafd. 17 (Koffie) is aan de orde. De heer Rutgers bespreekt het bedekt subsidie aan de Stoom boot-Maatschappij in Nederland, waarin hij eene be gunstiging liet van de Maatschappij boven andere reederijen, zoowel wat betreft hoogere vrachtprijzen als de hoeveelheid producten en het voordeel van het brievenvervoer. Spr. komt daartegen met nadruk op, ook uit het oogpunt van ons financieel belang, dat niet gediend is met bevoordeeling van eene partij ten nadeele van anderen. De heer Blussé wenscht niet het consignatiestel sel in al zijne bijzonderheden te behandelenmaar in verband met hetgeen daaromtrent voorkomt, in het koloniaal verslag, merkt spr. op, dat de Minister geen genoegzame inlichtingen gegeven heeft, 't Is waar, er werd naar kleine details gevraagd en spr. vindt het inderdaad belachelijk dat een Minister van Kolo niën, die zoo hoog staat, zijne verhevene gedachten moet laten gaan over details van koffieconsignatieven veilingen, monsters enz.maar zoolang wij een gou vernement hebben, dat handel drijft m koffie, moet de Minister zich dat getroosten. De eenige logische conclusie zou zijn: schaf het consignatiestelsel af. Spr. onderschrijlt alles wat de Minister in de Mem. van Beantwoording gezegd heeft nopens de liberale koloniale handelspolitiek; maar dit alles beteekent niets, want de vreemdeling begrijpt zeer goed dat dit geen ernst is, wanneer de regeering het voor naamste product, de koffie, naar Nederland con signeert. Wat de stoomvaart naar Indië betreft, misprijst hij het niet dat de regeering de proefneming bevor dert om te zien welke voordeelen de vaart door het kanaal van Suez opleveren kon. Hij deelt deswege niet het bezwaar van den heer Rutgers. Nadat de heeren Heemskerk Az., Heydenrijck en Van Delden over deze quaestiën gesproken hadden, was de Minister van Koloniën aan het woord. Hij zegt nopens do stoombootmaatschappij Nederland, dat men niet buiten aanmerking moet laten dat de ge middelde vracht is f 75; dat evenwel de vrachten van dien, die soms tot f 90 klimmen. Nu gaat de vracht f 22 boven het gemiddelde, maar men verliest niet uit het oog de voordeelen van bet gouvernement door snellen overvoer mindere risico, overbrenging van troepen enz. daarvoor mag wel eene verbooging boven den gemiddelden vrachtprijs worden toegekend. Hij wijst er voorts op, dat ook de mailbooten hoo ger passagiersvracht dan langs de Kaap nemen, wel een bewijs dat er toch een voordeel in 't kortere traject gelegen is. Den heer Blussé moet de Min. doen opmerken, dat de zinsnede in 't Hol!. Verslag, geen aanleiding kan geven tot de aanmerkingen van dien spreker, vooral ook omdat uit de Mem v. Toel. blijkt, dat er nog geen onderzoek aanhangig is omtrent den ver koop van meerdere producten op Java. Sedert eenige jaren is die verkoop, vooral wat de suiker betreft, zeer toegenomen. Het geschiedt niet om meer geld te maken, maar om de uitzending van administratief kapitaal te verminderen en de geldelijke administratie in Indië te vergemakkelijken. Wat aangaat de opmerking van den heer Heyden rijck, zegt de Min., dat hij nopens het uitgeven van monsters nader advies van de Handel-Maatschnppij verwacht. De heeren van Voorthuijsen, Heemskerk Az., Rut gers en Heydenrijck voeren nog kortelijk het woord. Naar aanleiding van eenige verdere opmerkingen op sommige onderdeelen geeft de minister te kennen in antwoord aan den heer Idserda dat het voorstel tot reorganisatie van den geneeskundigen dienst nog niet ont vangen is; in antwoord aan den heer De Casembroot dat de kommandaut der zeemacht geadviseerd heeft voor de soort schepen die nu voor Indie gebezigd worden, terwijl raderstoomschepen niet voldoen zouden. Ten slotte is Hoofdstuk I (uitgaven in Nederland), nadat de bijdrage aan Nederland als sluitpost ver hoogd was met de vrijgevallen som van 106,500 op de openbare werken, aangenomen met 39 tegen 23 stemmen. Tegen de heeren: v. Wassenaer, Storm, Begram, Heemskerk Az., De Brauw, Hardenbroek, Heyden rijck, v. Loon, v. Reenen, Hoffman, Kien, Hassel- man, De Casembroot, Borret, v. Lijnden, Goltstein, r. Voorthuijsen, Vader, Nierstrasz, De Willebois, Verheijen, Sypestein en 's Jacob. Daarna komt aan de orde de wet op de middelen 1° die in Nederland, wordt zonder discussie aangenomen met 46 tegen 16 stemmen. 2°. Over die in Indië ontstaat eenige discussie tusschen de heeren Kops, v. d. Putte en den Minister over de wijze van verstrekking der opium aan de pachters en over de hoeveelheid en beperkingen en tusschen den heer Nierstrasz en den Minister over de wijze van verkoop van zout. Daarna wordt ook deze aangenomen met 41 tegen 17 stemmen. Tegen de heeren: Hoffman, Kien, Has- selman, Borret, v. Lijnden, v. Sypestein, Vader, Nierstrasz, De Willebois, Verheijen, v. Golstein, v. Eek, Wassenaar, Begram, Heemskerk Az., De Brauw en v. Hardenbroek. De voorzitter stelt tegen 8 November des namiddags te 1 uur aan de orde de begrooting over den arbeid der gevangenen van 1871, die van Ommerschans en Veenhuizen; de bekrachtiging van provinciale belas tingen; de wijziging van Hoofdstua VI der Staats- begrooting voor 1869 en de prise en consideration over het voorstel van den heer v. Houten tot het brengen van eenige wijzigingen in de wet op de per sonele belasting. Daarna wordt de vergadering gescheiden tot 8 No vember a. s. LAATSTE BEMKJLOHTEIV. Amsterdam, 26 October. Rogge, stemming ruim prijshoudend; Petersburg 182, 186; Galatz 196, 194; dito 195; Odessa 195 c.z/k. Levering, stem ming iets hooger; Maart 199, 200; Mei 201, 202, 201. Boekweit, stemming zeer vast 3 guld. hooger. Raapolie, 6 tveken -47 Vbvliegend 46#; voorjaar 44, 4414; najaar 45, 455t. Lijnolie, 6 weken 33(4 vliegend 32#; voorjaar 32», 33; najaar 31#, 32. Koolzaad, October 87. 's-Gravenhage, 26 October. Met meerdere ze kerheid dan in de laatste dagen, wordt heden gesproken van de aanstaande aftreding van den heer Roest van Limburg als Minister van Buiten landsche Zaken en zijne vermoedelijke vervanging door den heer Gericke, thans onzen gezaut te Londen. Bij de overwegingen in de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten Generaal van de vraag, of het voorstel van den heer VaD Houten tot wijziging der wet op de personeele belasting al dan niet een onderwerp vau nader onderzoek zou uitmaken, toonde in twee dier afdeelingen de meerderheid zich niet gunstig voor eene toe stemmende beantwoording dier vraag gestemd. Van de zijde dier meerderheid werd het voor stel ontijdig gekeurd. Het wordt ingediend op een tijdstip, dat bij de Kamer een ontwerp van wet aanhangig is tot invoering eener alge meene belasting op de inkomsten, waarvan de aanneming tot algemeene herziening der directe belastingen zou moeten leiden. Daarbij zou dan de vraag in aanmerking komen of het personeel eene rijksbelasting blijven zou dan wel in zijn geheel aan de gemeenten afgestaan worden. Onder die omstandigheden zou een voorafgaande poging om op enkele bepalingen der bestaande wetgeving op het personeel terug te komen, eenigziDS vreemd zijn, of althans, weinig doel treffen. Men wilde den geaehteu voorsteller dit wel in bedenking gegeven hebben om zijn voorstel aan te houden, totdat om trent de regeling der Rijks-directe belastingen zal zijn beslist. Te meer gevoelde uien zich daar toe geneigd, omdat de algemeene herziening der huurwaarde van de gebouwde eigendommen, die toch bij het voorstel van den heer Van Houten de hoofdzaak uitmaakt, door den Minister van Finantiën zou kunnen worden bevolen en dus zonder rechtstreeksche tusschenkomst der citaten- Generaal tot standgebracht; terwijl het twijfel achtig is, of partieele herziening van belastingwet ten wel van leden der Kamer behoort uit te gaau. De overige in de afdeelingen tegenwoordig- zijnde leden, de vraag daar latende, of voor het indienen van het voorstel van den heer Van Houten wel een gelukkig oogenblik is gekozen, verklaarden zich niet tegen het nader onder zoek van dat voorstel gestemd. Men deed daarbij, ook in antwoord op de gemaakte bedenkingen opmerkeD, dat het recht van initiatief bij de grondwet van de Tweede Kamer toegekend, ge heel onbeperkt is. Bij Koninklijk Besluit van 24 October, n°. 23, zijn benoemd tot ontvangers der directe belas tingen en accijnsente Goes c. a. de heer P. Lipjes, thans in dezelfde betrekking te Alblasserdam c. a. te Alblasserdam c. a. de heer J. Neiszen, thans controleur der directe belastingen, in- en uit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 3