te mogen inroepen van art. 2 van het koninklijk besluit van 10 September 11. SlblN°. 160), waarbij aan den Minister van Binnenlandsche Zaken de bevoegdheid is toegekend om, onder de noodige voorzorgen tegen het overbrengen der besmetting, afwijkingen van het algemeen verbod van invoer toe te staan. Wat wij verzoeken be paalt zich hiertoe, dat bij den invoer van onbe werkte wol wel onderscheiden worde, of die wol afkomstig is uitstreken waar de veepest heerscht, of uit streken die onbesmet zijn. In het laatste geval, vervalt, dunkt ons, de reden van het ver bod en moet dus ook zijne werking ophouden. Als maatregel van voorzorg meenen wij te mogen aanbevelen de bepaling dat, om vrijstelling van het verbod van invoer te verkrijgen, de herkomst der aangevoerde wol uit eene onbesmette streek door een deugdelijk certificaat van oorsprong moet gestaafd zijn. Op deze wijze kan het doel van het verbod van invoer volkomen bereikt worden, zonder benadeeling van de fabrieken die de wol als grondstof hunner fabriekaten bezigen. „Wij roepen deshalve de welwillende tusschen- komst Uwer Excellentie ten behoeve der produ centen van wollen-manufacturen in, en verzoeken te mogen gesteld worden in het genot dezer vrij stellingen welke, om bijzondere redenen, door U van de toepassing van het onvoorwaardelijk ver bod van invoer kunnen gegeven worden." Onze lezers zullen zich zeker nog wel herin neren wat er in het laatst van het vorige jaar over het Leesmuseum in dit blad geschreven is. Ook wij hebben niet alle bescheidenheid onze opmerkingen medegedeeld, ten einde mede te werken tot verbetering der bestaande inrichting. Het tegenwoordig Leesmuseum is niet wat het zijn moest en zijn kan, bijaldien de belangstelling meer algemeen ware. Velen zijn van oordeel, dat het aan leden niet ontbreken zou, indien men een beter lokaal had, en ook in andere op zichten verbeteringen werden aangebracht. Zooals bekend is, werd in de vergadering van Januari eene commissie benoemd, om deze zaak in ern stige overweging te nemen. Deze commissie heeft, zoo wij wel onderricht zijn, een flink plan ontwor pen, dat kans van slagen heeft, wanneer het blijkt, dat men in Leiden een goed Leesmuseum wil. Zij zal in een buitengewone vergadering, die Donderdag avond as. te 6 uren gehouden zal worden, rapport uitbrengen. Wij zien dit met belangstelling te gemoet en verwachten dat alle leden door hunne tegenwoordigheid zullen toonen, dat zij de pogingen willen steunen, die in het werk worden gesteld om in de dringende be hoefte van een Leesmuseum alhier te voorzien, dat voor zoevele andere, die elders bestaan en bloeien, niet behoeft onder te doen. Uit Alkemade schrijft men ons heden: In de vergadering van den Raad op Donder dag 29 September 11. is door een van de leden het volgende voorstel ingediend: „Bij de betrokken gemeentebesturen onderzoe ken de som der onderhoudswerken aan alle brug gen over het kanaal, om den Haarlemmermeer, sedert die zijn aangelegd, zonder daarbij deaau- legkosten in aanmerking te nemen en uit deze som de vermoedelijke jaarlijksche onderhoudskos ten opmaken voor de brug te Nieuwe-We tering. Naarmate de uitkomst van eeu en ander, eene buitengewone bijdrage aan Leiden aanvragen, boven de reeds gestelde bijdrage; of aan Leiden voorstellen de onvoorziene kosten, die aan die brug mochten voorkomen, geheel of gedeeltelijk te dragen. De gedeeltelijke bijdrage te stellen op 9/10 gedeelte, zoodat er voor Alkemade 1/10 ge deelte overblijftof dat Leiden de brug geheel bekos tigt, hetonderhoud draagtalsmede de kosten van den brugwachter, en daarvoor ontheven wordt van de jaarlijksche bijdrage aan den weg en brug ad f 500, en het genot komt van de bijdrage van de Haar lemmermeer aan den wegen brug ad ƒ500 en ont heven wordt van het ouderhoud van den Zijl- dijk en het bovendek van de driegaten brug aan de Zijl welke beide alsdan ten koste van Alke- made komen. „Alkemade krijgt dan voor zijne rekening meer: p. m. 1800 meters onderhoud van grindwegen a 125 ets. per el gelijk 225; onderhoud van het bovendek der driegaten brug 10, tezamen 235 en daarenboven minder het brugwachtersloon." Het Provinciaal Gerechtshof in Zuid-Holland, heeft benoemd tot rechters -commissarissen voor de instructie der strafzaken bij de Arrondisse- ments Rechtbank in die Provincie, voor den tijd van twee jaren ingaande 1 October 1870: In het arrondissement 's-Gravenhage Mr. G. N. De Kempenaer; Leiden Mr. Coniuck Liefsting; Rotterdam Mr. P. Van der Hoeven en Mr. J. Pols Dordrecht Mr. W. P. Smits; Gorcum Mr. J. Van Heukelom en Brielle, Mr. J. H. Verschoor. Ouder de steden die vooral door den rampza ligen oorlog zwaar geteisterd zijn, neemt Straats burg voorzeker een eerste plaats in. Duizende inwoners van die weleer trotsche en welvarende stad zijn in het verderf gestort. Van deze is alles verbrand, of verwoest, gene werd met achterlating van have en goed gedwongen de stad te verlaten. Onder de vele slachtoffers die alles verlo ren en hunne haardsteden verlieten, om er wel licht nimmer weder te keeren, behoort een oud-bekende van het Haagsche publiek, als tenor zanger, in welke hoedanigheid hij eertijds aan de Haagsche opera verbonden was en zich veler sympathie verwierf, en tevens verdienstelijk on derwijzer in de zangkunst, de heer M. Huner uit Straatsburg, die zich thans te Leiden gevestigd heeft en trachten wil in den vreemde terug te vinden wat hij door liet woeste geweld in Straatsburg verloor. Uit buitenlandsche bladen, aan de muziek meer speciaal gewijd, is ons veel goeds over het talent als onderwijzer in de zangkunst van den heer Huner bekend geworden, zoodat wij alle vrijheid vinden heui als zoodanig aan ouders en voogden voor hunne kinderen en pupillen ten zeerste aan te bevelen. Niet alleen de Duitsche, Fransche en Italiaan- sche talen is hij machtig, maar hij drukt zich zeer duidelijk in de onze uit, zoodat zijn vreem delingschap hem niet in den weg zal staan, waar sympathie hem soms de deur der leerkamer zou willeu openen. Belangstellenden in dezen aanbevelenswaardi- gen emigrant kunnen omtrent hem nader worden ingelicht door zijn broeder, den heer Hunerjager photograaf buiten de voormalige Rijnsburgsche poort alhier. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 139 tot 148 volwassen personen en van 52 tot 64 kinderen. De Rijkstelegraafposten bij den vuurtoren te Egmond a/Zee en op het fort Kijkduin worden heden, na afloop van den dienst, opgeheven. De Minister van Marine brengt ter kennis van belanghebbenden dat de schepen: 1°. komende uit Russische havens, uitgezonderd uit die, gelegen aan de Zwarte Zee, en 2". komende uit havens gelegen aan de Oost- en Zuidkust van Spanje, Gibraltar ingesloten, bij binnenkomst in eene Nederlaudsche haven als van besmetting verdacht zullen worden beschouwd, naardien in Rusland de cholera is uitgebroken en aan de genoemde kusten van Spanje de gele koorts heerscht. „Volgens berichten van Zr. Ms. minister-resi dent te Konstantinopel en den Nederlandschen consul-generaal te Smyrna, zijn de Nederlandsche schepen Courrier, kapitein Vau Vliet, van Neder land over Venetië naar Smyrna, en Lucia Hen- drika, kapitein Dekker, over Antwerpen en Syra naar Smyrna gaande, door Fransche stoomsche pen, kruisende in den Archipel, aangehouden geworden. Wat het eerste schip betreft, heeft de kruiser zich vergenoegd met het gezicht der Nederlandsche vlag en het woord des gezagvoer ders, en hij heeft zelfs diens aanbieding, om de scheepspapieren te zien, niet aangenomen; van het tweede schip zijn de papieren vertoond en de Fransche officier heeft een bewijs van visitatie op het scheepsjournaal ingeschreven, ten einde, gelijk hij zeide, het schip niet voor de tweede maal oponthoud ondervinden zoude. Beide sche pen hebben verder hunne reis ongestoord kun nen vervolgen. Ofschoon beide kapiteins wegens dit kort oponthoud geene klachten wenschten in te leveren (waartoe hun trouwens het recht ont brak, nademaal het recht van visitatie der neu trale schepen eeu algemeen erkend en uitgeoefend recht der oorlogvoerenden is waaraan de neutrale zich niet mag onttrekken), zoo is evenwel de aandacht der regeering, door den minister-resi dent voornoemd, op het voorgevallene gevestigd, ten einde de Nederlandsche handel opmerkzaam moge worden gemaakt op de noodzakelijkheid dat de schepen naar de Levant bestemd (en even zeer naar alle andere bestemming) gedurende den oorlog hunne scheepspapieren in goede orde hebben. Zijn deze, volgens het oordeel van den kruiser, onvolledig of onregelmatig, dan kan het schip worden onderzocht, ja, het stelt zich bloot om op gehouden en opgebracht te worden. Z. M. heeft W. J. Klaar benoemd tot burge meester der gemeente Maasdam. Z. M. heeft F. M. J. Le Jay, secretaris der ge meente Assendelft, herbenoemd tot burgemees ter dier gemeente. Z. M. heeft benoemdtot procureur-generaal bij het provinciaal gerechtshof in Groningen Mr. P. Hofstede, thans procureur-generaal bij het provinciaal gerechtshof in Drenthe; tot procureur- generaal bij het provinciaal gerechtshof in Drenthe Mr. T. H. Bondam, thans officier van justitie bij de arrondissements-rechtbank te Assen; zijnde de benoemden tevens tijdelijk belast met de functiën van directeur van politie in de genoemde pro vinciën. Z. M. heeft aan A. Van den Bergh te Weesp en J. L. Cillekeiis te Heythuysen, vergunning verleend tot het aannemen en dragen, de eerste van het kruis Fidei ei Virtuti en de tweede van de zilveren medaille 2de klasse Dene Merenli, eere- teekenen hun door den Paus geschonken. Z. M. heeft bij de dienstd. schutterijen benoemd bij die te Zutphen, tot 2den luit. k la suite Jhr. G. Von Weiier van Poelwijk, thans korporaal; bij die te Middelburg, tot lsteu luit. a la suite Mr. W. A. Van Hoek, thans 2de luit. Amsterdam, 30 September. Het dezer dagen benoemd bestuur van den Internationalen Vredebond heelt zijne werkzaamheden opgevat, na van de voorloopige commissie, de tot den bond betrekke lijke stukken te hebben overgenomen. In afwachting van spoedig aan de algemeene vergadering in te dienen voorstellen, heeft het bestuur, tot president benoemd den heer Mr. J. Domela Nieuwenhuis, tot vice-president den heer H. Zeeman, tot secretarissen de heeren Dr. W. B. WestermanD en Dr. E. Laurillard, tot penning meester den heer B. O. d'AlbaiDg van Giessen- burg. Tegen betaling eener jaarlijksche contributie worden uit alle streken des lands leden aange. nomen. De oprichting van al'deelingeu in alle mogelijke gemeenten wordt aanbevolen. Op de beurs alhier heersebte gisteren groote verslagenheid over het algemeen verspreide rucht, dat de bekende fabriekanten, de heeren Paul van Vlissingen en Dudok van Heel, surceanct van betaling hebben aangevraagd. 's-Gravenhage, 1 October. De kolonel des Tombe kommandaut van de remonte is eervol uit die betrekking ontheven en zal het bevel over he; lste regement huzaren weder op zich nemen Scheveningen, 1 October. De haringvisschenj levert voor Scheveningen steeds over het algeineet genomen rijke vangsten op. binds den 2U"e0 dei verleden maand hebben althans twintig schuilei ruim lü millioen stuks sleurhanng aangebraclu Daarentegen slechts 231 ton pekelharing, uia; van uitmuntende quaiiteit. Van ilie schuiten ziji er 11, respectievelijk toebehoorende aan de ree ders: M. De Mos, J. Van der Toorn, E. Dijkhui zen, O. Dijkhuizen, M. De Niet Jzn. M. De Nie Azn. W. Groen, M. Van der Toorn, B. Van Leeu wen en J. Vlak die van 80.U00 tot 107.600 stu. steurharing hebben geleverd. De schuit die dei meesten haring gevangen heeft is die van dei reeder W. Groen, stuurman Jacob Mos; van de; 11 schuiten zijn er 6 die reeds twee reizen hel ben volbracht. De prijzen van den vollen steur haring waren van f 17,50 tot 10 het duizendtal Die van den ijlen steurharing f 6 het duizendtal De pekelharing gold van ƒ16 tot f 18.5U de ton Bijna dagelijks komen weder gelijk auderejarei schuiten van Zandvoort en Egmond te Scheve niugen met verschen visch aan. Zij maken goedi zaken. Delft, 30 September. In de gemeenteraadszittin: van heden is na ample discussie, het voorstel vai den heer Hartogh Heys van Zouteveen, om mi ingaDg van 1871 de kermis definitief af te scha: feu, verworpen met 11 tegen 8 stemmen. De wetenschappelijke cursus ter opleidin van onderofficieren der artillerie tot 2de luik nautszal den l*""1 Octoberweder alhier aanvaugei Utrecht, 30 September. Z. K. H. de prins va: ld Oranje heeft Donderdag onze gemeente na ee verblijf van ruim negen weken, weder verlatei Z. K. H. heeft zich alhier door zijne groote mie zaamheid de algemeene genegenheid verworvei De prins werd bij zijn vertrek, aan het station vi den Rijnspoorweg door eeu tal van officiereu van all wapens opgewacht en door ZExc. den comniissa ris des Konings op het perron met een kracht woord van afscheid en hulde toegesproken. Denzelfden dag kwam het bataljon dd. schm tenj en de twee compaguiëu vesting-artillerie voo het laatst van dit jaar bijeen; de kouiuiauiian luit.-kol. baron Taets v. Amerongen hield eei inspectie, waarna de installatie der door Z. bevorderde officiereu plaats had, en mededeeling g schiedde,dat door de ontbinding van 't mobiele legi de lste ban voortaan weer met die van den 2den bs zou vereeuigd worden, en werd ten slotte dot den luit.-kol. aan officiereu, onderofficieren i schutters, namens Z. M. den Koning dank bëtui] voor de algemeene, trouwe opkomst bij de buitel gewone oefeningen der laatstverloopen dagen. Tengevolge der opheffing van het inobi leger, zijn alle frontier: en vestingkommandauti eervol uit hunne functiën ontheven. 's-Hertogenbosch, 30 September. Eergisteri werd alhier voor het Prov. Gerechtshof de zat behandeld van F* \V. H. Zulang, ontslagen os Le vanger der uitgaande rechten en accijusen j Valkeuswaard, beschuldigd van het verduistert! van meer dan 30U0 franken aan bijzondere pt j sonen behooreude, uithoofde van zijn post ond zijne berusting zijnde. Volgens de verdedign moesten de verduisterde gelden strekken totpe u soonhj keu, waarborg voor Zufang,tegenover de Ma: ei. iu jong en rein hart, en de trouw rustte met zeker heid daarbij. Drie jaren waren voorbijgegaan, en Elizabeth was nog altijd bij mevrouw Von Meringen. Mel- bach die bij een cavalerie regiment bij het Britsch- Duitsche legioen in dienst was getreden, was naar Spanje getrokken en had zijne vrouw niet meer gezien. Maar de liefde voor hem was niet uitge doofd in hare ziel, en de herinnering aan den korten tijd van het ongestoord, vreedzaam geluk aan zijne zijde genoten, was niet uit hare ge dachte geweken. Daarentegen was echter de zucht naar een leven zoo vol genot en alwisseling, zoo als zij het bij mevrouw Von Meringen leidde vermeerderd en de bewondering der menigte liet haar niet onverschillig. Zij was langzamerhand door zoo veelzijdige en vriendschapsbanden aan den kring verbonden, waarin zij zich bewoog, dat zij er zich niet meer aan onttrok zooals in den beginne, toen kommer en zorg haar ter neer drukte, maar zij zocht er veeleer verstrooiing en opbeuring. En mevrouw Von Meringen had haar daarin gesterkt, had haar dagelijks herhaald, dat men zijn gevoel moet beheerschen, dat de oefening daarin heilzaam was. Zij wist Elizabeth te over tuigen, dat eene zekere vastheid van geest en gewoonte aan bestaande vormen voor eene vrouw onontbeerlijk zijn, die haren man op den duur wil boeieu, zoodat deze er met heimlijke zelfvoldoe ning aan dacht, hoezeer Malbach verheugd zou zijn over de vorderingen die zij in den omgaDg met de groote wereld gemaakt had. Eu haar hart was onaangeroerd gebleven door de leugen en de vleijerij, door de moderne licht zinnigheid, die haar omgaf. Zij was nog altijd eene reine, lieflijke bloem, die aan kleurenpracht en volheid gewonnen, maar niet aan schoonheid en geuren verloren had. Zij was alleen, want ook de vriend, die zij zoo onverwacht gekregen had, was ver van haar verwijderd. Graaf Biibl was door den vorst als attaché bij het gezantschap naar Parijs gezonden, nog voor dat hij tijd gehad had, het met Elizabeth geslo ten verbond te bevestigen. Men zeide, dat een der prinsessen van het vorstelijk huis een zoo hevige neiging voor den jongen kamerheer had opgevat, dat hare ouders het raadzaam vonden, den graaf zoolang van het hof te verwijderen, totdat de hartstocht hunner dochter verdoofd was, of dat zij door een huwelijk overeenkomstig haar rang, aan meer ernstige plichten verbonden was. Maar eerst na verloop van driejaren werd den wensch der vorstelijke ouders vervuld, en nu zoude graaf Bühl ook terugkeereu, voor wiens ijdelheid deze verbanning eerder vleiend dan wel grievend was geweest. De prinses was een zachtzinnig, bemiulijk wezen; maar het ontbrak haar aan uiterlijke schoonheid, die alleen instaat was de vluchtige neigingen van den graaf te boeien. Hij had haar nooit lief gehad, en de eerbiedige opmerkzaamheid die hij haar bewees, gold de prinses en niet de liefhebbende jonkvrouw. Daarentegen bleef in zijne verbeelding Eliza beths beeld in al den glans, waarin zij hem het eerst was verschenen voortduren, en te midden van het buitensporige en woeste leven dat hij te Parijs leidde, was de herinnering aan haar als een heldere lichtstraal te midden der leegte en overzadiging die hem omgaf. Het leven stond hem tegen; hij had alles uitgeput wat de vreugde en het genot heui konde aanbieden, en als hij den beker des genots aan de lippen zette, dronk hij er verveling en walging uit in plaats van zoet genot. Deze leegte en onbevredigdheid, deze le venszatheid gaf zijn geheele wezen eene uitdruk king van treurige onverschilligheid, die jonge en onervaren vrouwen zoo vaak voor melancholie des harten houden, die hun medelijden opwekt. En bij den graaf was men te meer daartoe geneigd, daar men algemeen aannam dat hij de genegenheid zijner vorstelijke vriendin beaD: woordde, en hij zich aan eene hopelooze smart ovi gal, nu zij werkelijk en ouherroepelijk voor he verloren was. Graaf Bühl weersprak dit niet; had er niets tegen om het middelpunt der al; meeue deelneming te zijn, als hij daartoe n» behoefde te doen, en stilzwijgend en met de si teloosheid der droefheid liet hij zich de vertro tingen en kleine oplettendheden welgevallen, het schoone geslacht hem onverholen bewees Eindelijk was het oogenblik gekomen, dat naar zijne woonplaats zoude terugkeeren, hij koi eene zekere ontroering niet onderdrukken, to (i hij zich naar het huis van mevr. v. Meringen gaf. Hij wist dat Elizabeth er nog altijd was, had dit van bekenden vernomen die hij te P had gesproken, en zijn eerste bezoek gold haar. Hare tante was niet te huis, men zeide dat mevrouw Melbach zich in den tuin bevo en terwijl hij den bediende verhinderde om 1 aan te dienen, ging hij zacht en schielijk haar te verrassen. Wordt vervol}'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2