N°. 3263
Av-1870.
Vrijdag
3D September.
PRIJS DKZJECR COURANT.
i.J rjU. Lffci: J i.*> :-j 'ij.i
Voor Leiden per 3 maanden^3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijb, met uitzondering van
Zon- en Feestdagei, uitgegeven.
PRIJS PER ApyK^TBJNTIKN.
Voor iederen xegelJ 0.45.
Grootere letters ndar de plaatsruimte die zij beslaan.
IET ADRES ,VAN ANTWOORD OP AE TNQONREDE.
Ontegenzeggelijk was de eerste bijeenkomst
Ier Tweede Kamer een gunstig vóorteeken voor
jen verderen loop van het zittingjaar. Wanen
iet voorheen eindeloos gerekte discussien die een
res-debat kenmerkten, waren het toen gezochte
m lang verbeide dagen om een feilen partijstrijd te
oeren, om ministeriën de voorproef te geven
lan hetgeen hen in het vervolg te wachten stond,
ok hierin is thans vooruitgang merkbaar. De
iscussie was waardig, op enkele uitzonderingen
a zoo beknopt mogelijk en in menig.opzicht van
iet weinig belang. Toch is naar onze meening
oorzaak hiervan niet ver te zoeken. Zij is een-
oudig deze, dat de oppositie of liever deconser-
atieve fractie dagelijks meer van hare zwakheid
egint overtuigd te worden ook bij de zelfstandige
onafhankelijke houding van de partij wier
Kginselen het ministerie vertegenwoordigt. De
ude aambeelden zijn die oppositie langza-
lerhand door het ministerie .onder de hamers
eggerukt: de koloniale quaestie, kan, na de
igeiing van den heer De Waal, hoewel zij
er vooruitstrevende partij niet algemeen bevre-
igde, niet meer als hef geliefdkoosd wapen gebe
lgd vvordeq; de onderwijsquaestie is door de
rachtige houding der natie bij de laatste ver-
lezingen een onderwerp geworden, dat ieder
aar meermalen door enkele leden met het oog
[j kunne kiezers op het tapijt \vordt gebracht; Ret
nantieele vraagstuk is ook al niet meer goed
hanteren, nu het blijkt dat het deu Mjnister
an Financiën ernst is onze geldmiddelen onaf hat
elijk te maken van de Indische baten en onze finan-
iën te regelen door eene grondige herziening van
ns belastingstelsel; de censusverlaging; maar dit
geen oppositiewapen, integendeel het geroep
II oplossing hiervan is 't varen van de conser-
nieve fractie in 't liberale schuitje waarin de
iteey Heemskerk Az. in 1867 nog geen plaats
hide nemen. Zoo zien wij dus alle voorwend^
iels urn het ministerie in 't oog der natie zwart
je maken, niet het minst door het ministerie al-
■ngs zelf krachteloos gemaakt.
En hieraan nu is het gedeeltelijk ook toe te
hrijvetq, dat het adresdebat dit jaar in zoo me-
opzicht van dat in vroegere jaren verschilde.
Thans bepaalde men zich over het algemepn
de' groote quaestiën vap den dag, tot het
geeringsbeleid dat meer in het ,hedeD greep,
het ministerie moest nu de hardste woordpn
.et hooren van de zijde van hen, die iu stilstand
ij voor den staat wachten, maar vpu de vooruit-
eyende zijde, van de leden die bewerpn dat ijet
abinet niet genoeg gelijken trpd houdt met den
aatschappelijken vooruitgang.
l)e richting van de discussie der laatste twee
agen, toonde inderdaad dat men in, het vervolg
ver een paakrijk dan een „woordenrijk par-
ment" wenscht, genppmd te worden.
Dit verschijnsel begroeten wij met veel belang;
Het geeft ons een goeden dunk van den
er en bedachtzamen spoed, waarmede de Kaïqer
veelomvattende wetsontwerpen die geleed
igen, zal behandelen en verschaft ons de hoop
it de zoodanige, „wier aanbieding wij (de Kamer)
iveudien uiogen verwachten," ook in dit zitting-
at zoo niet allen afgedaan zullen worden, dan
JI i !)H I*. -.1: i
eb niet onder ouv ruchtbare redekavelingen lijden,
it een volgend artikel zai blijken in welken
lest de Kamer der Regeerinu vooral vverkzaam
eoscht le zien. Slaan wij thans een terugblik
ïet twéedaagscli debat over het adres.
De discussie over de algemeeue strekking, was
J( i 1C A l- D(iI)jiij I. 11tfvuh 1
een kritiek van den vorm, toon en de wijjze
mkleeding van het adres, dan dat zij epn
"enlijké Vritiek was van de politek der Regee-
'8, zóó zélfs dat dé heer Roo van Alderwerelt,
scherpzinnige afgevaardigde van Leeu warden,
in tegenstelling van'de Troonrede een kleur-
adres noeriide, een adres dat geen "afspiege-
"8 was' van den vólkg'eest'. Hierbij lag 'deze
Sevaardigde de mééste kracht op de zinsnede
het adres die met Z." M. eené waardering der
&mer inhield van den Vaderlandschen Volksgeest,
e ®ch in de jongst verloopen maanden zoo' al
leen openbaarde en den last hielp dragen,
B Nederland opgelegd door de zorg voor het
'""d zijner ontijdigheid. De enkele woorden vJor
khoud zijner1 onzijdigheid konden bij dien af-
"fctdigde geen gteuade vinden. De Troonrede
immers zelfs van den „eenparig gebleken
Wil, wat ook gebeuren zoude, de zelfstandigheid
van den Staat te handhaven."
En zou uien dit stilzwijgend voorbijgaan, daar-
waar het zoo overtuigend was gebleken dat de
wolven zulke smakelijke plannen maakten óm
de zwakke lammeren Op te slokken, die echter
onder de hoede van Waakzame herders staan. De
heer De Roo was dan ook volkomen in zijn recht
en zooals nader zal blijken beaamde de Ka
mer dit tot zekere hoogte.
De verdédiging van deze zinsnede duur de com
missie, bij monde van den heer Jonckbloet was in
derdaad zeer zwak, en hare, redactie had zelfs tot
verdeeldheid in haar eigen boezem aanleiding gege
ven, want de heer Van Houten, lid der commissie,
kon zich daarmede niet geheel vereenigen.
Het is opmerkelijk èat de commissie, zeker
zonder erg, in deze, denzelfden gedachtengaug
heeft gehad als het eerzame Ilaagsch Dagblad, dat
wel is waar de eerste paragraaf uit de Troonrede
veel te Hauw vond, maar toch het gewag maken van
den wil om onze zelfstaiidigheid te handhaven zeer on-
heusch bejegende. Het orgaan dat voorgeeft de
uitdrukking der natie te zijn heeft dan oók dé'smar
telijke ondervinding moeten opdoen, dat zijn geest
verwanten in de Kamer het openlijk negeerden,
want de heer v. VVassenaer CatWijck verheugde
zich over de eerste zinsnede der Troonrede,' dié
hij eene warme hulde aau de gezindheid der
Nederlandsche natie in de bedenkelijke tijdsom
standigheden noemde.
De troonrede zelf lokte bij de algemeeue be
schouwingen zoo als wij reeds hierboven aan
stipten geen heftige oppositie uit. De ministers
zaten piet op den pijnbank. Slechts de heoreq
Van Wassenaer v. Catvyijck en v. Lijnden dedpn
verkenningen, die bij de behandeling der begrqo-
tingen geen hardnekkigen veldslag doen voorzien.
De eerste stond zeer in het algemeen Stil bij dén
toestand van onze financiën en het onderwijs in
verband met hetgeen de troonrede daarover der
natie in sprekers zienswijze diets had gemaakt.
De laatste bewoog zich meer uit dit oogpunt pp
het terrein der buitenlandsche politiek.
De heer Van VVassenaer had liever gewild (Jat
de Koning tot de natie b. v. gezegd had„de staat
der geldmiddelen is zoo bepard, de mi|de bronnen
'die de Javaantjes deden vlpeieu zijn zoo onder;
mijnd, dat de natie zal moeten gebukt gapn
onder een income-tax en eene leeniDg. Eene
income-tax die eene van de rechtvaardigste be
lastingen: de patentheffing vervangt, eene leening
die dient om de alle welvaart keerende spoor
wegen, waaraan Java niet bijgedragen heeft, te
voltooien. En dit alles, terwijl vvij verschoopd
zijn gebleven van de zuivere opofferingen door
'de noocllottige tijdomstandigheden aan andere
1 landen opgelegd, en wij van de ons toegestane
uitgifte van schatkistbiljetten een ruim gebruik
j hébben, gemaakt."
Ooit hetgeen dé Troonrede over het ouder wijs mee
deelde was, volgens onzen afgevaardigde onoprecht.
De zinsnede („Het onderwijs aau welks verbetering
alle''vlijt wordt besteed, verspreidt in steeds wij
deren kring zaden van beschaving eu welvaart"
was té onbestemd en daardoor grenzende aan
i „h -li-,. p
onwaarheid.
Volgens de door hem ontwikkelde denkbeelden
zou die zinsnede volgender wijze waarheid ge
weest en geheel gevallen zijn in den geest der natie
„Het openbaar onderwijs onder toezicht van de
geestelijkheid gesticht door den bijbel, ver
spreidt in alle kringen der maatschappij zaden
van beschaving en welvaart, maar vooral van
verdraagzaamheid. De gebeurtenissen der laatste
maanden iu Europa hebben der Regeering geleerd
dat een volk wier beschaving geheel door de gees
telijkheid wórdt beheersclit, niet is een v'oïk van
schijubeschaving, uiaar een volk dat kracht om
wikkeld, een volk dat zoo beschaafd is, dat de
doodstraf als symbool zijner beschaving uio'et
behouden wol-den." Hoé is't mogelijk dat de lieer
Jonckbloet zulk een afgevaardigde durfde té be
schuldigen van revolutionair te zijn, en dat nóg
wel omdat hij een adres weuschte hetwelli eene
aaneenschakeling moest zijn vau dergelijke on
schuldige resólutiën als'de geachte afgevaardigde
van de Verlichte akadeuiïestad wënéchte.
Onze afgevaardigde moet ook uiterst ingenomen
zijn géweest niet de. korte en bondige antwoor
den van de ministers van Financiën en vin
Binnenlandsche Zaken.
De eerste was evenmin van zijn gevoelen dis
de laatste. Beiden brachten hem onder het oog
at de natie er geheel anders over dacht, dat zijn
gvoelen op financieel gebied subjectief was, en
lij de zinsnede nopens het onderwijs te veel van
zjn eigen standpunt had beschouwd.
Als de heer van Oatwijk nu maar niet Oost-ln-
ósch doof is geweest, toen de minister van Bosse
geloofde dat de toestand van onze finantiëu niet
dlerongunstigst was, dan zal hij zeker ook niet in
gebreke blijven het verwijt van dien staatsdie-
laar ver van zich af te werpen, dat zijn klacht
neL het oog op alles wat wij in de laatste jaren
lebben gedaan zonder eenige opoffering van de
latie, ongegrond of van groote ondankbaarheid
liet vrij te pleiten is.
De behandeling van de buiteulandsche politiek,
vaarbij met meer recht van dankbaarheid jegens
ce Regeering mocht gewag gemaakt worden, had
ippriiqiiielük de Repr Van Lyudqq.zipb tot taak
{esteld. De zinsnede over onze verhouding tpgen;,
tver de oorlogvoerende nipgqiidhedeii kwau; hem
ie duister vopr, want volgens deze waren erdes-
liettegenstaande de maatregelen top handhaving
jenpr strikte onzijdighqid, moeielijkhedeq gpypzeq
waayumtrent hij gaarne ophelderiqgjsn had. Op;,
lelderingen die deu qfgevaardigije jpytpat moesten,
dellen over de buitenlandsqhe politiek le kunnen
«ordeelep. Daartoe vorderde hij ook ipljphting
nopens het, fpit dat wql onrust verwekt liac), qa-
melijk hef ontslag van denfleer Gevers in ver-,
band tot onze verhouding met ^ingeland en dp
'erplaatsingpn bij het corps fliplomplique. De
liepr Roest vqn Lignhurg, Minister van.Buiteii-
landsclie zgiken, onderzopht niet of de zoogenaamde
onrust nopens het ontslag, van den heer Gevprs
niet mejer (lerpsftp bij dep Utrechtschen fiooglee-
iaai dan wel bij dp, gepantschapspost te Florence,
uiaar hij gaf in korte doch veelbetepkeiifle woor
den te kennen dat onze gezant bij 't I(of van,
Sf.-James de voorkeur gaf teruggeroepen te wor
den, boven het geven van yCjlledige ophelderipg
omtrent ipts waaromtrent dp Regeering hem re
kenschap gevraagd had.
De heer Van Lijnden was hierop zpo wijs zijne
welsprekendheid te beheerschen, zoodat de Ka
mer hierojntrent het onderste uit dp kan niet te
weten kwam. De verplaatsingen bij dc diplqmatie
zou de afgevaardigde bij de behandeling van,
Hoofdstujt III nader besprpken.
De overige verklaringen van den heer Roest
van Limburg waren gefieel in overeenstemming
niet den geruststellenden toon in de troonrede.
Woorden als de volgpnife berusten zeker niet
op fantasie of fictie, Zoo legde de minister o. a.;
eene verklaring af, die wij hier woordelijk uif
liet Bijblad laten volgen
„Omtrent jnoeiplijkheden, het gevolg van onze
neutpaliteit, zijn door twee geachte leden inlich
tingen gevraagd. De rnoeielijkheden zijn opge
ruimd. Eene flerzelve betrof de kolenquaestie.
Pruisen wilde niet dat Duitsche kolen zouden
iu 1 i - - u il 1 .1
kunnen dienen om aan Fransche schepen gege,
ven te worden. Zoodra onze fabriekanten hébben
verzekerd dat die kolen enkel zouden dienin
voor hunne fabrieken, heeft Pruisen op de gedane
verzoeken, door de regeering ondersteund, gun
stig beschikt en is de kolenquaestie tot algemeen
genoegen opgeruimd.
„Eene andere zaak, waarin Frankrijk ons ter
stond met groote welwillendheid te gemoet kwam,
betreft 'de verschijning van oorlogschepen aan
onze kusten; gelijk dezen zomer plaats had voor
Bcheveningen. Voorziende dat zoodanige verschij
ning wellicht aanleiding kou geven tot uioeielijk-
heden, heb ik officieus en vriendschappelijk te
Parijs doen verzoeken dat FVansche oorlogschepen,
ons land willende aandoen, zich zoo mogelijk
mochten begeven naar een onzer havens, liever
dan hier of daar aan de kust officieren of man
schappen te landen. Bereidwillig werd hieraan
gehoor gegeven.
„Een ander geacht lid gewaagde van bespre;
kingen tusschen groote Mogendheden betreffende
éeue verdeeling van Nederland en België. Ten
aanzien van ons land is mij daarvan niets be
kend. Nederland is te zeer geacht in Europa, dén
dat men dergelijke wandaad zou willen begaan
en onze onafhankelijkheid aanranden, die ik ge
heel buiten gevaar acht. Nederland eerbiedigt de
rechten van vreemde Mogendheden en ziét daar
door ook zijne rechten geëerbiedigd; alle Mogend
heden vèrtrouwen ons, zijn zeer welwillend jegens
ons gezind, en geene is er op bedacht onhe
onafhankelijkheid te bestoken."
Overigens deed eene discussie over den toe
stand van ons krijgswezen blijken, dat daarover
bij de bëgrootihg van oorlog gewichtige discus-
ciën zullen plaats hebben. De generaal van Muikeu
gal" bij deze gelegenheid, ook naar aanleiding van
vragen van onzen afgevaardigde een belangrijk
bestek van hqtgeen er gqbeurd is sedert het olii-
ci,eel bekepd wqrijen der oorlogsverklaringen en liet
besluit tot vqi klaring en hapdljaving onzer pnzy-
dlgliejd. Uit de Ipeknoptq,kamerverslagen der bla
den is dit slechts ter loops aangestipt, maar het
is voor de natie niet van belang ontbloot dat zij
de woorden van den minister in hoofdzaak leze.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
„Op den löden Juli werden de telegrammen
verzonden om de militie op te roepen. Op den
UO""1 Juli moesten de miliciens bij de korpsen
tegenwoordig zijn. Eu iuderdaad op 20 Juli
waren van de 28300 miliciens slechts 200 achter
gebleven, maar gelegitimeerd door ziekte en bui
tenlandsche zeevaart; een resultaat, dat ik geloof
zeer gunstig te mogen noemen.
„Twee dagen later zijn de korpsen, met de
daarbij behoorende miliciens, georganiseerd, in
drie divisien en drie afzonderlijke brigades ge
marcheerd naar de strategische punten, welke
zij behoorden in te nefiren, ten einde de neu
traliteit van ons grondgebied te kunnen handhaven.
„In den tijd van zes dagen waren alzoo de mili
ciens opgeroepen en was het leger georganiseerd.
Maar nu is het duidelijk dat, aangezien de troe
pen sinds 1830 niet mobiel warén geweest, bij zulk
een plotselinge mobiel-verklaring er bepaald hiel
en daar leemten zijn bevondenleemten die even
wel in zeer korten tijd zijn opgeruimd geworden.
„Onze vestingen en forten zijn gearineeid en
tegen opverhoedscheu aanval in gereedheid ge
bracht. Het spreekt echter van zelf dat die vès-
tingwerkep en forten, yyeike iiQg gebouvyd moes-
1 ten worden, niet in dien tijd konden voltooid zijn
dat was onmogelijk. Het bestaande is zooveel moge
lijk in een voldoenden staat van verdediging ge
bracht.
„Wij hadden dus in den tijd van zes dagen een
leger van bijna 59,00.0 man en ,6000 paarden
onder de wapenen. Onze .batterijen zijn in zeer
korten tijd op 6 stukken gebracht, zoodat wij 100
stukken in. het veld hebben, geheel gereed, niet
om een offensive^oorlog te voeren, maar om de
neutraliteit te handhaven.
De geachte afgevaardigde uit Leiden heeft ge
vraagd of bij de begrooting: geld is aangevraagd
t om in de leeintèn en gebreken van ons krijgs
wezen te voorzien. Dit is niet geschied, in zoo
verre, betreft wat noodig geacht wordt tot verbe
tering en voltooiing van het .vestingsjelsel. Daar
het daarop bptrekking hebbende ontwerp van
wet nog niet is aangenomen, heeft men thans
alleen op d.e begraotiug de gelden gevraagd,
noodig tot verbetering van, den water-aanvoer
voor de Utrechtsche linje, dqwijl jmen zeker al
gemeen eens zal zijn dat die. Tinie in.staat van
krachtige verdediging moet gebracht worden.
„Wat het materieel der artiUerje betreft,, al onze
vestingen eu forten zij tl gewapend, behalve natuur
lijk wat yiog oqtbreekf aan, liet zwaur geschut,
dal iu Ztyedeq vyprdy, aangepiaakt en \yaarvan
nu 15 stukkqq iq baHerjj staan aan dó11. Heider,
met de, qogdige munitie. Voor elkstuk zijn
in de .nabijheid vap de vuurmonden gelegen,
kruitmagazijnen, 40 ,a 50 scbpten aanwezig.
yjVat bij de genie oplbrak, aangevuld. Voor
de, pontonniers en de pijneurs zijp de voertuigen
tot gereedschap,aaqyypzig.
„De telegraphische verbinding van de,forten met
het centrum te Utrecht is ook gereed; iu de
Utrechtsche linie is men nog bezig om de onder
linge verbinding te voltooien.
„Wat de wapening der cavalerie betreft, zij is
nog uitgerust met de oude karabijnen, maar
zoodra de Remmington karabijnen, die in Luik
aangemaakt wordeu, zullen zijn, afgeleverd, het
geen nog in den loop van dit jaar moet geschieden,
zal de cavalerie daarmede onverwijld gewapend
worden."
„Ziedaar een eenigszins toegelicht overzicht van
de voornaamste beraadslagingen over de alge
meeue strekking van het adres van antwoord dat
ten slotte werd goedgekeurd met 60 tegen li
stemmen.
„In een volgend artikel hopen wij op de dis
cussie over de alzoiiderlijke paragrafen van het
adres terug te komen."