geheel afgebroken is, moeten alle regeeringsbe- richten met die bestemming aan het katoor te Tours worden gericht, in welke stad de delegatie der regeering gevestigd is. Bij beschikking van 28 September 1870 n". 239> is aan J. Smit te Ridderkerk, tot wederopzegging, vergunning verleend voor eene stoomsleepdienst in de provinciën Noord-Brabant, Gelderland, Zuid- Holland, Zeeland, en Utrecht, voor zooveel be treft de Maas, de Waal, de Lek, de Schelde en de Zeeuwsche Stroomen. Door den minister van binnenlandsche zaken is ter kennisse van belanghebbenden gebracht, dat het tijdperk van de stremming der scheepvaart op het vijfde pand van het Apeldoornsche kanaal (tusschen Heerde en den Heienberg bij Hattem) het welk op 19 dezer is ingegaan, wordt verlengd tot 12 October eerstkomende. Z. M. heeft benoemd tot burgemeester van Me- demblik den heer A. Noorderbroek. Z. M. heeft den heer P. W. S. Von Staedel benoemd tot burgemeester van St.-Philipsland. Z. M. heeft aan den officier bij de rustende schutterij, op zijn verzoek, eervol ontslag ver leend, in de provincie Zuid-Holland, 8ste bataljon, lste kompagnie, aan B. C. A. Rijkée, als 2den luitenant; en zijn voorts bij de rustende schutte rijen benoemd: in de provincie Zuid-Holland,6de bataljon, 2de kompagnie, tot kapitein C. E. Fau- chey, thans lste luitenant bij de 4de kompagnie 3de kompagnie, tot 2den luitenant A. Kluit, thans korporaal; 4de kompagnie, tot lsten luitenant P. Montauban van Swijndrecht, thans 2de lui tenant; tot 2den luitenant A. De Haan, thans schutter. Z. M. heeft goedgevonden aan den lsten lui tenant C. A. Van Soelen, van het 3de regiment huzaren, op het daartoe door hem gedaan ver zoek, een eervol ontslag uit den militairen dienst te verleenen. 's-Gravenhage, 26 September. Onder de vele en aanzienlijke geschenken, die opnieuw bij de hoofdcommissie tot de algemeene verloting van voorwerpen van kunst en smaak ten behoeve van het Roode Kruis, zijn ontvangen, mag bijzon der worden vermeld: van Z. K. H. Prins Fre- derik der Nederlanden, twee prachtige geschil derde porceleinen vazen benevens twee kristallen dito, rijk verguld; van Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden, eene schilderij, landschap van Burnier, in vergulden lijst; eene chromoHtho- graphie, de nachtwacht naar Rembrandt, mede in lijst; alsmede nog twee bronzen beelden; van Z. K. H. Mevrouw de Prinses Hendrik een zwart marmeren pendule met bronzen beeld. Ook vele industrieelen geven door ruime inzending aan de hoofdcommissie bewijs van medewerking en instemming voor de zaak. Harderwijk, 25 September. Den sst.o October moet van het koloniaal werfdepot alhier naar het Nieuwediep vertrekken, om denzelfden dag aldaar aan boord van het schip Anna Digna, ge zagvoerder A. H. Zwaneveld over te gaan, een detachement suppletie-troepen, sterk 100 militai ren onder bevel van den van verlof naar Java terugkeerenden kapit. der infanterie van het O.-I. leger, L. A Van den Berg en het medegeleide van den 2de luits. der infanterie M. W. P. C. De Jonker en H. Bendien. Doesburg, 24 September. Dezer dagen werd alhier het nieuwe schoolgebouw plechtig inge wijd, door de Z.Eerw. deken van Doesburg, ge assisteerd door de Eerw. heeren geestelijken dezer gemeente. De kerk- en armmeesters, de leden der vereeniging van den H. Vincentins Da Paulo en vele belangstellenden woonden de feestviering bij. Na afloop werd de jeugd eene aangename ver rassing bereid. Het gebouw moet aan alle eischen voldoen en de geestelijkheid van Doesburg, ge steund door de donatie van wijlen de geachte familie Pauwen en de milde bijdragen heeft de kroon gezet op het vele goede door haar tot stand gebracht. Het onderwijs zal met 100 leerlingen begonnen worden. Deventer, 26 September. Door de arrond.-recht- bonk alhier, zijn op de voordracht ter vervulling der vacature van kantongerecht te Ommen, de navolgende heeren geplaatst: Mr. W. C. J. Alpherts, griff. v. h. kantonrechter te Goor; Mr. Baart de la Faille, griffier van het kantongerecht te Doe- tichem en Mr. A. H. Frassinet, griffier van het kantongerecht te Enschedé. Heereveen, 24 September. Naar men verneemt zullen er pogingen aangewend worden, om zoo mogelijk eenige verandering aan te brengen, in de regeling van den winterdienst op de Staats spoorwegen, die wat deze plaats aangaat niet in alle opzichten ten genoege is uitgevallen. Te Usquert bij Groningen zijn door een visscher 3 bruinvisschen bemachtigd. Met de garnalenvangst bezig in het wad, wist hij ze uit het zoogenaamde Garnalen Gat op het drooge te drijven en daar af te maken. Ze wogen 55, 46 en 18 kilo. Groningen, 26 September. Op de meisjesschool voor middelbaar lager onderwijs, waarvan de oprichting alhier wordt voorgesteld, zullen de vakken van onderwijs behalve die in art. 1 der wet van 1837 genoemd, meer bepaaldelijk zijn, de beginselen der Fransche en Duitsche taal, al- gem.- en vaderl. geschiedenis, teekenen, zingen, gymnastiek en dans. Het schoolgeld zal f 25 be dragen, en het onderwijzend personeel bestaat uit eene hoofd en 4 hulponderwijzeressen. Tevens zal er een avondschool aan verbonden zijn voor leer lingen, die de dagschool hebben afgeloopen. De jaarlijksche kosten zijn op ƒ5000 geraamd. Blokzijl, 26 September. Vroeger zag men om streeks dezen tijd groote schepen met kostbare ladingen run uit onze havens naar Duitschland zeilen, dit jaar is dit door den oorlog nog nage noeg van geen beteekenis geweest. Voor eenige dagen echter kwam het eerste met die handels waar beladen schip hier door en zeilde in de hoop uit, dat het gerucht bewaarheid wordt dat een der Pruisische havens gedeblokkeerd is. Middelburg, 26 September. Bij de vereeniging tot bevordering der fabrieks- en handwerksnijver- heid in Nederland bestaat het voornemen om, even als op andere plaatsen van het Rijk, ook alhier eene ambachtsschool op te richten. Na de opheffing van de teeken- en industrieschool ten gevolge der oprichting van de burgeravondschool bestaat eene groote leemte voor den ainbachts- stand, waarin hoe eerder hoe beter moet voor zien worden, en hoopt men dus algemeen, dat de vereeniging in hare pogingen ter verkrijging van een geschikt lokaal en de noodige fondsen naar wensch moge slagen. Brieven uit Gouda. Mijnheer de Redacteur Bij gelegenheid van de laatst hier plaats gehad hebbende 3de jaarlijksche provinciale vergadering van onderwijzers in Zuid-Holland bevond ik mij met eenige onderwijzers in de societeitszaal toen aan een der heeren een brief werd gebracht. Toevallig was de besteller Potharst de brenger en daardoor viel het gesprek over dien man. Een der heeren maakte de opmerking dat het voor gevallene niet voorbeeldeloos was. Hij verhaalde dat hij zelve bij een brand veel tot de blussching had bijgedragen en toen de schutterij opkwam, men hem niet alleen van de spuit wegjoeg, waar mede hij het eerst water had helpen geven, maar tevens tot loon van zijn ijver een gevoelige slag met den kolf van een geweer had ontvangen. Ik waagde de opmerking dat de briefbesteller ook een kind het leven had gered waarvoor hem zelfs geen dank was gezegd en tevens dat de schrijver van het artikel misschien heeft bedoeld eene ver gelijking te maken tusschen de belooningen die men militairen en burgers wegens zelfopoffering geeft. Ik wees er op dat de chirurgijn-majoor Kristan de eenige niet is, die wegens het redden van iemand die in in 't water was gevallen, met een ridderorde was begiftigd geworden, ik noemde ook luitenant Rijnen, thans in Oost-Indië. Maar O! u de vrolijkheid van die heeren te beschrij ven toen zij dit hoorden gaat boven mijn vermo gen: Denk je dat dat wat nieuws is? vroeg men mij, gij kent er twee maar wie weet hoe velen er meer zijn, en het getal burgers die zoo iets gedaan hebben en volstrekt geen belooring ont vingen is legio. Gij noemt enkel Gouwenaars ik zal er ook een noemen, gij vergeet dat de krui denier Zieleman 7 of 8 menschen op die wijze redde. Is hij ooit beloond geworden? wel neen! het was immers maar een burger, een militair ja dat is wat anders. Kom kom als de schrijver eene vergelijking had willen maken had h>j wel geheel andere kunnen maken. Waarom de onder wijzers niet met de militairen vergeleken. In de zaal bevonden zich honderde onderwijzers en onderwijzeressen, die hun geheele leven hebben gewijd aan de vorming van het opkomend ge slacht, die onophoudelijk werkzaam zijn, welnu, niet het 20ste der aanwezigen heeft een sularis dat gelijk staat met dat van een der minst bezol digde kapiteins, en '/3 hebben minder dan een tweede luitenant en toch leven wij in een tijd waaiin men voorgeeft alles voor het onderwijs over te hebben, en is men het eens dat de oorlog een gruwel der menschheid, de legers de kanker de Staten is, die het land zijne krachten, zijne mid delen van bloei en welvaart ontneemt. De militaire stand is zeker een eervolle, en als het leger zich tot de verdediging van het Rijk bepaalt een hoogst nuttige een hoogst belangrijke stand, maar waarom het zoo bevoorrecht wordt is inderdaad onbegrijpelijk. Behalve de leeraren der hoogere burgerscholen zijn er geene civiele betrekkingen die zoo bezoldigd worden als de militaire. Vergelijk de werkzaamheden van den secretaris eener gemeente met die van de officie ren van het leger, vergelijk de bezoldiging onzer Rijks-ontvangers met die van den kapitein-kwar tiermeesters der verschillende regimenten of de geagreëerde klerken dier ontvangers met de lui tenant-kwartiermeesters. Of wilt gij wat anders. Hebben onze presidenten der rechtbanken, onze professoren gelijke inkomsten met de hoofd- en opper-officieren van het leger! en welke veelvul dige en verbazende werkzaamheden zijn aan die burgerlijke betrekkingen verbonden Weet gij wat de griffiers van kantonrechtban ken genieten? Weet gij wat de salarissen onzer kantonrechters zijn? Verscheidene kantonrechters hebben minder dan de officieren van administratie die te Kampen zijn opgeleid. Vele griffiers hebben minder salaris dan een adjudant-onderofficier, en weet gij wat het kost kantonrechter of griffier te worden? Eenige jaren degelijke en ijverige studie en eenige duizende gulden, die men eerst voor de gymnasiën en later op de hooge scholen noodig heeft, terwijl men op landskosten gevoed en onder houden wordt als men er zich op toe wil leggen om adjudant-onderofficier of officier van administra tie te worden. Men heeft mij wel eens verteld, maar ik weet het niet zeker, dat de beambten aan het ministerie van oorlog beter bezoldigd worden dan die bij andere departementen. Welnu diezelfde bevoorrechting van militaire treft men bij de zedelijke zoowel als bij de stof felijke belooningen. Nederland (met Luxemburg) heeft 3 ridderorden, waarvan een uitsluitend voor militairen. Geen burger bekomt de Willemsorde, maar vele opper en hoofdofficieren zijn ridders van den Nederl. Leeuw. Wie, betrekkelijk, meer met de Eikenkroon versierd zijn, burgers of militairen, weet ik niet. Uitsluitend aan militairen worden eereteekens wegens veeljarige dienst gegeven, behalve de medaljes aan onderwijzers, maar die medalje wordt zeer zelden toegekend slechts sommigen die 50 jaren gediend hebben bekomen ze. Militairen bekomen na 36 jaren dienst een gouden medalje met gratificatie. Onderwijzers bekomen soms, na 50 jaren een zilveren zonder gratificatie. Neen, neen, riep men, als die Goudsche brief schrijver iets schrijven wil laat hij geen vergelij king met militairen maken, dat is de bevoorrechte stand, dat weet ieder. Gelukkig werd het teeken gegeven dat de ver gadering heropend werd. De V. BUITENLAND. De graaf Von Bismarck heeft nu eens voorgoed beduidt wat hij met de Fransche republiek voor heeft en op welke wijze hij de rust in Europa wenscht te waarborgen. De voorwaarden zijn hard, en de republiek heeft reeds geantwoord, dat zij zich liever tot den laatsten man onder de puinhopen van Parijs zal laten begraven, dan daarin te berusteD. Wij laten in het midden of de bekend geworden vernederende vredesvoor waarden al of Diet rechtmatig zijn, maar weinige zullen ontkennen dat de circulaire, voorkomende in de Staafs-Anzeiger, welke door den heer Von Bismarck aan de Bondsgezanten bij sommige onzijdige mo gendheden gericht, zeer veel geduchte argu menten behelst, voor de gedragslijn die Von Bis marck zich tegenover de Fransche republiek af gebakend heeft. Die staatsstukken zijn zoo belangrijk en van zoo veel gewicht voor eene juiste beoordeeling van den stand van zaken, en ter herschetsing van de door Von Bismarck, blijkens de telegra fische berichten gestelde voorwaarden dat wij die hier in zijn geheel laten volgen: Rheims, 13 September. Wegens de onjuiste op vattingen, die ons, ook van bevriende zijde, ten opzichte onzer betrekking tot Frankrijk gebleken zijn, acht ik mij verplicht u kenbaar te maken wat ten deze de zienswijze van Z. M. den koning is met welke de verbonden Duitsche regeeringen instemmen. „Wij hadden gemeend het plebiscit en den daarop gevolgden schijnbaar bevredigenden toe stand in Frankrijk te moeten beschouwen als een waarborg des vredes en de uitdrukking eener vredelievende gezindheid der Fransche natie. De gebeurtenissen hebben ons evenwel iets anders geleerd; althans zij hebben ons doen zien, hoe gemakkelijk die gezindheid bij de Fransche na tie tot het tegenovergestelde vervalt. De volksver tegenwoordigers, de Senaat en de organen der openbare meeDing hebben bijna eenstemmig zoo luide en nadrukkelijk op den veroveringskrijg tegen ons aangedrongen, dat het bij de enkele voorstanders van den vrede aan moed ontbrak om dit tegen te gaan, zoodat keizer Napoleon aan Z. M. geene onwaarheid zal hebben gezegd, wan neer hij thans verklaart, door de openbare opi nie tot den oorlog genoodzaakt te zijn geworden. „Met het oog op deze feiten kunnen wij onze waarborgen niet zoeken in de stemming der Fran- schen. Wij mogen ons niet verbergen, dat wij ten gevolge van dezen oorlog moeten bedacht zijn op een spoedigen, nieuwen aanval van Frank rijk, en niet op een duurzamen vrede, en dat wel geheel onafhankelijk ven de voorwaarden, welke wij ongeveer aan Frankrijk mochten stel len. De nederlaag op zichzelve, onze zegevierende afwering van den misdadigen aanval, ziedaar wat de Fransche natie ons nimmer zal vergeven. In dien wij thans zonder eenigen afstand van grond gebied, zonder eenige oorlogs-contribulie, dus zon der eenig ander voordeel dan de roem onzer wapenen, uit Frankrijk terugtrokken, zouden bij de Fransche natie toch jegens ons dezelfde haat, dezelfde wraakzucht wegens teleurgestelde ijdel- heid en heerschzucht blijveu bestaan, en zou zij slechts op het geschikte tijdstip wachten, onH r dat gevoel met hoop op goed gevolg voldoel d te verschaffen. I t „Dat wij ons in 1867 van den oorlog onl li den, was niet uit twijfel aan de rechtvaarditl si onzer zaak, of uit vrees dat wij niet sletl r noeg zouden zijn, maar uit bezorgdheid dall ii onze zegepraal diezelfde hartstochten -„l worden opgewekt en alzoo een tijdperk I wederzijdsche verbittering en telkens m.l z, oorlogen zou worden geopend. Wij hoopten,!ld een langeren duur en eene gestadige versteil o der vriendschappelijke betrekkingen tusschel v beide natiën, een hechten grondslag voor hl is vrede en welvaart te verkrijgen. Thans, nel v tegen onzen wil tot den oorlog zijn geduotlo moeten wij trachten, voor onze verdediging een spoedig verwachten aanval der Frans,.! h betere waarborgen te verkrijgen dan die hel d welwillendheid. I d „De waarborgen, die men in 1815, tegeiMz diezelfde Fransche gezindheid en in het. hHii van den Europeschen vrede, meende te vil in de Heilige Alliantie en andere overeenkonBv in het Europeesch belang, hebben in den ld der tijden hunne werkingen beteekenis verllF het gevolg hiervan is dat Duitschland zich glli alleen, slechts op eigen kracht en eigen huipil» delen steunende, tegen Frankrijk moest wrHv: Zulk eene inspanning als de tegenwoordige list van de Duitsche natie niet telkens opnieuw I li den verlangd, en wij zijn dus genoodzaakt itB la rieele waarborgen voor de veiligheid van DuitB h land tegen toekomstige aanvallen van FrankBst te eischen, waarborgen tevens voor den El I Si peschen vrede, die van Duitschlands zijde Bb verstoring heeft te duchten. Deze waarhol k moeten wij niet eischen van eene voorbijga! F Fransche regeering, maar van de Fransche uBgi die getoond heeft bereid te zijn om eiken B vi voerder in den oorlog tegen ons te volgeuBd laatste blijkt onwederlegbaar uit de reeks Bb oorlogen, die Frankrijk sedert eeuwen tBsl Duitschland heeft gevoerd. Bsc „Wij kunnen derhalve onze eischen betreffeBm den vrede alleen daarheen richten dat voor FrB e rijk een aanval op de Duitsche, vooral op dB zi nu toe onbeschermde Zuid-Duitsche grenzen wBm bemoeilijkt; dat wij deze grenzen en daaniBgi het uitgangspunt van een Frauschen aanval veil achteruit brengen, en die vestingen, met wBst Frankrijk ons bedreigt, voor Duitschland tot 11 vi werken van verdediging maken. lol „Ik verzoek U iu dien geest te spreken, ingB te daaromtrent vragen tot u worden gericht. Bir Von Bismarcs Hw Meaux, 16 Sept. 1870. "U is de schriftuui|Mrf kend, die de heer Jules Favre, namens de te» '1 woordige machtshebbers te Parijs, die zichzelf het Gouvernement der nationale verdediging noenl' aan de vertegenwoordigers van Frankrijk in| buitenland gericht heeft. „Tevens is te mijner kennis gekomen, datl p heer Thiers zich belast heeft met eene vertil welijke zending naar eenige buitenlandsche ven, en ik durf gissen, dat hij zich ten taak I u stellen, aan den eenen kant de meening ingi 1 te doen vinden, dat de tegenwoordige Parijs regeering vredelievend is, en aan de andere zij dat hij de interventie van de neutrale mogei heden ten gunste des vredes zal verzoeken, Duitschland van de vruchten der zegepraal i berooven, en eiken grondslag van vrede, waard een toekomstige aanval van Frankrijk op Duits land moeielijk gemaakt werd, belet zou word „Wij kunnen aan het ernstige voornemen v de tegenwoordige Parijsche Regeering, om e einde te maken aan den oorlog, geen geloof he ten, zoolang zij in het binnenland voortgaat d( hare taal en handelingen de \olksharstochi aan te blazen, den haat en de verbittering bevolking, die door het leed van den oorlog» opgewonden is, te vermeerderen en elke vo Duitschland aanneembare basis als eene vo Frankrijk onaannemelijke te doen verwerpen, i maakt daardoor zelve den vrede onmogeli waarop zij het volk moest voorbereiden, di eene kalme taal te voeren, overeenkomstig d ernstigen toestand. In dat geval zouden wij ki nen aannemen dat zij eerlijke vredesonderl» delingen beoogde. De onderstelling dat wij tli een wapenstilstand, zonder de minste zekert voor onze vredesvoorwaarden, zouden sluit zou slechts dan ernstig gemeend zijn, wanoi men aannam, dat wij totaal gebrek hadden militair en politiek oordeel, of dat wij odv schillig waren ten opzichte van Duitschla: belangen. „Daarenboven bestaat er een wezenlijke 1» derpaal voor de Franschen, om in te zien i een vrede met Duitschland noodzakelijk is: wel ile door de tegenwoordige machthebbers; voede hoop op eene diplomatieke of stoffëlij tusschenkomst der onzijdige Mogendheden i gunste van Frankrijk Indien de Fransche na tot de overtuiging komt dat, evenals zij alk en willekeurig ons lot den oorlog gedwon? heeft en evenals Duitschland dien strijd alk moest strijden, zij ook met Duitschland alleen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2