pensioen wordt toegekend bij besluit of akte van den Gemeenteraad. Volgens die verordening wor den voorts als voorwaarden, waarop het pensioen wordt verleend, opgenomen: hooge ouderdom, lang durige dienst of lichaamsgebreken. En nu de be doelde persoon in deze alleen eervol was ontsla gen, oin hem te sparen, weigerde de raad hem krachtens de gemelde verordening een gemeente pensioen toe le kennen, gegrond op beweerde lichaamsgebreken. Met een briefje van onver mogen gewapend, beeft daarop de verzoeker gemeend de gemeente voor de arrondissements rechtbank te Tiel te moeten dagvaarden, waarbij hij vorderde, dat hij als rechthebbende op ge meente-pensioen zou worden erkend; en hem als nog het hem niet toegekende pensioen zou worden versterkt. De gemeente, geene exceptie willende opwerpen, en liever verlangende de zaak ten prin cipale beslist te zien, heeft au fond contradictie gedaan; en wijzende op den inhoud der verorde ning, heeft zij beweerd, dat de oorzaak tot het erlangen van pensioen niet bestond. De recht bank te Tiel nogtans verklaarde zich onbe voegd om ten deze recht te spreken, als zijnde naar haar oordeel het toekennen van pensioen eene daad van het administratief gezag, niet be- hoorende tot de attributen van de rechterlijke macht, zooals die omschreven zijn bij art. 4S der grondwet. Het provinciaal gerechtshof in Gelder land was echter van eene andere meening, en heeft op het ingestelde appel het vonnis der recht bank vernietigd, en de zaak naar de rechtbank terugverwezen. Tegen dat in hooger beroep ge wezen arrest is door de gemeente eene voorziening in cassatie ingesteld, en als middel van cassatie voorgesteld: schending en verkeerde toepassing van art. 148 der Grondwet, en van art. 2 der wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie, voor zooveel noodig in verband met art. 136 der Grondwet van 29 Juni 1851, Staatsblad n°. 851), omdat het Hof de rechterlijke macht bevoegd heelt geoordeeld om van des verweerders vorde ring kennis te nemen. Hedeu zijn voor den Hoo- gen Raad, Burgerlijke Kamer, de pleidooien in die zaak gevoerd, en zijn als advocaten opgetre den, voor de Gemeente, de heer Mr. J. G. Rochus- sen en voor de verweerders de heer Mr. A. M. Van Stipriaan Luiscius. 's Giiavenhage, 17 September. Ter nadere be vestiging van hetgeen wij dezer dagen konden mededeelen over de waardering buiten 's lands van de goede organisatie der Nederlandsche am bulances, van het Boode Kruis laten wij hier nog volgen een uittreksel uit een bericht van Luik: „Een jong geneesheer uit Luik is van het oorlogstooneel teruggekomen. Hij verhaalt dat het slagveld (bij Sédan) nog overdekt is uiet helmen, ge weren en doode paarden, en de grond schrikkelijk doorwoeld is. Hier en daar ziet uien graven meteen kruis, daarboven met een opschrift, aanwijzende het getal dooden en hun landaard, en, in som mige gevallen, het regiment waartoe zij hebben behoord. „Met eene Belgische ambulance vertrokken, heeft hij inet zijne tochtgenooten in een schuur en op stroo moeten slapen, zonder dat zij vijf (lagen lang uit hunne kleederen waren geweest; zij hadden zelve hun voedsel moeten gereed maken. Hij heeft de Nederlandsche ambulance onlmoet, die zich naar Chapelle, It mijl van Givonne begaf, en die haar prachtig materieel medevoerde, be staande uit 150 matrassen die onder linnen ten ten enz. kunnen worden beschut. Hij was dan ook onuitputtelijk in lof over deze Nederlandsche afgevaardigden en hunne goede organisatie." Gouda, 15 September. De burgeravondschool alhier is verleden Maandag weder geopend met het voorzeker aanzienlijke getal van 105 leerlin gen, waaronder 39 nieuwe. Aan het toelatings examen hadden 47 jongelieden deelgenomen, zoo dat er 8 werden afgewezen. Wanneer men be denkt dat de eischen van dit examen slechts zijn lezen, schrijven en cijferen met getallen, tiendee- lige en gewone breuken, dan heeft men allen grond om het getal van hen, die zelfs dat niet konden, bedroevend groot te noemen. Utkecht, 16 September. Het kamp op de Bilt- sclie heide zal worden opgebroken. Tiel, 16 September. Eergisteren had alhier in een openbare zitting vaD de arrond. rechtbank, de installatie plaats van Mr. J. C. De Markas, als officier van justitie, benoemd in plaats van Mr. F. L. Rambonnet. De president Mr. B. Post schet ste de verdiensten van den voormaligen, geachten officier en sprak zijn vertrouwen uit, dat zijn plaats op waardige wijze vervuld zou worden. De nieuwbenoemde beval zich daarop aan in de vriendschap van de leden der rechtbank. Bergenop-zooh, 16 September. Volgens ontvan gen telegrammen, zal het 1ste bataljon van het 6de reg., den 19den dezer alhier in garnizoen terug- keeren, en eenige dagen later waarschijnlijk de staf met het 2de en 4de bat. van het 3de reg. infanterie, mede tot de bezetting behoorende. Maastricht, 16 September. Men verwacht, dat hier weder spoedig troepen in bezetting zullen komen, daar men druk in de weer is met het in gereedheid brengen der militaire gebouwen. Groningen, 17 September. De vesting Delfzyl was in geheel onverdedigbaren toestand toen de oorlog tusschen Frankrijk en Pruisen losbrak. Men heeft echter dadelijk met kracht een aan vang gemaakt om de verdedigingsmiddelen te voltooien. Het werk werd dan ook geregeld voort gezet en zou spoedig gereed geweest zijn, maar de minister van oorlog heeft nu gelast de verdere voltooiing te staken. Een groot aautal der aldaar werkzaam zijnde polderwerkers zulleu nu het gra ven van het groote scheepvaartskanaal weder opvatten. Enkelen hunner zullen het half afge werkte nog wat bijwerken. Het blijft echter eene daadzaak, dat Delfzyl op het oogenblik nog niet in verdedigbaren toestand is, overeenkomstig de eigen plannen van het departement van oorlog, even alsdat het werk ter halverwege wordt ge staakt, en bij onverhoopt hernieuwd gevaar, Delfzyl weer half verdedigbaar zal zijn. KOLONIËN. Suriname, 26 Augustus. De luitenant-komman- dant van den militairen post in Coronie, S. de la Parra, is eervol ontheven van de functiën van ambtenaar vau het Openbaar Ministerie bij het kantongerecht in dat district, en vervangen door D. De Vries Reilingh. De directeuren der New-York and Surinam Couipagny wachten alleen op de ontvangst der documenten van hier, om met hare operatiën een aanvang te maken. Van Beueden Cottica en Matapicca wordt over Juni jl. gemeld, dat de ongestadige weers gesteldheid niet gunstig was voor de gezondheid. Men verlangde naar regen. In genoemde distric ten, gelijk in de Commewijne's en Commeteware, heerschte veel kinkhoest. In Nickerie daarentegen was de gezondheidstoestand voldoende. De werken tot inpoldering gingen geregeld voort, de kust bleef afnemende. Het bedrag aau arbeid dat de vrijge- maakten aldaar over het eerste haltjaar 1870 leverden, was geriDger dan vroeger, vooral trach ten zich de vrouwen al meer en meer aan het werk te onttrekken. De Chinezen leverden inte gendeel meer werk. De aanvoer van immi granten uit Barbados, gedurende Junijl., bedroeg 148 hoofden. In het begin van December e. k., zal door het Surinaamsche Genootschap tot bevordering van kennis eene bloemen-teDtoonstelling worden gehouden, en daarmede zal verbonden worden eene tentoonstelling van tafelvruchten. Er zal een tuin achter het gebouw van het Graafschap worden aangelegd; eene uitnoodiging is geschied tot het afstaan van zaden, stekken of hotten, zoo I van uit- en inheemsche bloemen, inzonderheid van boschbloemen en edele planten. Wegens het heerschen der pokkeu in Ca yenne, is bij Gouvernements-resolutie van gisteren eene quarantaine van twintig dagen bepaald, voor de vandaar komende vaartuigen. Curasao, 20 Augustus. Eergisteren is alhier van Laquarya aangekomen Z. M. stoomschip Kijkduin, koinmandant kapt.-luit. ter zee 3de kl. H. E. Bunnik; aan boord bevindt zich de heer T. D. G. Rolandus, Nederlandsch zaakgelastigde bij de regeering te Caracas. Gemengde Berichten. Te 's-Hertogenbosch viel een gehuwde vrouw bij het waschgoed spoelen door eene duizeling overvallen, in de Dieze. Geen der talrijke om- slanders durfde het wagen, iets ter redding der ongelukkige te doen, totdat zekere P. Hinkelman Mr. koperslager uit zijn bed en op straat ijlde, in 't water sprong en de bijna levenlooze vrouw mocht redden. Te Appingedam heeft een vrij be jaarden timmermansknecht, die wegens het stelen van waschgoed vaD de bleek, in hechtenis was genomen in de wachtkamer, na afloop van 't ver hoor, het horloge van den brigadier majoor weten weg te nemen. Na vruchtelooze visitatie vond men het eindelijk in de gevangenis in zijn stroo- zak terug, en de ketting in zijn zak. De man schijnt een bijzonder talent als pick-pocket op zijn ouden dag te ontwikkelen. BUITENLAND. Rechtvaardiging van Napoleon in den slag van Sédan. Vijf adjudanten, van den ex-keizer, de generaals De la Moskowa, Castelnau, De Waubert, Reille en Pajol komen in de Jndépendance Beige op tegen het verhaal in de Palrie van een officier van den staf van den generaal Wimpffen over 's keizers gedrag in den slag van Sédan. Dit protest luidt aldus: De brief die in de Palrie van 11 September is verschenen, van de hand van een officier van den staf des generaals v. Wimpffen, stelt op zoo er- gelijke en onrechtvaardige wijze 's keizers ver antwoordelijkheid in den ramp bij Sédan voor, dat de officieren die de eer hadden in Zr. Ms. onmiddelijke omgeving te zijn het zich tot plicht rekenen het gebeurde naar waarheid voor te stellen. Toen de onderscheidene divisie-bevelhebbers den keizer de tijding kwamen brengen dat hunne troepen teruggeslagen, verstrooid en ook gedeel telijk in de stad waren teruggeworpen, verwees de keizer hen naar den opperbevelhebber, opdat deze door hen op de hoogte van de zaken werd gesteld, tegelijkertijd zond deze generaal den keizer twee officieren van zijn staf die een brief overhandigden, waarin de opperbevelhebber Z. M. geen middelen voorstelde om het leger, maar zijn persoon te redden met behulp van eene sterke afdeeling, waarmede men zou trachten Carignan te bereiken. De. keizer weigerde nog veel meer soldaten op te offeren om hem te redden, en zeide hij „wat zou dit helpen, daar Carignan reeds door de Pruisen is bezet, maar indien de generaal meent een gedeelte van hel leger le kunnen redden, dal hij het dan beproevel Te gelijk met de ontvangst van dit antwoord des keizers, deelde de opperbevelhebber zijn plan aan den generaal Lebrun, bevelhebber van het 12de legerkorps, mede, om twee of drieduizend manschappen te verzamelen, zich aan hun hoofd te stellen en door de Pruisische liniën heen te breken; de generaal Lebrun antwoordde hem: „Gij zult slechts drieduizend man meer doen sneu velen en uiet slagen, maar indien gij het wilt beproeven ben ik van de partij." Zij beproefden het inderdaad, maar een half; naderhand zag generaal v. Witnpffen in niet zou slagen, zoodat hem niets anders oveit; dan de wapenen neder te leggen. De generaal Wimpffen trok Sédan op a: binnen en daar het zeer hard voor hem w het voeren van het opperbevelhebberschap interim, zijn naam te moeten verbinden aan capitulatie, zond hij den keizer zijn ontslspl de volgende bewoordingen: Sire, ik zal nooit de bewijzen van welwill heid vergeten, waarmede u mij overladen en ik zou mij gelukkig voor Frankrijk en u hebben geacht, indien ik den dag van h op roemvolle wijze had kunnen besluiten, heb het zoo ver niet kunnen brengen en nu loof ik dat het beter is aan anderen de over te dragen om onze legers te leiden. Onder deze omstandigheden meen ik u ontslag als opperbevelhebber te moeten aanbii en u mijn op pensioenstelling te moeten v Ik verblijf enz. „De Wimpfi'I' De keizer willigde dit verzoek niet in achtte het juist Doodig, dat hij, die de eer het opperbevelhebberschap gedurende den veli te voeren, zoo spoedig mogelijk voor de overblijf* van het leger zou zorg dragen. De generaal bej dit en trok zijn verzoek om ontslag in; het toen 9 uren 's avonds en het vuur was gest: bij het vallen van den dag. Het is volkomen onwaar dat de keizer i generaal belemmerde in zijn denkbeelden en bevelen die hij heeft kunnen geven, want Z. heeft hem slechts weinige oogenblikken op slagveld gesproken en wel tusschen negen tien uren. De generaal kwam van Batan, en keizer vroeg hem hoe het aan die zijde met slag stond. De generaal antwoorddeSire, zaken gaan zoo goed mogelijk en wij wini terrein. Op de aanmerking van Z. M. dat een offii hem bericht had dat een aanzienlijk vijand; korps onze linkerzijde omtrok, antwoordde generaal: Welnu des te beterI laat hen g: wij zullen hen in de Maas drijven en de 0' winning behalen Ziedaar het eenige onderhoud dat de kei met den generaal De Wimpffen heeft gehad het is eveneens volkomen onwaar dat er t| schen den keizer en den generaal een woordi wisseling was ontstaan. Integendeel toen zij elkander afscheid namen, omhelsde de keizer generaal met warmte." Duitschland. In eene correspondentie uit Parijs lezen O. a. in de Kölnische Ztg. het volgende: Men bi liegt en vergroot hier nog maar altijd door, zot hij die de Parijzenaars niet kent, werkelijk in waan zou komen, dat het ernst wordt, want oi het geheel, krijgt de stad een oorlogszuchtig a zien vooral in het centrum en de boulevards ei rieur. Overal ontwaardt men cavalerie, artillei mobiele gardes en vrijwilligers. Wat de fortifi tiën aangaat, zoo moeten de gezamenlijke tv len en bastions op 1220 stuks geschut bereke zijn; enkele, gewichtige punten zijn beter, mi dere gewichtige daarentegen zeer zwak bei zoodat er hoogstens 1200 stukken geschut niet 3000 opgesteld zullen zijn; daarbij is ra nog lang niet gereed, en is er nog geen wat in de grachten, bosschen en gebouwen worden vi brand en omvergehaald. Arm Bois de Boulo; en Vincennes! Al het vee is van daar naar stallen binnen de stad gedreven. In de v schillende forten is men ruimschoots van g schut voorzien, de zuidwaarts gelegene forlt Issy, Vannes, Montrouge, Bicêtre en Ivry hei ben allen tusschen de 40 en 70 stukkeu geschu de in het noordoosten gelegene, Charenton, Noger Noisy, Romainville en Aubervilliers van 50 tot maken v\ ij de noodige emplêttes voor uw toilet, en over veertien dagen schrijven wij aan uw echtgenoot, dat gij de schitterendste ster op dien avond waart." De jonge vrouw bloosde; dat alles was haar zoo nieuw, zoo beangstigend; zij gevoelde wel eenige nieuwsgierigheid om die onbekende heer lijkheden te zien, maar zij had toch ook een ze kere angst, als zij er aan dacht. „Ik zal u mijne kamenier zenden om u te kleeden," zoo ging mevrouw v. Meringen voort, tevreden dat er ten minste geen tegenspraak kwam, „en binnen een uur is het rijtuig voor." Zij verdween met deze woorden door de deur en Elizabeth bleef peinzend staan. Haar man wenschte het, dat zij zich aan de vreugde overgaf, haar tante had haar zooveel verhaald van al die heerlijkheden der groote wereld, en Elizabeth had gedurende de zes we ken dat zij hier was zoo dikwijls gehoord, dat zij schoon was, als haar dit gedurende haar ge- heele leven verzekerd was. Schroomvallig vloog haar blik naar de groote spiegel, en toen wendde zij zich glimlachend af, om aan den wensch harer tante, en aan het bevel van haren man, dat hij haar in zijn brief ook te kennen bad gegeven, gevolg te geven. Zij was heden, voor het eerst sedert langen tijd weder opgeruimd, die brief had haar onuitsprekelijk gelukkig gemaakt en toen zij gekleed was, schoof zij dien heimelijk in haar kleed opdat hij bij haar zou zijn onder de vreemde menschen, die zij heden zou zien. Liefde en levens lust straalde uit hare oogen, toen zij bij mevrouw Von Meringen binnentrad, en deze konde een kreet van triomfeerende vreugde niet onderdruk ken, toen zij zag, hoe schoon Elizabeth was. Het feest ten hove, waarvan mevrouw v. Me ringen zich zooveel genot en triomf voor hare be schermelinge had voorgesteld, was voorbij, en hare verwachting ten volle gerechtvaardigd. De schoon heid en lieftalligheid van Elizabeth hadden hare uitwerking niet gemist, en de onderscheiding die zij van het vorstelijk echtpaar mocht gemeten, werd voor de aanwezigen een grond te meer om haar te bewonderen en allerlei oplettendheden te bewijzen. Onder degenen, op wien de jonge vrouw door hare treffende schoonheid en kinderlijken eenvoud een diepen indruk maakten, bevond zich ook graaf Von Bühl, bij wien het vooroordeel tegen haar zich in vurige bewondering had veranderd. Hij was verrukt; dat levendige, vroolijke wezen, die ongekunstelde verrukking over de nimmer aanschouwde heerlijkheden der vorstelijke hof houding, die kinderlijke onbevangenheid, dat kon geen berekening of schijn zijn, en hij verkwikte zich aan de frissche natuurlijkheid van haar ge- heele wezen, als een dorstige aan een heldere bron. Zij had haar geheele leven in landelijke stilte en afzondering doorgebracht, en had toen zij huwde, in Kassei even ingetogen geleefd, daar de rouwtijd en Melbach's neigingen dit vorder den, maar zij was toch gelukkig geweest en had een vreugdevol en vreedzaam leven geleid, de liefde had haar pad dagelijks met nieuwe bloe men versierd. Zou de wereld dat nu ook doen? of zouden zij dien geurigen krans niet ontblade ren? Elizabeth wist het uiet; zij wist slechts dat haar man gered was, dat hij haar lief had, en dat het leven schoon en aanlokkend was en met al de levendigheid van baar jeugdig hart gaf zij zich aan die nieuwe indrukken over. Bühl kende het vrouwelijk hart beter; zijne ondervinding zeide hem dat zulk een kinderlijk, onbevangen gemoed, een hart waarin nog geen ander gevoel tot klaarheid is gekomen als de genegenheid voor den echtgenoot, geheel anders moest behandeld worden, dan al de vrouwen, die hij tot nog toe met zijne vereering genaderd was, en die hij als over winnaar verlaten had. Hij naderde haar dus wel is waar met de vrij moedigheid en ongedwongenheid van een man naar de wereld, die de grenspalen der vormen en angstige beschroomdheid omverwerpt, maar de achting, en teedere oplettendheid die hij haar bewees, wekten haar vertrouwen, waardoor tegenover hem meer zekerheid kreeg, dan jegei andere personen die haar vertrouwelijk naderde of haar met stijve koelheid verre waren gebleve Zij gevoelde, dat zij hem dank schuldig was;l had haar, met zekere en lichte hand over al h nieuwe en ongewone gevoerd, dat in het eer.' oogenblik vaak een pijnlijk gevoel doet ontstaat hij maakte dat zij zich in dien voor haar vreel den kring, meer te huis gevoelde; hij maakl haar vertrouwelijker met de heerlijkheden de vorstelijke pracht, die zij nog slechts uit de boekt kende, en sprak haar toe op dien bedaardei vriendelijken toon van iemand, die steeds zot draagt voor de vreugde en het genoegen v> anderen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2