het geheele jachtseizoen verhuren, dat meestal een aardig stuivertje opbrengt, want de Drent- sche wildbaan is alom beroemd. Breda, 11 September. Z. M. de Koning is heden onverwacht alhier teruggekomen, om een bezoek te brengen aan deD generaal Storm de Grave, op diens buiten te Ginneken, nabij de stad. Oosterhout, 10 September. Gisterenvoormiddag is Z. M. de Koning met H. Ds. gevolg alhier aan gekomen, en inet de meeste geestdrift begroet. Door de prachtig versierde straten begaf Z. M. zich naar het hotel ie koppel paarden alwaar hij door den gemeenteraad ontvangen werd, en burgerlijke autoriteiten voorgesteld werden. Door 20 jonge meisjes werd Z. M. eene prachtige bouquet overhandigd, Des middags was er diner, waaraan de burgemeester, kantonrechter, de ka pitein der marechaussee en de gep. kolonel Geiss- witt van Netten genoodigd waren. Door de mu- ziekvereeniging Harmonie werden eenige muziek stukken uitgevoerd. Hedenvoormiddag is Z. M. naar de gemeenten Dongen en Rijen vertrokken en in den namiddag alhier teruggekeerd. Op mor gen heeft de raad der gemeente Z. M. een diner aangeboden, dat door Z. M. is aangenomen, even als een optocht door dé verschillende corporatiën daargesteld. Van Tilburg werd Z. M. verzocht ook die gemeente te bezoeken, Z. M. heeft dit echter uit hoofde van de smartelijke herinneringen af geslagen. Brieven uit Gouda. Mijnheer de Redacteur I Zaterdag jl. was voor de onderwijzers en voor standers van het onderwijs een hoogst genoeg lijke dag. Toen werd alhier de derde jaarlijksche provinciale vergadering gehouden van onderwij zers en voorstanders van het onderwijs. De voor naamste zaal, de zoogenaamde Kruiskerk, van de sociëteit Ons Genoegen, was voor deze gelegenheid zeer gepast ingericht en versierd. Behalve dat de vaderlandsche driekleur aaD den ingang aantoonde dat hier feest werd gevierd, viel het oog bij het intreden der zaal op een kolosaal allegorisch tafe reel, ontworpen en geschilderd door onzen ver dienstelijken stadgenoot, den heer J. Bertelman voorstellende het onderwijs, waarboven 1806— 1S57 stond. Ter rechterzijde van dat tafereel zag men 5 bordjes, bevattende ieder den naam van een persoon die zich voor het vaderlandsch on derwijs verdienstelijk heeft gemaakt, en daarboven het wapen van Holland op een 6de bord. Aan de andere zijde van het tafereel weder 5 dergelijke borden, waarboven het wapen van Gouda. Het geheel dezer 10 borden vormde de voornaamste punten van de geschiedenis van het vaderlandsch onderwijs. Op het eerste stond Karei De Groote, op het laatste Mioulet, Ik had gaarne eene kleine verandering gezien. De naam Wed®. Van Meerten geb. Schilperoort, stond ter linkerzijde van het tafereel, ik had dit gaarne ter rechterzijde ver plaatst gezien, daar zat de dochter van de be roemde overledene. Het aantal onderwijzers en onderwijzeressen bedroeg omtrent 200 dat der genoodigden als voor standers, omtrent 100. Denkelijk was het ongun stige weder oorzaak dat de opkomst niet talrijker was, intusschen heeft het weder den inspecteur Diet belet aanwezig te zijn. Het eerste punt vaD bespreking; „Levert de la gere school zulke gebrekkige resultaten als wordt beweerd?" was gesteld en werd ingeleid door den heer Heringa oud-schoolopziener. Zijn Ed toonde veel voorliefde voor het lager onderwijs en poogde te bewijzen dat het lager onderwijs geene ge brekkige resultaten levert, maar het gelukte hem slechts te bewijzeu dat het middelbaar en hooger onderwijs gebrekkige resultaten leveren. Zoo zeide hij dat in zekere stad,'die hij niet noemde; „in een aanzienlijk gezelschap van mannen, die ge studeerd hadden, die dus middelbaar en hooger onderwijs genoten hebben de vragen werden ge daan maar niet konden beantwoord worden: Behoort het eiland Rugen aan Pruiseu of Zwe den? Behoort Phalsbourg aan de Palz, aan Hessen, Pruisen of Beieren. Ik herinnerde mij dal De Gelder in zijn voorrede van de beginselen der cijferkunst klaagt dat de studenten, als zij qp de boogeschool kwamen meestal de tafel van verme nigvuldiging niet kenden. De meeste discussiën werden gevoerd over de opvoeding der vrouw en de opvoeding door de vrouw, daartoe gaven 2 vragen aanleiding. De eerste gesteM en ingeleid door Mevrouw Elize van Calcar van Wassenaar, luidende: „Voldoet onze volksschool aan de behoeften der vrouwe lijke jeugd, en wat kan er gedaan wordeD, om haar meer vruchtbaar voor het vrouwelijk leven te maken?" de tweede gesteld en ingeleid dooi den heer A. Jansen vau Rotterdam; „Is de split sing onzer groote volksscholen en klassen voor jongens en meisjes afzonderlijk, al of niet aan te bevelen Het was met gespannen verwachting dat wij de beroemde Elize Van Calcar het spreekgestoelte zagen betreden, ougelukkig konden wij haar in hare inleiding niet volgen, hare zwakke stem maakte dat zij slechts door een gedeelte der aan wezigen ten volle koude gehoord worden, en ik behoorde niet tot de begunstigden. Veelzijdig werden de gestelde vragen door verschillenden beoordeeld en waren ten laatste ongevoelig eene andere geworden, „de opvoeding der vrouw en door de vrouw." Geen der sprekers kon zich nog beroemen de vergadering te hebben overtuigd, toen eene bejaarde dame opstond en met eene heldere stem die door de geheele zaal klonk ons hare ondervinding te doen aanzien in 4 wereld- deelen mededeelde. Zij vertelde ons hoe dit in Zwitserland, in Italië en in verschillende plaat sen van ons land is, maar vooral wijdde zij uit, over Noord-Amerika en toonde aau, hoe belangrijk het aandeel der vrouw in de opvoeding aldaar is, en toen zij eindigde met de woorden „Ik heb de vaste overtuiging dat iu opvoeding en onder wijs de vrouw in staat is den man te overtreffen en beschaamd te maken;" volgde een applaudis- sement dat geen eiDde scheen te zullen nemen. Deze vrouw, die inderdaad ons allen overtrof was mevrouw Storm van Delft. Over het algemeen was deze vergadering recht belangrijk eu menig ouderwijzer die meer dan een kwarteeuw de vergaderingen der gezelschap pen bijwoonde, hoorde ik zeggen, dat hij meer nut had getrokken uit deze bijeenkomst alleen, dan uit al die der gewone gezelschappen te zamen. Het is dus te hopen en te wenschen dat de pro vinciale vergaderingen zullen blijven bestaan, ofschoon ik daaraan twijfel indien niet in tijds daarvoor wordt gezorgd. Er zijD 2 groote bezwa ren1". ze zijn te kostbaar en 2°. ze kunnen niet door alle onderwijzers worden bijgewoond. Ze zijn te kostbaar: Alleen de kosten van vergade ring waren f 1.25 per hoofd, voeg daarbij de reis kosten, het diner en andere kleinere verteringen, dau bedraagt zulk een reisje allicht f 5, dat is te veel voor den hoofdonderwijzer, die eeD gezin te verzorgen heeft en voor den hulponderwijzer wiens inkomen 300 a f 400 bedraagt. Hierin zoude misschien kunnen worden voorzien 1°. door het betalen van vaste contributiën, zoodat de kos- teD niet enkel op de aanwezigen drukte en 2°. door een gedeelte der toelagen daarvoor beschikbaar te stellen, die thans aan de gezelschappen van wege het Rijk worden uitbetaald, zoodat alleen de reiskosten overbleven. Alle onderwijzers kunnen deze vergaderingen niet bijwoueD. Dit kunnen alleen zij die in de nabijheid wonen en die vacantie hebben. Het is te betreuren dat bij het lager ouderwijs niet, even als bij de inrichtingen voor middelbaar en hooger onderwijs, de vacantiën overal te gelijk dige vreugde genieten en in dat genot kracht putten tot de behartiging van de plichten des levens, maar mij dit genot nimmer tot een ge- gewichtige taak stellen of als een vorstelijk voor recht beschouwen. 14. Ik wil mij beijveren steeds opgeruimd van geest te zijn, en alles wat de ziel verduisteren kan van mij te verwijderen. 15. Mijne krachten behooren de wereld, het vaderland. Ik wil dus in de mij aangewezen werkkring ouvermoeid werkzaam zijn, mijn tijd zoo goed mogelijk besteden, en zooveel goeds stich ten, als in mijn vermogen is. 16. Ik wil eeD oprechte eu hartelijke genegen heid jegens alle menschen ook voor den gering - sten koeeteren en onderhouden want zij zijn allen mijne broeders. 17. Mijn hart zal vrij blijven van haat, Dijden verbittering. 18. Ik wil geen mensch onrecht doen, niemand hard vallen of vernederen, en waar ik daarin te kort kom, het bekennen en op alle wijzen trach ten goed te maken. 19. Ik wil mij tegenover niemand op mijne vorstelijke waardigheid verheffen. Niemand daar door terneerdrukken, en waar ik van anderen iets vergen moet daarbij steeds minzaam en vrien delijk zijn eD hen de vervulling der plich ten, zooveel doenlijk gemakkelijk trachten te maken. 20. Bovendien wil ik traehteu, door dienstvaar digheid, vriendelijkheid en welwillendheid aller harten te winnen. Ik stel er meer prijs op be mind dan gevreesd te worden, of slechts als vorst ontzieu te worden. 21. Nooit wil ik mij wreken op hen, die mij beleedigen, maar hen van harte vergeven, en ook nooit mijn invloed gebruiken om iemand te be- nadeelen. 22. Maar ik wil overeenkomstig mijn plicht alles aanwenden dat het werk der huichlarij en der boosheid vernietigt, het slechte en schandelijke der verachting prijs gegeven wordt eu de misdaad de verdiende straf ondergaat; daarvan mag geen medelijden mij terughouden. Maar ik wil wel toezien dat ik geen onschuldigeD veroordeel, maar het zal veeleer mijn ijverig streven zijn om de onschuld te verdedigen. 2S. Ieder, die in mijne Dabijheid komt, zal goeds van mij ontvangen, ieder wil ik, waar ik daartoe in staat beD, verplichten. 24. Ware verdienste wil ik aanmoedigen, en beloonen, eu vooral bescheidene en verborgen talenten aan 't licht brengen. 25. Jegens de armen wil ik weldadigheid oefe nen, in dezelfde rijke mate als God mij daartoe zijn. Zulke vergaderingen zouden het best gedu rende algemeene vacantiën kunnen gehouden worden. Thans hebben ze het nadeel dat ze altijd op een Zaterdag moeten gehouden worden, op den minst geschikten dag der week. 1°. Omdat de Roomsch Katholieken en oud Roomschen geen deel aan den maaltijd kunnen "nemen. 2*. Omdat de Israëlieten dien dag niet reizen. 3°. Omdat zij die eenig kerkelijk ambt bekleeden moeielijk van huis kunnen. Al deze bezwaren zouden vervallen indien de vergaderingen, gedurende algemeene vacantiën op een anderen dag der week worden gehouden. de V. Gemengde Berichten. Een boer die Fransch sprak, zeide dat Napo leon III l'umple erreur der Franschen is geweest Die boer heeft geest genoeg om in den Figaro te gaan schrijven. Twee Vlaamsche boerinnen spraken van den oorlog. „Ja, ja! zei de eene, de gardechampetter zegt hetNapoleon is gevangen. Zoo 1 zooantwoordde de andere, de Fransche keizer is gevangen, wat zal er nu gaan gebeuren? „Wel gij sukkelaarster, een geueralen oorlog!" Dat versta ik niet! „Wel, dat is toch zonneklaar. Nu gaan al de generalen onder elkander vechten 1" Als 't zoo is, dat is nog al goed, dan zullen zooveel kloeke jongens voor 't plezier van de generaals met moeten sterven. BUITENLAND. Een belangrijk artikel. De Kölnische Zeitung behelst heden een artikel, dat wij ons haasten te reproduceeren, omdat daarin een tip wordt opgelicht van den sluier, die over de houding van de verschillende Europeesche mo gendheden iu dezeu oorlog is verspreid, en vooral gewichtig is met betrekking tot de verhouding van Rusland en Oostenrijk. Het stuk draagt tot titel: de Vredesonderhandelingen en de mogendheden. Het luidt hoofdzakelijk aldus Wij hebben in den laatsten tijd het woord af gestaan aan den ijzeren mond van onze vuurwa penen, door welker zegevierende welsprekend heid het Fransche keizerrijk reeds ineengestort is. Geen schot is ter zijner verdediging gevallen, en het was ten slotte ook geen schot kruit waard. De beschouwingen over deu loop van den oorlog hebben wij aan onze krijgskundige berichtgevers overgelaten, en tot dusver hebben wij met voor dacht vermeden ons over de vredesvoorwaarden uit te laten. Zoolang de oorlog wordt gevoerd, zij alle aandacht en wilskracht aan de krachtige voering van dien krijg gewijd. Beschouwingen over de gevolgen van een gelukkigen afloop lei den voorloopig tot niets, maar zij kunnen onder zekere omstandigheden, zelfs bij de grootste over eenstemming over het doel van den vrede in het algemeen, tot meeningverschil in de uitvoering van bijzonderheden aanleiding geven, wier over ijlde bespreking de heerlijke eenheid, die thans ouder de vorsten en volken van Duitschland heerscht, zou kunnen in den weg staan, vooral indien men te diep zou gaan philosopheeren over de gelukkige gevolgen, die de overwinning van de Duitsche wapenen voor den inwendigen toe- staud van Duitschland moet hebben. Intusschen staan onze Duitsche legers nog slechts weinige mijleu van Parijs en eene ernstige en lange verdediging van deze verbazingwekkende wereldstad houden wij, ODdanks de vestingwerken en alle Fransche pocherijeD, waaraan de nieuwe republiek het hare bijgedragen heeft, voor ijdeleu Franschen wind. Een stad wier omvang bijna vijf mijlen is, levert menig zwak punt op, en een is vol doende om een overwinnend leger van 300.000 man toegang te verschaffen. Eu in de Fransche hoofdstad zelf hebben Napoleon III en Haussman doordenk» j, bouw gezorgil.dat straatgevechten met veel ium,> moeite als voorheen onderdrukt kunnen word,, T) De capitulatie van Bazaine te Metz kan volo, zijn eigen verklaring niet lang meer uitblijf Daardoor zijn de geregelde strijdkrachten Frankrijk ten onder, en wat de algemeene vol, wapening betreft, daarvoor behoeven wij E bevreesd te zijn, indien wij voortgaan door gen. tigdheid en standvastigheid ons te onthouden het toevoeren van nieuwe brandstoffen aan t k fanatismus. Zoo mogen wij dus hopen, dat stroomen Duitsch bloed die vergoten zijn, vveU zullen ophouden te vloeien. Zoo zou het nu tijd zijn aan de vredesonc handelingen te denken, waarbij er ons wei. aan gelegen ligt, met wien wij vrede sluiten, tegenwoordig voorloopig bewind staat op zwai beenen en indien een gedeelte van de colle. van den heer Rochefort, werkelijk Parijs verlaten, om te Tours of elders beter den baal spelen, dan zullen zij spoedig aan het laatste beil zijn. De Parijzenaars laten zich nietgraagvan uil provincie regeeren en te Parijs zal zich even ;f eene andere regeering opwerpen, welke tij niet aan het woord maar de uitdrukking is I eene vredelievende meerderheid. Voorts is het duidelijk, dat de Duitschers, I dezen oorlog alleen hebben gevoerd, hem i alleen zullen eindigen. Hoewel in Engeland ie eerlijk man en ook die staatslieden, welke aan het roer zijn, het eens zijn, dat sedi langen tijd een zoo gering voorwendsel voort, oorlog niet gebezigd is, als tot den tegenwol digen, zoo toonden zich echter de ministers flauwhartig, dat zij zich niet openlijk over |l recht en onrecht uitlieten, ofschoon zij overtui waren, dat na het vervallen van den Hoheml lernschen troonkandidateur in Spanje, Frank! eiken grond miste om een oorlog tegen Pruif te voeren. Frankrijk weigerde standvastig! quaestie, volgens den Parijschen vrede van II aan de beslissing van de mogendheden te onJ werpen, en het was juist hun plicht en vil namelijk die van Engeland, mannelijk en moecl evenalsdeToryregeering van 1859, te verklaren,cl het een ongegronde vredebreuk niet zou duldj Door zulk eene verklaring zou waarschijnlijk dezf bloed- en tranenrijken oorlog verhinderd zijn! worden. In ieder geval hebben de onzijdige gendheden, nadat zij de politiek vud non-inti ventie in zoo uitgestrekt mogelijken zin in dei! oorlog geproclameerd hebben, geen recht, zoolij Duitschland op onrechtvaardige wijze door i oorlog en verlies van grondgebied bedreigd wl zich er later in te mengen, nu Frankrijk billij- wijze de gevolgen van zijnen vredebreuk a{ ondervinden. Over de houding van enkele mogendheden!) de vredequaestie ontvangen wij het volgend schl ven uit een goeden bron te Berlijn, gedagteeke 11 September: „De Indépendance en andere buitenlandsche b| den beginnen bij het verder voortrukken van) Duitsche legers, op levendige wijze het deDkbei aan te bevelen, van een vrede-congres in I belang van Frankrijk en verspreiden het bericJ dat Engeland en Rusland het voornemen heütJ tusschenbeiden te komen. Dit iDterventie-plan I ronduit gezegd, verdicht, althans wat RusIbJ betreft en dat dit door Engeland niet ondernomen worden, daarvoor vindt men e verklaring in de handelspolitiek van dezen stal In ieder geval hebben de onzijdige mogend! den, uitgezonderd het kabinet te St.-Petersbu in den oorlog geen welwillende houding tegeil ver ons aan deD dag gelegdmaar tusscheü f genegenheid en de vijandelijke daad, die ee| interventie zonder toestemming van Duitschlal zou in zich sluiten, ligt bij de overwinningen de Duitsche legers door Gods goedheid beha in staat stelde; ik wil mij daarin, door niemaud die minder bezit dan ik, laten overtreffen. 26. De ongelukkigen, die mijD bijstand zoeken, of wier nood ik verneem, vooral weduwen, weezen, bejaarden, mannen die den Staat trouw gediend hebben en de hunueD in behoeftige om standigheden hebben achtergelaten, wil ik helpen en hun voorspraak zijn, waar ik kan. 27. Nooit zal ik het goede vergeten, dat mij door de inenseheu bewezen is. Bewezen diensten zullen mij onvergetelijk blijven. 28. Den koning, mijn vader draag ik eeD tee- dere, eerbiedige liefde toe. Hem tot vreugde te zijn, zal mijn ijverigste streven zijn. Zijne bevelen zal ik nauwgezet ge hoorzamen. Ik onderwerp mij in alle opzichten aan de wetten van den staat. 29. De deugden der koningin, mijne edele moeder, zullen mij onvergetelijk zijn en de her innering aan de zalige afgestorvene zal steeds in mijn geroerd en dankbaar hart wonen. 30. Mijne broeders en zusters zal ik hartelijk liefhebben, en al de leden der familie, waartoe ik behoor, een oprechte toegenegenheid toedragen. Si. De dienstplichten zal ik met groote nauw gezetheid nakomen en mijne ondergeschikten wel is waar met ernst tot hun plicht aansporen, maar ze tevens met vriendelijkheid en goedheid bejegenen. 32. Ik wil onophoudelijk aan de verbeterij van mijn hart en mijn leven werken. 33. lederen dag wil ik beginnen met 'de dachte aan God en mijne plichten, en iederl avond mijzelve ernstig afvragen, hoe ik mij di| dag ten nutte heb gemaakt. 34. Ik zal nauwkeurig op mijzelve acht opdat ik geen misstappen bega. 35. Ik wil geene verbindingen aanknoop die ik niet voor onschuldig en waardig eiiü nen kan. 36. Bedorven menschen en vleiers wil ik 1 paald terug wijzen. De besten, de oprechts'! zullen mij steeds het liefste zijn. Die mij waarheid zeggen, zelfs daar waar zij weten cl te mishagen, zal ik voor mijne beste vriecd'l houden. 37. Iedere verzoeking tot het booze zal ik krac| tigen weerstand bieden en God bidden, dat 1 mij daartoe sterke.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2