N°. 3241.
Maandag
A°. 4870.
5 September.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
De Baai des doods,
KROKODILLEN-OEVER.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letters naar de plaateruimte die zij beslaan.
Leiden, 3 September.
Onze Arnhemsche zuster heeft heden eindelijk
de eerste schrede op het goede pad gedaan. Wij
wisten wel dat onze zuster zoo verhard niet was,
om langer driestweg te weigeren, aan de waar
heid hulde te doen. Wellicht liet zij zich uit valsche
schaamte verlokken een weinig om de moderne
Europeesche diplomatie heen te draaien, doch zij
is een Hollandsch juffertje, en al is zij nu nog
zoo coquet, het Hollandsch hart is moeielijk te
verloochenen. Wij zien dus met genoegen, dat
onze zuster heden erkent wel iets met de justi
tie of met wie dan ook te maken hebben gehad,
in verband tot de wet van 1816, die vreemde
souvereinen tegen beleediging beschermd. Recht
duidelijk is zij nog wel niet. Maar iemand die na
aauvankelijk ontkend te hebben, tot bekentenis
komt, doet dit zeer traag.
Nu echter onze zuster, het /,ce n'est que ie pre
mier pas qui coiite" in practijk heeft gebracht,
hopen wij dat zij spoedig hare stelling als oprechte
Hollandsche maagd weder zal weten meester te
worden.
Onze gezant te Parijs, baron Van Zuylen van
van Neyevelt en de heer M. Jonas, zaakgelastigde
van het Groothertogdom Luxemburg aldaar, ver
klaren in brieven aan den directeur van de In-
dépendance Beige, dat de mededeelingen in de
Luxemburgsche correspondentie aan de Times,
betrekkelijk hetgeen te Parijs zou gebeurd zijn,
tijdens de oorlogsverklaring, ten opzichte van de
onzijdigheid van het Groothertogdom Luxemburg,
niet alleen onjuist, maar volkomen strijdig zijn
met de waarheid.
Gisterenavond is te Amsterdam plotseling over
leden de heer Vaillant, secretaris van de stad
Amsterdam.
De heer B. Bruining, photograaf alhier, heeft
I van Z. I£. H. Prins Frederik der Nederlanden den
volgenden, door Z. K. H. eigenhandig geschreven
vleienden brief ontvangen.
„Ik heb met het meeste welgevallen ontvan
gen en aangenomen, de bij Uwen brief van den
30sten der vorige maand mij ten geschenke ge
geven, door U vervaardigde, zeer fraaie photogra-
phiën van het zilveren Millieu de Table, voor
stellende het Nationaal Gedenkteeken van 1813,
dat mij kortelings is aangeboden geworden en
waarvan het bezit mij hoogst aangenaam is.
„Ik betuig U mijnen oprechten dank voor het
mij toegezondene, en voor de daarmede mij be
wezen oplettendheid, terwijl ik mij tevens noem:
Uw toegenegen:
Fredbrik,
Prins der Nederlanden.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het werk
huis alhier opgenomen van 127 tot 145 volwassen
personen en van 57 tot 68 kinderen.
Aan de zwem- en badinrichting Rkymigt zijn
gedurende deze week 135 baden genomen. Gedu
rende de maand Augustus 4144 baden.
of de
(naar Hacklander.)
(Vervolg).
„Verroer u niet!" riep zij verschrikt. En in het
zelfde oogenblik greep zij het roer en dreef de
boot door een lichte beweging een paar schreden
vooruit. Daarbij raakte zijn schouder echter het
van den oever afhangende struikgewas en eene
reusachtige, grijze spin, waarvan de beet doode-
lijk is, kroop op zijn arm. Lolawola verwijderde
ze door een slag met de roeispaan, maar toen zonk
ze uitgeput ineen en het gelukte den jongen
man slechts met moeite, om haar in zijne armen
op te vangen. De kano dreigde om te slaan.
„Luister 1"
„Ik bid u om Godswil, ga toch voort met uw
verhaal! We hebben jwaarachtig nog wel een
kwartier den tijd."
„Luister!" herhaalde hij meteen vreeselijke uit-
De heer Reuser, kapelaan te Voorburg, is als
zoodanig overgeplaatst naar Gouda, en vervangen
door den heer De graaf van Leiden, onlangs tot
priester gewijd.
De Minister van Binnenl. Zaken brengt ter
kennisse van belanghebbenden.
a. dat in het westelijk IJ, in de richting van
den noordelijken dijk van het Noordzee-kanaal,
vier baken zijn geplaatst, als: twee westelijk
(tonbaken) nabij Nauerna, en twee oostelijk (bol-
baken) nabij Westzaan.
De vaart naar en van Nauerna behoort te ge
schieden door de ruimte van 200 meter tusschen
de beide westelijke baken; wijders oostwaarts
van eene baak gesteld nabij de Nauernasche Sluis.
De vaart naar en van Westzaan moet geschie
den door de ruimte, insgelijks van 200 meter,
tusschen de beide oostelijke baken.
Alle andere vaartuigen moeten blijven bezuiden
de lijn van genoemde vier baken.
b. dat in de richting van den zuidelijken dijk
van het Noordzeekanaal drie baken zijn geplaatst
de oostelijke op -350 meter bewesten de as der
in aanbouw zijnde spoorwegbrug bij de Voorzaan
de middelste beoosten den mond van het zijka
naal naar Halfweg; de uestelijke tegenover de
westelijke baak in de richting van den noorde
lijken dijk.
De schepen, komende van of gaande naar West
zaan, moeten tnsschen de oostelijke baak en de
in aanbouw zijnde spoorwegbrug doorvaren, en
van af tot de uitvaart naar Westzaan de geul van
het Noordzeekanaal volgen.
De schepen, komende van of gaande naar Nau
erna, Buitenhuizen, Velsen of Beverwijk, moeten
de richting van den zuidelijken kanaaldijk krui
sen tusschen de middelste en de westelijke baak.
Beooosten de middelste baak moeten zij blijven
bezuiden de richting van den zuidelijken ka
naaldijk.
De schepen, komende van of gaande naar Bui
tenhuizen, Velzen of Beverwijk, moeten noord
waarts van de westelijkste baak het westelijk gele
gen deel van het Noordzee-kanaal volgen.
De schepen, komende van of bestemd naar
Spaarndam, kruisen den zuidelijken kanaaldijk
tusschen de middelste en westelijkste baak, wan
neer zij varen naar of komen van Nauerna of
Westzaan. Schepen, varende tusschen Amsterdam
en Spaarndam, of tusschen de Zaan en Spaarn
dam, moeten blijven bezuiden de lijn van den
zuidelijken kanaaldijk, aangeduid door de drie
-genoemde baken.
c. dat, noordoostelijk van Ruigoord twee bol ba
ken zijn geplaatst, de eene in de as van den
westelijken dijk, de andere in die van den oos
telijken dijk van het zijkanaal naar Halfweg,
beiden richtende op het stoomgemaal aldaar.
De ruimte tusschen deze beide baken en de
sluizen te Halfweg is onveilig voor de vaart.
Het groote vaarwater ligt benoorden de beide
baken.
d. dat bezuiden Buitenhuizen in den oostelijken
dijk van het zijkanaal, leidende naar Spaarndam,
twee baken zijn geplaatst, op ongeveer 860 meter
onderlingen afstand.
De vaart van het westelijk IJ naar Spaarndam,
of omgekeerd, moet geschieden door de ruimte
tnsschen de beide genoemde baken.
De opening der jacht op klein wild, aangeduid
in artikel 17, 2de zinsnede der wet op jacht en
visscherijen, is voor de provincie Noord-Brabant
verdaagd geworden van 3 tot 10 September, ten
gevolge van het aanhoudende regenachtige weder.
De Studentenvereeniging te Groningen, Vindicat
atque Polit heeft zich tot de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gewend in het belang van het
behoud der Groningsche hoogeschool, dat door
het voorloopig verslag omtrent het w. o. op het
hooger onderwijs zeer twijfelachtig is.
Uit Groningen schrijft men: „Hoewel er offi-
cieele aanschrijving van het departement van
oorlog bij de militaire overheid alhier is ingeko
men 's Konings komst berichtende, meent men
hier algemeen, dat dit nog wel eeriige weken
zal aanloopen.
Het thans onder kommando van den majoor
Loder te Waalsdorp kampeerende 3de bataljon
(jagers) van het regiment grenadiers en jagers,
zal door het 4de bataljon van dat regiment onder
koinmando van den majoor Van Bell vervangen
worden.
Jhr. De Casembroot is als gedelegeerde van het
Nederlandsche hoofdcomité van het Roode Kruis,
naar België vertrokken om zich op de hoogte te
stellen of het mogelijk is eene ambulance naar de
Fransch-Belgische grens in de nabijheid der slag
velden te zenden.
De president van het Utrechtsche comité van
het Roode Kruis de heer J. W. Schubart, is met
dén heer J. Coert, cand. in de medicijnen en de
dames Bosch-Schaly, Van de Poll en Karsten
naar Mannheim vertrokken. De Commissaris des
Konings Mr. Van Doorn, en de griflier van Staten
Mr. De Koek met de bestuursleden van het comité,
waren bij het vertrek, in de wachtkamer der
Rijnspoorweg-maatschappij tegenwoordig om van
het gezelschap afscheid te nemen. Dr. Brondgeest
was reeds den vorigen dag vertrokken.
Bij de Utrechtsche commissie in het belang van
de Nederlandsche krijgslieden, wier gezondheid,
ten gevolge van hun verblijf op de forten, door
het ongunstige weder en de gure nachten veel
heeft geleden, is onder andere giften ook een in
gekomen van f 50 van Z. Exc. den Minister van
Buitenlandsche Zaken.
Men meldt dat de aartsbisschop Schaepman van
het Concilie te Rome is teruggekeerd met een
neef, die aldaar na volbrachte studiën tot doctor
en professor in de theologie is benoemd. Die pro
fessor zou als redacteur van de Tijd optreden,
waarin hij reeds nu en dan interessante bijdragen
uit Rome op letterkundig en kunstgebied heeft
gezonden.
In de feestelijke bijeenkomst der Nederl. Rijn
spoorwegmaatschappij te Utrecht is aan 79 jubi
larissen het eerediploma voor 25jarigen trouwen
dienst uitgereikt. De heer Ameshofl' herdacht de
lotgevallen en schetste de toenemende bloei der
Maatschappij sedert hare oprichting, en de heer
's Jacob beantwoordde die toespraak als de tolk
der jubilarissen. Het diner in Tivoli, door het mu
ziek der schutterij opgeluisterd is in de beste orde
en tot aller tevredenheid afgeloopen.
Het Rijkstelegraafkantoor te Assen zal voort
durend met doorloopende dagdienst geopend zijn.
Bij beschikking van 31 Augustus 1870, n°. 266,
12de afd., is aan de firma A. Bouwens Sz. te
Rotterdam, tot wederopzegging, vergunning ver
leend voor eene stoomsleepdienst in de provinciëu
Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-Holland, Noord-
Holland, Zeeland, Utrecht, Overijsel en Limburg.
Z. M. heeft met ingang van den lsten October
1870 benoemd: tot telegrafist der 3de kl. L. F.
Canté, thans directeur van een der Rijkstelegraaf
kantoren, van welke betrekking hij met dien
zelfden dag wordt ontheven; tot directeur vau
een der Rijkstelegraafkantoren T. C. G. Ten
Bokkel, thans telegrafist der 3de kl.
Z. M. heeft aan den bevelvoerder van het Bra-
ziliaansch stoomschip Presidente, Mantel Francisco
Terro, als blijk van Zr. Ms. goedkeuring en te
vredenheid wegens de menschlievende hulp door
hem verleend ter redding der bemanning van
het Nederlandsch schoonerschip Geziena op 22 Sept.
1869 ten zuiden van het eiland St.-Catharina,
toegekend de zilveren medaille, ingesteld bij Ko
ninklijk besluit van 22 Sept. 1855, n°. 64, alsmede
een loffelijk getuigschrift.
Z. M. heeft tot burgemeester der gemeente Breda
benoemd Mr. E. De Man Ez.
Z. M. heeft benoemd tot raadsheer in het prov.
gerechtshof in FrieslandMr. J. C. Bergsma, thans
rechter in de arr.-rechtbank te Leeuwarden; en
Mr. J. Telting, thans plaatsverv. kantonr. en adv.
te Leeuwarden.
Amsterdam, 2 September. Door het opnieuw
inkomen van een adres van Prof. Boot als hoogl. in
de letteren bij het Athenaeum Illustre alhier, is
het vroeger bericht bewaarheid dat zijn eerste
adres reeds voor twee maanden ingediend, ter
secretarie zoek is geraakt. Zou dit onder burge
meester Fock hebben kunnen gebeuren
De ingenieur Liernur is reeds sedert eenige
dagen alhier aangekomen, om maatregelen te
treffen met de ambtenaren van fabricage voor de
uitvoering van de rioleering der Looiersloot vol
gens zijn stelsel.
De expositie van de maatschappij Arti en Ami.-
cilia zal in weerwil der tijdsomstandigheden
doorgaan.
Texel, 8 September. Omtrent de stranding van
het Engelsche schip Thornley kapt. Huuter kan
men het volgende mededeelen.
drukking op zijn gelaat, terwijl hij de hand afwe
rend tegen mij uitstrekte. „Luister, de Sa-
kalaven 1"
„Ja, zij kwamen," ging hij voort terwijl hij
weer op de tafel begon te trommelen. „Men
hoorde de snelle en regelmatige beweging hun
ner roeispanenmen kon hooren dat ze den in
gang der baai naderden. De jonge man haalde
een pistool te voorschijn, en wilde den haan
spannen; maar Lolawala, die uit hare onmacht
ontwaakte, legde haastig de hand op het wapen.
„Schiet niet op den vijand," zeide zij, dood mij,
laat mij niet levend in,hunne handen vallen.)
„De woorden, die hij haar ten antwoord gaf,
kon zij in dat vreeselijke oogenblik, bij al het
ontzettende dat haar omgaf, niet meer verstaan.
Achter hen, aan den ingang der baai, weer
klonk op eens een duizendstemmig geschreeuw.
Geschreeuw kon men het eigenlijk niet noemen,
maar eerder een zoo wild, oorverdoovend gehuil,
dat men moest betwijfelen, of menschelijke stem
men zulke akelige toonen konden doen hooren.
En toch waren het,) menschen; het waren de
Sakal&ven, die niet alleen daardoor hunne tegen
woordigheid kenmerkten, maar ook zware stee-
nen over de rotsen in de baai wierpen, die met
luid geplas, in het stille, tot nog toe onbeweeglijke
water vielen."
„Wat hunne bedoeling daarbij was, wist Lola
wola maar al te goed, en) de jonge man ried
en zag het; volgend oogenblik vol vertwijfeling
het welgelukken dier duivelsche bedoeling.
Ter nauwernood hadden de wanden der rotsen
het helsche geschreeuw weerkaatst, dat zich in
het donkere cypressenwoud allengs verloor; nau
welijks hadden de door de wilden in het troebele
water gevvorpene rotsbrokken den bodem bereikt,
of de geheele oppervlakte van het water scheen
in beweging, eene vreeslijke beweging die de
haren te berge deed rijzen. Rechts en links, voor,
achter, naast en onder de kano kwamen reus
achtige krokodillen te voorschijn. Boosaardig von
kelden hunne kleine, roode oogen, waarmede ze
de beide ongelukkige slachtoffers begeerig aanza
gen. Met een gruwzaam gesmak sloten ze hun
vreesselijke, met scherpe tanden gewapende mui
len en onder de logge bewegingen hunner plompe
lichamen wankelde de kleine boot heen en weer
en dreigde gedurig om te slaan. Fraai gekleurde
slangen verhieven zich uit hun element, kron
kelden zich om halfvergane boomstammen aan den
oever, en maakten zich gereed, om op.de indringers
toe te schietenhet scheen alsof ze andere van
hun soort lokten, want eensklaps kronkelden zich
om de takken der boomen, die verre over de
baai hingen, glanzende slangen en adders der
giftigste soorten en in het volgend oogenblik
voelde Lolawola het koude, gladde lichaam van
een dier den dood aanbrengende slangen op
haar gloeienden boezem om in haar kleed te ver
dwijnen.
„Luiiter!"
„Niets, niets, het is het ruischen van den wind
het fluiten van den locomotief kau men veel dui
delijker hooren." Mijn medegezel was opgespron
gen, en strekte beide handen afwerend van zich af,
alsof hij de herinnering aan dit ontzettend oogen
blik uit zijn geest wilde verbannenhij zag mij,
toen ik zijn arm greep met een ontzettende nit-
drukking aan; zijne lippen bewogen zich ter
nauwernood, toen hij op zachten toon zeide:
„Het ongelukkige meisje wierp zich, toen zij
de kille slang laDgs haar warm lichaam voelde
glijden, verschrikt op zijde. Ik boog mij schielijk
voorover, om haar in mijne armen op te vangen,
maar de beweging was te hevig en onver
wacht o, vreeslijk oogenblik I Het smalle bootje
wankelt heen en weer, het kantelt, honderde
krokodillen muilen openen zich om zich van ons
meester te maken, terwijl wij voelen, hoe reus
achtige waterslangen met hunne ontzettend koude
lichamen zich al vaster en vaster om ons heen
kronkelen."
„Ongelukkigste aller menschenkinderenl" riep