Zaterdag jl. tegen den avond, viel het -tjaig
zoontje van den heer P v. VV. op de Buitenva-
tersloot te Delft, in een onbewaakt oogenblk,
uit de zolderdeur op straat. Gelukkig heeft 'et
kind daardoor weinig of geen letsel bekouieu.
Zekere de H., te Delft woonachtig, gisteru-
morgen aan den Veenweg te Nootdorp bezig zijile
met het verwen van het plafond in de nieu/e
R.-C. kerk, is- van het steiger waarop hij stod,
zijnde eene hoogte van p. m. 18 ellen, uaar ie-
neden gestort. Gelukkig kwam hij op een plaik
terecht, waardoor de val gebroken werd en ïij
er, althans schijnbaar, met weinig letsel afkwan.
BUITENLAND.
De algemeene belangstelling en aandacht wodt
niet minder gaande gemaakt door hetgeen op
het oorlogstooneel voorvalt, als door hetgeen in
Parijs geschiedt, want men mag het den af
vaardigde Jules Ferry gerust nazeggen: P.ris
c'est la France, al zou dit gezegde in gewme
tijden minder juist zijn. Parijs is toch op dit
oogeublik het brandpunt, waar Frankrijks lot
zal beslist worden. Valt Bazaine, dan staat Pa'ijs
nog en als men alle berichten mag gelooven, dai is
deze sehoone stad, schier onneembaar gemaikt.
Moet Parijs echter bukken voor de bijna onwier-
staanbare kracht der Pruisische strijdmacht, ran
ziet het er voor Frankrijk donker en ouheils|el-
lend uit. Wij zulleu evenwel de gebeurtenisen
niet vooruitloopen. 's Werelds loop is wisselwl-
lig en morgen kan juist het tegenorergestede
gebeuren, van hetgeen heden met zekerheid vor-
speld werd.
Intusschen bereid men zich te Parijs op iet
ergste voor; men stelt al het mogelijke in iet
werk om het gevaar, indien dit dreigt, af te w.n-
den. De volksvertegenwoordiging waakt op eme
wijze, zoo als dit met hare rechten in den mtest
uitgebreiden zin overeenkomt. Van Napoleoiti-
sebe inbreuken op hare prerogatieven is geen
zweem meer te ontwaren. De Bouapartisdie
rechterzijde en meerderheid laat de liberale en ccn-
stitutiouneele linkerzijde vrij spel. Eischt zij diie
bijeenkomsten op een dag, het wordt haar tce-
gestaau, overtuigd dat op dit oogenblik althais,
de kracht der regeering van het volk afhangt en
zonder de medewerking der natie al zeer weinig
in het belang van het vernederde Vaderland zou
zijn uit te richten.
Maandag kwam het Wetgevend Lichaam, dat
thans feitelijk mederegeert, op nieuw bijeen.,De
nota in het Journal O/ficiel, dat men wel noest
denken dat Bazaines operaliën nog niet gelukt
waren, had veel ongerustheid en zorg te weeg
gebracht; geruchten die 's morgens geloopen had
den dat de minister van oorlog betere tijdingen
aan de Kamer zou mededeelen, had eene ont
zaglijke menigte voor het Wetgevend Lichaam
verzameld. Daar verspreidde zich het gerucht dat
de leden van de linkerzijde zeer ernstige voor
stellen aan de Kamer zouden doen.
Bij het openen der zitting vroeg dan ook de
afgevaardigde Pelletau het woord, maar zag daar
van af toen de minister van oorlog graafPalikao
mededeelingen wenschte te doen.
„Ik heb gemeend, zeide de minister, in het
Journal Officiel van hedenmorgen de nota te moeten
doen plaatsen, die gij allen zult hebben gelezen,
en hoe onheilspellend die ook was, meende ik
daarin niet te mogen te kort schieten, omdat ik
gezworen heb geen tijdingen achter te houden
die mij worden toegezonden. Gelukkig ontving
ik hedenmorgen betere tijdingen; ik mag daarover
niet in bijzonderheden treden, hetgeen de Kamer
zal begrijpen en billijken, maar ik herhaal, dat
zij bevredigend zijn."
Vanwaar hebt gij deze tijdingen roept men
van de linkerzijde. Van Metz? Ja. Van
den maarschalk Bazaine? Ja, van den maar
schalk zelf. Zij getuigen dat de maarschalk een
goed vertrouwen in de toekomst heeft, waarin
ik deel, omdat ik zijn energie ken.
(Men zie den telegram uit Parijs, waaruit
blijkt dat de minister van binnenlaudsche zaken
heeft medegedeeld, dat de Regeering, na de dé
pêche van den vorigen dag dus de hierboven
door Palikao bedoelde geen tijdingen van het
tooneel des oorlogs had ontvangen.)
De minister keert naar zijn zetel terug te mid
den van de toejuichingen der meerderheid, ter
wijl zijne verklaringen bij de linkerzijde eene
hevige gisting te weeg brengen.
De heer De Kèratry stelt voor, om met het
oog op den gevaarlijken toestand, een commissie
van negen leden uit het Wetgevend Lichaam
aan het comité van defensie van Parijs, toe te
voegen. De voorsteller verzoekt dit voorstel ur
gent te verklaren.
Een eigenaardig schouwspel volgde hierop: de
afgevaardigden van de linkerzijde en van het
linker-centrum staan als éen man op, ten bewijze
dat zij voor de urgentie zijn; de meeste leden
van de meerderheid zien elkander vragend aan.
lievige woorden moet zij van de linkerzijde hoo-
ren. „Welnu, sta toch oplToon nu eens uwe
vaderlandsliefde! Gij aarzelt, en ons land is
grootendeels in de macht van den vijandOp
deze verwijten, staan de leden der rechterzijde
langzamerhand, als het ware een voor een op.
Slechts vier verklaren zich tegen de urgentie.
De Kamer gaat in hare afdeelingen om het
voorstel te onderzoeken, nadat de minister van
oorlog yerklaard had in het voorstel niet te be
rusten en dat zoo het mocht worden aangeno
men, het kabinet zou aftreden.
De heer Gambetta, wenscht dat er vooraf be
sloten worde, dat de zitting hervat zal worden
om het rapport der commissie over het voorstel
van den heer De Kératry te vernemen. De voor
zitter stemt daarin toe.
Te kwartier voor ze» uren wordt de zitting
heropend.
Het woord werd verleend aan den heer Thiers,
die door de commissie tot rapporteur was gekozen.
De lieer Thiers. Mijne heeren. De afgevaardig
den door uwe afdeelingen tot leden der commissie
benoemd, hebben het voorstel De Kératry niet
aangenomen; maar in den boezem der commissie,
is een ander plan gerezen, dat gunstiger is
opgenomen en waarover uwe commissie vooraf
de ministers wenschte te hooren.
Wij stellen u dus voor de lezing van het rap
port op morgen (Dinsdag) te doen plaats hebben.
Daartoe wordt besloten en de vergadering tot
den volgenden dag te 3 uren verdaagd.
Men deelde mede dat dit voorstel strekte om
in plaats van negen, drie leden der kamer aan het
comité van defensie toe te voegen.
(Blijkens ons telegram uit Parijs van de zitting
van gisteren is dit voorstel inderdaad gedaan,
doch eveneens verworpen.)
Uit Berlijn wordt van 22 Augustus geschreven
Gisterenavond had in de Opéra weder eene na
tionale demonstratie plaats. Het spelen der volks
liederen werd elk oogenblik verzocht; staande
werden zij aangeheven, waarop jubelende hoeras
op den koning elkander tot in het oneindige
opvolgden. De in den loop van den avond op het
tooneel gezongen liederen, het Hheinliedhet Deut
sche Vaterland van Arndt, en herhaaldelijk het
lied van Arndt, All Deulschland in Frankreich hinein,
en die Wacht am Ithein, werden met geestdrift toege-
juichd. Het orchest speelde de intochtmarsch te
Parijs en Weber's jubelouverture. Aan het slot
van laatstgenoemd lied werd het gordijn opge
haald en zag men in een prachtig apothéose het
borstbeeld van den koning, omgeven van Duitsche
banieren, Pruisische vlaggen, wapentropheën en
lauweren. Op het hoofd van Z. M. was een gouden
kroon geplaatst. Dit stond te midden van de
busten van den kroonprins en prins Frederilj
Karei eveneens met lauwerkransen getooid. Voorts
waren inscriptiën aangebracht, als Metz, 18 Augus
tus 1870, Worth, Weiszemburg en Mars la Tour
De bijvalsbetuigingen die hieraan ten deel vielen
overstemden bijna de muziek en tot vier malen
toe moest het apothéose aan de geestdriftvolle
menigte worden vertoond.
VAN HST OORLOGSTOONEEL.
Welke twijfel ook nu nog van Fransche zijd,
of van die bladen moge worden geopperd, well,
hun sympathie voor Frankrijk aan den dag U
gen door aan hun lezers niets anders medek
deelen dan hetgeen aan Fransche bronnen i;
ontleend, het is een voldongen feit dat den
lSden Aug. 11. den Pruisen eene overwinnin»
heeft bezorgd, die, hoe meer berichten ons toe
vloeien, een des te schitterender aauzien ver.
krijgt. Tot dusver konden wij alleen de Duitsche
bladen raadplegen, die, het is niet te ontkenneo,
niet allen vrij van overdrijving waren, maar thaus
zijn het de Engelsche bladen die het nieuwe
succes van de Pruisische wapenen niet alleea
bevestigen, maar zelf in een meer helder dag
licht stellen, dan tot dusver een Duitsch bluj
heeft gedaan.
Wij kunnen dus niet beter doen, dan hier ha
verslag van een der Engelsche bladen te latei
volgen, dat uitmunt door juistheid en helderheii
van voorstelling. Het is dat van de Daily Nem
door zijn correspondent van den 21steu dezer ui.
Saarbrücken geschreven
„Het groote gevecht, dat op den 18den gele
verd werd, en dat een zegepraal voor de Pruise
ten gevolge had, begon te 10 uren des ochtend
en eindigde eerst te 10 uren des avonds. Tot I:
uren was het als 't ware een duel tusschen ar
lerie. De Fransche liniën strekten zich uit las
de heuvelen van Metz naar Verdun. De rechte
ilank had een steunpunt op eene boerenhofstede
bekend onder den naam van La Villette, met eet
ommuurden tuin; 't was eene sterke positie. Een
breede weg leidde naar Grnvelotte. Op de heu
vels aan den linkerkant van den weg hadden
de Franscljen twaalf aarden werken opgeworpen
De kanonnen en mitrailleuses van deze verdedi
gingspunten bestreken den weg en de vallei van
Gravelotte, en beletten elke nadering. Achter deze
linie lagen de fprten St.-Quentin en Carrières,
die geheel de Fransche achterhoede dekten en
den terugtocht verzekerden.
De Pruisen hadden aanvankelijk positie genO
men op eene linie van heuvelen tusschen Rezoi
ville en Gravelotte, zich uitstrekkende van he-
noordwesten naar het zuidoosten, aan beide zijden
langs den weg van Metz naar Verdun. Te twaalf
uren had het vuur hunner artillerie de Fransche
kanonnen uit de eerste linie verdreven, zoodat
de Pruisen in staat waren gesteld om hunne ka
nonnen voorwaarts te doen rukken.
„Ik bereikte het slagveld te twaalf uren juist
op het oogenblik dat de botsing in een algemeen
gevecht overging. Ik stond op een van de heuve
len en had een goed gezicht op het geheele slag
veld. Te 2 uren des middags werden de Fran
sche batterijen tot zwijgen gebracht. De Pruisen
rukten daarop voorwaarts, totdat zij de pacht
hoeve van Malmaison hadden bezet. Twintig
minuten later stonden de Pruisische kanonnen
in front van Gravelotte. Zij schoten met zooveel
juistheid dat zij de Fransche artillerie uit hare
positie dreven. Te twintig minuten na drieën toog
de Pruisische cavalerie, met inbegrip van ulila-
nen en kurassiers, voorwaarts onder een hevig
vuur der Fransche batterijen. Middelerwijl kwam
de Pruisische infanterie haastig aanrukken en te i
kwartier voor vijven werd de eerste ernstige poging
gedaan om de Fi-ansc.hen uit hunne positie te verja-
te zijn gesteld openlijk hulde te brengen aan
onzen geachten medeburger, den heer J. F. Esser,
voor zijn even menschlieveude als onverschrokken
daad, die met zulk goed gevolg werd bekroond.
Redactie.)
Gield- en IL fleeter!inniTït.
Amsterdam, 1622 Augustus 1870.
Wanneer Europa in vollen vrede verkeerde en
van allerwege de gunstigste berichten inkwamen
van den bloei en den vooruitgang der volken, zou
men zich, ja hoogere standprijzen van de fondsen
kunnen voorstellen, maar nauwelijks eene zoo
regelmatige verhooging der koersen. En toch is
het er, helaas nog verre van af, dat ons wereld
deel een zoo Paradijsachtig schouwspel zou ver-
toonen; nog worden er veldslagen en gevechten
geleverd die duizenden bij duizenden, meer dan
immer een slagveld bedekten, dood of verminkt,
vellen; tienduizend tallen wakkere mannen, in
de kraebt des levens aan hunne familiën en
vrienden, aan hunnen arbeid, de welvaart van
land en volk ontrukken!
Is die rijzing gerechtvaardigd, zoolang er nog
geene beslissing van het lot van twee der mach
tigste volken van Europa, heeft plaatsgehad?
Mag de huisvader, zal hij zijn vermogen wél
besturen, zich door te optimistische beschouwin
gen lateu medeslepen, en heeft men niet veel
meer reden om te gelooven dat weer de welge
lukte pogingen van een aantal speculanten oorzaak
van het klimmeu der prijzeu van de effecten zijn,
dan wél doordachte, schoon dan ook wat optimisti
sche redeneeringeu of op eenigen redelijken grond
steunende berekeniugen? Op het gevaar af van voor
onze herhaalde waarschuwingen weinig dank te
zullen inoogsten, blijven wij toch de grootste om
zichtigheid, bijna wantrouwendheid aanraden,
want gezond is de financieele toestand geenszins.
Het geld wordt ruimer en prolongatie is in over
vloed a 6 pCt. te bekomen, terwijl ook de Bank-
staat zich gunstig teekent.
Onze Nationale fondsen, hoezeer deelende in
den vooruitgang, maakten niet zulke groote vorde
ringen als b. v. de Oude Russen, die van S9 tot
91 pCt., de 1866" leening die vanS7!4 tot 96 pCt.
opkwamen, noch als de Oostenrijksche schuld,
waarvan de in zilver betaalbare van 5614 tot 5254,
de in papieren betaalbare van 4354 tot 4444 pCt.
klom, of de Italiaansche die op de 44% pCt. 2ü
pCt. won en het tot 4714 pCt. bracht, om van
andere soorten niet te spreken die meer vorder
den dan onze 2% pCt. van 5114 tot 5214, onze
3 pCt. van 60 IA tot 6214, onze 4- pCt. van 8014
tot 82?i6, of de Aandeelen-Handelmaatschappij
van 108 tot 11614 pCt. O/n echter getrouw den
loop der beurs terug te geven, moeten wij doen
opmerken dat de markt zich heden iets ongun
stiger vertoonde en, schoon zij laat-beurs nog
weder iets opkwam, toch over het geheel lager
sloot dan Zaterdag te voren.
Gemengde Berichten.
Uit den Helder schrijft men van 22 Augustus:
Hedenmorgen, omstreeks éen uur na middernacht,
werden de ingezetenen in hun eersten slaap on
aangenaam opgewekt door een schril geroep van
brand. Spoedig ontdekte men eene felle vlam en
vuurgloed, en bleek het dat het Wapen van den
Helder, het vroegere logement van dien naam, in
vollen brand stond. De brand was te feller eu
nam Ie spoediger de overhand, omdat het perceel
onder de pannen met een dikke laag riet was
bedekt. In weerwil van de krachtige en doel
treffende pogingen der brandweer, was het ge
bouw spoedig uitgebrand. Door zeven huisgezin
nen bewoond, was de eigenaar alleen tegen brand
gevaar verzekerd en zijn de andere huisgezinnen,
tot den handwerkersstand behoorende, voor een
groot deel van het hunne beroofd.
dat verachtelijke lachje om zijn moud. „Ha," gaf
hij na een poosje ten antwoord, terwijl hij
zich wat voorover boog en het hoofd zijwaarts
hield om mij beter te kuunen aanzien.
Ik weet niet of ik reeds opgemerkt heb, dat hij
zijn hoed zoo vast op het hoofd hield alsof hij er
op gespijkerd was.
„Ha a a herhaalde hij, „mij zou
zoo iets hinderen? Een beetje rook van zoo'n
ellendige sigaar?" „Neem me niet kwalijk
het is een heerlijkè sigaar."
„Nu, ja dan, de ellendige rook van een sigaar
zou mij hinderen? Laat daar naast mij, waar
die kachel staat, de Vesuvius donderen en blik
semen, een gloeinde lavastroom opwerpen, laat
voor mijn part, daar waar uw koffer staat, een
krokodil te voorschijn komen van 36 voet lengte,
al had hij twee muilen en vraag mij dan, of mij
dat hindert, of ook maar in de verte lastig is, en
ik zal u antwoorden: neen, neen! tienduizend-
maal neen wie beleeft heeft, wat ik beleefd heb,
wie door zooveel verschrikkingen omgeven was,
kan zulke kleinigheden niet eens opmerken."
Daarop viel hij op zijn beefsteak aan sneed het
inet Kanibalische woede stuk, en dronk glas op
glas, waarbij hij telkens, eer hij het glas aan den
mond zette het tegen het licht hield en prevelde.
//Ha! rood als bloed."
Het was een zeer verdachte kerel.
Eindelijk legde hij vork en mes neer, terwijl
hij een geluid deed hooren, ongeveer als dat van
een tijger die verzadigd is. Toen sloeg hij de ar
men over elkaar eu deed mij de vraag, waarmede
ik de//' kleine, viare geschiedenis begon. Het is
mij echter onmogelijk om mijue lezers de akelige
wijze te beschrijven, waarop hij die woorden
uitsprak. Hij hief zijne oogen langzaam in de
hoogte, totdat ze de mijne ontmoette die hij op
onweerstaanbare wijze aan zijn blik kluisterde,
ongeveer op dezelfde wijze als de slang het
met de arme vogels maakt die in zijne nabijheid
komen.
„Dus hebt gij nooit van de baai des doods en
den Krokodillen-oever gehoord?"
„Nooit,"antwoorde ik aarzelend; „op mijn woord,
nooit. Ik had immers geen reden het te looche
nen."
De inderdaad kanibalisch wilden blik die
hij mij toewierp, deed mij dit laatste er bij
voegen.
„Kent gij Madagaskar?"
„Wel zeker, hoewel ik er nooit geweest ben;
maar zoo als ieder die op eenige beschaving aan
spraak maakt weet ik genoegzaam van de geo-
graphie.
Freiligrath zong: „Ueber Madagaskar sieht
man Frühlicht glanzen," reciteerde ik tamelijk
bevangen.
„Ach! hernam hij terwijl hij diep steunde,
genoeg, genoeg! kent gij de Howasof Ambolam-
bos?" vroeg hij verder; daarbij zag hij mij iels
minder wild aan.
„Zijn dat misschien wilde dieren
„In tegendeel," zeide hij verstoord, „dat zijn
zeer beschaafde Indianen, o die Howas! Een
machtigen ontwikkeld volk, ze vervaardigen kruit
al hebben ze het niet uitgevonden, hehben zelfs
een paar drukkerijen, of liever bezaten ze onder
hun koning R,adama, dat een wijs koning was,
de gelukkige vader van eene dochter, O! van
eene dochter. Zij heette Radamalanga." Hij drukte
de handen voor het voorhoofd en steunde luid.
Toen ging hij bedaarder voort: „langa beduidt
in de taal der Howas dochter, dus Radamalanga -
de dochter van Radama."
„Ongeveer zoo als in het Russisch Paulowna
dezelfde beteekenis heeft, waagde ik te zeggen.
"Hij grijnsde mij aan,', maar als iemand, die
met zijne gedachten op een geheel andere plaats
is." Toen zeide hij„Zij heette ook Lolawola, dat
beduidt: Bloem des woudsO mijne woud
bloem
Hij trommelde met beide handen een marsch
op de tafel, toen hief hij zijn gevuld glas in de
hoogte tegen het licht, en prevelde weer: Ila'
rood als bloed, en zuchtte diep.
Dat het mij bij dit alles pijnlijk te moede was,
behoef ik mijne lezers wel niet te verzekeren;
ik overlegde reeds, hoe ik onder een of ander
voorwendsel uit de kamer zou komen om van zijn
gezelschap bevrijd te zijn. Ik keek op mijn hor
loge, neuriede een aria uit een of andere opera,
ik geloof uit Johan van Parijs: O welk genot
verschaft het reizenik legde beide handen op
de tafel om mijn stoel beter achteruit te schuiven;
daar greep mijn vis a vis op eens met de rech
terhand mijn linkerpols, drukte ze vast op Je
tafel en daar hij tegelijkertijd opgestaan aas
schitterden zijne oogen dicht voor de mijne.
Het is geen schande voor mij, dat ik beken,
dat ik eene achterwaartsche beweging maakte,
maar hij hield mij vast, en kwam daardoor zin)
dicht bij mij, dat de woorden die hij op eigen
aardige wijze duisterend tot mij richtte, mij liet
sissen van een reusachtige slang toescheen.
Wordt vervolgd.)