N°. 3215.
Vrijdag
A°. 4870.
5 Augustus.
Feuilleton van het „Leidsck
Dagblad".
DE DING-DINGBAM VAN ITTERSUM.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regelj 0.15.
Grootere lettere naar de plaatsruimte die xij beslaan.
Lelden, 4 Augustus.
Het doet ous genoegen te kunnen mededeelen
dat de internationale vergadering, die in het be
gin dezer maand te Parijs bijeen zou komen tot
het vaststellen van een nieuwen standaardmeter,
roorloopig is uitgesteld en dat dus onze geachte
stadgenoot, de hoogleeraar F. Kaiser, niet genood
zaakt zal zijn een reis te ondernemen, die in deze
dagen zoo tal van eigenaardige bezwaren kan
opleveren.
Aan de eindexamens der hoogere burgerscho
len in Zuid-Holland werd door 33 candidate!)
deelgenomen. Van deze trokken zich 3 candida-
ten gedurende het schriftelijk deel van het examen
terug. Van de overige 30 zijn er 25 toegelaten
en 5 afgewezen.
De namen van hen, die het diploma hebben
ontvangen, zijn
L \V. M. Ötavenisse de Brauw, Gr. J. Van Hoy-
Jeina, D. J. titeyn Parvé, C. A. Jolles, J. A.
t\Vagner, J. J. Hoogeuboom, L. J. Schuller, H.J.
Xoder en G. H. Bouscholte, van de hoogere bur
gerschool te 's-Hage.
J K A. O. F. Von Essen, G. Knuttel, M. W. J.
•Js Gravesande Guicherit, E. H. Stieltjes, J. P.
,Van Gelder, J. Stormer en C. H. M. Le Roux,
jVan de hoogere burgerschool te Delft.
D. Molenaar, L. R. C. De Jong en J. F. Van
der Voet, van de hoogere burgerschool te Leiden.
H. F. Beijerman, D. H. Havelaar, F. B. Löhnis
en J. Lorié van de hoogere burgerschool te Rot
terdam.
F. J. Schotel en C. Van Deinse van de hoogere
burgerschool te Dordrecht.
Men verneemt dat enkele comité's van het
1 Roode Kruis zich op het oorlogstooneel buitenslands
zullen vestigen. Zoo heeft het Bestuur van het
Amsterdamsche comité van het aanbod van twee
geneeskundigen, Dr. Guye en Sanders, gebruik
gemaakt en zal een hunner namens het comité
naar het Fransche, de ander naar het Duitsche
leger vertrekken, beiden met de noodige adsis-
tentie. Het Haagsche comité zal een stoomboot
uitrusten en deze met het noodige personeel en
materieel naar den Rijn zenden, om daar zieken
en gewonden op te nemen en te verzorgen.
Ouder de belangrijke giften, bij het Utrechtsche
comité van 't Roode Kruis ingekomen, verdient in
de eerste plaats vermeld te worden eene aan
zienlijke bijdrage van HH. KK. HH. Prins en
PriDses Hendrik de Nederlanden, zoo in geld als
in linnen en bedfornituren.
Terwijl de mannelijke bevolking zich bereid
verklaart, om zoo noodig zijn arm te leenen tot
verdediging van den vaderlandschen bodem, is
de vrouwelijke bevolking niet achter gebleven
om hare diensten, zoo zij gevorderd worden, aan
I te bieden tot verpleging der zieken en gekwetsten.
De Utrechtsche vrouwen hebben niet geschroomd,
hierin een flink voorbeeld te geven. In de Maan
dag gehouden bijeenkomst hebben zich 28 dames
bereid verklaard om, zoo de nood het vordert,
in en om onze stad als ziekenverpleegsters op te
treden; enkele stelden zich disponibel voor ons
geheele vaderland en aanvankelijk twee om zelfs
op vreemden bodem te arbeiden. Waar de vrou
wen bereid worden gevonden het lijden te ver
zachten, zullen de mannen niet schromen, dat
lijden, ter wille van het vaderland, te gemoet
te gaan. D.)
De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft
van den consul-generaal der Nederlanden te Parijs,
ten vervolge op de rnededeelingen betreffende den
toestaud van den handel en de nijverheid in
Frankrijk, voorkomende in de Staats-Courant van
28 Juli jl., n°. 176, nadere berichten dienaan
gaande, onder dagteekening van den lsten dezer,
ontvangen, waaraan het volgende ontleend wordt:
De dagteekening der inwerkingtreding van de
wet, houdende verhooging van het recht op koffie
en cacao, is bepaald vastgesteld op 1 September
a. s. voor beschikbare goederen, afkomstig uit de
entrepots. Men voorziet daarin echter eene wijzi
ging, ten gevolge eener aanvrage van den handel
te Havre, welke ten doel heeft om reeds nu toe
te passen de verhooging van het recht op de
koffie, afkomstig uit de entrepots, daar men zon
der dien maatregel eene te groote opeenstapeling
van dat artikel vreest, welke nadeelig zou zijn
voor den handel.
De consul van St.-Malo deelt mede dat naar
zijn inzien de Nederlandsehe scheepvaart partij
zou kunnen trekken van de besluiteloosheid van
den Franschen handel, om scheepsbevrachtiDgen
aan te nemen voor de Baltische Zee en zelfs voor
de kusteu van Noorwegen. Onderscheiden reeders
te St.-Malo en omstreken trachten zich te ont
doen van charte-partijen voor die plaatsen.
De onzijdige vlag zoude dus misschien van dezen
toestand groot voordeel kunnen trekkeD.
De tegenwoordige koers van bevrachting met
hout uit het Noorden van de kust van Noorwe
gen voor St.-Malo of St.-Brieuc is van 85 tot
40 franken de standaard van Christiania, welke
maat overeenkomt met 103Vk Engelsche kubieke
voeten.
Het gerucht der aanneming van den gedwongen
koers der bankbiljetten heeft gedurende een
oogeublik eenige sensatie in de Fransche finan-
tieeie wereld verwekt. De voorstanders van de
invoering van dien maatregel beweerden, dat
daardoor belet zou worden de uitvoer van goud
naar Duilschiand, en bij den aanhoudenden aan
drang, van verschillende zijden daartoe aange
wend, besloot de regeering door eene nota, ge
plaatst in de officieele courant van 29 Juli 11.,
de verzekering te geven dat nimmer een zooda
nig denkbeeld bij de bank bestaan heeft.
De bank betaalt echter niet meer in goud uit
de aanvragen naar zilver zijn zeer menigvuldig.
De Belgische bank heeft in de vorige week
eene transactie gesloten met de Fransche bank
en bij deze ingewisseld eene som van 10 uiil-
lioeneu goud tegen een gelijk bedrag zilver.
Ondanks de omstandigheden blijft de beurs vrij
vast en weinig afwisselend; het vertrouwen
in de leiding der zaken van de bank blijft voort
duren, en de oorlog heeft tot dusver over het
algemeen nog geen bijzonder nadeeligen invloed
in de finantieele wereld gehad.
De toekomst wordt echter met zorg te gemoet
gezien, en men ontveinst zich niet, dat, indien de
oorlog van langen duur mocht zijn, de finantieele
rampen niet zullen uitblijven.
Papier op Londen is thans reeds zeer moeilijk
te plaatsen.
Te Straatsburg en te Mulhausen wordt geen
papier uit den vreemde op Frankrijk getrokken,
maar gedisconteerd, welke ook het aantal der
Fransche handteekeningen zij.
In de Dinsdag gehouden zitting van de Pro
vinciale Staten van Groningen werd door den
voorzitter medegedeeld, dat van den Minister van
Binnenlandsche Zaken, als president van den raad
van Minisiers, eene missieve is ingekomen aan
Gedeputeerde Staten gericht, als antwoord op
het adres van Gedeputeerde Staten in zake de
inundatie. Hij is gemachtigd daarvan mededee-
ling aan de vergadering te doen. In deze missieve
geeft de Minister te kennen, dat de vrees, die
gerezen is voor het stellen der inundatie, zonder
grond is; dat de Minister van Oorlog de eenige
is, die daartoe last kan geven, en dat hij stellig
verzekeren kan, dat daartoe niet zal worden
overgegaan, zoolang niet direct gevaar en tegen
weer zulks vorderen.
De dezer dagen te Leeuwarden gehouden bij
eenkomst, om maatregelen te beramen tot het
oprichten van een burgerwacht en ter verster
king van de weerbare kracht binnen de gemeente,
werd door een zestigtal ingezetenen bijgewoond
en door den heer A. G. Van Hamel geleid. De
commissie ad hoe diende een ontwerp van grond-
bepalingen voor de op te richten Vereeniging in,
die zich als burgerwacht ter beschikking van het
gemeentebestuur zou stellen en aan wier leden,
voor zoover zij het mochten verlangen, de gele
genheid zou worden gegeven, zich in den wa
penhandel te oefenen, tot welk einde de gelde
lijke medewerking van de ingezetenen zou wor
den ingeroepen. De Vereeniging zou worden ont
bonden, zoodra de tijdsomstandigheden het zouden
gedoogen, en hare bezittingen bij de ontbinding
zouden worden te gelde gemaakt ten bate van
de Leeuwarder afdeeling van het Roode Kruis.
Bij de discussiën over dit plan bleek het al
spoedig, dat er in de vergadering een nieuw
element was opgestaan, vertegenwoordigd door
vele geachte ingezetenen, die het min wenscbe-
lijk achtten, dat eene vöoraf geconstitueerde
Veieeuiging met hare eigene bepalingen hare
diensten voor het gemeentebestuur beschikbaar
stelde, maar zich liever individueel wenschten
aan te bieden, om in deze gemeente orde en
rust te helpen handhaven, indien mocht blijken,
dat de dienst van de schutterij, de reserve daar
onder begrepen, te bezwarend was. Na zeer
geanimeerde discussiën werd eerst een voorstel,
dat het laatste gevoelen uitdrukte, aan het oordeel
der vergadering onderworpen, maar met meerder
heid van stemmen verworpen. Die meerder
heid verklaarde zich verder bereid om van het
plan der commissie nader kennis te nemen, en
dat te bespreken in eene volgende vergadering.
Het Staatsblad n°. 32 behelst de wet van 20 Juli
1870, tot iDtrekking van de artikelen 2, 3 eu 4
der wet van 22 Juli 1814 (Staatsbl. n\ 86), hou-
dende verbod van alle vreemde of particuliere
loterijen. Die artt. 2, 3 eu 4 luiden aldus:
2. Niemand zal eenige berichteD, plans of ad-
vertentiën van vreemde loterijen mogen doen
uitgeven of verspreiden, op eene boete van honderd-
envyftig guldens, welke boete insgelijks, bij her
haalde overtreding, telkens zal worden verdubbeld.
3. De boeten, waarvan boven gewag gemaakt
is, zullen worden verdeeld, éen derde voor den
aanbrenger, éen derde voor de algemeene armen
der plaats, waar de calauge geschiedt, en éen
derde voor den officier, die de calange doet; ter
wijl eindelijk diegenen, welke de bovengemelde
geldboeten incurreerende, niet in staat mochten
bevonden worden om dezelve te betalen, met
gevangenis van niet korter dan drie maanden,
en niet langer dan een jaar zullen worden ge
straft.
4. De drukkers en uitgevers van couranten
of andere publieke geschriften, hier te lande ge
drukt wordende, in wat taal die ook zouden
mogen wezen, zullen geene advertentiën van
zoodanige loterijen mogen plaatsen, op eene boete
van vijfentwintig guldens, telken reizen en voor
elke dusdanige advertentie te verbeuren.
Het hoofdbestuur der Nederlandsehe Vereeni-
I 7
ging tot afschaffing van sterken drank heeft ih
zijne vergadering van 29 Juli jl. besloten, uit aan
merking der tijdsomstandigheden, de verdere be
schikkingen omtrent de Algemeene Vergadering van
1870 (die reeds bepaald was dat te Zwolle zou
gehouden worden in de eerste helft van Septem
ber e. k.) bekend te maken in de Volksvriend van
September e. k.
Dezer dagen overleed te Leeuwarden de heer
Mr. G. H. Van Wageningen, ridder der orde
van den Nederlandschen Leeuw, adjudant van
Z. M. den Koning in buitengewonen dienst, raads
heer in het provinciaal gerechtshof van Fries
land en oud-kolonel bij de rustende schutterij in
dat gewest.
De opschudding, Zondag-avond in Scheveningen
en vooral op het térras voorgevallen, is van niet
geringen omvang geweest. Toen de Fransche
adelborst met zijne vijftien manschappen naar
het strand geroeid was, bleek het dat hij niets
anders wenschte dan naar Parijs te telegrapheeren.
De telegrafist maakte zwarigheid, te meer toen
het hem bleek, dat de Franschman aan zijn mi
nister van marine nagenoeg dit verlangde te
seinen „wilt gij dat ik uw order geheel en al
ten uitvoer leg?" In overleg met den bevelhebber
,771
Oorspronkelijks Geschiedkundige Novelle
UIT DE TIJDEN VAN KAREL V.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Vervolg.)
„Eerder sla ik hem dood," bromde Harmen, ter
wijl hij zijne vuist omhoog hield, alsof het slacht
offer voor hem stond.
„Wees voorzichtig Harm," sprak Nol, „een
helm is een helm, en wij begrijpen er de kracht
niet van."
„Wat dan gedaan?"
„Raak hem niet aan zijn levende helm zou
het u en ons allen duur betaald zetten: ga met
hem naar Hattem, en zie wat de helm daar doet."
„En anders naar Harderwijk, bij den langen
Pier," hernam Harmen.
Den volgenden morgen trokken inderdaad drie
Herculoërs vroegtijdig over den IJsel; zij sloegen
den weg in naar Hattem. De twee mannen stap
ten onverschrokken voort, doch de derde, een
knaapje, scheen met tegenzin mede te gaanmet
betraande oogen bleef hij gedurig stilstaan en
sloeg dan zijne bedroefde blikken naar den over
kant van den IJsel, alsof hij zijne moeder, van
wie hij gescheurd werd, uog eens zien, haar een
laatst vaarwel toewenken wilde.
Wie echter in het hart van den jeugdigen Her-
culoër had kunnen lezen, zou aanstonds bevon
den hebben, dat hij niet schreide van verdriet
wegens de scheiding van zijne moeder of het ver
laten van het gehucht eu zijne speelmakkers, die
hem zooveel aangename uren voor den geest terug
riepen zijn hoofd en hart was vol van grootsche,
edele gevoelens; het was Engel bert, die zich van
zijn weldoener en leeraar, den ouden abt, geschei
den vond.
Hoe zou die brave man den geheelen avond op
hem wachten en moeten heengaan, zonder hem,
dien hij zijn braven leerling noemde, volgens ge
woonte te kunnen omhelzen.
Hij zou nu verstoken blijven van de levensles
sen, de aangename gesprekken uit den mond van
den braven abtl Onder woeste, domme, diefach
tige, roof- en moordzuchtige Herculoërs zou hij
nu weder zich moeten bevinden. Hun vloeken
en razen, waarbij het bedaarde, godvruchtige ge
sprek van den abt zoo luisterrijk afstak, zou hij
nu moeten hooren.
Al deze gedachten bestormden zijne jeugdige ziel
en vervulden haar met droefheid.
Hoe voordeelig onderscheidde zich hier reeds de
jeugdige Engelbert van Ittersum van zijne zoo
genaamde ouders eu opvoeders, de woeste Hercu
loërs Hoe welig was het zaad, door den goeden
leeraar in zijn jeugdig hart gezaaid, opgeschoten I
Welke verhevene gevoelens, gewaarwordingen en
aandoeningen vereenigden zich in de ziel van het
lOjarige kind! Hij was niet bestemd tot dit leven;
zooals de abt ook verklaarde, kon de rechtvaar
dige God zulk een wezen niet laten ronddwa
len met de woeste Herculoërs. Eene verhevener
loopbaan, eene grootsche roeping moest zijn deel
worden. Goeddoen lag in zijn hart: de ondeugd
bestrijden en straffen las men in zijn strengen
blik!
De kleine Engelbert had zich in den deugdza-
men abt niet vergist: treurig zat deze op de ge
wone plaats te wachten, maar zijn lieveling, zijn
leerling, zijn zoon kwam niet opdagen. Zijn nauw
lettend oog bespiedde de geheele reeks hutten,
of zijn lieveling ook daar te vinden was en zijne
weldoener vergeten had. Tevergeefs 1
Alle Herculoërs vroeg hij naar den kleinen
knaap, dien hij zoodanig afschilderde, dat allen
hem zouden kunnen herkennen, maar niemand
wist hem eenige aanwijzing te doengeen der
Herculoërs kon zich zelfs herinneren, ooit zulk een
kind in het gehucht gezien te hebben.
Treurig en troosteloos verliet de abt Engelbert
tegen het vallen van den nacht het roofnest der
Herculoërs: akelige gedachten, bedroevende ver
moedens kwamen bij hem op en onder luid snik
ken bad hij met omhoog geslagene oogen den
Opperheer om de terugkomst van zijn lieveling,
voor wien hij zooveel sympathie gevoelde.
Verscheidene dagen achtéreen richtte hij zijne
schreden naar het door niemand bezochte, door
ieder gevloekte gehucht, in de vurige hoop, eenig
spoor van den kleinen Helm te vinden. Onver
moeid was hij in het navragen, zoodra hij kin
deren en meri8chen zag: doch vruchteloos. Zijn
lieveling, zijn leerling, zijn zoon was spoorloos
verdwenen.
Wel trachtte de brave abt zich het verlies te
vergoeden, door een ander der spelende kinderen
over te halen, naar zijne gesprekken en raadge
vingen te luisteren, doch had hij bij den kleinen
Helm qen open oog, en toegankelijk hart gevon
den, deze jonge Herculoërs ijlden heen, zoodra hij
een woord tot hen sprak.
fiet was dus voor oDzen abt eene dubbele te;