N°. 3205. Maandag A°. 1870. 525 Juli. LEIDSGH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ.3.00. Franco per post..->uj.i.i3.85. Afzonderlijke Nommers rf0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEK ADVEETENTIEN. Voor iederen regelJ 0.15. Grootere letter, naar de plaatsruimte die rij beslaan. Lelden, 33 Juli. DE HEER VAN HOUTEN TEGENOVER DE MAATREGELEN DER REGEERING TOT HANDHAVING ONZER ONZIJDIGHEID. [Ingezonden.) 'Ofschoon ik vaak met groote belangstelling en meestal met instemming heb kennis genomen van hetgeen door den heer Van Houten, bij ver schillende gelegenheden, in onze Tweede Kamer is gezegd, ditmaaL heb ik met innig leedwezen het kort begrip gelezen, van hetgeen door dezen afgevaardigde Donderdag 11. is gezegd, i Hij heeft de Begeering gewaarschuwd voor te veel ijver en kwam tot de conclusie dat er reeds te veel gedaan was. Hoe een man van zulk een helder dootzicht dit in de tegenwoordige omstan digheden heeft kunnen zeggen, vat ik niet. Ieder weet wat er gebeurd is. In éen week heeft onze Begeering meer gedaan, dan men, gewoon aan den langzamen gang van zaken hier te lande, in een maand mogelijk zou hebben geacht. Het ministerie heeft het gewicht van het oogenblik begrepen, en het flinke voorbeeld van België ge volgd; gevoeld dat het van den aanvang af moest blijken, dat het ons ernst was met onze neutra liteit. Over den ijver der ministers, hunne kor daatheid, hunne doortastende maatregelen is dan ook maar éenestem ih den lande, hij ons leger en bij de burgerij, en het woord van den heer Van Houten is ongetwijfeld duizenden een wan klank in, de ooren geweest. Wat zou, eene neutraliteits-verklaring te be ttekenen hebben gehad, zoo we ons niet te gelijk in staat van verdediging hadden gebracht, om die neutraliteit, zoo noodig, te kunnen handhaven? Volgens den heer Van Houten hebben de maat regelen van de Begeering onrust in den lande verwekt. Maar ziet hij dan niet dat de vrees, die ieder natuurlijk aangreep toen Frankrijk aan Pruisen den oorlog had verklaard, de algemeene paniek van de eerste dagen, heeft plaats gemaakt voor gerustheid en vertrouwen, nu ieder begrijpt dat ,de Jüegeering waakt? De heer Van Houten ziet voor Nederland vol strekt geen oorlogsgevaar. Voor 't oogenblik zien wij 't ook niet. Maar wat heden nog niet dreigt kan morgen reeds gekomen zijn. Weldra zullen de oorlogvoerende partijen misschien aan onze grenzen staan. Pruisen en Frankrijk hebben beiden verklaard onze neutraliteit te zullen eerbiedigen. Kunnen zich geene omstandigheden voordoen, waarin deze verklaring van evenveel waarde zal worden geacht als zoovele verscheurde tractaten Grenst ons land niet aan eene zwakke zijde van Pruisen, waarop Frankrijk het oog gevestigd heeft? hoewel beide staten zich nu nog wel eens driemaal zullen bedenken eer zij onze neutraliteit schenden, nu zij zien dat wij haar, des noodig, ook metterdaad verdedigen zullen. De houding van onze regeering heeft vooreerst aan ons volft,, zelfvertrouwen gegeven. Hoe vaak hoorde men vroeger wat hebben we zooveel aan onze Verdediging ten koste te leggen, we knnnen ons toch niet verdedigen. Dat zegt, dat denkt zelfs niemand op dit oogenblik. Maar niet alleen in eigen oogen, ook in de achting van het buitenland zijn we, door onze kloeke houding, aanmerkelijk gerezen. Nederland toont wat- het wil en wat het kan. De heer Van Houten heeft van de regeering geen antwoord verlangd. Vergis ik mij niet dan is het antwoord op het gesprokene van alle wei denkenden in den lande: „zeg niet te veel en weet te zwijgen op zijn tijd!" Q. N. In een artikel over Onze Neutraliteit, dat heden in het Handelsblad voorkomt, zegt de schrijver o. a. „Die welwillendheid der antwoorden van de beide oorlogvoerende partijen beduidt daarom in onze oogen niet bijzonder veel. Vooral op diplo matiek terrein strekt het gesproken of geschreven woord bovenal oin de gedachten te verbergen, en men zou zelfs kunnen beweren, dat de mogend heid, die het meest gezind is om, zoo noodig, onze neutraliteit te schenden, het beleefdste en vriendelijkste antwoord zal hebben gegeven op onze neutraliteitsverklaring. Intnsschen gelooven wij niet, dat er voorshands eenige reden is om de vrees te koesteren, dat onze neutraliteit zal wordeD bedreigd. Het komt ons voor, dat geene der beide partijen er eenig belang bij heeft om ons m den strijd te betrek keu. Wij zijn nu reeds te goed gewapend, dan dat er voor welken vijand ook, kans zou bestaan om ons, als Hanover in 1866, bij overrompeling te Veroveren. De mogendheid, die ons nu zou aan tasten, zou voor dien aanval een leger van 50- a 75,000 man moeten afzonderen, en daartoe is noch Pruisen, noch Frankrijk thans in staat. Daar enboven de partij, die onze neutraliteit schendt, drijft on8 tot een bondgenootschap met haar te genstander, en, ook met het oog op latere tijden en mogelijke gebeurtenissen in de toekomst, kan het voor Pruisen niet gewenscht zijn om ons tot een vriend van Frankrijk, voor Frankrijk niet, om ons tot een vriend van Pruisen te maken. Gaarne willen wij dus aannemen, dat, op dit oogenblik, de strijdende partijen volstrekt niet Van plan zijn ons vijandig te bejegenen. Maar de loop der omstandigheden kan medebrengendat Prui sen of Frankrijk onze medewerking verlangen of dat wij, door onze houding tegenover eene der partijen, in vijandschap geraken met de andere. Veronderstel, dat de F'rausche legers geslagen worden, en dat men, als in 1814 en 15, een alge- nieeneu zegetocht legen Frankrijk wil aanvangen zullen wij dan, uitgenoodigd tot deelneming, In staat zijn om aan de opgewonden Duitschers onze medewerking te onthouden? Veronderstel, dat 25,000 man F'ranschen, in Hanover geland, maar -tot den terugtocht genoopt, hun weg nemen over Groningen en Friesland, en wij dien aftocht niet hebben kunnen of niet hebben willen beletten zullen wij dan niet in oorlog komen met Prui sen? En indien wij die 25,000 man ontwapenen of tegenhouden en ze daardoor den vervolgenden Pruisen iu de armen voeren zal dan Frankrijk ons niet den oorlog verklaren? Dergelijke veronderstellingen zijn tot in het oneindige te maken, en tal van gevallen is denk baar, waardoor wij in dezen oorlog betrokken kunnen woiden. Ai zijn de bedoelingen van Frankrijk en Pruisen ten onzen opzichte ook nog zoo welwillend, de onmogelijk te voorspellen loop der gebeurtenissen kan het voor een van beiden of voor beiden noodig maken onze neu traliteit niet te eerbiedigen. En wel zou het eene groote mate van onnoozelheid verraden, wanneer men meende, dat de beleefde en welwillende antwoorden van Pruisen en Frankrijk op onze neutraliteitsverklaring, voor die mogendheden zelfs de schaduw van een beletsel zouden zijn, om, indien haar belang dat vordert, onze grenzen te overschrijden." In het verslag der Eerste Kamer over de vier wetsontwerpen, gisteren reeds door die vergade ring aangenomen, leest men o. a.„Vrij algemeen heeft men zijne tevredenheid uitgedrukt over de mededeeiingen door de Begeering gegeven, dat zij besloten heeft eene strikte neutraliteit aan te nemen en te handhaven, en verheugde men zich, dat de beide thans oorlogvoerende .mogendhe den hebben verklaard die onzijdigheid te zullen eerbiedigen. Men wenscbte hulde te brengen aan de Begeering over de wijze waarop door haar in deze ernstige verwikkelingen is gehan deld, sommige leden speciaal ook aan den Minister van Oorlog, wegens den korten tijd binnen welken hij zijne maatregelen genomen en de kalmte, waarmede hij getoond heeft gereed te zijn voor de behoeften van het oogenblik. Nu de neutrali teit vaD Nederland erkend en de Begeering be reid is die te handhaveu, dienen de noodige voor zorgen genomen te worden, maar behoort men zich daarbij van overbodig vertoon te onthouden en zich niet door al te groote voortvarendheid tot onvoorzichtigheid te laten verleiden." Hoofdcomité van de Vereeniging het Roode Kruis. AANKONDIGING. Van twee met Nederland bevriende mogendhe den trekken de legers en vloten tegen elkander ten strijde; twee volken door velerlei betrekkin gen met onze iaudgenooten verbonden gaan de rampen van den oorlog te gemoet. De Nederlandsche Verëeniging, door den Koning ingesteld om hulp te verleenen aan zieke en ge wonde krijgslieden in tijd van oorlog, hetzij Ne derland er al dan niet in betrokken is, kanwel dra tot eene smartelijke taak geroepen worden. Onder bescherming van de vlag met het Boode Kruis, door een tractaat gewaarborgd, zullen wel licht weldra hare leden naar slagvelden en andere oorlogstooneelen de hulp der barmhartigheid kun nen brengen aan de strijders die, door wood of ziekte getroffen, hulpeloos zullen liggen. In ons eigen land worden duizenden buiten gewoon tot deD militairen dienstplicht opgeroepen en snellen vrijwilligers te wapen, om den Koning te steunen in het handhaven der onzijdigheid van den Staat. Ook buiten oorlogsgevaren zullen zij, in dezen dienst voor het vaderland, aan ziekten en ongevallen blootstaan, en de voorziening in de noodige hulp tot hunne genezing en verpleging kan worden verwacht van het Boode Kruis. De behoeften, die zich daarbij zullen voordoen, kun nen spoedig eene hoogte bereiken, oneindig groo- ter dan de geringe middelen die de Vereeniging nog bezit. Ten einde haar in staat te stellen aan hare dubbele verplichting eenigerinate te voldoen, wordt de liefdadigheid ingeroepen van alle inge zetenen des lands. Het Hoofdcomité, door den koning benoemd, stelt zich van treden af beschikbaar tot het ont vangen van aanbiedingen en toezendingen, waar toe de gelegenheid zal openstaan, dagelijks (met uitzondering van den Zondag) des namiddags van twee tot vier uren aan het Bureel van de Vereeniging te 's-Graveuhage, op het Plein. De comité's, afdeelingen der vereeniging, wor den uitgenoodigd, plaatselijke depots te openen, mede voor alle ingezetenen tot het ontvangen van aanbiedingen en giften. Brieven en voorwerpen worden verwacht franco toegezonden. De diensten en giften waarvan de aanbieding bij voorkeur verlangd wordt, zijn de volgende: Personeel. I. Personen geschikt en genegen tot het verplegen van zieke en gekwetste militairen, in de hospitalen en ambulancen gelegen buiten de plaats hunner inwoning: a. genees- en heel kundigen 6. geestelijkenc. zieken-oppassers, mannen en vrouwen. II. Personen geschikt en genegen tot het ver leenen van hulp op of in de nabijheid van het slagveld: a. genees- en heelkundigen; h. mannen bestemd tot het opnemen en vervoeren van ge kwetsten (tot ondersteuning van de hospitaal soldaten.) III. Personen geschikt en genegen hulp te verleenen alleen in de plaats hunner inwoning: a. genees- en heelkundigen; b. geestelijken; c. zie kenverplegers voor de hospitalen; d. personen behoorlijk gehuisvest en genegen zieken en ge kwetsten te doen verplegen in hunne woningen onder toezicht van de militaire overheid. Materieel. Karren, schuiten en andere transport middelen; draagbaren (brancards); wollen de kens; linnen of katoenen lakens; matrassenstroo- zakken; verbandransels; waterflesschen; zwachtels; compressen; scheurlakens; pluksel; watten; fla nel; luchtkussens; heelkundige instrumenten; ge neesmiddelen; drinkwater, voedings- en verfris- schingsmiddelen. Geld. Giften in eens of verbintenissen tot we- kelijksche bijdragen. Landgenooteu, geeft mildelijk, en zij Gods zegen afgebeden over uwe giften en onze pogingen. 's-Gravenhage, 19 Juli 1870. Het Hoofd-Comité der Nederlandsche Vereeniging tot het verleenen van hulp aan zieke en getoonde krijgslieden, Namens hetzelve: De Voorzitter, BOSSCHA. De Secretaris, Dr. VEBWEY. De Kon. Nederlandsche Marine is op ditoogen blik samengesteld als volgt Opperbevelhebber: Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden. In dienst en geheel ten oorlog toegerust zijn 1°. de volgende gepantserde stoomschepen: Drijvende batterij De Ruyter, gewapend met 14 lange kanonnen a 60 pd., stóomvermogen 400 paardenkracht, bemand met 250 koppen. Kom- mandant: kapitein ter zee J. F. Koopman. Bamtorenschip Prins Hendrik der Nederlanden, 4 getrokken kanonnen a 23 dm., 400 paarden kracht, 200 koppen. Koinmandantkapitein ter zee S. A. Van Bées. 2°. Drie ramtorenschepen De Duffel, 2 getr. kan. a 33 dm., 400 paarden kracht, 100 koppen: Koinmandantkapitein-luite nant ter zee J. K. Van de Kruysse Pilaar. De Slier, 4 kan. a 80 pd., 400 paardenkracht, 100 koppen. Kommandant: kapit.-luit. ter zee K. W. Van Gennep. De Schorpioen, ala de. vorige. Kommandant j kapit.-init. ter zee A. J. Van Mansvelt. 3°. Vier monitors, elk gewapend met 2 getr. kanonnen a 23 dm., van 140 paardenkracht, be mand met 80 koppen. De Krokodil, kommandant: de kapit.-luit. ter zee J. A. H. Hugenholtz. De Cerberus, kommandant: de luit. ter zee 1ste kl. H. A. ridder Van Bappardl De Heiligerlee, kommandant: de luit. ter zee lste kl. J. A. J. Dinaux. De Tijger, kommandantde luit. ter zee lste kl. E. J. Van der Heyden. Gereed zijn a. De monitor de Bloedhond. b. De gepantserde drijvende batterij Jupiter, 18 kanonnen a 60 pd. c. De gepantserde drijvende batterij de Draak, 13 kanonnon a 60 pd. d. De gepantserde jjzeren kanonneerboot N". 1, 2 kanonnen 60 pd., 120 paardenkracht, 40 koppen. e. De gepantserde stalen kanonneerboot NJ. 3, 2 getrokken kanonnen a 12 dm., 40 paardenkracht, 30 koppen. f. Eene gepantserde kanonneerboot met 2 getr. kanonnen a 16 dm. g. Een gepantserd verdedigingsvaartuig met 4 getr. kanonnen a 16 dm. De volgende ongepantserde stoomschepen a. Het stoomfregat Admiraal Van W'asscnaer (in zee), 40 kan., 300 paardenkracht, 470 koppen. Kommandant: kapit. ter zee F. L. Geerling. b. De Vice-aimiraal Koopman, 13 kan., 250 paar denkracht, 200 koppen. Kommandantkapit.-luit. ter zee B. D. Van Troyen. c. De Dommel, 6 kan., 80 paardenkracht, 75 koppen. Kommandant: luit. ter zee lste kl. Jhr. A. C. Van Haeften. d. De Valk, 6 kan., 300 paardenkracht, 100 kop pen. Kommandant: kapit.-luit. ter zee C. V. J. Kroef. De reserve-stoomschepen zijn a. De Eoerlsen, b. Zeeland, c. Adolf van Nassau, ieder 51 kan., 400 paardenkracht, 500 koppen. d. Anna Paulou/na, 20 kan., 600 paardenkracht, 325 koppen. e. Zilveren Kruis, 12 kan., 280 paardenkracht, 213 koppen. f. Citadel van Antwerpen, 13 kan., 250 paarden kracht, 175,koppen. De minister van oorlog heeft goedgevonden art. 1 van het reglement op de verstrekking en verantwoording van munitiën aan en door de korpsen van het leger en de dienstdoende schut terijen, opgenomen in het recueil militair 1869 bladz. 8, te wijzigen als volgt. Door de dienstdoende schutterijen kunnen jaar lijks zestig scherpe patronen per man worden aangevraagd, hetzij geheel tot achterlaad-geweer of tot getrokken geweren of wel gedeeltelijk voor ieder van de/.e wapensoorten. Bij deze aan vragen mag evenwel niet in rekening worden gebracht het getal onderofficieren en manschap pen uitmakende de totale sterkte der schutterij, maar alleen dat gedeelte hetwelk als afgeëxer- ceerd werkelijk aan de oefeningen in het schie ten naar de schijf deelneemt. De kommandanten der schutterijen moeten derhalve bij hunne aan vragen om munitiën de sterkte van het zoo even bedoelde gedeelte door eene schriftelijke verkla ring opgeven, terwijl bij de aanvragen om patro nen tot achterlaad-geweren tevens moet worden vermeld op grond van welke aanschrijving die geweren zijn ODlvangen. Voor de vrijwilligers, die zich voor een onbe- paalden tijd bij de korpsen engageeren, wordt voor hand- en aanbrenggeld te goed gedaan het be drag der sommen, welke krachtens Zr. Ms. besluit van den 1 lden December 1869, N'. 26, voor het werftbnds en voor hand- en aanbrenggeld zijn bepaald, gelijk aan recruten die zich voor twee jaren engageeren, alsook de vergoeding voor eerste uitrusting, bedoeld bij art. 51 van het Provisoi- neel Beglement van administratie bij de Land macht, vastgesteld bij Koninklijk besluit van den istcQ Februari 1819, La. J5. Gisteren is voor de Vereeniging het Boode Kruis ontvangen van Zijne Majesteit den Koning de som van ƒ9000. Uit Breda ontvangt het Dagblad het bericht,dat de vice-admiraal Pels Rijcken, oud-minister van Marine,, zich nqar de residentie heeft begeven, om I den koning zijne diensten aan te bieden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1