ADVERTENTIE BI.
Bij G. VOET kan dadelijk een
geplaatst worden.
HËIMMmchïI
"ematigdheid zou ons lot dea laagsten raDgdoen
fdalen
!W|ln antwoord aan den heer Gambetta doet de
Minister het beleedigend gedrag van Pruisen ten
Opzichte van Frankrijk uitkomen.
De minister van oorlog legt een keizerlijk be-
luit over, waarbij de geheele nationale garde iu
1 Ctieven dienst wordt opgeroepen. Met algemeene
temmen wordt de urgentie verklaard.
'Sloe minister Segris vraagt een krediet van 16
ïillioen voor het ministerie van marine.
-tJDe minister van buitenl. zaken, de hertog De
"'■ramriiont, zegt: „Indien wij langer hadden ge
dacht," zouden wij aan Pruisen den tijd hebben
ïgeven om zijne uitrusting te voltooien. Boven
dien, dit eeue feit is voldoende: Het Pruisische
'djuvernement heeft al de gouvernementen onder-
=echt, dat het weigerde onzen gezant te ontvan
gen, terwijl men nog in onderhandeling was.
adien iu mijn land een Kamer aanwezig was
leiie dergelijke handelwijze zou kunnen verdra
den, ik zou geen vijf minuten langer minister
D, lijven."
ai De Kamer zal hedenavond te acht uren bij
eenkomen, om over de door het ministerie aan-
kteboden ontwerpen te beraadslagen.
de Wetgevend Lichaam AvondzillingNa ern-
cr.ige discussie gaat men ter stemming over. Het kre-
iet van 50 millioen voor oorlog wordt toegestaan
etiet 246 tegen 10 stemmen; dat van 16 mill, voor
hnarinemet 243 tegen 1 stem; het ontwerp betref-
jende het oproepen der mobile garde, wordt met 243
a.egeo 1 stem, en het ontwerp, houdende machti
ging tot het werven van vrijwilligers gedurende
:llen oorlog, met 244 tegen 1 slem aangenomen.
)e zitting wordt opgeheven.
e Berlijn, 16 Juli. Het Saksische leger is mobiel
e erklaard
e Het gerucht loopt dat Fransche troepen in
...uxemburg bespeurd zijn. (Pari. telegram.)
Qi
Gemeenteraad van Leiden.
ic
Zitting van heden. Geopend te 2 uren.
I Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig de heeren Stoffels, Tollens, Hubrecht,
)e Fr emery, Goudsmit, Tieleman, Le Poole, Eigeman,
^3ijleveld, Scheltema, i)u Kieu, Cock, Dercksen, Van
ikdeukelom, Van Outeren, Uriessen, ELrantz en Van
kV en sen.
Alwezig met kennisgeving de heer ïïarteveld, we
gens afwezigheid uit de gemeente,
i)e notulen van het verhandelde in de vorige ver
gadering worden gelezen.
i)e heer Eigeman bad geene aaomerkingen op de
r'iotulen. Zijn duel was te verklaren, dat, indien hij in
r-le vorige zitting aanwezig had geweest, waarin spr.
i loor alwezigkeid uit de gemeente verhinderd was, Inj
l^net kracht het adres zou ondersteund hebben vau
iet armbestuur tot verplaatsing van het archief uit
le arinbakkeri).
De notulen worden hierop goedgekeurd.
Ingekomen zijn verscbillenue dispositiën van Ged.
Staten dezer provincie, houdende goedkeuring van on-
r-lerscheideue raadsbesluiten bevorens genomen.
Eene hoogst belangrijke mededeelmg vernamen
(vij na de kennisgeving dezer ingekomen stuk
ken, van den heer burgemeester, eene mededee-
die een verblijdend antwoord geeft op het
[j.JLuk van A over de geprojecteerde spoorvveglijn
^Leiden— Utrecht in het nummer van ons blad
van Vrijdag opgenomen.
ic De heer V. Brandeler zeide hoofdzakelijk, dat
r3at naar aanleiding van de aangevraagde con
cessie tot den aanleg van een lijn Leiden-Utrecht,
e3ene commissie van Burgemeester en Wethouders
gsich in verbinding heelt gesteld met de conces
sionarissen.
IN adat de commissie zich overtuigd had van
ien ernst van het plan en de kracht, die concessi
onarissen zouden aan den dag leggen om dit te
everVv&eulijken, heelt de commissie ineen bijeen
komst met den minister van binnenlandsche za
ken, dit plan ten sterkste aanbevolen en het be
hang in het licht gesteld dat Leiden en de Rijnstreek
.daarbij hebben. De minister was ook zeer met die
lijn ingenomen en gaf de toezegging, dat waa
nneer de desbetreffende stukken ingekomen wa-
iiren en daaruit mocht blijken dat er waarborgen
de uiivoenug van het plan aanwezig waren,
hij met alle kracht deze zaak zou verdedigen.
(Deze mededeeling werd. zichtbaar door alle leden
cmet genoegen vernomen.)
Voorts behoorde onder de ingekomen stukken een
adres van den directeur der grofsmederij, houdende
een verzoek tot vrijstelling Yan boete wegens te laten
laauvoer van materiaal, en een voordracht tot benoe
van een leeraar iu de Eranscbe taal aau de
'inrichting van hooger en middelbaar onderwijs al-
'hier.
t Alsnu werd overgegaan tot de behandeling van de
!üan de orde gestelde onderwerpen.
Tot hulpuuderwijzer 2de klasse aan de openbare
school vuur meer uitgebreid lager ouderwijs 1ste kl.
Voor jongens, werd benoemd de heer J. J. Wij ten-
burg alhier, met II stemmen van de 19 aanwezige
leden, waarvan 5 blancobriefjes inleverden.
De beuoemde stond op de voordracht met de heeren
'G. Huisman te Breda en J. J. Van Wijk te Haarlem,
j Wegens de aiwezigheid uit de gemeente van de
heeren Lezwijn en Buys werden ter afdoening van
'de loopende zaken, tot tijdelijke leden in de commissie
van financiën benoemd de heeren Krantz en Har-
Ie veld.
Het voorstel van B. en Ws. tot onderhandsche
verpachting van den tol aan het Zijlhek en de Span-
jaardsbrug werd zonder discussie met algemeene stem
men aangenomen.
Thans waren aan de orde de verordeningen voor
het genot van het duinwater.
(Het gemeentebestuur geeft aan de bladen al
hier geen inzage van stukken, als deze niet pu
bliek verkrijgbaar zijn gesteld. Hierdoor zijn wij
weder buiten staat iets van den inhoud dezer
verordeningen te weten. Voor zoover wij uit de
discussie hebben kunnen opmaken, moeten de
voornaamste bepalingen over den prijs waartegen
het water verkrijgbaar is, loopen.
Dat het dagehjksch bestuur toch eenmaal be-
iSeffe hoe moeilijk het voor een verslaggever is,
bij gewichtige quaestiën deze als onbeslagen ter
ijs te komen. Iu andere gemeenten, zooals den
Haag, Amsterdam en Rotterdam, worden de stuk
ken öl vóór de behandeling iu openbare verga
ring, in het zitting-verslag opgenomen, öf aan de
bladen ter inzage gegeven. Zon daarop voor
Leiden geen middel te vinden zijn. B. en Ws.
weten het, 't is nog een ouden grief van het
Leidsch Dagblad.)
Wij keeren terug tot de discussie over de veror
deningen voor het genot van duinwater.
De heer Bijleveld bracht in henuneriug, dat het
vroeger besluit van den raad om het duinwater tegen
betaling te verstrekken, voornamelijk steunde op de
vrees dat daarvan een te roekeloos gebruik zou wor
den gemaakt. Nu is sinds eenigen tijd eene proefne
ming in werking, waarbij het water gratia verstrekt
wordt. Dit gaf spr. aanleiding om deze vraag tot het
dagelijksch bestuur te richten.
Heeft de ouderviiiding geleerd, dat dit bezwaar zich
werkelijk heeft bevestigd?
Is er, nu dat water gratis wordt verstrekt, waar
genomen, dat het minder op prijs wordt gesteld en
op roekelooze wijze verbruikt wordt?
De voorzitter. Juist het tegenovergestelde is het
geval. De ondervinding beeft geleerd, dat het water
zeer gewaardeerd wordt en daarmede met geen roeke
looze hand wordt rondgesprongen; ook zijn er tot
dusver van den opzichter bij iedere pomp geen klach
ten hieromtrent ingekomen.
De heer Bijleveld dankte den voorzitter zeer voor
dit antwoord en gaf in overweging, nu geconstateerd
was dat het bezwaar niet bestond, de proefneming
voort te zetten en nog niet over te gaan tot de
behandeling van de verordening en bet concept-raads
besluit. Deze overweging formuleerde hij in dit voor
stel: hulde doende aan den ijver waarmede het dage-
lijksch bestuur ten deze gehandeld heelt, te besluiten
om bet concept-raadsbesluit en de verordening onbe
paald uit te stellen.
Het voorstel werd voldoende ondersteund.
De heer Du Rieu was tegen de meening van den
vorigen spreker en wilde het water doen betalen op
grond van twee argumenten, te weten dat anders de
belastingschuldigen zullen betalen grootendeels Yoor
hen die niet in de belastingen deelen, en in de
tweede plaats, dat niet alleen van het water gebruik
wordt gemaakt door hen die niet kunnen betalen,
maar ook door hen die dit wel kunnen.
Hij zou zelfs een hoogeren prijs dan in de veror
dening willen stellen.
De heer Tollens zou, indien hij vroeger tegen
de kostelooze verstrekking van water ware geweest
wegens roekeloos gebruik, door den den beer Bijleveld
tot een ander gevoelen gebracht zijn, maar spr. had
vroeger een andere reden om geen gratis water te
verschaften, in zoover hij juist de betaling beschouwde
als maatstaf voor de hoeveelheid die moest worden
aangevoerd, kortom als controle voor de behoefte.
De heer Hubrecht ondersteunde zeer sterk het
voorstel Bijleveld. Hij deed uitkomen hoe graag de
bevolking van de buurten in de nabijheid der schuiten,
op het duinwater was, zoodat de kuipen reeds vroeg
op den dag ledig zijn en reeds twee aanvragen van
andere wijken zijn iugekomen om in hetzellde genot
te worden gesteld.
De heer Cock bracht in berinnering, dat bij de
vroegere discussie nog een ander punt werd aange
voerd om geen gratis water te geven. Het was, dat
het tegen alle gezonde regelen der staathuishoudkunde
indruist om bedeeling te geven waar deze niet hoogst
noodzakelijk is. Men moest de lagere klasse niet wen
nen aan bedeeling wanneer er niet de hoogste nood
zakelijkheid bestond.
De heer Bijleveld ontkende niet dat deze stelling
in het algemeen waar was, maar de heer Cock was
in gebreke gebleven haar te bewijzen, n. 1. dat
er geene noodzakelijkheid bestond. Spr. nu toonde
met verschillende argumenten aan dat dit wel het
geval was.
De heer Goudsmit zag ia de gratiswaterverstrek-
king een daad, gevorderd door het maatschappelijk
belang, namelijk den algemeenen gezondheidstoestand.
De Voorzitter was het ook eens dat het op den
weg van een gemeentebestuur lag te zorgeu voor
goed drinkwater en in deze gemeente heeft men dit niet
overal. Het bestuur moet daar tusscben beiden komen
door goed en gratis water te leveren.
De heer Goudsmit betoogde, dat het verstrekken
van kosteloos water gelijk stond met het verschaften
van de gelegenheid om kosteloos te baden, zouals in
vele gemeenten geschiedt. Welnu, dat water om te
baden staat gelijk met zuiver drinkwater. Nie
mand zal daarin eene bedeeling zien, maar het
verschaffen van eene gelegenheid ten nutte van de
algemeene volksgezondheid.
De heer De Eremery werkte het sustenu uit, dat, als
de stad kosteloos licht en bestrating geeft, de burgers
wel een geriugen prijs voor goed water kunnen missen.
De heer Tieleman behoorde ook tot de meerderheid
die tegen gratis-waterverstrekking was, op grond voor
zijn vrees dat bet roekeloos zou gebruikt worden.
Is u de voorzitter geconstateerd had, dat er geen mis
bruik werd gemaakt, dat spr. niet kan beoordeelen,
wel gelooven, is zijn bezwaar vervallen en zal hij
stemmen vóór het voorstel Bijleveld:
De heer Krantz stond da meening voor, dat de
prijs zoo gering was, dat ieder inwoner dezer gemeente
dien kon betalen.
De heer Van Ueukelom bracht in het midden, dat
het verstrekken van gratis duinwater eene voort
zetting is van de publieke pompen. Nu die verval
len zijn omdat het water slecht is, is er geen rede
lijke grond aan te voeren om het water uit de
waterleiding tegen betaling verkrijgbaar te stellen.
En dat er niet roekeloos mede omgesprongen wordt,
daarvan is spr. overtuigd; zelfs weet hij dat in zekere
buurt, waar niet de rijkste standen van de stad wo
nen, een soort van politie over de waterbak wordt
uitgeoefend, opdat er niet meer uitgenomen worde
dan naar evenredigheid der behoefte.
Het voorstel van den heer Bijleveld werd alsnu
in stemmiug gebracht en aangenomen met 12 tegen
7 stemmen.
Voorde heeren: Stoffels, De Fremery, Eigeman,
v. Wensen, v. Outeren, Goudsmit, Driessen, Hubrecht,
v. Heukelom, Bijleveld, Tieleman en de Voorzitter.
Tegen, de heeren Krantz, Tollens, Cock, Du Rieu,
Dercksen, Scheltema en Le Poole.
Hierop werd het praeadvies op het adres van J. Bij
leveld, houdende verzoek om pensioen, zonder discussie
aangenomen, en daar niets meer aan de orde was,
de vergadering gescheiden.
STATEN-GENERAAL.
Door 25 leden der Eerste Kamer werd deelgenomen
aan bet sectie-onderzoek over de Suikerwet, waarvan
het voorloopig verslag heden is verschenen.
Eenige leden, die in het belang van stabiliteit en
tot behoud der suikerindustrie, vooropstelden, rege
ling bij de wet wenschelijk te achten, keurden het
gronddenkbeeld dezer wet, dat geen ander was dan
dat der Agrarische wet, nl. intrekking der gouver
nementscultuur, ernstig af. Zij zagen evenwel voor
een deel geen beslissing over beginselen in deze wet,
maar alleen over de vraag, of de aanneming dezer
wet, na die van de Agrarische wet, het belang der
suikerindustrie bevorderen zou
Bij aanneming nu dezer voordracht, meenden die
leden, bestond er, door den overgangstijd van 20
jaren, althans eenige kans, hoe weinig ook, op het
blijven bestaan van eene vrije suikercultuur, terwijl
bij verwerping der wet, de Regeering die cultuur zou
kunnen regelen bij besluit, waardoor meer kans bestond
tot geheele opheffing daarvan. Uit vrees alzoo voor
grooter kwaad zouden zich die leden met de voor
dracht vereenigen, hoewel zij noode opnieuw een
stap zagen doen tot vernietiging der gouvernements
cultures.
Er waren echter andere leden, die niet tot ruik
een besluit konden komen. De vooratanders zelf der
vrije cultuur erkenden, dat daarnaast de gouverne
mentscultuur kou blijven bestaan, terwijl juist deze
wet daarover bet doodvonnis uitspreekt. Mocht de
Regeering de suikercultuur bij verwerping der wet
regelen, dan droegen zij daarvoor ten minste niet de
verantwoordelijkheid.
Vele andere leden zagen in deze, evenals in de
Agrarische wet, eene beslissing in den langdurigen
strijd over koloniale beginselen. Nu is beslist, dat de
gedwongen beschikking over den grond en arbeid van
den inlander zal ophouden, moest die strijd over
onderdeelen niet worden voortgezet. De meerderheid
zag in deze wet eeue geleidelijke, voorzichtige, gema
tigde en eerlijke toepassing van art. 56, alinea 6 van
het Reg.-Regï. Zij kenden aan de wet een meer con
servatief dan destructief karakter toezij wezen op
de suikerondernemingen, die nu reeda geheel vrij
werkten, en op de kansen, ook volgens de tegenstan
ders, op het behoud ook na 20 jaren, van de suiker
cultuur.
Een der leden ging nog verder. Hoewel ook hij de
loslating der gouvernements-cultuur op eenmaal niet
mogelijk achtte, meende hij, dat de termijnen van
1870 en 1890 te ruim waren, en de beschikking over
de gronden ingekrompen bad moeten worden.
EERSTE KAMER.
Tijdelijk voorzitter de heer Mr. W. H. Cost
Jordens.
Al de ministers zijn tegenwoordig, behalve de
minister van buitenl. zaken.
De notulen der vorige vergadering worden ge
lezen en goedgekeurd. De waarnemende voor
zitter geeft het woord aan den heer Van Nispen
v. Pannerden, die 't gevraagd heeft.
Interpellatie omtrent de verhouding van
Nederland tot de bevriende naburige mo
gendheden.
De heer Van Nispen v. Pannerden: Zoolang
ik de eer heb lid dezer vergadering te zijn, heeft
naar mijne bescheiden meening 't vaderlaud niet
in zoo gewichtige en moeilijke omstandigheden
verkeerd als nu, door den uitgebroken oorlog.
Met belangstelling heb ik in de Ned. Staals-Couranl
van gisterenavond 't navolgende gelezen.
Bij de ernstige verwikkeling, welke tusschen
twee bevriende naburen is ontstaan, heeft 's ko-
nings regeering de verschillende kabinetten doen
weten dat zij, mocht de oorlog uitbreken, besloten
heeft eene strikte neutraliteit aan te nemen en
te handhaven."
Die mededeeling heeft spr. met genoegen gele
zen, maar naar aanleiding daarvan wensciit hij
de vergadering verlof le vragen tot de regeering
twee vragen te richten, betrekkelijk de gevol
gen van dat besluit. Spr. vindt geen vrijheid dat
verlof te vragen voor eeue openbare vergadering,
maar is bereid die vragen te doen in eene ver
gadering met gesloten deuren, 't ls ook daarom
dat hij de vragen nog niet wil doen, tenzij de
regeering dit verlangt.
De waarnemende voorzitter stelt aan de Kamer
voor, den heer Van Nispen 't gevraagde verlof
te verleeneu.
De heer Cremers heeft bedenking tegen 't voor
stel, zooals 't wordt gedaan. Wel heeft hij geen
bezwaar tegen 't verleenen van het verlof, maar
indien dit voorstel impliceert dat de Kamer dit
verlof verleeue in eene zitting met gesloten deuren,
dan zou hij er zich niet mede kunnen vereenigen.
De heer Duymaer van Twist verklaart zich
in denzelfden zin als de vorige spreker.
De Voorzitter zegt dat het zijne bedoeling was
eerst in 't algemeen ie doen uitmaken dat de Kamer
'l goed vindt den heer Van Nispen 't verlof te
verleenen, om dan nader te doen beslissen of dat
zal geschieden in eene openbare dan wel in eene
gesloten vergadering.
De Voorzitter: Ik stel dus aan de Kamer voor
om aan den heer Van Nispen in 't algemeen
verlot te verleenen. Daartoe wordt besloten.
De Voorzitter: Is de Regeering bereid te ant
woorden op de vragen, die door den heer Van
Nispen worden gedaan?
De minister van binnenl. zaken De Regeering,
onbekend zijnde met de vragen van den heer
Van Nispen, kan moeilijk zeggen dat zij bereid
is daarop te antwoorden.
De heer v. Nispen poseert de beide vragen
1°. Kan de Regeering ook eenige inededeeliug
doen over de opname harer verklaring van onze
strikte neutraliteit le willen handhaven, door de
beide oorlogvoerende partijen of door een der
partijen
2°. Welke maatregelen zal de Regeering nemen
om Nederland in staat te stellen die strikte neu
traliteit te handhaven, en zoo 't onverhoopt noo-
dig is, te verdedigen?
De minister v. binnenl. zaken zegt bereid te
zyn, dadelijk op die vragen te antwoorden. Wat
de eers te vraag betreft, moet hij zich echter voor-
behouden daarop 't antwoord schuldig te blijven,
omdat de minister v. buitenl. zaken verhinderd
is in deze vergadering tegenwoordig te zijn. 2°. De
Reg. is voornemens de uoodige maatregelen, tot
handhaving onzer onzijdigheid zoo spoedig moge
lijk bij de Wetgevende Macht aanhangig te maken.
De beer v. Nispen stelt aan de Kamer voor,
naar aanleiding van 'l antwoord des ministers op
de eerste vraag, een naderen dag te bepalen tot
voortzetting dezer interpellatie, en intusschen de
Regeering in de gelegenheid ie stellen, dat op dien
dag de minister v. buitenl. zaken tegenwoordig zij.
De voorzitter vraagt aan de Regeering, wan
neer zij meent een meer bepaald antwoord op
de eerste vraag te kunnen geven
De minister v. binnenl. zaken vleit zich dat de
Reg. dit in de volgende vergadering zal kun
nen doen.
De heer Cremers wenscht daar te laten de re
den die er kan bestaan voor de mettegenwoor
digheid van den minister van buitenl. zaken.
Acht Zijne Excellentie 't niet in 't belang des
lands oorbaar om reeds nu mededeelingen aan
de vertegenwoordiging te doen, spr. zal 't bem
niet ten kwade duiden, inaar als dit niet 't geval
is, dan zou hij de Kamer in overweging willen
geven den minister nog staande de vergadering'
te doen ontbieden.
De minister van Binnenl. Zaken: Namens
de Regeering moet lk aan de Hamer verkla
ren, dat zij voor dit oogcnbllk niets verder
te voegen heeft bij 't geen zij ln de Staats
courant van gisterenavond heeft medegedeeld.
Nadat nog de heeren Michiels v. Kessenich,
Cremers, v. d. Lek de Clercq, v. Swinderen, de
voorzitter, de minister van binnenl. zaken en
Smit het woord hadden gevoerd, stelt de voor
zitter aan de Kamer voor te bepalen, dat de voort
zetting dezer interpellatie zal worden bepaald
op de eerstvolgende bijeenkomst, en tevens de regee
ring uit te noodigeu den minister v. buitenl. za
ken te verzoeken op die vergadering tegenwoor
dig te zijn.
Geen der leden vraagt meer het woord; dien
overeenkomstig wordt zonder stemming besloten.
LAATSTE BER1CHTJEN.
Wij vernemen dat ons garnizoen in de kazerne
geconsigneerd is om op het eerste telegram naar
de grenzen uit te rukken.
Hedenmiddag is een gedeelte der schutterij
alhier opgeroepen om de wachten te betrekken,
o. a. bij het detentie-huis.
's-Gravenhage, 16 Juli. Bij kon. besluit van 14
Juli 1870 N®. 18 is de beer W. Proegholt, thans
ontvanger der directe belastingen en accijnzen te
Leende c. a„ benoemd tot ontvanger derzelfde
middelen te Baard.
Naar wij vernemen, zijn bij de oproeping
van de miliciens van alle lichtingen, alleen uit
gezonderd de lotelingen, die dit jaar bij de ca
valerie, veld- en rijdende artillerie zijn ingedeeld.
De opgeroepen manschappen begeven zich recht
streeks naar hunne korpsen of standplaatsen. Het
voornemen bestaat, om de kampen, die op som
mige plaatsen worden gehouden, op te breken.
Door het kiescollege in het Synagogaal res
sort van 's-Gravenhage, bijeengekomen den 14d>11
Juli jlzijn benoemd tot leden der centrale oom-
missie tot de algemeene zaken der beide Israëlie-
'ische kerkgenootschappen in Nederland: de hee
ren Mr. D. Polak Daniels en J. E. Andries, beiden
te 's-Gravenhage.
Wij ontvangen uit 's-Gravenhage van onzen cor
respondent de volgende mededeeling.
De binnenlandsche telegraafdienst is, ten ge
volge der tegenwoordige omstandigheden, dermate
met dépêches overladen, dat het Rijkstelegraaf
kantoor alhier zich verplicht heeft gezien te 2
uren het volgende aan te plakken
„Ten gevolge van ophooping, worden alle aan
geboden telegrammen per post verzonden."
Dépêche, welke, te 2 uren aangeboben, niet is
kunnen worden verzonden:
„'s-Gravenhaoe, 16 Juli.
In de eerste Kaïner heeft de heer Van Nispen de
regeering geïnterpelleerd 1°. over de opname onzer
verklaring tot inachtneming onzer neutraliteit en
2". welke maatregelen dé regeering deukt te ne
men om die neutraliteit te handhaven en, zoo
noodig, te verdedigen? De beantwoording dezer
vragen is uitgesteld tot de eerstvolgende bijeen
komst der Kamer, omdat de regeering nog niet
bij machte is op dit oogenblik iets anders mede
te deelen dan wat de Staats-Courant hedeu bevat.
Daarna zijn 12 kleine wetsontwerpen aange
nomen."
(Per telegraaf). Uitslag van den grooten inter
nationalen zangwedstrijd voor mannenkoor te
Rotterdam.
(Tweede afdeeling, uitgeschreven voor Neder-
landsche liedertafels gevestigd in gemeenten van
meer dan 20000 zielen.)
Eerste prijs, een gouden medaille en 150, uit
geloofd door de gemeente Rotterdam, behaald
door de Manneuzangvereeniging van Utrecht.
Tweede prijs, een zilveren medaille en f 75,
door de liedertafel Caecilia van 's-Gravenhage.
Derde prijs, een zilveren medaille, door de lie
dertafel Souvenir des Montagnards te Tilburg.
Vierde prijs, een bronzen medaille, door de lie
dertafel Concordia te 's-Gravenhage.
(Per telegraaf.) De Tweede Kamer is bijeen
geroepen tegen Dinsdag 19 Juli a. s.
PROGRAMMA VAN MUZIEKUITVOERINGEN.
societeitstent in het BOSCH te 's-GaAVENHAGB.
Zondag 17 Juli, des namiddags te 2 uren, door
het muziekkorps van het regiment grenadiers en
jagers, onder directie van den heer F. Dunkier.
No. 1. Marcbe d'Attaque, Rutier. 2. Ouverture
de l'opéra: Les Erantais en Espagne, Fesca. 3. Fau-
taisie sur Rigolello, opéra de Verdi, Sellenik.
4. Morgenblëtter, Walzer. (le exécution) Strauss.
5. Ouverture sur l'Hy nine National Russe. Dunkier.
6. Fanlaisie sur l'opéra de Halevy: Les ilousque-
taires de la Reine, Dunkier. 7. Die Jagerin, polka,
Ziehrer.
en BJlNHJONGBNS tegen hoog loon vast werk
begeerende, vervoegen zich bij P. LOEBER, Noord
einde, N". 15,