N°. 3196. Donderdag A°. 1870. 14 Juli. feuilleton van liet LeicLsch m Dagblad". IJ DE DING-DINGBANK VAiN 1TTEBSUH. I.F.IDSCH DAGBLAD. f 3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR ADVERTKNTIEN. Voor iederen regelJ 0.15. Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan. „Nu ik geroepen word tot verantwoording, zeg ik gaarne, dat ik alleen het oog had op den toe stand van Frederiksoord, zoolang de geest des stichters er in leefde, en door de besturende com missie wel te onderscheiden van den direc teur gehandhaafd werd. Herroepen zou ik alleen kunnen ten aanzien van 't geen ik werkelijk gezegd heb. Had ik gesproken over den tegeuwoordigen toestand, dan zou ik gesproken hebben over iets, dat ik niet alleen niet gezien heb, maar ook niet ken; eene onderscheiding, die de heer J. C. niet schijnt te kennen, omdat hij naar aanleiding van mijne woorden „dat ik het geluk niet gehad had de schepping van Van den Bosch in indië te zien," vrijheid meent te hebben te spreken van de „min of meer naïeve verklaring (van, den heer Van Houten) dat hij de schepping van Van den Bosch in Indië niet kent." Het schijnt overigens, dat de sedert 1859 in Frederiksoord ingevoerde hervormingen den toe stand, wat het gehalte van den arbeid aldaar betreft, ten eeneumale veranderd hebben. De schil dering van den heer J. G. als waar aannemende en omdat er geheel gebroken blijkt te zijn met de vicieuze beginselen van Van den Bosch, heb ik geen reden van twijfel zie ik na kennisne ming van zijn artikel met te dieper leedwezen onze koloniale politiek nog in den geest van Van den Bosch voortgezet. Men moet dien weg geheel verlaten en wel zoo spoedig mogelijk. En ter loops gezegd, omdat ik meen, dat verwerping der Suikerwet door de Eerste Kamer ons eerder daartoe brengt dan aanneming, zal ik de aanne ming dier wet door dat Staatslichaam ten zeerste betreuren." De Spaanscke gezant bij het Nederlandsche Hof heeft aan den minister van buitenlandsche zaken mededeeliug gedaan van de circulaire, waarbij de Spaansche Regeering aan de verschil lende mogendheden kennis heeft gegeven van de candidatuur van prins Leopold van Hohenzollern- Sigmaringen voor den troon. Zie onder Spanje Wij vernemen dat de minister van buitenland sche zaken deze mededeeliug eenvoudig voor ken nisgeving heeft aangenomen, onder de gebruike lijke bijvoeging dat de minister haar bij Z. M. den Koning zou overbrengen. Dagblv. Z.-H.) Eene zeer belangrijke procedure is thans voor de arr.-rechtbank te 's-Hertogenbosch aanhangig, Omtrent de inzichten van den toenmaligen directeur, aan wien ik door aanhuwelijking nauw verwant ben, eu dien de heer J. C. om mij onbekende redenen er bij baalt, zie men bet in 1869 uitgekomen geschrift: „L)e toestand van de vrije koloniën en het instituut te Wateren bij de afscheiding der gestichten van de goe- deren der Maatschappij van Weldadigheid in 1859 door den direc teur J. Van Konijnenburg Cz." Indien deze de thans door den heer Jongkindt Coninck bekleedc betrekking bad aangenomen, zoude zeker de op p. 42 aldaar er kende noodzakelijkheid om de bestaande instellingen te doen ver vangen door het eenige deugdelijke stelsel eencr volledige toeken ning van het loon naar de werkelijke verdiensten" do leidraad zijner handelingen geweest zijn. waarvan de N. R. Ct. beweert, dat de afloop voor ge heel Nederland van gewicht zal zijn. De zaak komt in hoofdtrekken hierop neder: Nadat op 1 October 1869 het staatstoezicht op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen heeft opgehouden, hebben de manslidmaten der Nederduitsch Hervormde gemeente van Dussen, in Noord-Brabant, bij meerderheid besloten, het nieuwe Algemeen College te erkennen, en het door dat college ontworpen reglement en voor- loopig georganiseerd bestuur aan te nemen. Eene meerderheid der mauslidmaten echter, door eene circulaire uit Utrecht tot verzet aangespoord, is van meening dat vrij en zelfstandig beheer wen- schehjk is; zij zijn bijeengekomen en hebben (nog steeds de meerderheid uitmakende) een eigen reglement op het beheer ontworpen, drie kerk voogden hunner keuze benoemd, en dezen ge machtigd om het beheer en alle eigendomsbewij zen van de kerkelijke goederen en fondsen over te nemen van het College van kerkvoogden, dat op 1 October jl. heeft gedéfungeerd. Natuurlijk heeft dit College, zoowel op minnelijke aanvraag als na gerechtelijke sommatie, die afgifte gewei gerd; daarna zijn zij voor de rechtbank te's-Her togenbosch gedagvaard. De burgemeester, hoofd van het gemeentebe stuur alhier, doet te weten, dat aan den ontvanger der directe belastingen alhier is ter hand gesteld een, op den 7d°° dezer maand, invorderbaar ver klaard kohier van het patentrecht, over het dienst jaar 1870 en 1871, houdende aanslagen voor wijk 5, terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Met de waarneming der betrekking van pen ningmeester van het Leidsche Jaagpad is, na het aan Jhr. Mr. W. H. De Watteville als zoo danig verleend eervol ontslag, bij resolutie van Burg. en Weth. van Utrecht tijdelijk belast ge worden Mr. J. W. L. Raven, archivaris der ge meente. Graaf Leicester, de heer J. Leur, te Amsterdam, heeft aan de vier blazoendragers van de Rede rijkerskamer: „de Witte Akeleien en de Oranje Lelyken," de jongenheeren C. Looten, P. Somer- wil, P. Looten en W. Van Dorsten, alhier, als souvenir aan den gecostumeerden optocht ieder een prachtig bewerkt gouden potlood, uit de fa briek van de heeren Dickhoff en Salm te Am sterdam, gezonden. Van geachte zijde verzoekt men het Handelsblad het volgende meüe te deelen: „Op de jongste classicale vergadering, te dezer stede gehouden, moest de waardige eu verdien stelijke secretaris, de heer Ötncker, pred. alhier, plaats maken voor den heer Moulin, pred. te Weesp, van wien men weet, dat hij tot de zeer behoudende partij behoort. Deze met-herkiezing is een schromelijk onrecht den man aangedaan, die gedurende acht jaren zijne vele gaven en beste krachten aan de belangen dezer classis heeft toegewijd, en wien vriend en vijand den lof moeten geven, dat zijne nauwkeurigheid en trouw, zijn kunde en ijver, zijne rechtvaardig heid en onpartijdigheid boven allen twijfel ver heven zijn. Hij zal dan ook door de gemeenten, die zijne voorlichting en zijnen raad kwamen vrageu, zeer worden gemist, en in het classicaal bestuur wordt zijne verwijdering diep betreurd. De confessioneelen, die te Utrecht eu Arnhem nog eerbied voor verdienstelijke secretarissen hadden, zijn in hunne partijwoede te Amsterdam blind geweest, toen zij den ouinisbareu ötncker niet herkozen. „Innig overtuigd van zijne groote verdiensten, vereenigden zich aanstonds eenige leden dezer clas sis, om den miskende een blijk van hunne sym pathie en hoogachting te doen toekomen, eu Maandag jl. werd namens deze door eene com missie aan den heer Strieker een keurig aauden- keu aan zijn scribaat ter hand gesteld. Bij monde van Ds. Prins werd op waarlijk welsprekende wijze de smart betuigd over het gebeurde, en de verzekering gegeven, dal Stackers naam eu werk bij de classis in aandenken zullen blijven. Diep getroffen door die belangstelling in ziju persoon en werk, verzekerde de heer Strieker, dat hij met genoegen aan de verledene jaren zou blijven denken, en dat dit bewijs van hoogachting door hem dankbaar gewaardeerd werd." Dr. M. P. Lindo, inspecteur van het lager onder wijs in Zuid-Holland, heelt als penningmeester van het fonds voor weduwen én nagelaten kin deren van Z.-H. onderwijzers, de leden tot eene bijeenkomst te Rotterdam op 11 Juli a. s. opge roepen, om voor te stellen, wegens den gunsti- gen stand van dat fonds, de uitkeenng te ver- hoogen en tevens een voorstel te doen tot her ziening van het reglement. Eergisteren heeft het admissie-examen van stu denten voor den militairen geneeskundigen dienst in het gebouw Athenaeum Illuslre te Amsterdam een aanvang genomen. Wegens lichaamsgebre ken is van de 39 aspiranten slechts éen afgekeurd. De arrond.-rechtbank te Amsterdam heeft in de vorige week opgemaakt de navolgende voor drachten Voor kantonrechter te Weesp Mrs. H. P. Van der Horst, griffier aldaar; H. W. Stutfken, grillier te Noordwijk; en A. S. Van Catteuburgh, griliier te Ummen; en voor kantonrechter te Naarden Mrs. B. D. VVeyland, kantonrechter te Edam; Paul H. Berkhout, griliier te Loenen, en C. H. B. Boot, griliier te Oud-Beierland. Vervoer langs den Holl. IJzeren-Spoorweg. Lijn AmsterdamRotterdamHelderZaandam. Aan tal reizigers gedurende de maand Juni 1870, 212,202opbrengst aan reizigers f 193,925.06s; idem aan goederen f 34,860.87 totaal ƒ228,785.935; sedert 1 Jan. aantal reizigers 896,311; opbrengst reizi gers en goederen ƒ997,467.98s. PRIJS DEZBR COURANT. Voor Leiden per 3 maanden Franco per post Afzonderlijke Nommera Leiden, 13 .lull De hoogleeraar G. W. Vreede, te Utrecht, ge lijk zoo velen in een eventueelen oorlog tusschen Pruisen en Frankrijk voor ons land gevaar ziende, schrijft heden in het Utrechlsch Dagblad het f volgende artikel Het gevaar van builen. Eensgezindheid Nederland en België. Nooit scheen in de jongst verloopen jaren sedert 1867^' de oorlog zóo nabij. Het diplomatisch be leid is niet altijd tegen list en geweld der over macht bestand. Maar alle Staten, hoe klein, zijn sterk door vaderlandsliefde en door eendracht. - Het is een stokregel der politiek in Engeland, tegenover het gevaar van buiten, alle partij-ge- schillen te laten rusten, en het Bewind, hoeda- nig dan ook de geest en samenstelling zijn, te stutten en te onderschragen om de nationale waardigheid en bovenal 's lands onafhankelijk heid' te doen eerbiedigen. In zulke oogenblik- ken denkt de eerzucht aan geene portefeuille- 3 jacht; Whigs en Tories, conservatieven en radi calen slaan tegen den gemeenen vijand, den belager vaD het volksbestaan, de handen ineen. S Welke derhalve de wending der gebeurtenissen zijn moge, noch Frankrijk, noch Pruisen behoo- ren hier te lande weerklank of voorspraak te vinden. Voor de taal van beiden zal, naar wij vertrouwen, het Kabinet van 's-Gravenhage doof blijven. De onschendbaarheid van het grond gebied moet ten spoedigste verzekerd worden, zoowel door huishoudelijke maatregelen ter ver; sterking onzer weerbaarheid, als door tijdig overleg met het naburig België." De Arnhemsche Cou rant sloeg heden in dien zin, den echten toon aan. En was in 1867 de overeenstemming der beide landen, in de uitdrukking van dezelfde warme gehechtheid aan de nationaliteit, bij het t eerste beroep van hier op samenwerking, een verblijdend verschijnsel, geen verschil van in- zichten aangaande de binnenlandsche regeerkunde zal ook thans in den weg staan om ons neutraal j grondgebied, is het nood, door gezamenlijke strijd krachten te doen ontzien." Het Noorden uit heden den wensch, dat al de bepalingen, die het bezit van zekeren leeftijd, buiten meerderjarigheid, tot voorwaarde stellen voor het bekleeden van eenig ambt, afgeschaft zullen worden. Het blad heeft hierbij het oog op de artikelen 79 der grondwet, 98 der kieswet, j 61 der gemeentewet en op de bepaling dat men 10 jaar gepromoveerd moet zijn, om lid van den Hoogen Raad te worden. De heer Mr. S. Van Houten heeft het schrijven van den heer Jongkindt Coninck, welks strekking in ons nummer van gisteren voorkwam, niet lang onbeantwoord gelaten. Heden vinden wij reeds zijn repliek in de N. R. Ct. De heer V. H. verzoekt evenals de heer J. C. overname van dezen zijnen brief in de dagbladen. Wij meenen met de opname van de volgende regelen te kunnen volstaan Ui Oorspronkelijke Geschiedkundige Novelle UIT DE TIJDEN VAN KAREL V. 1 TWEEDE HOOFDSTUK. lam) (Vervolg.) j Als verwezen of diep treurend bleven zij in b hun hok of hun nest liggen, zonder eenige vroo- 011 lijkheid aan den dag te leggen op de roepstem huns meesters. Éen ding was zeker, óf zij hadden een droevig voorgevoel, zoodat het natuurlijke instinct hen zoo neerslachtig maakte over eene ramp, die het kasteel of hunnen meester zou jé treffeD, óf wel, zij lagen op sterven. Er heerschte eene stilte, die de plechtigheid van het Kerstfeest op het kasteel nog verhoogde. Na deze beschrijving van Ittersum achten w(j het noodig met den eigenaar en bewoner, den schepen van Ittersum, en de zijnen voorloopig ken nis te maken, daar wij later nog veel van dit geslacht zullen hooren. Hij was een man van middelbaren leeftijd: hij kan omstreeks 81 of 32 jaren geteld hebben. Bij eene groote gestalte en gezetheid naar evenre digheid voegde hij een zeer wellevend uiterlijk. Men kon het hem aanzien dat hij niet als zoo vele andere kasteelbewoners door gunst vanwege eenen of anderen stadhouder of invloedrijken persoon tot die macht en dat aanzien was ge bracht. Zijne helder blauwe oogen verrieden eene ongemeene standvastigheid en lijn doorzicht. Ziju blik, dien hij met de meeste' vriendelijkheid kon opslaan, deed de hem omringenden echter hunne minderheid gevoelen. Zonder trotsch te zijn, had hij eene, om zoo te zeggen, aangeborene fiere houding in al zijn doen. Gebood hij iets, dan behoeide hij slechts te sprekenelk woord uit zijn mond getuigde van een vast besloten ka rakter, in 't kort, hij was de edelman, de ridder uit de riddertijden. Hij leefde in zeer aangenaraen omgang met zijne dienstboden en onderhoorigen: zijn grootste genoegen bestond in een stil huiselijk geluk. Tijd verdrijf zocht hij bij zijne echtgenoote en zijn kind: enkele malen ging hij echter in gezelschap van andere edelen uit den omtrek jacht maken op de wolven, die des winters zich dikwijls tot in de nabijheid van het kasteel waagden. Algemeen was de familie van Ittersum bekend om hare goedaardige gezindheid jegens allen en hare milddadigheid jegens de armen, die nooit met ledige handen en hongerige maag werden weggezonden. Hij logenstrafte op deze wijze de zinspelingen, die op zijn geslachtswapen, drie ezelskoppen, ge maakt werden. Onbevlekte zeden eu groote kun digheden hadden hem, zoowel als ziju oud adellijk geslacht, tot de waardigheid verheven van presi dent der schepeus, die hij met de meeste nauwgezet heid en onder algemeeue goedkeuring vervulde. Hij was zoo niet de beste, dan toch een der beste schepens, wier namen op de lijst van lttersums dingbank voorkwamen. Heerschte op geheel het kasteel een stilte, die de gewichtigheid van het leest scheen te vermeerdereu, in het hart van den schepen van Ittersum heerschte onrust en gejaagdheid. Hij zat alleen bij den haard en scheen eene studie te maken van de oorzaak der vlam, althans zijn oog was niet van het brandende hout ver wijderd. Van zijne kinderlijke spelen vermoeid, rustte eeu 4jarig knaapje, het oudste zoontje van den schepen, op zijns vaders knieën. Het kind was by zijne tegenwoordige toevlucht, (zijne anders ge. trouwe moeder was niet in de mogelijkheid zijne laatste wakende uurtjes te bespieden) en sloot langzamerhand de oogjes, onder het nabootsen van eenige liedjes, die de moeder hem geleerd had. Met eeu welgevallig oog beschouwde de sche pen van Ittersum het op zijne knieën zoo zacht sluimerene knaapje: „Het evenbeeld zijner moe der," dacht hij. „O, ware uwe moeder, mijne geliefde Maria, weder in ons middenKind, slaap gerust 1 Morgen hoop ik u eeu speelmakkertje te kunnen toonen." Dit zeggende, legde hij het kind, dat vast voortsliep, op eene tot dat doel beschikte leger stede neder. Met inwendige aandoening beschouwde hij nog maals zijn slapend zoontje; zijn gemoed was vol. Met omhoog gerichte oogen, waarin eene traan opwelde, zuchtte hij biddend„God 1 sta de moe der van dit kind, sta ons allen bij, in dezen hachelijken stond." Zijne beenen knikten onder hem en weigerden bijna hunne hulp: met groote schreden ging hij het vertrek eenige keeren op en neer, telkens staan blijvende, in de verbeelding dat het ge ruis, door zijne voetstappen veroorzaakt, eene beweging in het aangrenzende vertrek was. Onrustig luisterde hij, doch niets, alleen het knetteren van het hout aan den haard brak de stilte af,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1