N°. 3194,
Dinsdag
Ao. 1870.
12 Juli.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
DE DING-DINGBANK VAN ITTERSUM.
EIBSCI
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
3.85.
si 0.05.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIKN.
Voor iederen regel.iJ 0.15.
Grootere letter# naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Leiden, IX Juli.
'0. HET SPAANSCH-PRUISISCH VRAAGSTUK.
Gingen wij af op de hoop, die de Kölnische Zei-
ne tung in haar politiek artikel van heden uit, dan
/s.izou ondanks de oorlogzuchtige geruchten, de
i.covrede door het Spaansch-Pruisiseh incident niet
:iet verstoord worden. Ongelukkig kunnen wij echter
2iin de gronden, die zij voor het behoud van den
75, vrede aanvoert, niet deelen, eensdeels omdat zij
weinig afdoende argumenten aanvoert, anderdeels
.00
omdat haar artikel ook grootendeels beoogt de
Franschen le laten hooren, dat, als Pruisen ont-
56.1 kent de hand te hebben gehad in de candidatuur
kilt van Leopold van Bohenzollern, dit niet geschiedt
uit vrees voor het Fransche leger, want, zoo zegt
dit invloedrijke orgaan, Duitschland gevoelt zich
2 sedert 1866 zoo sterk, dat alle vrees voor een
overwicht van de Fransche wapenen verdwe-
tel nen is. Haar vooral zijn wij nog niet gerust, we-
g( gens de onzekerheid die er bestaat omtrent de
onderhandelingen tusschen de betrokken mogend-
hedeDEr wordt onderhandeld, er wordt over het lot
van Europa teEms beslist; ditduurtreedseenige da
gen en nog hoort men niets. En nu dunkt ons, dat,
mi als er een resultaat ware, hetwelk de gemoederen
in Europa kon doen bedaren, dezelfde minister
Grammont, die eene zoo onvoorzichtige verklaring
in het Wetgevend Lichaam aflegde, zich wel
zou gehaast hebben dit te herstellen. Maar in
stede daarvan ziet men geheimzinnige verschijn
selen, die eerder aan verwikkeling dan aan eene
vreedzame oplossing doen denken. Voeg daarbij
de stoutmoedige taal van de Fransche. bladen,
die dagelijks een meer uittartend karakter ver
krijgt, de berichten en geruchten omtrent mili-
Jjj taire toebereidselen, en de eenparige gedragslijn
van de Duitsche bladen, dat Pruisen zich met
deze zaak niet bemoeid heeft, m. a. w. dat Frank
rijk geen recht heeft opheldering te vragen, ko.
ning Wilhelm er niet toe zal overgaan prins
Leopold tot de nederlegging van de kandidatuur
te dwingen en dus de keizer niet zijn zin krijgt,
dan kunnen wij, hoe vurig het behoud van den
vrede verlangende, niet zoo vast toegeven dat het
gevaar voor het uitbarsten van een oorlog voor
alsnog geweken is.
Zooeven gewaagden wij van berichten omtrent
militaire toebereidselen. De onderstaande zijn
daarvan staaltjes, die juist omdat zij uit den ach-
terhoek van Frankrijk komen, niet onopgemerkt
kunnen blijven. Juist is de pers, die daar ver-
'J schijnt, in de gelegenheid van nabij te zien en te
hooren wat er op militair gebied omgaat.
De Pliare de Loire deelt namelijk mede, „dat de
matrozen en mariniers bevel hebben ontvangen
zich naar Lorient te begeven." (Lorient of l'Orieut
is een van de vijf militaire havens van Frank
rijk, en is gelegen aan de samenvloeiing van de
Scorff en de Blavet, op 500 mijlen van Parijs.
Lorient werd in 1709 gebouwd door de O.-I.
kompagnie, eu heeft daaraan haar naam ontleend.)
„Het Fransche eskader in de Middellandsche
Zee, dat tegenwoordig in de Sieiliaansche wateren
kruist, heeft bevel ontvangen den 10den (gisteren)
in de reede van Palermo aanwezig te zijn, om
aldaar verdere bevelen af te wachten."
Een niet minder zorgwekkend bericht komt in
den Courier de l'Aisnc voor, te ,weten, dat alle
soldaten, die verlof hebben, opgeroepen zijn om
onverwijld onder de wapenen terug te komen.
Wij besluiten met deze opmerking. Meermalen
hebben wij den loop van Europeesche verwikke
lingen zoo nauwlettend mogelijk gevolgd, en steeds
namen wij waar, dat, als de bladen aanvangen
met het verspreiden van berichten als bovenstaande,
eene bloedige ontknooping niet ver meer af is.
Men moge deze opvatting toeschrijven aan een
te donker inzicht onzerzijds in den stand van
zaken, de ervaring geeft haar ons in de pen.
Het comité ter aanbieding van een geschenk
aan prinses Marie der Nederlanden, bij haar
voorgenomen huwelijk met den prins Von Wied,
verzoekt ons te willen opnemen, dat het der com
missie voor het gescheDk aan prinses Marie, hoogst
aangenaam zoude zijn, de ingevulde inschrijvings-
biljetten met 15 Juli te mogen ontvangen, met
toezending der ingeteekende geldendat nog tot
20 Juli lijsten ter beschikking liggen voor hen,
die gaarne tot dat doel willen medewerken, want
dat na 20 Juli deinteekening gesloten wordt; dat
de commissie dus hoopt, dat allen, aan wie
lijsten zijn toegezonden, de goedheid hebben hier
van nota te nemen, en men zoo spoedig moge
lijk deze wit toezenden of nieuwe lijsten aan
vragen, bij een der leden van het comité of bij
den secretaris M. L. Seijbel te Westkerke, eiland
Tholen.
Gisteren had alhier de derde jaarlijksche
bijeenkomst plaats van onderscheidene afdeelingen
van het Metalen Kruis.
Is het des Zondag's ochtends hier aan het station
reeds druk, gisterenmorgen heerschte er eene bui
tengewone drukte. Reeds vroeg zagen wij daar
vele metalenkruis-ridders op en nêerwandelen dit
waren de leden der 2de sectie van het Metalen
Kruis, afdeeling Leiden, die zich daar bevonden
om hunne wapenbroeders van voorheen op te
wachten, die zich van elders naar hier zouden
begeven. De verwachte trein stond spoedig hierop
stil en reeds zag men in de waggons de vroolijk-
ste gezichten van hen, wien de leden der sectie
Leiden het hartelijk bonjour toeriepen. Uit den
trein gestapt zag men een algemeen handgedruk
en hoorde men zoo nu en dan nog wel eens ver
tellen: „weel ge nog, toen wij hier en toen wij
daar waren om den vijand te bestrijden?" Na
deze broederlijke verwelkoming begou de rege
ling der sectiën met hare banieren door den heer
Themps, president der 2d0 sectie van het Metalen
Kruis alhier, eu kwamen zij in de volgende
orde te staan, 2de sectie Rotterdam, 3d» sectie
Amsterdam, 3dc sectie 's-Hage, Citadel-vereeniging
Amsterdam, 4d° sectie Amsterdam, en de sectie
Gouda en omstreken. In deze volgorde zette
de trein van oude dapperen zich, met de mu
ziek van het 4d' reg. infanterie aan het hoofd,
in beweging, waarbij, vergeten wij het niet,
zich ook eene deputatie uit de Leidsche Scherp-
schuttersvereeniging voegde, die eveneens op het
station aanwezig was als blijk van belangstel
ling in en hulde aan de strijders van 183032.
Dat er eene menigte menschen op de been was,
is begrijpelijk en het was dan ook voor de politie
en de cavalerie op sommige punten geen ge
makkelijke taak door de groote menigte, het in wan
orde geraken van den trein te voorkomen. Van
het stationsgebouw ging de stoet langs den Singel
tot aan de Mare-poort, Oude Mare, Ouden Singel,
Bakkersteeg, Hooigracht, W atersteeg, Hoogewoerd,
Steensohuur, naar het feestgebouw op de Ruïne, dat
door den heer Burgemeister daartoe welwillend
was afgestaan.
Voor de overgekomen ridders was het zeker
een verrassend gezicht in zulk een uitmuntend
gedecoreerd gebouw te worden binnengeleid, en
waarlijk wanneer men een blik door de zaal
liet gaan, kon men de verrukking op aller aan
gezicht lezen. Eere zij dan ook toegekend aan het
bestuur der afdeeling Leiden, die haar bijeengeko
men kameraden in een zóo smaakvol gebouw
binnenleidde. Nadat men eenigszins van de ver
wondering was bekomen en eenige ververschin-
gen waren genuttigd, werd door de trompet
het sein tot aantreden gegeven, waarna de trein
opnieuw door den heer Themps geregeld, zich
nu langs het Steenschuur, Breedestraat, Paarde-
steeg, Turfmarkt, Beestenmarkt, naar haar eigen
feestlocaal, in het hotel Rijnland op de Beesten
markt, begaf.
De zaal was op toepasselijke wijze, gedecoreerd.
Tusschen het vlaggedoek, dat men overal zag,
waren de busten van Willem I, II en III onder
eene prachtige vaandeltropee; voorts zag men
onderscheidene op het daar te vieren feest betrek-
hing hebbende deviezen, enz.
Nadat men zien UctctF liuii goïiii>tallcciU; iittui
de heer Themps, president der afd. Leiden, het
woord en heette de kameraden van 183032
hartelijk welkom binnen Leideus grijze veste.
Het doel dezer bijeenkomst, zeide spr., is o. a.
ook om de kameraden van weleer broederlijk de
hand te drukkenom zich de dagen, toen zij de
wapenen droegen en hun leven feil hadden voor
het lieve vaderland, op dezen dag bijzonder te her
inneren. De herinnering aan hunne jeugd is
voor hen eene zalige herinnering. Hun leus was
trouw als een rots; en die trouw is ook over
gegaan op een jeugdiger geslacht, op hunne zo
nen, getuige de weerbaarheidsvereenigingen, die,
mocht het voorkomen, ook zouden trachten zich
niet door hun vaders te laten beschamen, die
op een zoo roemrijk verleden kunnen bogen. Eere
aan 's lands weerbaarheid (algemeene toej ui-
gingMocht het hoofd grijzen, de rug zich krommen,
het harte blijft fier. Dat de geest van eenheid
en broederschap de leus blijve der leden van het
Metalen Kruis: eendracht en broederschap, zoo
lang zij hun leven kunnen feil hebben voor Ko
ning en Vaderland! Hij besloot die rede met een
leve de Koning, den beschermheer van het Metalen
Kruis! De heer Bomli, secretaris der vereen, van
het Metalen Kruis, herdenkt in een flinke rede
wat er voor 40 jaren geschied is en brengt hulde
aan Z. K. H. prins Frederik; hij zegt en gelooft,
dat, mocht het noodig zijn, zij nogmaals, zooals
voorheen, hun leven, goed en bloed zouden ten
offer brengen voor 't lieve vaderland.
De president der 1ste sectie van Amsterdam
vroeg nu het woord en nam deze gelegenheid
waar om als blijk van hoogachting aan den heer
Themps het eerelidmaatschap der 3de sectie Am
sterdam aan te bieden, hetgeen door den heer
Themps in dank werd aangenomen, waarna het
diploma hem door den president der 1ste sectie
Amsterdam werd overgereikt. De heer Beijermans,
president der sectie 's-Hage herinnerde, onder
meer andere feiten, dat hij het was die den 25sten
Mei 1867 de koninklijke goedkeuring mocht ont
vangen tot het houden van bijeenkomsten voor
de afdeelingen van het Metalen Kruis. De presi
dent der afdeeling Rotterdam betuigde namens
haar dank voor de goede ontvangst, en zeide hen in
het volgende jaar, als de bijeenkomst te Rotterdam
werd gehouden, een even goede ontvangst toe. De
heer Timmermans, lid der Leidsche Scherpschut
ters vereeniging zeide dank voor de aanspraak ge
daan door den heer Themps op de Weerbaarheid en
voor het vereerend aanzoek om zich te doen ver
tegenwoordigen, hetgeen geschied is. Nadat nog
eenige heeren het woord hadden gevoerd, ont
bond de heer Themps de feestvierenden tot
's avonds halfzes. In dien tijd maakten velen ge
bruik van de gelegenheid om de openbare ge
bouwen van Leiden te bezichtigen. Te halfzes
werd de trein nogmaals geregeld en begaf zich
in optocht naar Pax-Intrautibus. Daar aangeko
men, nam de heer Themps afscheid van de kame
raden van Gouda, die te halfacht met de boot
moesten vertrekken. Vervolgens, nadat de overige
J/win nits-eleide waren
gedaan, vereenigde men zich weder in het locaal
Rijnland, waar een vroolijk bal de Leidsche afdee
ling en enkele anderen tot laat in den nacht op
echt kameraadschappelijke wijze bijeenhield. Dat
het hier ook aan toasten op Koning en Vaderland
en de gebeurtenissen van 183032 niet ontbrak,
zullen wij wel niet behoeven te vermelden.
Sedert Vrijdag-nacht wordt de opzichter der jacht
en visscherij H. Van Zanten, gestationneerd te
Voorschoten, vermist. Het laatst heeft hij gesur
veilleerd op het aardappelenland van den heer
H. Van Noord. Men heeft in alle omliggende
wateren gevischt en tot heden heeft men niets an
ders ontdekt dan een pet.
Daar men zich omtrent deze vermissing in allerlei
gissingen verdiept, is gisteren onder toezicht van de
rijkspolitie in den Korteu Vliet met het zegel ge
vischt. Onze officier en substituut-officier van
justitie, de heeren Maclaine Pont en Bijleveld,
waren daarbij tegenwoordig. Van Zanten is ech
ter niet gevonden.
Zijn zwangere vrouw, die met nog twee kinderen
achterblijft, verkeert in de grootste bezorgdheid.
Oorspronkelijke Geschiedkundige Novelle
UIT DE TIJDEN VAN KAREL V.
EERSTE HOOFDSTUK.
{Vervolg.)
„Met uw permissie, baas, zij hebben meest al
len de oorlogen van Karei van Gelder meege
maakt en een paar keeren onder den grooten
Pier als kerels gevochten."
„Nu Nol, ziet ge dat volkje, die hongerlijders
met hunne dikke buiken en wijde broeken aan
voor zulk eeuecht ras, ik niet; ik zou wel eens
kennis met hen willen maken. Maar ter zake, hebt
gij gehoord, dat zij Herculo zullen rondsnuffelen?"
„Neen baas, dat is het niet: deze voorrede be-
teekent nog niets."
Met gespannen verwachting zaten Harmen en
ïijne Henna te luisteren toen Nol voortging
„Gij weet misschien, dat de heer van Ittersum
een kiDd heeft: als gij het nog niet weet, zeg ik
het u nu."
„Wat zou dat?" rochelde Harmen.
„Wat dat zou? Luister maar verder: eenige
uren geleden is hij voor den tweeden keer vader
geworden."
„Daar zie ik nog niets in," antwoordde Henna
„al had hij vijfentwintig kinderen, wat gaat het
ons aan, wanneer hij zoo met kinderen gezegend
is. Ik heb liever zijn geld dan zijn jougen."
„Ik ook," viel Harmen in de rede, „maar dat weet
Nol ook wel. Daar steekt zeker iets anders achter."
„Of er wat anders achter steekt. Ik kom juist
van Ittersum, en heb de keel uit den hals geloo-
pen, om het u gauw te zeggen."
„Jongens," dacht Harmen, „nu begin ik wat
goeds te denken."
Henna, die met alle inspanning geluisterd had,
zweeg, om toch maar spoedig te hooren wat er
gaande was.
Met open mond zaten Harmen en Henna naar
Nol te luisteren, toen deze voortging: „Wij had
den in zoo lang geen spek of hondehoutje gehad,
en daarom besloot ik, eene voorloopige landont
dekking te doen op den huize Ittersum, om nader
eens voorgoed kennis te maken met de hoenders
en zwanen."
„Wel zoo, Nol," sprak Henna, die zich reeds
verblijdde in het uitzicht, om weldra een hoen
dersoepje te koken; „dat begint goed te ruiken."
„Hoe hebt gij dat toch durven ondernemen,
alleen u daartoe te wagen, Nol?"
„Beter alleen, dan met ontrouwe vrienden en
bloodaards, dacht ik, en met eene mand aan den
arm, gevuld met zwavelstokken, die ik, als het
goed ging, tegen hoenders zou verwisseld heb
ben, liet ik mij langs den wal op het ijs glijden
en kroop langzaam maar voorzichtig voort."
„Maar de bandhonden?" viel Harmen hem in
de rede.
„Daar had ik op gerekendtoen deze begonnen
aan te slaan, alsof er een moord of doodslag ge
beurde, begon ik ook uit een ander vaatje te
tappen."
„Gij zijt zoo heel dom niet, Nol," merkte Henna
aan.
„Waarachtig niet, vrouw Henna; zoo niet sterk,
dan toch slim, dacht ik, en ik hield mij, alsof ik
mij bezeerd had. Ik begon nog harder te janken
dan de honden."
„En kwam er niemand van die langrokken op
dagen?" vroeg Harmen nieuwsgierig.
„Daar kunt gij donder op zeggende honden wer
den losgelaten en, om nu voorgoed bevrijd te
worden en mijn onderzoek te kunnen voortzet
ten, riep ikt help, helpl Ik sterfI Ik sterf 1"
„Gij zijt een slimmerd," dacht Henna.
„Het duurde niet lang," vervolgde Nol, „of ik
had eene menigte volks om mij heen, die hun
best deden, mij als om strijd te beklagen: denkt
er om, ik had mijn been gebroken, ik mocht dus
kermen."
„De honden hadden u zeker daarenboven in
het gebrokene been gebeten," voegde Harmen op
getogen er bij.
„Ik weet niet, wat ik al aanvoerdegenoeg, ik
wekte het medelijden van allen op. Ik werd nu
mede naar huis genomen, en daar had ik het
goed; ik wil mijn been nog wel eens weer zoo
breken."
„Gij maakt mij nog nieuwsgieriger, Nol," her
vatte Harmen.
„Het is ook de moeite waard, zooals gij ver
der zult hooren. Allen klaagden „die arme man 1"
Ik zuchte: „mijne moeder I wat zal die goede
vrouw ongerust wezen." „Wat is die man
bleek en mager van den honger, dien hij lijdt."
„Uwe magerheid kwam u alweer te pas,"
wierp Henna spoedig er tusschen.
„Waar woont uwe moeder?" vroeg eene be
jaarde vrouw. „In Hattem," was mijn antwoord
„O, mijn been, mijn been 1 Wie zal nu den kost
voor haar verdienen?" Daarbij trok ik zulk een
pijnlijk gezicht, dat ik op het punt stond, zelf