Vrijdag 24 Juni. an d- J tret e ro evolf intai 3179. LEIDSCH A». 1870. DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel.0.15. Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 23 Jont. HET WETSONTWERP OP DE BANKEN VAN LEENING. II. Wij verlangen twee dingen van een wetsont werp op de banken van leening: in de eerste plaats, dat de gemeentelijke banken na zekeren tijd verdwijnen, opdat er een normale toestand geboren worde, en er voor de verschillende behoef ten waarin deze voorzien, ook naar verschillende, meer doeltreffende middelen worde omgezien en in de tweede plaats, dat naast de vrijheid die ieder gegeven wordt, om banken van leening op te richten, enkele bepalingen in de wet wor den opgenomen ter bescherming van het publiek, die toch niet zoo streng zijn, dat de houders van pandjeshuizen een stil bestaan zouden verkiezen, boven een publiciteit, die hun groote verplichtin gen oplegt. Nu komt het ons voor dat dit wetsontwerp noch het een noch het andere geeft. De gemeente- banken blijven bestaan. Wij vinden in de wet noch in de memorie van beantwoording een enkel woord, waaruit het tegendeel blijkt: wel vinden wij daarentegen een uitvoerige verde diging van het nut der erkende banken van leening. Toch spreekt de regeering van dit wets ontwerp als van een middel van overgang, om tot onbeperkte vrijheid der banken van leening te komen, terwijl zij het voorts zeer wel denk baar acht, dat nu reeds menschenvrienden zich geroepen zullen voelen om tegen verlaagde rente of uitdeelingen gelden ter leen te verstrekken op kleine panden. Hoe is het nu denkbaar dat, wanueer de gemeente-banken van leening blij ven bestaan, die volgens deze wet geen hooger renten mogen berekenen dan om de kosten goed te maken, de philantropie tusschen beiden zal ko men, en naast die gemeente-banken particuliere zal oprichten En te meer is een dergelijk ver moeden in strijd met de meening, die de regeering zelve heeft over de gemeente-banken van leening, die, naar haar inzien, toch altijd voor dezelfde zoo niet voor minder rente geld ter leen kunnen geveD dau de particuliere banken. Ook volgt uit de geheele redeneering van de toe lichting welkederegeering geeft,dat zij de opheffing der gemeentelijke banken van leening geenszins verlangt. Banken van leening zijn, naar haar oor deel, de eenig denkbare soorten van instellingen, niet alleeu waar de arme, in tijden van nood, geld ter leen kan ontvangen, maar zelfs waar de kleine winkelier, ja „de gevestigde handelaar", in moeilijke omstandigheden zijn toevlucht toe kan nemen. Meeut men dit, dan zeker is er een goede reden om de banken van leening niet alleen te laten bestaan, gelijk zij nu zijn, maar de vraag mag dan gedaan worden, waarom dan die heil zame banken, door concurrentie van particulieren, in gevaar gebracht? Wij nu zijn zeker overtuigd, dat ai voldoen de banken van leening ook aan behoeften, die niet op eene andere wijze zijn te vervullen, er toch daarnaast behoeften zijn, waarin zeker op veel betere wijze kan, en ook stellig op andere wijze zal voorzien worden, wanneer de gemeente niet met hare kapitalen de banken van leening in wezen houdende eene hervorming op dit gebied tegenhoudt. Het blijft onze overtuiging, die wij in onze vorige artikelen uitvoeriger hebben uiteengezet, dat het crediet geven op pand voor velen, die, werkelijk spaarzaam zijnde, in oogenblikkelijke geldverlegenheid komen, behoort plaats te maken voor het crediet geven op borgtogt. Wij blijven het eene verschrikkelijke hardheid vinden, dat is de eerlijk arme gedwongen eenig geld op te nemen, bij dadelijk genoodzaakt wordt, om het weinige dat hij heeft daarvoor af te staan. Wij zien niet in, waarom het persoonlijk crediet ook niet onder behoorlijke waarborgen, als bijv. in Duitschland en in Ierland, bij de armen zoude kunnen toe gepast worden. Alleen de vrijheid kan hier hervorming te weeg brengen. Maar niet een vrijheid, die meer in schijn dan in wezen bestaat; niet een vrijheid, die slechts aan de particulieren de bevoegdheid geeft, om naast de bestaande gemeente-banken, onder be zwarende voorwaarden, andere op te richten, en daardoor in waarheid zeer weinig beteekent. Heden is een halve eeuw verloopen, sedert onzen eersten staatsman, den heer Thorbecke, de doctorale waardigheid bij onze Hoogeschool werd toegekend. Dat de man de hoop en de verwach tingen die men reeds toen van den jongeling koesterde heeft verwezenlijkt, zal ook zijn hef tigste tegenstander niet loochenen. Zoo wel bui ten- als binnen'slands, is zijn naam gevestigd en voor eeuwig met de geschiedenis van Nederland verbonden. Geen wonder alzoo dat zoowel de Rechtsgeleerde Faculteit als die der Bespiegelende W ijsbegeerte en Letteren, met fierheid op den oud leerling onzer Alma Mater terugziende, gemeend hebben hem op den vijftigsten verjaardag zijner promotie een blijk van erkentelijkheid en belang stelling te moeten geven door hem per telegram een hartelijken gelukwensch te doen toekomeD. Moge de verdienstelijke staatsman nog lang voor de zijnen en het vaderland gespaard blijven, en moge onze Hoogeschool nog meermalen kun nen bogen op mannen die gelijk de heer Thor becke haar tot onverwelkbaren roem verstrekken Het college van curatoren van de Latijnsche school te Zalt-Bommel heeft aan den gemeente raad als rector voor die school voorgedragen Dr. E. O. Houtsma van Leiden, nadat het bericht was ingekomen, dat de waarnemende rector, de heer T. Kuiper, die met de Paaschvacantie naar GroniDgen was vertrokken, aldaar was overleden. Aan het slot der Kamer-zitting van gisteren heeft de heer De Casembroot de regeering ge ïnterpelleerd over het maken van wettelijke bepalingen tot het beschermen van dieren. De interpellant beriep zich op de adressen, door verschillende afdeelingen der Vereeniging tot Bescherming van Dieren bij de regeering iu- gediend, en, in verband met de afschaffing der doodstraf voor monsters in het uien6chdom, meende hij de regeering tot het gehoorgeven aan deze adressen te mogen uitnoodigen. De Minister van Justitie antwoordde, dat de regeering zich heeft voorgesteld deze adressen in overweging te nemen bij het samenstellen van een nieuw Wetboek van Strafrecht. In het Volksblad leest men: Het proces van Dr. Elders ten einde gebracht, geeft aanleiding tot velerlei opmerking over de leemten in onze wetgeving. Ook dan, wanneer de geneesheer Elders volkomen te goeder trouw gehandeld heeft, waarover wij niet willen oordee- len, zoo moet toch in het oog gehouden worden, dat opnieuw gebleken is de onvolledigheid van den Code Pénal, - en dat de krankzinnigen gestichten inzonderheid dienen tot betere verple ging der krankzinnigen, en dat elk lichtvaardig attest, om iemand van zijne vrijheid te herooven, strafwaardig moet gesteld worden. De. krankzinnigenwet moet de krankzinnigen beschermen, en niet een gemakkelijk middel zijD, om iemand wegens halve krankzinnigheid te verwijderen. Opnieuw loopt te's-Hage't gerucht, dat Z. K. H. de prins van Oranje verloofd zou zijn. Thans noemt men eene Russische prinses. AlgemDagbl.) De uitslag van het gehouden admissie-examen aan de hoogeschool te Utrecht is, dat er van de 18 aspiranten 15 zijn toegelaten en 3 afgewezen. Het grootste gedeelte der openbare zitting van den Raad van State (afdeeling voor geschillen van bestuur) was gisteren gewijd aan een plei dooi tusseheu de burgemeesters der gemeenten Aarlanderveen en Alphen over het domicilie van onderstand van zekeren gepensioneerde Visée. Nadat heel wat correspondentie gevoerd en ruggespraak gehouden was werd eerstgenoemde gemeente als domicilium aangewezen en daar die aanwijzing aan AarlanderveeD onwettig voor komt, heeft zijn Bestuur 's Konings beslissing in geroepen. Wij zijn niet gewoon van dergelijke geschillen, die schier in iedere zittiDg van dezen Raad ter tafel komen, melding te maken, als zijnde ze minder van publiek belang te achten. Heden wijken wij evenwel van die gewoonte af, nu zich de omstandigheid voordeed dat de belanghebbende gemeenten haar vermeend recht mondeling door het Hoofd van hun Bestuur deden toelichten. Staatsraad Mr. De Jonge bracht ter zake rap port uit, waaruit ons bleek dat men vruchteloos getracht heeft eene doopakte van genoemde arm lastige te produceeren, terwijl integendeel door Aarlanderveen een doopboek werd ter tafel ge bracht, waaruit bleek dat Visée te Alphen was gedoopt, en de gemachtigde (burgemeester) dier gemeente beriep zich nu op art. 28 7 der Ar menwet, hetwelk zegt: „Zij van wier geboorte geen akte bestaat, worden geacht geboren te zijn waar zij zijn gedoopt of kerkelijk ingeschreven, indien het tegendeel niet blijkt." De vraag blijft nu nog ter beantwoording over, of dat tegendeel al dan niet zal blijken en hierbij de vraag, waartoe (bij het ontstaan der behoefte) de. plaats behoorde, waar de arme is geboren. De commissie voor de tentoonstelling van Zeeuw- sche oud- en merkwaardigheden te Middelburg, heeft bekend gemaakt dat deze zal geopend zijn van Maandag den lsten Augustus tot Zaterdag den Sden September 1870. Allen welke voorwerpen, tot bovengemeld doel geschikt, voor eenigen tijd aan de commissie zou den willen afstaan, worden ten dringendste ver zocht, die voorwerpen vóór den 15den Juli aan staande aan een der leden van de commissie te doen toekomen. Onder de verschillende besluiten der vergade ring van de Waalsche Unie, te Utrecht gehou den, verdient vooral vermelding dat betreffende het synodale voorstel omtrent het verplichtend gebruik der doopsformule. Met 42 tegen 14 stem men is na langdurige discussie besloten, de Synode te adviseeren het bedoelde voorstel niet tot wet te verheffen. Bij de Regeering is voorloopig bericht ontvan gen, dat in het voorjaar van 1873 te Weenen eene internationale tentoonstelling zal plaats heb ben van voortbrengselen van landbouw, nijver heid en schoone kunsten. In Augustus aanstaande zullen, naar men ver neemt, de verlofgangers der lichtingen van 1866 en 1868 worden opgeroepen, ten einde, evenals ten vorigen jare, gedurende eenige dagen deel te nemen aan de alsdan te houden gecombineerde manoeuvres in de daartoe gewoonlijk bestemde vlakten. De Afdeeling voor Wis- en Natuurkundige Wetenschappen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen zal eene gewone vergadering houden op Zaterdag den 25sten Juni e. k., des middags te twaalf uren, in het gebouw der Aca demie te Amsterdam. Door den Nederlandschen consul op Mauritius is de heer E. C. M. Ooms aangesteld tot zijn vice-consul te Port-Louis. Z. M. heeft bevorderd bij het Dep. van Buit. Zaken tot referend. honorair, zODder verhooging van jaarwedde, den heer F. J. Carré, thans hoofd commies: tot adjunct-commies, de heeren L. J. Van Baaten en H. Landaal, thans 1ste klerk. Z. M. heeft aan den luit. t. z. 1ste kl. H. Van Goens, adj. van den min. v. Marine, vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versier selen van ridder der 3de klasse van de orde van St.-Stanislaus, hem door Z. M. den Keizer van Rusland geschonken. Z. M. heeft benoemd bij het wapen der infan terie: bij het 5de reg., tot kapitein van de 3de klasse (naar ouderdom van rang), den lsten luit.- adjudant R. P. Verspijck, van het 3de regiment; bij het 7de reg., tot maj., den kapit. L. J. Tihange, van het 6de reg.iD zijn raDg overgeplaatst bij het reg. gren. en jagers, den majoor G. J. Engelen, van het 7de reg. inf. Amsterdam, 22 Juni. Naar aanleiding van het behandelde op het laatst gehouden Letterkundig Congres te Leuven en in verband met de circu laire der hoofdcommissie, hadden de heereD H. J. Schimmel en J. C. Zimmerman een aantal voorstanders van het nationaal tooneel bijeenge roepen om de belangen van het Nederlandsch tooneel te bespreken. Gisterenavond kwamen in de Eensgezindheid ruim een dertigtal personen bijeeD. Van de bestaande hoofdcommissie waren tegenwoordig de heeren Gerard Keller en H. J. Schimmel, welke laatste het voorzitterschap be kleedde. Bijna zODder discussie werden achter eenvolgens bij acclamatie de volgende besluiten genomen: de vergadering schenkt haar adhaesie aan het denkbeeld der oprichting van een maat schappij op de grondslagen, nedergelegd in de circulaire vau April, Mei 1870 (oprichting kweek school van tooneelspelers en tooneelspeleresseD, uitgifte van een tijdschrift, enz.); de vergadering wenscht de Amsterdamsche afdeeling te vormen en keurt goed dat er een commissie benoemd worde, welke in overleg met de hoofdcommissie de statuten der maatschappij en een huishou delijk reglement ontwerpt. Tot leden der com missie zijn vervolgens benoemd de heeren J. De Brieder, A. J. De Bull, Hacke van Mijnden, W. J. Hofdijk, Dr. H. F. R. Hubrecht, A. C. Wert- heim en J. C. Zimmermanvoor het geval dat éen of twee der niet tegenwoordig zijnde geko zenen voor de benoeming bedanken, verleent de vergadering aaD de commissie het recht in hun plaats respectievelijk te doen optreden de heeren Mr. J. A. Molster en J. H. Rennefeld, die na hen de meeste stemmen op zich vereenigden. De voorzitter deelde op een vraag naar het ver moedelijk bedrag der contributie mede, dat deze later zou worden vastgesteld, maar waarschijn lijk niet ƒ5 'sjaars zou overschrijden; terwijl de vergadering met erkentelijkheid zijn bericht be groette, dat reeds een drietal contribuanten zich hadden bereid verklaard tot het verleenen eener jaarlijksche bijdrage elk van 100. Nadat door een der aanwezigen was gewezen op het ver blijdend verschijnsel dat eindelijk de Nederland- sche letterkundigen de zaak van het tooneel met ernst ter harte namen, en teveDS werd aange drongen op een felle critiek van alles wat op de bestaande tooneelen onzedelijk, onrein, mid delmatig en verkeerd was, ging de vergadering uiteen. Voor het prov. gerechtshof alhier werd he den eene zaak behandeld, die meer belaDg inboe zemt wegens den persoon dan wegens de zaak. Ter zake van een dertiental valschheden in on- derhandsche geschriften en van diefstal, stond namelijk terecht iemand die zich eerst opgaf te zijn Charles Christian Pergmann, geb te Mann heim, doch thans beweert te heeten Stanislaus Augustowski Kamauski, geb. te Warschau in Po len, oud 30 jaar; wie hij intusscheo werkelijk is, schuilt nog in het duister. Over die vraag en over de hoogst avontuurlijke lotgevallen liep het eerste gedeelte van het onderzoek. De beschul digde sprak de Fransche taal en beweerde de Hollandsche taal niet voldoende te kennen. De president, die goede redenen had om te mee- nen dat hij wel genoegzaam Hollandscb verstond, verzocht hem liefst hier geen comedie te spelen. Toen hij echter persisteerde, werd de translateur Abbink tot tolk benoemd en beëedigd. Het O. M. wordt in deze waargenomen door den Procureur-Generaal Mr. M. Schooneveld, de verdediging door den advocaat Mr. W. H. De Beaufort. 24 getuigen zijn gedagvaard, waaronder professor W. Moll, Dr. P. J. J. Mounier, de di recteur der Handelsschool alhier, Dr. Hubrecht, de directeur der hoogere burgerschool te Haarlem, Dr. Van der Ven, de secretaris van den aartsbis schop van Haarlem, een Portugeesch rabbijn en anderen, die de beschuldigde met of zonder goed gevolg, op door hem verzonnen en valschelijk onderteekende brieven 5, 10 a 15 gulden voor reis geld of andere doeleinden had trachteD af te zetten. Het onderzoek zal waarschijnlijk twee a drie te rechtzittingen aanhouden. De besch. gaf in zeer vloeiend Franscheen verhaal zijner lotgevallen. Hij beweerde o. a. zijn vaderland Polen te zijn ontvlucht, na in 1856 bij een Poolsch legioen tot bevrijding daarvan te hebben gediend, vervolgens in Italië, Frankrijk, Algiers, China en eindelijk in Mexico te hebben vertoefd, hetzij als militair hetzij wegens wetenschappelijke onderzoekingen. In laatstgemeld land zou hij bij de terechtstelling van den onge- lukkigen keizer Maximiliaan en van de generaals Meramon en Meia zijn tegenwoordig geweest. Hij was nu en dan zeer geanimeerd, als de President hem op tegenstrijdigheden wees tusschen zijne tegenwoordige met vroeger in de instructie gedane opgaven. Met het hooren der getuigen, waaronder ook de heeren hoofdonderwijzers Degenhardt en Bosch, als deskundigen in de schrijfkunst, is een aanvang gemaakt. Beverwijk, 18 Juni. Reeds sedert eenigen tijd heerscht hier groote oneenigheid tusschen de le den der Israëlietische gemeente. De aanleiding daarvan is een besluit, genomen in den Kerkeraad, om den voorzanger te ontslaan, als zijnde ongeschikt of volgens het reglement onbevoegd om die betrekking te vervullen. Dat besluit werd genomen met drie tegen twee stem men. Een van de twee tegenstemmers is de voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1