18 Juni. A0. 4870. Zaterdag PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden...7ƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel0.16. Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 17 Jont. dere politieke partij heeft voorzeker het recht, niets is zelfs grootere voldoening, dan het con- eren van overwinningen op haar tegenstan- s behaald. Een weinig overdrijving van de olgen van de zegepraal mag zelfs over het fd worden gezien, maar matigt men zich eene jjcfferwinning aan, die tastbaar voor die partij een rlaag is, dan maakt men niet alleen zichzelf achelijk, maar misleidt men ook de natie. Aan gelijke onbeschaamdheid maakt zich heden het blad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage schuldig, t de onuoozelheid vau een pasgeboren kind, akt nota bene de redactie van dit blad zijn ,ers diets, dat de liberalen bij de herstemming r een lid der Provinciale Staten van Zuid- lland in het kiesdistrict Ridderkerk, een ne- n'laag hebben geleden die zoo groot is, „dat de R. Cl. het zelfs noodig oordeelt er het gewicht ,u te verbergen door, de gewone liberale tak- k toepassende, te verzwijgen met welk aantal mmen de verkiezing heeft plaats gehad." Het eerste gedeelte van die bewering is volko- |en in strijd met de waarheid, en wat het tweede ideelte betreft, volstaan wij met de opmerking t de N. R. Cl. niet verlegen is met haar ant- ordeu aan het Dagblad. De onjuistheid der bovenbedoelde bewering is lodeenvoudig aan te toonende gekozen candi- at, Mr. G. A. De Raadt, burgemeester van rdrecht behoort toch tot de liberale partij. Het ig blad meent het tegendeel. Het zegt eenvoudig, liberale candidaat de heer G. A. Molenaar rkreeg slechts 175 stemmen en de heer De adt 330, ergo de overwinning is aan ons, en arop redeneert het aldus voort: „Dit is nu, binnen eenige weken, de zesde verkiezing van leden der Provinciale Staten in verschillende oorden des lands, waarbij de libe rale candidaten geslagen worden. Voorzeker geen bewijs voor de stelling dat de richting, die ons landsbestuur veroverd heeft, in overeenstemming zou zijn met deD grondtoon des lands. H „Maar wèl een bewijs voor iets anders, name- jk dat als de verkiezingen in bedaarde stem ing plaats .hebben, als er geene valsche leuzen bedriegelijke voorstellingen tusschen ingewor- len worden, als de kiezers in éeu woord niet isleid worden, dat de uitslag dan geheel iets nders vertelt aangaande den grondtoon des lands ian uit vele vervalschte verkiezingen zou schij- eu te blijken." Op welke gronden het Dagblad den heer De adt als conservatief qualificeert, zegt het niet. fanneer het dit gedaan had, zon zeker een an de beste gronden zijn geweest de stem die iet toenmalig lid van de Tweede Kamer, de eer Mr. G. A. De Raadt, voor de motie Keuche- ius uitbracht. Waarlijk, het komt ous vreemd oor dat de redactie van het Daglad, die toch in e parlementaire geschiedenis zoo thuis is, dit otief niet aangegrepen heeft! Ter juiste toelichting van een en ander diene dat de heer Molenaar door de liberale kiesver eniging Eiland IJsselmonde, de heer De Raadt loor vele liberale kiezers in den Zwyndrechtschen IVaard en uit Ridderkerk aanbevolen was. De uitslag moest dus in ieder geval, want er was geen conservatief candidaat, in liberalen zin itvallen. De geheele intrigue van den strijd was :sprit de clocher. Het luisterrijk feest van gisterenavond zal ge- ,wis lang nog de aangenaamste herinneringen ach- jterlaten. Van al de genoegens, die onze academie burgers ons in de vorige week deden smaken, was dit feest, thans door de burgerij den studen- |ten aangeboden, een waardig besluit. De burgerij «mag er voldoening van hebben, en de regelings- jcommissie mogen wij dank weten, dat de avond van gisteren zoo in allen deele voldaan heeft; maar het meeste droeg toch tot het succes van Iden avond bij het heerlijke warme zomer- I weder! Het was een prachtige avond, zooals ze naar Imen zegt in Italië allen, hier slechts hoogstzelden pijn. Het was een nacht waarin het niet alleen jde opwinding van de muziek, de verblindende I verlichting van den tuin, of de gezellige omgeving Iwas, die ons den dag deden vergeten, maar waarin de frische lucht tevens eene heerlijke verkwikking was na de warmte van den dag, ende uren deed voorbijglijden te snel voor allen, die het feest bijwoonden. Dank zij de uitstekende zorgen van de com missie was de Ruïne in een nieuwen tuin her schapen; onder berceaux, met doek bespannen, waren de zitplaatsen aangebracht, flinke wandelpaden daaromheen lieten de meest mogelijke ruimte tot circuleeren; een sierlijke fontein met groen en bloemen versierd was voor het gebouw opge richt; planten en schoone bloemen waren voorts niet gespaard in 't kort de tuin leverde een allerschoonst tafereel op. Voegt men hierbij de historische costumes, waarin de helden van den dag weder waren getooid, terwijl ook de dames door keurige toiletten uit blonken, het goed bezette orkest van Stumpfï dat een schoon programma uitstekend uitvoerde en wij behoeven niet te zeggen dat men zich gister avond op ODze Ruïne in een andere wereld ver plaatst achtte. Bij den aanvang werd het Collegium der stu denten ontvangen door de regelingscommissie. Zij plaatste zich aan den ingang van het gebouw, waarboven een toepasselijke voorstelling geplaatst was met het onderschrift: CIV1BVS. ACAD. t. B. DIES. FESTOS. SPLBNDIDE. CELFBRaTOS. CONCRATYIASTVR. MEUÜRES. GRATIQVE. CUES. CIV'ITATIS. L. B. (Den burgers der Leidsche Academie wordt door de burgers der stad Leiden, in dankbaar aanden ken, hulde gebracht wegens de luisterrijke viering van hun feest.) De burgemeester, als voorzitter der commissie, hield hier een korte toespraakhij bracht den stu denten den dank der burgerij voor de wijze, waarop zij haar deelgenoot hadden gemaakt bij de viering van het 59ste lustrum der hoogeschool, hij wees op den hand die de Academie aan Leiden ver- boud, en sprak ten slotte de beste wenschen uit voor den bloei der Hoogeschool, waaraan de bloei van Leiden zoo nauw verbonden is. Deze toespraak werd beantwoord door den praeses van het studentenkorps den, heer Van Binckhorst tot den Binckhorst. De illuminatie was schitterend, het bal was niet minder geanimeerd dan de vorige week, en tot vroeg in den morgen bleef men bijeen. Ten slotte moeten wij nog met een enkel woord melding maken van de keurige en smaakvolle wijze waarop het buffet van den heer Van Hoo- genstraten gedecoreerd was. Zoo is dan het laatste der feesten gevierd. Onze stad krijgt weder haar gewoon aanzien en de drukte der feesten maakt plaats voor de stilte der vacantie. Maar de herinnering aan al het genotene zal blijvende band tusschen studen ten en burgers is weder nauwer toegehaaldDe goede gezindheid, die tusschen beiden bestaat, zal goede vruchten dragen. Vigeat Orescat Academia L. B. Van alle openbare en vele particuliere gebou wen wapperde heden de driekleur, ter gelegen heid van den 52sten verjaardag van H. M. onze geëerbiedigde Koningin. Die heuglijke dag wordt hedenavond in de Sociëteit Amicitia feestelijk herdacht. In de tweede helft der maand Mei zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brie ven, die wegens onbekendheid der adressanten niet bezorgd zijn kunnen worden J. Schoon, Hen- deriks, De Vries, M. E. BettiDg, Rang, J. Holster, allen te AmsterdamD. Schretlen te Asperden Pool te Bronbeek; J. VV. De Jong te Delft; D. Nieuwehuis te Epe; H. Meij, Wed. Van Langen, Mej. Peitt, H. W. L. Van Gelder, allen te 's-Gra- venhage; C. Mook, te Haarlemmermeer; De Groot, te Hillegoin; D. Rijks te Hoenderlo; J. De Jager te Hoorn; C. Wiltner, J. Koste, beiden te Nieu- wediep; F. Kulk te Nieuwe-Wetering; B. Fran cis, J. H. Roskam, beiden te Rotterdam; A. Ezink, O. Gielebert, beiden te Scheveningen; J. Van Ravens, P. J. Janssen, beiden te Schiedam; J. L. Blanksma te Tjem; G. F. De Haas te Utrecht; Bal te Valkenburg; R. Verhoog te Warmond; J. Van Sandeling te Willemsoord; Mej. A. Corst- jens te Woubrugge; Dool, D. L. Beenacker, Van Leeuwen, woonplaats niet vermeld. De 1ste luitenant bij het korps mariniers, de heer F. A. Van Braam Houckgeest, heeft thans een beschrijving uitgegeven van de expeditie naar de Kust van Guinea in bet jaar 1S69; waaraan hij zulk een ijverig deel genomen heeft. Behalve het verhaal van den tocht, bevat het boekje gedagteekend „Noord-Atlantische-Oceaan, Mei 1870" belangwekkende bijzonderheden omtrent de kust en hare bewoners en eeu duidelijke kaart van het tooneel der expeditie. De heer A. De Bruyn, fabrikant van beet wortelsuiker te Zevenbergen, heeft een geschrift in 't licht gegeven over de suikerbelasting hier te lande, waarin hij het gewicht van de suikerindustrie doet uitkomen en o. a. wijst op de verlaging der suikerrechten in Engeland, die hij van overwe gend belang voor den handel in dat land acht. De schrijver stelt in het licht den omvang van de beetwortelsuiker, waarvan de oogst in Europa bedroeg: iu 1865/66 650 millioen kilogr., in 1S67/68 635 en in 1869/70 minstens 770 millioen kiligr., waarvan in Nederlandin 1865/66 5 millioen, in 1867/68 814 millioen, en in 1869/70 1214 mil lioen kilogrammen. Ter bevordering van de sui kerindustrie en de daardoor te wachten vermeer dering van handel en volkswelvaart, hoopt de schrijver, dat het voorbeeld in Engeland gegeven, van eene belangrijke vermindering der suiker belasting, ook hier te lande navolging vinden zal. In de vergaderiug van de Koninklijke Aca demie van Wetenschappen, afdeeling letterkunde, van Maandag 13 Juni 11. waren tegenwoordig de heeren: W. Moll, J. De Wal, W. G. Brill, J. A. C. Van Heusde, H. J. Koenen, G. H. M. Delprat, C. Leemans, P. J. Veth, J. Hoffmann, J. P. Schol ten, A. Kuenen, S. A. Naber, M. J. De Goeje, Th. Borret, H. Van Herwerden, B. J. Lintelo de Geer, J. P. Six, J. E. Goudsmit, J. K. J. De Jonge, J. Dirks en J. C. G. Boot, secretaris. De voorzitter C. W. Opzoomer wordt door on gesteldheid verhinderd de vergadering bij te wonen. De heer Boot leverde een tweede bijdrage tot verklaring en critiek van Latijnsche schrijvers. Eerst bespreekt hij den vierden brief van het derde boek aan Atticus, waarin overeenstemming met de opgaven van Plutarchus en Dio Cassius de grens der verbanning van Cicero op 500 (niet 400) mijlen van de stad Rome moet worden opge geven, daarna eenige nog onverbeterde of niet goed verbeterde plaatsen uit de Nocles Atlicae van A. Gellius, XX, 1. Tegen enkele der voorge stelde tekstveranderingen worden door de heeren Goudsmit, De Wal, Van Herwerden en Brill be denkingen in het midden gebracht. Vervolgens handelt de heer De Geer over het onderwijs door Romeinsche rechtsgeleerden gege ven. Hij betoogt dat door Servius, Labeo, Sabinus, Proculus, Pegasus en meer anderen bepaald onder wijs in de rechtswetenschap gegeven is. Uit dat onderwijs is een aanzienlijk deel der juridische letterkunde gevloeid, als quaesliones en dispulationes, de digesla van Celsus, de notae op meer dan een werk. De institutions van Gajus en het enchiridion van Pomporiius waren handleidingen voor het voorbereidend onderwijs der rechtsstudie. Evenwel kan in de twee eerste eeuwen n. C. geen spraak zijn van juridische gehoorzalen, en de stalionesjus docenlium worden ten onrechte daarvoor gehouden. Op het einde der tweede eeuw werd het onder wijs uitgebreid en kreeg vastere vormen. Maar eerst veel later werd te Rome, te Konstantinopel en te Berytus van staatswege onderwijs in het recht gegeven en werden in die scholen ambte naren gevormd. De heer Goudsmit verklaart inet de beschou wingen van den spreker in te stemmen en geeft nog eenige punten op ter staving van het gezegde. Bij de Commissie voor de overblijfselen der oude vaderlaudsche kunst zijn volgens opgave van den heer Leemans ingekomenvan den directeur dei- registratie en domeinen in Limburg, bericht over den aanstaanden verkoop en slechting van het fort St.-Pieter bij Maastricht; van den hoofdingenieur van den waterstaat in Noord-HollaDd, bericht over de slooping van de Roomsch-katholieke kerk en pastorij te Bovencarspelvan den heer F. W. Van Eeden, een photogram van een schouwsteen uit de 16de eeuw iu een oud gebouw bij Haar lem; van den burgemeester van Wonseradeel, bericht over het te sloopen kerkje der Hervormde gemeente te Idsegahuizenvan het kerkbestuur te Windesbeim, bericht dat de zerk van Dirk van Herxeu naar de kerk overgebracht en ingemetseld is; van den heer J. C. Frederiks, te Oostkapel, bericht over Delftsche tegels iu eene woning aldaar. Bij het Centraal-comité van den Nederland- schen Weerbaarheidsbond is van wege Z. K. H. prins Frederik der Nederlanden de aanzienlijke gift van S00 ingekomen ter bestrijding der vele kosten, verbonden aan die nationale onderneming. Naar men verneemt, heeft de graaf VanNieu- werkerke, „generaal-veldmaarschalk der oflicieele kunst" in Frankrijk, dezer dagen de schilderijen tentoonstelling te Rotterdam, het Paviljoen te Haarlem en 't Graaf-Maurits-huis te 's-Hage be zocht. Te Rotterdam zou hij op de exposilie en kele aankoopen hebben gedaan, niet voor de musea, maar voor zijne particuliere rekening. Wat hij zag en hoorde, moet hem uitnemend hebben voldaan. Een zoogenaamd onbezoldigd rijksveldwachter levert lieden iu een ingezonden stuk aan de Arnh. Ct. de volgende parodie op het verlangen van den heer W. Rombouts, 1ste deurwaarder bij het Prov. Gerechtshof in Gelderland, om te worden toegelaten als lid der Nederlandsche Juristen- Vereeniging: Mijnheer de Redacteur! „Omdat ik mij zeiven en mijne ambtgenooten gepasseerd reken, vraag ik eene kleine ruimte in uw, ook in mijne gemeente veel gelezen blad. Ik heb gelezen in het Weekblad van hel Recht N°. 3216, dat de heer W. Rombouts, 1ste deur waarder bij het Prov. Gerechtshof in Gelderland, verlangt, dat ZEd. Achtbare en anderen worden toegelaten om lid te worden der Nederlandsche J uristen - V ereeniging. Daar ik „aan de oprichting eener dergelijke Vereeniging mijne geheele adhaesie hecht, en van hare werken voor de toekomst veel goeds durf verwachten," wensch ik aan u een woord te richten, omdat ik geloof dat het voorloopig comité een reglement heeft vastgesteld „waarbij ons gilde geheel is uitgesloten." De heer Rombouts is voor zijne confrères in de bres gesprongen, ik wil het voor de mijne doen, die ZEd. Achtbare vergeten heeft. „Waarom?" vraag ik met bescheidenheid, „zijn wij uitgesloten? Is de onbezoldigde rijksveldwach ter niet evenzeer een element der rechtsgeleerde wereld?" Ik beu thans 13 en een halfjaar on bezoldigd rijksveldwachter; ik werd tot die be trekking benoemd bijkans onmiddellijk na het Koninklijk besluit van den llden November 1856, en „mijnheer, ik verzeker u, dat eene 18i4jarige praktijk mij heeft geleerd dat, waar de betrek king van onbezoldigd rijksveldwachter waarlijk serieus wordt opgevat en behartigd, er veel weten schappelijke studie, algemeene kennis en energie in dien ambtenaar wordt gevorderd." Onze taak is gewichtig: de onbezoldigde rijks veldwachter is geroepen om „als uitvoerder der wet pal te staan in de moeilijkste gevallen." Waar de deurwaarder (zelfs een lste deurwaar der) nog slechts een exploit beteekent, dat hem door een praktizijn is gedicteerd, daar heeft de onbezoldigde rijksveldwachter, ingevolge artt. 26 en 27 van het koninklijk besluit, de verplichting om zelf onmiddellijk, hij ontdekking van misdrij ven of overtredingen, eene schriftelijke verkla ring, proces-verbaal of relaa3 op te maken. Hij is zelfstandig ambtenaar in den waren zin des woords. „In deze 19de eeuw is het geheel anders dan vroeger." Toen benoemde men veelal personen, die „door onkunde en ruwheid de betrekking tot oneer verstrekten, waardoor die dan ook hij het onnadenkend publiek in schromelijke min achting geraakte." Thans is het gansch anders. Naar onze betrekking dingen veelal „personen, die wat meer zijn dan machines, menschen van goede opvoeding en beschaafde vormen, ja niet zelden met meer dan gewone geestvermogens bedeeld." Onze taak, zeide ik, is gewichtig: wij hebben te waken voor de veiligheid van personen en eigendommen en voor het behoud der goede orde wij moeten misdrijven opsporen, en bij ontdek king op heeter daad den verdachte aanhouden; wij moeten inlichtingen vragen van verdachte personen, vermoedelijke landloopers, bedelaars en sluikers; wij hebben de verplichting om vreem delingen in bescherming te nemen en hun de noodige terechtwijzing te geven; onze instructie omtrent de overtreding der wet op jacht en vis- scherij staat gelijk aan die, welke aan bezoldigde rijksveldwachters is gegeven. Kortom, mijnheer, onze taak is schoon en grootscb, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat wij dit alles doen onbezoldigd, terwijl een deurwaarder (ook een lste deurwaarder) vacatie berekent. Zelfs is ons (art.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1