durig onderzoek over den toestand van een krank zinnige kan oordeelenhoe konden zij dan, vraagt spr., in cam, zonder voorafgaand persoonlijk onder zoek, zoo positief spreken. Hierna overgaande tot de 37 motieven, die de besch. als de gronden zijner overtuiging ten op zichte van den heer VV. had aangegeven, kwam hij tot de conclusie, dat er in den waren zin des vvoords niets van overblijft. Nadat de adv.-generaal vervolgens nog Dader had aangetoond, dat er voor het tweede ver- eischte voor het misdrijf van faux voor de „frauduleuse intentie" van den besch. z. i. genoegzame en afdoende bewijzen konden wor den aangevoerd, heeft spr. nog stilgestaan bij het derde vereischte, bij het al dan niet bestaan der „mogelijkheid van nadeel." Ten slotte tot de vraag omtrent de strafbaar heid van het feit gekomeo, zeide spr., dat de verdediger in zijne bewering, als zou hier geen certificaat overeenkomstig art. 12 der wet van 1S41 bestaan, dwaalt. Volgens dat artikel, zeide spr., moeten, behalve het certificaat, nog boven dien afzonderlijk de omstandigheden nader wor den gestaafd; niet in, maar naast het certificaat. JDit laatste is derhalve in casu meer dan de uiting eener subjectieve meening; het is, volgens spr., een stuk, gelijk aan die, welke bedoeld zijn in art. 162 Strafr., en valt derhalve onder de bepa lingen van art. 150, dat naar art. 147 terugwijst. Spr. toonde vervolgens in een breedvoerig betoog aan, dat het geval van art. 147 4° hier aanwezig is, en dat ook bij faux intellecluel dat artikel kan worden toegepast; welk gevoelen door spr., onder aanhaling van verschillende schrijvers en van de jurisprudentie, gestaafd werd. Nadat de verdediger na de pauze gesproken had, is de zitting gesloten en de volgende zitting op Dinsdag a.s. vastgesteld. Amsterdam, 3 Juni. Gisteren heeft de Correcti- oneele Kamer der Arr.-Rechtbank alhier, de hee- ren J. Borski, H. G. Cruys, D. Van der Vliet, Jhr. W. Van Loon en Mr. J. Messchert Van Vol lenhoven, bestuurders der Hollandsche IJzeren- Spoorweg-Maatschappij, conform het requisitoir van den subst.-officier van Justitie en het pleidooi van den advocaat Mr. J. A. Molster, ontslagen van alle rechtsvervolging, ter zake dat zij, in strijd met art. 11 der wet op het gebruik der spoorwegen, hebben geweigerd te voldoen aan de aanvraag van den raad van toezicht op de spoorwegdien sten tot inzending van een afschrift der overeen komst tusschen die maatschappij en de Grand Central Beige, waarbij het rechtstreeksch verkeer tusschen den Holl. IJzeren-spoorweg en Antwer- pen-Rotterdamschen Spoorweg is geregeld. De rechtbank heeft namelijk beslist, dat de maat schappij alleen verplicht is tot opgave en inlich tingen betreffende den spoorwegdienst en de exploitatie der lijn, maar niet tot overlegging van alle contracten. 's-Gravenhaqe, 2 Juni. Gisteren is alhier ge houden de 35ste Algemeene Vergadering der Ver- eemging van en voor Nederlandsche Industrieelen. Behalve een verslag van de verrichtingen van het Bewind, hetzij ter uitvoering der besluiten van de voorgaande Algemeene Vergadering, hetzij naar aanleiding van inmiddels voorgekomen zaken, be paalden zich de werkzaamheden tot het aanhan gig wetsontwerp tot regeling van het toezicht bij het oprichten van fabrieken, enz., welke schade, gevaar of hinder kuDnen veroorzaken, welk wetsontwerp, ook na de volgens de Memorie van Beantwoording, door de regeering daarin nog we der gebrachte veranderingen, geoordeeld werd, zonder te groote belemmering der Nijverheid, doelmatige regelen te stellen in het belang der openbare orde en veiligheid. Meerendeels hield de Vergadering zich echter bezig met de over weging der vraag, naar aanleiding der bekende memorie, van den heer Wijnne te Groningen, of eene herziening van het tarief van invoerrecht, in het algemeen, en zonder blijk of beding van toenadering in de tarieven van andere landen van Europa, thans door de Nederlandsche belangen werd geboden; om later in de bijzonderheden der door dien heer aanbevolen vermindering of af schaffing van rechten, éen voor éen te overwegen." Op grond der merkwaardige verklaring, die de heeren afgevaardigden van de Amsterdamsche Kamer van Koophandel en Fabrieken (zie het verslag dier Kamer over 1869 in fine en Ned. In dustrieel van 1870, N°. 8 blz. 1, kol. 3) op het Han delscongres te Cairo hebben ontvangen omtrent de door hen billijk gekeurde vermindering dier Europeesche tarieven eene verklaring die te verstaan gaf, dat hierop zelfs niet mocht worden aangedrongen werd deze eerste vraag alge meen ontkennend beantwoord. Aan de bedoelin gen van den heer W. werd overigens alle eer gebracht, maar tevens werd het ernstig betwij feld of een zoo omvangrijk en diepingrijpend werk, als eene tariefherzieniDg, wel mocht voortgang hebben op het initiatief van een enkelen publi cist het werd tot de taak en de wijsheid der regeering gerekend om een stap in deze richting te ondernemen zonder voorlichting voor het minst van alle lichamen, die hiertoe meer bijzonder ge roepen schijnen. De voorzitter deed vooral uitkomen, hoe in dezen tijd door onderscheidene corporatiën pogingen werden ondernomen om den toestand van den werkmansstand te verbeteren, maar het voorname middel in het oog dergenen, die met den werk man, om zoo te zeggen, het leven deelen, onop gemerkt laten of verwaarloozen, en dat middel is: gestadige uitbreiding van den nationalen ar beid. Met deze vraag staat het Tarief in de on derhavige quaestie in zeer nauw verband. Zij ver dient derhalve eene studie te worden, niet alleen van de industrieelen, maar ook van allen, die het met de verbetering der levensomstandigheden onzer nijveren waarlijk ernst is. 's-Gravenhaqb, 4 Juni. Naar men verneemt, hoopt Ds. J. Moll Jbzn. aanstaanden Woensdag dank baar en openlijk den dag te herdenken, waarop hij vóór 40 jaren als predikant bij de Ned. Hervormde gemeente alhier zijne intrede deed. Utrecht, 2 Juni. In de gisteren gehouden raads zitting is ingekomen het rapport der commissie betreffende de zaak van den Oosterspoorweg. Dit rapport was vergezeld van een ontwerp-adres, door den Raad aan den minister van binnen- landsche zaken te verzenden, waarin verzocht wordt dat Z. Exc., de bezwaren tegen het leggen van de Oosterspoorbaan, zooals die door de ondernemers werd verlangd, in aanmerking nemende, het voorstel moge aannemen om den spoorweg meer oostelijk, achter de Maliebaan, te verleggen, en dat in elk geval geeue verklaring van algemeen nut betrekkelijk het aangeboden ontwerp zal worden vastgesteld, vóór dat door nader onderzoek zal zijn gebleken dat elke andere richting onmogelijk of onraadzaam is. Rapport en adres werden goedgekeurd en de commissie, die het verslag had uitgebracht, werd uitgenoodigd zich met de aanbieding van het adres te belasten. Utrecht, 3 Juni. Eergisteren heeft de recht bank het geschil beslist, hetwelk in de gemeente Blauwkapel ontstond over de nieuwe organisatie van het beheer der Hervormde kerkgoederen al daar. De oude kerkvoogden hadden de nieuwe regeling in hun geest door de gemeenteleden doen aannemen, zonder dezen bekend te maken met het besluit van het algemeen college van toezicht. Daartegen kwamen velen later op, men besloot zich los te maken van den baud, en koos vrij beheer. Men koos tevens beheerders, die na 1 October 1869 van de dan aftredende kerkvoogden alles zouden overnemen, een nieuw reglement van eigen beheer maken en administreeren, tot dat volgens dat reglement nieuwe kerkvoogden door de gemeente zelve zouden verkozen zijn. De oude kerkvoogden weigerden die afgifte op 1 October 1869 te doenzij werden toen door de nieuwe beheerders gesommeerd, en daarna voor de rechtbank tot rekening en verantwoording met afgifte gedagvaard. Die eisch werd Woensdag, overeenkomstig de conclusie van den subst.-offic. Mr. Gregory, aan de voorloopige beheerders toe gewezen, met verwijzing van de oude kerkvoog den in de proceskosten uit eigen beurs. Voor de nieuwe beheerders werd de zaak be pleit door Mr. D. J. II. Van Eeden alhier. Bij dit vonnis zijn voor alle gemeenten belang rijke punten beslist; en is, voor zoover wij we ten, deze decisie de eerste, die op de hoofdzaak gegeven werd. Middelburg, 2 Juni. Ter voorlaatste zitting der civiele kamer van de ArroDdissements-Rechtbank alhier is in de procedure tusschen VV. J. Lamb en den Engelschen vice-consul H. D. L. Ellinck- huysen uitspraak gedaan omtrent het exceptief middel van laatsgenoemde, namelijk dat W. J. Lamb, als in Engeland failliet verklaard, hier niet in rechten kan optreden zonder bijstand van zijn curator, en beslist dat die exceptie be hoort gevoegd te worden bij de hoofdzaak, ter wijl voorts het door W. J. Lamb verlangd ge hoor van den vice-consul Ellinckhuysen in raad kamer bevolen werd tegen Maandag 27JuDie. k. De rechtb. heeft daarbij echter vier vraagpunten, als niet ter zake dienende, doen vervallen en wel die omtrent de houding van den vice-consul, te genover mevrouw Lamb omtrent diens weigering om het adres van een advocaat op te geven, als mede omtrent de omstandigheid, of hij zich van eene garantie zou hebben verzekerd tot kost- en schadelooshoudiug voor al de gevolgen zijner be moeiingen. Moerdijk, 3 Juni. Volgens gedane waarnemin gen zijn in den bodem der rivier belangrijke veranderingen ontstaan, van zoodanigen aard dat zij onmiddellijke voorziening voor de werken der groote spoorwegoverbrugging hebben noodzakellijk gemaakt. Bereids is men bezig met het plaatsen van groote zinkstukken en zijn de werken aan het noorder-landhoofd gestaakt. De ongewone snelheid waarmede de rivierbodem zich heeft ge wijzigd schijnt aan ruw weder en ongewoon die pen stroom te moeten worden toegeschreven. Een onderzoek zal spoedig worden ingesteld van wege den waterstaat en andere deskundigen. Groningen, 3 Juni. De Weerbaarheid alhier heeft van Z. M. den Koning een paar fraaie albasten candehibres met vergulde ornamenten ontvangen, als prijs bij het provinciaal concours, dat op 18 Juni te Sloehteren zal plaats vinden. Eergisteren heeft Z. M. daarbij nog een prachtig compleet zilveren koffie- en theeservies gevoegd. Harungen, 2 Juni. Naar wij uit goede bron vernemen, bestaat er plan alhier eerstdaags een volksfeest te houden ter eere der aangenomen havenverbetering. Reeds moet door het Gemeen tebestuur eene commissie benoemd zijn, tot rege ling van een en ander, en bestaat er vooruit zicht dat een subsidie uit de gemeentekas zal verstrekt worden. Roswinkel (Drenthe), 2 Juni. Dezer dagen zijn door den arbeider Jan Kremer alhier in het veen van Emmen gevonden 143 zilveren en éen gou den muntstukje, in een lederen zakje met een riem er om. Alles zou van zeer ouden oor sprong zijn. INGEZONDEN. Sedert eenige jaren zien wij onzen kunsthandel verrijken door velerhande proeven van photogra- phischen arbeid, en menige photographie zien wq uitgestald die óf onze tegemoetkoming óf ooglui king schijnt af te vragen, doch inderdaad uit het oogpunt van het schoone dier kunst beschouwd neri an nini sved D< ink< ieer oru inki ivei£ niet anders zijn als disharmonieën in belichting effecten. Door menig oppervlakkigen beschouw^ wordt meestal zulk een product toegejuicht, zo;, der er op gelet te hebben dat de natuur er vei loren in is zonder er kunst in aangebracht hebben. Geheel anders zien wij ons verrast dot de inderdaad fraaie photographische compositie va den photograaf B. Bruining, in navolging va zijne kunstbroeders te Parijs, Weenen, Brussi en elders. Welk een stouten greep heeft deze t, soud lentvolle photograaf niet gedaan door 't verwot ïen derlijk schoon licht-effect, toegepast aan hi portret. Wie die 't beschouwt, inet 'toog en 't oord dier kunst begaafd, gevoelt zich niet verwonder dat het licht als teekenaar genomen zulk eej mystiek, mollig geheel kan teweegbrengen, 't inderdaad verrassend en de heer B. verdient lt| en eer voor zijn diep gevoel en kunstvaardighei om van deze soort van lichtschakeering partij trekken. Dat 't geene alledaagsche photographie erkent ieder dadelijk, doch 't gevoel der kun is alleen voor diegene kennelijk die de werk: van Rembrandt gezien heeft en er de moeilijB heden van kent. Wat een breedheid in behand ling, foiJbi.e kracht, en toch zoo zacht met dl bevallige losheid vereenigd die 't oog streel Dat het naar de beoordeeling van sommigen vet met eene Sepia-teekening overeenkomt is naa onze bescheidene meening niet zoo. De gloed warmer, dieper, veel gevoelvoller, interessante van toon. Moge 't streven van den heer B. in dat gen; beloond worden door de waardeering van kei ners en kunstliefhebbers. Een kunstliefhebber. Politieberichten. De officier van justitie te Brielle bericht, da in den loop der maand April jl. te Sommelsdij! is aangehouden een 25-centsstuk, voerende beeltenis van Koning Willem II met het jaarta 1849, welk stuk, door het muntcollege onderzoek is valsch en vervaardigd in nabootsing eener echt rijksmuntspecie. Op den 26,ten April jl., des namiddags on streeks halfdrie, heeft, volgens gedane opgave, di kommandant van het huis van reclusie en tucl tiging te Leeuwarden, F. F. Canneel, door dei bewaarder Spook in de brievenbus bij het pos kantoor aldaar laten steken een brief geadres seerd aan „den sergeant-titulair J. A. Canneel hoofd-cursus Maastricht," bevattende1 muntbijlei van /TO N°. 567, 2 coupons 4 pCt. Nat. Werkel Schuld, ieder groot /T.98, N°. 209 en 1220 en coupon 2 54 pCt dito, groot f 1.23s M". 392», welRi brief, gesloten in eene gewone enveloppe, met gOE en een ouwel dichtgemaakt, niet aan zijn adres is bezorgd. De officier van justitie te Leeuwardei verzoekt opsporing, aanhouding en bericht. r BUITENLAND. Frankry k. Het gerucht dat het ministerie Ollivier, zoozeet gesterkt door de uitkomst der volksstemming ovei de nieuwe constitutie, een van zijne leden zot verliezen, namelijk den heer De Parieu, ministei voorzittende bij den Staatsraad, bevestigt zich tos dusver niet. De aanleiding tot dat gerucht is geleget in de misnoegdheid, die bij vele leden van dei Staatsraad zou bestaan jegens het bewind. Als reden voor die misnoegdheid wordt opgegeven dat de Staatsraad bij de plechtige aanbieding vai het plebisciet op de Tuilerieën achter andere hoogt staatscolleges is gesteld; dat de ministers dezen dagen bij een keizerlijk besluit zijn gemachtigd om in spoedvereischende gevallen hunne wets ontwerpen rechtstreeks aan de wetgevende Ka- 't Portret van den Heer A. J. Wetreoe, uitgestald bij de kuur.-1 handelaars Schreuder en Van Baak. een wijs volt wet De der te beti leen mei van noe verl aan den uit het gen hee schi B disc riD§ heli ters hetj de B beri Tele verl Cor 'egt E ven op de op geg nog roo' den and U Mei raai het l ken moe ste besl pen der niel alle kra en aan wij ven ziju en uitv B zich in i uen ten ten gehoore gebracht en uitstekend voldeed. Het eigenaardig karakter der voornaamste in strumenten, benevens de verschillende gemoeds aandoeningen, die zij in het leven roepen, wor den op zeer oorspronkelijke en plastische wijze geschilderd. Vooral bij het krachtig oorlogskoor, dat trouwens een der glanspunten dier schoone compositie vormt, kwam deze gave van den com ponist duidelijk te voorschijn. Na de Caecilia-ode werd Bach's bekende D- dur suite door het orkest met aplomt en nuan cering voorgedragen. Dit grootsche en breed ge- instrumenteerde werk, hier en daar door luchtige motieven afgewisseld, om den ernst, als het ware, eenigszins te temberen, werd door het publiek met diepen aandacht en groote belangstelling aangehoord. Naar .aanleiding van hetgeen door ons in een vorig verslag werd opgemerkt, ver heugen wij ons, dat ditmaal de symphonie is achterwege gebleven en men zich tot éen orkest- nummer bepaald heeft. De gelegenheid om over een talrijk en geoefend koor te beschikken, doet zich in Leiden te zeldzaam voor, als dat niet met deze krachten op alle wijzen moet gewoekerd worden. Daarenboven zijn het kerkgebouw, dat uit den aard der zaak niet aan alle aeoustieke eischen eener concertzaal kan voldoen, alsmede de wijze waarop het orkest is opgesteld, van alle zijden door de zangers, als het ware ingesloten, oorzaak, dat de klankfiguren niet altijd even duidelijk te voor schijn treden, waardoor natuurlijk de indruk van het geheel niet zoo gunstig kan zijn, al3 anders het geval zoude zijn. Na het aanhooren dezer, onderling zoozeer ver scheiden compositiën, vormt zich bij den toehoor der onwillekeurig de tegenstelling, waartoe de vergelijking der beide werken, als van zelve, aan leiding geeft. In Bach ontmoeten wij den afgetrokken denker, die, onbekommerd voorde gebrekkige hulp middelen, waarover hij bij de uitvoering zal te be schikken hebben, in de eenzaamheid van zijn stu deervertrek zijn verheven denkbeelden en groot sche gedachten nederschrijft, terwijl wij in Haen- del den ervaren practicus te zien krijgen, die den geest van zijn publiek begrijpt en door de groote muziekfeesten, die hij verordende, het geheim der massale effecten heeft leeren kennen. Hoewel de naam van Orpheus in de laatste jaren eene zekere bonale populariteit verkregen heeft, deed het ons goed een fragment uit gluck's opera van dien naam te hooren, waarmede de eerste afdeeling van het programma besloten werd. Het daarin voorkomende groote alt-aria schonk aan Mej. As- mann een welkome gelegenheid ons haar schoone stem in haren vollen omvang te doenbewonderen. Hier kan een schoone en geoefende stem, die in de talrijke recitatieven, welke anders licht bij de toehoorders een gevoel van eentoonigheid zou den kunnen verwekken, de noodige schakerin gen weet aan te brengen, wonderen verrichten, zooals onze alt-soliste dan ook schitterend bewe zen heeft. Hoe schoon kwam telkens het geluid harer stem tegen het geheimzinnig gebrom van het onderaardsche geestenkoor uitl Gluck kent het geheim om met kleine hulpmiddelen groote dramatische effecten te weeg te brengen. In dit opzicht bestaat er tusschen hem en de kunste naars der „toekomst-muziek" een groot verschil, welke richting in andere opzichten zich weder nauw bij hem aansluit, zoodat men haar eerder de muziek van het „verleden" zoude kunnen noemen. Het kenmerkend verschil openbaart zich vooral hierin, dat de „toekomst-musici" het zwaar tepunt naar het orchest verplaatsen, terwijl Gluck aan den zang den voorrang geeft. Wij behoeven wel niet te zeggen dat wij om verschillende redenen aan de laatste opvatting de voorkeur geven. Wij wagen het hier een klacht te uiten, die ons van het hart moet. Waarom wordt de harp op onze muziekuitvoeringen stelselmatig bui tengesloten, te meer waar zij slechts op hoogst ge brekkige wijze door de piano kan worden vervan gen. Wordt het niet tijd deze vorstelijke balling, die in een vorige eeuw het lievelingsinstrument onzer beschaafde vrouw was, op nieuw in eere t« herstellen en de plaats aan te wijzen, die haar rechtmatig toekomt? Het tweede deel van het programma werd met Schumann's „Adventlied" geopend, een frar werk, dat helaas hier te lande zeldzaam ten hoore wordt gebracht en, blijkens enkele gedeel ten der uitvoering, ook in Duitschland niet zeer bekend schijnt te zijn. De onpartijdigheid eischl te vermelden dat bij het solo-quartet ditmaal dal ensemble gemist werd, wat men recht heeft bij de uitvoering van zulk, een werk door zulke zan gers te eischen. Het daarop volgend nummer, een aria uit het oratorium „Kaïn", stelde Carl Hill in de gelegenheid een zeldzamen triomf te vie ren. Hij wist door zijn uitstekende en gevoel volle voordracht het publiek zoodanig mede le slepen, dat het lied op algemeen verlangen moes; herhaald worden. Wij gelooven de tolk van allen te zijn wanneer wij beweren dat die voordraclil hem tot den koning der solisten heeft gekroond hoe voortreffelijk ook de anderen zich van hun taak mogen gekweten hebben. Wanneer wij uiij deze proeve tot een beoordeeling van het heel mogen besluiten, schijnt het ons toe dal de jeugdige componist een werk van blij vende waarde heeft geleverd, dat de schoon-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2