3160.
Donderdag
A°. 1870.
12 Juni.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenf 3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Couianl wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENriEN.
Voor iederen regel
Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan.
J 0.1S
Lelden, 1 Juni.
De Tweede Kamer heeft gisteren den raad,
in de Gids door Prol'. Buys gegeven, gevolgd en
de suikerwet aangenomen.
De N. H. C. doet de vraag of de vrijzinnige
beginselen gisteren wel eene volkomene, eene
zuivere overwinning hebben behaald, en zij komt
tot de conclusie dat de meerderheid der Kamer
gedreven is door een gezegde, dat blijkens de er
varing in de staatkunde van toepassing blijft:
le mieux est souvent l'ennemi du bien.
Het komt ons ook voor, dat de Tweede Kamer
gisteren blijk gegeven heeft van een practischen
geest, die te dikwijls in wetgevende vergaderin
gen gemist wordt en toch voor baar een ver-
eischte is. De suikerwet, zooals zij thans is aan
genomen, voldoet niet aan hetgeen velen verlangen.
Maar wat zou het gevolg geweest zijn, w.an-
neer de wet afgestemd of een amendement aan
genomen ware geworden, waardoor de tegen
woordige minister genoodzaakt zou geworden
zijn om af te treden Zou hun doel dan spoediger
bereikt zijn dan nu, waar de wet buitendien
bepaalt, dat de tusschenkomst van het bestuur
niet verleend wordt dan buiten volstrekte onmis
baarheid?
De geschiedenis geeft hier het antwoord. En
de gisteren gehouden zitting doet ons zien, hoe
de liberale partij in de Kamer geleerd heeft om
bij verschil van gevoelen, toch eene zoodanige
bes.issing te nemen als het meest nabij aller
wensch komt en daardoor thans de plannen ver
ijdelt van hen, die zoo gaarne met de tweedracht
in de liberale partij hun voordeel zouden doen
en ook eenmaal deden.
Ingevolge bij de Commissie voor het Muziekfeest
alhier ingekomen bericht, zullen H. M. onze ge
achte Koningin en Z. K. H. Prins Alexander bet
op den 2d,u en 3d*" Juni te geven muziekfeest in
de Hooglandsche Kerk, met H. D. tegenwoordig
heid vereeren.
Daar men algemeen schijnt te gelooven dat de
aanleg van het plantsoen op de Ruïne voor de
ophanden zijnde feesten geschiedt door of althans
onder de leiding van den heer Witte, verzoekt
deze, niet gaarne aanspraak makende op eene
eer die hem niet toekomt, ons mede te deelen,
dat dit werk uitgevoerd wordt alleen door den
heer J. C. Rodbard alhier.
Zaterdag werd in de Stads-Geboorzaal alhier
de derde algemeene vergadering gehouden van
onderwijzers en onderwijzeressen uit het 3de
district van Zuid-Holland. Het eerst was aan het
woord de lieer Van de Vliet, die zijne beschou
wing over het zangonderwijs op de lagere school
meedeelde. Hij trok vooral te velde tegen het ge
bruik van de namen do, ré enz., omdat de ver-
hoogingeu en verlagingen der noten hierbij niet
met een bijzonderen naam worden genoemd en
bet toch noodig is, dat ieder muzikaal geluid
zijn eigen naam heeft. Hij beweerde tevens, dat
het Nederlandsche volk in aanleg voor muziek
en zang bij geene andere natie achterstaat; om
dit te bewijzen beriep hij zich op den ouden tijd,
waarin onderscheidene Nederlandsche componis
ten naar het Zuiden trokken om de Italianen in
de kunst te onderwijzen ook de resultaten door
den heer Smits aan de Amsterdamsche volks
scholen verkregen haalde spreker aan om zijne
bewering te staven. Deze werd echter niet
door allen beaamd en men raakte niet tol een
stemmigheid.
Vervolgens was aan de orde de stelling van
den heer Dijkstra: „Het groot aantal vormscho
len werkt schadelijk op het onderwijs." Deze
stelling werd van verschillende zijden levendig
bestreden. Ook de heer Van Dijk mengde zich
in het debat en gaf haar toe voor zoover zij be-
trekkingrheeft op de Rijkskweekscholen, omdat,
wanneer de directeur van zoodanige school een
kweekeling aantreft, die voor alles behalve voor
onderwijzer blijkt geschikt te zijn, hij niet het
recht heeft deze van de school te verwijderen
en er dus een onderwijzer gevormd wordt, die
wel de bekwaamheid maar niet de geschiktheid
voor zijn betrekking bezit. Ook meende hij dat
de privilegiën, welke de staat aan de kweeke-
lingen dezer scholen verleent, alleen kunnen ge
rechtvaardigd worden in tijden van gebrek aan
onderwijzend personeel.
Na de pauze was aan de orde: „Behoort het
onderwijs in de gewone breuken vooraf te gaan
aan dat in de lieudeelige?" De heer Van der
Harst opende hierover de discussie en somde de
redenen op waarom z. i. de een met de gewone en
de ander met de tiendeelige breuken begint. Uit
het debat, waaraan verscheidene sprekers deel
namen, bleek, dat voor het eene bijna evenveel
te zeggen is als voor het andere; want kan men
de tiendeelige breuk zeer geleidelijk uit het ge-
heele getal afleiden, hier staat tegeuover dat
door de gewone de voorstelling eener breuk dui
delijker wordt gemaakt.
Ten slotte was aan deorde:„De vergelijkende
examens; a. wat ze zijn, b. hoe wij ze wenschen."
De heer Gouwentak hield hierover eene rede,
waarin hij betoogde, dat deze examens niet ver
gelijkend zijn. Wanneer toch aan den een wordt
gevraagd wat men door geschiedenis verstaat
en aan den ander onder welke omstandigheden
de Eransche koningshuizen elkander hebben op
gevolgd, dan kunnen de antwoorden niet vergele
ken worden. Dit kan slechts plaats hebben, wan
neer aan allen dezelfde vragen worden voorgelegd.
Hierop nam de heer Haanstra het woord om
zijne wenschen hieromtrent uiteen te zetten. Deze
komen voornamelijk hierop neer, dat de examens
rechtvaardig en door heeren, die volkomen op
de hoogte van hunnen lijd zijn, worden afgenomen.
Onze correspondent te Gouda schrijft ons heden
Gouda, 31 Mei. (12 uren 's nachts.) ik zend u
een bericht dat misschien overtollig zal zijn omdat
het van andere zijden ook kan inkomen, maar
u misschien welkom zal zijn.
Bodegraven staat in brand. Op't oogenblik zijn
40 a 50 woningen vernietigd, volgens bericht over
gebracht door een korporaal, dien de kommandanl
van de Wierikerschans hierheen heeft gezonden.
De brand is ontstaan bij een bakker aan den
hoek der Brugstraat, in die geheele straat is geen
huis blijven staan. De brug, de eenige communi
catie tusschen het noordelijk eu zuidelijk deel
•van het dorp, was te 7 uren reeds onbruikbaar
geworden. Onder de verbrande gebouwen is de
kostschool van den heer Van Bunren. De kost-
kinderen hebben hun intrek in de pastorie geno
men, geen van hen heeft eenig letsel bekomen.
De heer Van Buuren heeft getoond zijn plicht
te kennen: hij heeft met bedaardheid, inzicht en
orde voor de kleinen gezorgd, die hem zijn toe
vertrouwd.
De brand neemt nog steeds toe; op't oogenblik
wordt bericht, dat die tot het noordelijk gedeelte
van het dorp is overgeslagen.
Deze brief lag ter verzending gereed toen ik de
volgende bijzonderheden te weten kwam.
De kostschool bestaat uit 60 leerlingen. De
familie van den onderwijzer met hulponderwij
zers en dienstbaar personeel bestaat uit 18 men-
schen. De hoofd- en hulponderwijzers met de
kostkinderen zijn in de R.-C. pastorie opgenomen,
het overige der familie ten huize van den heer
Okkersen, 2 menschen hebben het leven verloren.
Het getal der verbrande huizen bedraagt reeds 70.
Van hier zijn levensmiddelen gezonden er wordt
brood gebakken dat morgen daarheen vervoerd
wordt. Het garnizoen is uitgetrokken; men weet
echter niet of het naar Bodegraven dan wel naar
de Wierikerschans is getrokken, dat op korten
afstand van dat dorp ligt en waar veel buskruit
bewaard wordt. De brand woedt steeds voort.
(Zie laatste berichten).
Vervolg van het uittreksel uit het verslag van
den toestand der gemeeüte Leiden over 1869, ge
daan door Burg. eu VVeth. aan den gemeenteraad.
Scholen volgens de wet tot regeling van het
middelbaar onderwijs. a De burger-avondschool
vau het Genootschap Mathesis Scientiaruui Geni-
trix voldoet aan de bestemming en de behoeften,
bij art. 14 der Wet aan de gemeente opgelegd,
waarvoor zij een subsidie van 73300 's jaars uit
de gemeentekas geniet. Zij telt 6 onderwijzers en
56 leerlingen voor alle afdeelingen, 156 voor het
handteekenen, 160 voor de bouwkunde en 80
voor de wiskunde.
b. De hoogere burgerschool door de gemeente
gesticht telt 14 ouderwijzers en 95 leerlingen. In
de maand September werd het admissie examen
afgenomen van 31 die zich aangemeld hadden;
daarvan werden 23 toegelaten. De nieuwe cursus
ving aan inet 100 leerlingen.
Aan het verslag der plaatselijke commissie van
toezicht op de scholen van middelbaar onderwijs
ontleenen wij het volgende
Gedurende het jaar 1869 hebben in het perso
neel der leeraren de volgende wijzigingen plaats
gegrepen.
j De heer H. C. Rogge, leeraar in de geschie
denis en aardrijkskunde, werd tegen 1 September
eervol ontslagen, en in zijne plaats benoemd de
heer P. L. Muller, doctor in de letteren.
De heer H. J. Hamaker, aan wien het onder
wijs in de staatswetenschappen en het handei»-
recht tijdelijk was opgedragen, verkreeg tegen
1°. Januari eervol ontslag uit deze betrekking.
De Gemeenteraad besloot in zijne zitting van
16 December het onderwijs in deze vakken weder
op te dragen aan den heer Mr. G. A. Van Hamel,
die reeds in het vorige jaar dezelfde betrekking
aan onze school had vervuld.
Het aantal leerlingen, dat op het einde van het
vorige jaar 103 bedroeg, werd in den loop van
den cursus verminderd met 8 leerlingen, zoodat
op het einde van den cursus 1868/69 95 leerlin
gen aanwezig waren.
Op het einde van het afgeloopen jaar bedroeg
het aantal leerlingen 93, dat echter na het onlangs
afgenomen admissie examen weder tot 100 ge
klommen is.
„Over het algemeen kan de commissie ook dit
jaar weder hare tevredenheid betuigen over het
onderwijs, en de wijze waarop dit door heeren
leeraren werd gegevenop de lessen van een paar
hunner liet de orde te wenschen over, doch er
bestaat reden te vermoeden, dat de klachten daar
over zich een volgend jaar niet zullen behoeven
te herhalen.
„De heer Van Tiel, die gedurende dezen cursus
voor het eerst aan de school verhonden was,
rechtvaardigt de goede verwachtingen die men
omtrent hem had, daar de vruchten van zijnon-
derwijs en de orde op zijne lessen in allen deele
te prijzen zijn."
Over het Genootschap Mathesis Scientiarum Ge-
nitrix schrijft de commissie liet volgende
„Het resultaat van liet onderwijs liet aan het
einde van den cursus niets te wenschen over,
alleen het bezoek der lessen was voor sommige
vakken zeer gering. Dit verschijnsel openbaarde
zich voornamelijk bij de vakken van wis- en
natuurkunde, Hollandsche taal en geschiedenis.
De reden van dit kwaad schijnt te moeten wor
den gezocht in de ouders der leerlingen. Vele
kinderen verlaten te vroeg de lagere scholen en
komen te laat op de burgeravondschool; de les
sen der-burger-avondschool moesten onmiddellijk
na het verlaten op twaalfjarigen leeftijd der lagere
school worden bijgewoond, dan zou men van zelf
zien gebeuren wat onmogelijk door dwang kan
worden verkregen, dat de wis-en natuurkundige
vakken door den werkman evenzeer als die der
bouwkunde werden beoefend. Bij den wensch
dat zoo iets gebeuren mocht, heeft liet bestuur
van het genootschap het niet gelaten; die vrije
ontwikkeling van de leerlingen geheel zonder
dwang naar eigen keuze schijnt geene resultaten
at te werpen; men heeft daarom onlangs besloten
een verbindenden tweejarigen cursus tc openen
voor alle leerlingen dezer scholen, en lessen te
geven in Hollandsche taal, aardrijkskunde, reke
nen en handteekenen; deze lessen zullen besloten
I >e Maskerade te Leiden.
XXIV. Justus lipsius, hoogleekaar in de
geschiedenis.
Geboren in 1547 te Isea in Brabant, werd Lip
sius eerst opgevoed te Brussel en daarna in het
Jezuïeten College te Keulen, waar hij liet onder
wijs genoot in het Grieksch, de Geschiedenis en
de Philosophie. Daar zijne ouders evenwel be
merkten dat hij, door den omgang met deze gees
telijken, genegen was in hunne orde te treden,
haastten zij zich hem naar Leuven te zenden om
hem van denkbeelden te doen veranderen. Op
achttienjarigen leeftijd ondernam hij eene reis
naar Italië, maar deed zich eerst kennen door een
werk „Variae Lectiones," dat hij, om diens be
scherming te krijgen, opdroeg aan den kardinaa
De Granvelle. Deze was zoo ingenomen met het
boek, dat hij Lipsius tot zijn secretaris voor de
Latijnsche taal benoemde. Twee jaren bleef hij
in die betrekking, gedurende welke hij zijn le
digen tijd grootendeels besteedde met het door
snuffelen der oude handschriften vau Seneca, Taci
tus, Plautus en anderen, op de Vaticaansche Bi
bliotheek. Id Leuven wedergekeerd, bracht hij er
ruim een jaar zeer ongeregeld door, volgens zijne
eigene bekentenis, allerlei vermaken najagende
en den goeden tijd, dien hij aan ernstige studiën
placht te besteden, met lichtvaardige jongelin
gen, iri zondige vermaken misbruikende. Maar
eindelijk, bemerkende dat zulk een leven zeer
nadeelig voor hem was, brak hij er plotseling
mede en ondernam nieuwe reizen, om zich zijne
verderfelijke gewoonten te ontwennen. Te Wee.
nen deed men hem tevergeefs verschillende voor-
deelige voorslagen om hem te behouden, zijn
heimwee naar het Vaderland was te sterk. De
onlusten echter die er losgebroken waren, ver
oorloofden hem niet weder te keerenhij bleef
dus te Jena, waar hij een Professorszetel innam
in de Geschiedenis en in de Welsprekendheid.
Toen het in 1574 in deze landen eenigszins rusti
ger geworden was, gaf hij toe aan zijn verlan
gen, verliet heimelijk Jena en vestigde zich in
zijne geboorteplaats Isca. Van korten duur echter
was zijn landelijk leven, want de oorlog nood
zaakte hem weldra naar Leuven te wijken. De
inname der stad deed hem hesluiten nog verder
eene veilige schuilplaats te zoeken en met genoe
gen nain hij in 1579 den hem aangeboden Pro
fessorszetel te Leiden aan. Twaalf jaren lang on
derwees hij aldaar op zeer loffelijke wijze de
Geschiedenis en de Welsprekendheid, en was ge
durende dien tijd eenige malen rector magnificus.
Hij schreef er vele werken, o. a. de Constantia,
welk boek hij aan de regeering en het volk van
Antwerpen opdroeg, die hein, om hem hunne
achting en dankbaarheid te betuigen, inet twee
zilver vergulde bokalen vereerden.
Hij heeft eene groote plaats ingenomen onder
de letterkundigen van zijne eeuw: hij was dan
ook een uitmuntend Criticus en had zich een bij
zonderen stijl gevormd in navolging van Tacitus
en Seneca
Zijn uiterlijk eu zijn omgang beantwoordden
geenszins aan den dunk, die zijne faam van hem
deed koesteren, en zij, die uit den vreemde kwa
men om hem te zien, konden zich niet voorstel
len dat hij dc man was, van wien zij zooveel
hadden gehoord.
XXV. hugo donellüs, hoogleeraar in de rechten.
Donellus was professor te Leiden van 1579 tot
15S8. Zijn leven kan in weinige woorden vermeld
worden: geboren te Chalons-sur-Süone den 23"en
December 1527, begon hij zijne rechterlijke stu
diën te Toulouse en voltooide ze te Bourges, van
1548 tot 1551. In laatstgenoemde stad werd hij
weldra tot Professor in de rechten benoemd en
trokhij partij voorziju leermeester Duaren. Genood
zaakt zich in 1572 te verwijderen, om het gevaar
waaraan zijn godsdienst hem blootstelde te out-
i vluchten, begaf hij zich naar Heidelberg, waar
bij Professor en Rector was tot 1577. Van daar
i werd hij beroepen naar Leiden, waar hij tot
j 158S onderwees. Toen nam hij de plaats in, die
I de Hoogeschool van Altdorf hem aanbood en
stierf aldaar in 1591.
XXVI. johannes heurnius, hoogleeraar in de
medicijnen.
Heurners, of liever Van Heurne, was in zijne
jeugdige jaren een groot deugniet, wilde niets
leeren en kon nauwelijks schrijven op veertien-
jarigen leeftijd. Toen echter veranderde hij ge
heel en al, werd bevangen door den lust tot
studie en haalde den verloren tijd in. Hij stu
deerde achtereenvolgens te Leuven, te Parijs, ie
Padoua en te Pavia. Te Parijs maakte hij vooral
groote vorderingen in de geneeskunde, door de
lessen van Louis Duret, die geneesheer was van
Karei IV en Hendrik III. Te Pavia leerde hij
de anatomie van Gabriel Cunerius, verkreeg er
den Doctorstitel en werd lijfarts van Nicolas Per-
renot van Granvelle, graaf' van Cantecroy. Een
hoogleeraar van deze Hoogeschool, die groote
achting voor zijne kunde koesterde, wilde hem
zijne eenige dochter ten huwelijk geven, zijn ge
heele vermogen nalaten en hein in zijne plaats
lot professor doen aanstellen. Om hem daartoe