eene vesting in miniatuur was, terwijl de toe gang thans allergemakkelijkst zal wezen. Ik ge loof dus, dat deze rioleering volstrekt niet zal medewerken om de stad veilig te maken, dat men daardoor gangen en holen zal verkrijgen, die de kwalijk-gezinden zullen weten te gebrui ken, waarin het de politie onmogelijk zal wor den het oog te houden op gevaarlijke personen, die van tijd tot tijd onze stad tot het tooneel hunner heldendaden hebben gekozen en waar van wij eenigen tijd geleden nog eenige blijken ontvingen. Het is te hopen dat het stedelijk bestuur niet ter halver wege zal blijven staan, en er ook aan zal denken de stad van beter drinkwater te voor zien hierin bestaat groote, ik meen de grootste behoefte. Men drinkt hier uitsluitend het water uit de grachten. Maar deze grachten doen niet alleen dienst als waterleiding, ze zijn tevens rio len zoowel als de zijlen, wel breedere, ruimere riolen, maar toch riolen. Het is onbegrijpelijk dat daarin niet wordt voorzien. Verbeeld u eene gracht waarin alle vuilnissen worden geworpen, en waaruit te gelijk drinkwater wordt geschept. De burgerman heeft, dat is waar, zoo wel als de rijke een waterton, waarin men het water laat bezinken en velen daarenboven nog eene filtreer- machine, maar de arme heeft soms geen van beide, en het water wordt gedronken zooals het geschept wordt. Maakt men aanmerking daarop, dan krijgt men wel eens ten antwoord: „O het was altijd zoo, het is loopend water, er wordt genoeg geschuurd" (gespuid). Maar men vergeet dat de stad in 30 jaren tijds eene ver meerdering van bevolking van 40 pCt. heeft on dergaan, dat de hoeveelheid vuilnissen en uit werpselen in eene stad van meer dan 17000 zie len (ik meen lichamen) zeer groot is, dat er tijden bestaan waarin het spuien onmogelijk is. Het is afschuwelijk hoe schrikkelijk onrein het water bij vriezend weder is, de bijten zijn dan geregeld de ontvangers van al wat onrein is en tevens de voeders van alles wat genuttigd wordt. O! waarom begrijpt men hier niet beter, dat het aanvoeren van goed drinkwater hier de eer ste, de voornaamste, de noodzakelijkste be hoefte is. Gouda, 25 Mei 1870. De V. BUITENLAND. Frankrijk. De plechtigheid van Zaterdag is al weder ver geten en het Wetgevend Lichaam zet de discus- sien over de wet betreffende de drukpersvervol gingen voort. De vier bladeD, die den dag vóór de stemming over het plebisciet eene proclamatie, die Napo leon in 1848 zou hebben uitgevaardigd, in hunne kolommen hebben opgenomen, zijn ieder veroor deeld tot 1000 francs boete, daar de rechtbank aannam, dat zij wisten dat deze proclamatie, die in 1848 wel degelijk verspreid is geworden, on echt was. In 1848 toch had reeds op verzoek van Napoleon een vervolging tegen den verspreider plaats gehad, die alleen was ingetrokken toen de aanklager dit gevraagd had. En de Siècle, een van de bladen die thans de proclamatie als echt gegeven hadden, had zelf toenmaals meegedeeld, dat de proclamatie valsch was. De Siècle wist het dus, zoo redeneert de rech ter. Maar de Hemel behoede de bladen, bij eene der gelijke jurisprudentie, voor een lang leven. Wat de redactie van de Siècle vóór 22 jaar wist, moet de redactie van de Siècle in 1870 dat ook weten Maar moest dan ook het publiek dit niet even goed weten? Doch dan houdt het op een misdrijf te zijn. Intusschen revengeert de Siècle zich door nu den echten brief op te nemen waarin die procla matie als onecht wordt verklaard, maar waarin Napoleon zich niet minder warm ten voordeele Hij verklaarde geen spijt te hebben dat men den maatregel genomen had en weigerde Buys te recht te doen stellen, hoewel de Staten van Hol land er sterk op aandrongen. Hij verklaarde maar dat Buys de galg verdiend had, hoewel men niets tegen hem vond om eene beschuldi ging van verraad te rechtvaardigen. Toch bleef hij zes maanden gevangen van af November ten huize van den onderschout, op den Plompen Toren, onder borgtocht van vijfentwintigduizend gulden, te verbeuren zoo hij ontvluchtte en werd in het begin van 1587, zonder verhoor of aanklacht, in vrijheid gesteld, terwijl zijne vrien den voor vijfentwintigduizend gulden hadden borg gesteld, dat hij, des vermaand, in rechten zou verschijnen. Na dien tijd leefde hij ambte loos op het huis Te Vliet, alwaar hij in 1594 0verleed. De Oxfordsche studenten van wie wij onlangs het gruwelijke Vaudalisme vermeldden, hebben zich bij den academischen senaat aangegeven, om niet voor den gewonen rechter gedagvaard te worden. Een der baldadigen kreeg het consilium abeundi voor 18 en twee anderen voor 12 maanden, terwijl twee tot aan het einde van den cursus huisarrest hebben gekregen. Zij behooren allen tot de aanzienlijkste familiën, deels tot de ver mogende gentri/, deels tot de peerage. van de republiek uitlaat, dan in de gewraakte proclamatie. De benoeming van den hertog De Gramont, de vroegere gezant te Weenen, tot Minister van Bui tenlandsche Zaken, heeft, Daar men beweert Pruissens gevoeligheid min of meer opgewekt. De Gramont toch is de man, die in 1866 de Fransch- Oostenrijksche onderhandelingen tegen Pruissen geleid heeft, en men zou in hem den man meenen te zien, die Frankrijk zal schadeloos stellen voor de moreele verliezen, die het in dat jaar heeft geleden. Een diDg is hierbij zeker. Het keizerrijk met zijn niet-verantwoordelijk hoofd, en zijne bijna onbe perkte macht maakte Europa's toestand geheel onveilig, daar zijn wil alleen den oorlog kon doen uitbreken. Ware er in Frankrijk een parlement, met de noodige macht, dat gevaar zou ophou den: zoo sprak men. Nu is er een parlement. Is daarom de zekerheid verkregen? In 't minst niet. Bij de allervreemdste wendingen van Olli- viers politiek is de toestand meer dan ooit wis selvallig: vroeger had men alleen met Napoleon's luimen te doen, nu moeten die van Ollivier ook in rekening gebracht worden. België. Te Brussel wordt op dit oogenblik een proces gevoerd, dat de aandacht van geheel België trekt, want het betreft zoowel de magistratuur als den bekenden heer Langrand-Dumonceau. Ziehier wat aan de Midd. Ct. hiervan geschreven wordt. Den 5J»" December van het jaar 1825 werd André Langrand, wiens grootheid en verval se dert langen tijd de geabonneerden der Europee- sche pers bezighield, te Vassem geboren. Zijn vader hield te Vassem eene kleine dorpsherberg, op wier uithangbord stond te lezen„In den brand van Mechelen," eene fijne toespeling op de goede landslieden die des Zondags en Maandags er hun nen dorst kwamen lesschen en er talrijke glazen bier en jenever kwamen drinken. Het gezin was groot en de behoeften waren talrijk. Op den leeftijd dat andere kinderen naar school gaan, debuteerde de kleine André, door op het land potlooden en papier te verkoopen, in de loop baan waarin hij later op zulk een vreemde wijze zou schitteren. De jonge colporteur leerde, zoo goed en zoo kwaad als het ging, lezen en schrijven van den koster van het dorp, en trad vervolgens als jongen in dienst bij een bakker. Weldra ech ter schudde André hij telde toen 16 jaren het stof van zijn kleeren, verliet België en nam als vrijwilliger dienst in het vreemdenlegioen in Algerië, dat toen nog in vollen oorlog was. Hij verrichtte daar wonderen, doch vooreerst zijne hoedanigheid van vreemdeling, en vervolgens eene andere omstandigheid van geheel intiemen en bijzonderen aard waren oorzaak dat hij er niet dien roem en dat fortuin verwierf waarvan hij gedroomd had. Hij kwam te Brussel met le dige zakken, zonder een cent rijk te zijn. Zijn broeder, de heer Langrand-Hohrath, ontving hem bij zich en plaatste hem in de bureaux zijner verzekering maatschappij. Zijn broeder was een finantieel genie; bij hem leerde André LaDgrand Dumonceau dan ook de machiavellistische com binaties en de streken van Robert Macaire, die hem ten toppunt van alle grootheid moesten lei den en hem in staat moesten stellen met mil- lioenen om te springen als de goochelaars met de ringen die zij uit elkander halen, in de lucht gooien en ten slotte steeds weder aan elkander vastmaken. Het begin was meer dan bescheiden. Iedereen te Brussel heeft hem gekend toen hij nog een voudig agent was van de levensverzekeringsmaat schappij la Concorde. Eerst in 1854, na zijn huwelijk met de dochter van een tamelijk gefortu- neerden kruidenier, debuteerde André Langrand- Dumonceau in zijn combinaties der hooge finan- tieele fantasie, met de oprichting van eene levens verzekeringmaatschappij op het voetspoor der Engelsche maatschappijen. Omstreeks datzelfde tijdstip nam ook de bekee ring van beide broeders die hevige Voltairia- nen geweest waren in geloovige katholieken, een aanvang. Beiden hadden begrepen welk voor deel uit de groote, uitgestrekte katholieke orga nisatie te trekken was, en op dien grondslag vestigde André Langrand het gebouw van zijn gelijksoortige maatschappijen die op elkander ge stapeld werden, en verwerkte hij de clericale en liberale kapitalen van gansch Europaad majorem Dei gloriam. Hij sloot zich nauw aan bij de fine fleur der Belgische ultramontanen en clericalen, met de Merciers'e, de Nothomb's, de Dechamps', de Jules d'Anethan's, de Liedekercke's aan het hoofd, en door hen verkreeg hij dan ook spoedig zijne grande» et petiles entrees aan het hof te Weenen en het Vaticaan. Het geheim der door Langrand en consorten gestichte en beheerde maatschappijen is: exploiteeren tot het uiterste, op gevaar van de fondsen uit te putten, de toekomstige winsten te disconteeren, kunstmatige rijzingen verwekken, van de rijzingen en dalingen te profiteeren en eenige behendige lieden te verrijken door de overigen te verarmen en te ruïneeren. Thans, nu al die combinaties in het heldere daglicht geplaatst zijn, nu men over het algemeen tot de ontdekking gekomen is van de hokus-pokut- toeren dezer associatie tot het exploiteeren der menschelijke lichtgeloovigheid, zou men zich slechts moeilijk meer een denkbeeld kunnen maken van den outzettenden opgang dien Langrand-Dumon ceau een tijd lang maakte. Laat ik u voorloopig het een en ander omtrent het proces-Mandel mededeelen. De heer Mandel, Hongaar van geboorte, voerde, sedert omstreeks twee jaren, een verwoeden strijd tegen den heer Langrand-Dumonceau, tegen zijne instellingen en tegen zijne medeplichtigen. Ten slotte liep het zoo hoog, dat de heer Mandel openlijk den heer Langrand verweet dat hij een escrocwas. Het parket van Brussel stelde een gerechtelijke ver volging in, doch na verloop van eenige maanden liep deze uit op eene niet-ontvankelijk verkla ring. De Cote libre, steunende op de feiten die ter harer kennis gekomen waren, en waarvan de verzameling met eiken dag uitgebreider werd, verweet den procureur-generaal Bavay, den pro cureur des konings De Hady en het parket van Brussel dat zij in hunne plichten waren te kort geschoteu en zich hadden laten influenceereu ten gunste van hunne vroegere politieke vrienden. Ten gevolge van deze reeks van artikelen, moest het parket, op bevel van den minister van justi tie, den heer Mandel vervolgen wegens beleedi- ging en laster jegens de magistratuur. Dit is nu het proces dat sedert Maandag voor de jury van Brabant aanhangig is. Reeds den eersten dag deed zich een curieus feit voor: de getuigen d charge, door het openbaar ministerie gedagvaard, hebben allen én voor den heer Lan grand èn voor het parket zeer bezwarende ge tuigenissen afgelegd. Zij zijn het, en niet de heer Mandei, die eigenlijk op het bankje der beklaag den zitten. De getuigen d décharge hebben de er gerlijke verklaringen, die door dr. Preulle van Nivelles in een gesprek met Langrand-Dumon ceau zoo juist gekarakteriseerd zijn, aangevuld. Nadat hij dezen herinnerd had dat men willens en wetens de aandeelhouders bedrogen had, er bijvoegende: „dat is onzedelijk, dat isdiefstal.dat is oplichterij", zou Langrand Dumonceau daarop eenvoudig geantwoord hebben: „Dat is ook zool" Bij de verkiezingen van provinciale Raden heeft de liberale partij bijna overal de zegepraal behaald. TELEGRAMMEN. Berlijn, 24 Mei. De Rijksdag heeft, bij de voortgezette behandeling van het ontwerp-straf- wetboek, het voorstel der heeren Luck c. s. om feitelijkheden tegen Bondsvorsten met den dood te straffen, alsook het voorstel van den heer Bec ker om daarop in eventueele gevallen levenslange tuchthuis- of vestingstraf toe te passen, verwor pen. Het voorstel Kardorff, om de doodstraf te bepalen op poging tot moord, gericht tegen het hoofd van den Bond of een der Bondsvorsten, is met 128 tot 1Ü7 stemmen aangenomen. Al het overige is meest gebleven gelijk het bij de tweede lezing van het ontwerp was vastgesteld. De wet betreffende de maatschappijen op aau- deelen is bij de derde lezing aangenomen. Lissabon, 24 Mei. Nadat in de Cortes het ko ninklijk besluit tot schorsing der zitting was voorgelezen, hebben de afgevaardigden plechtig verklaard Portugals onafhankelijkheid te zullen handhaven. Dit geschiedde ten gevolge van eenige dagblad-artikelen, waarin Saldanka werd beschul digd van de Iberische eenheid te willen bevor deren. Men verwacht dat het Ministerie aldus zal worden samengesteld: Saldanha Oorlog, de bis schop van Vizen Binnenlandsche Zaken, Cavallo Openbare Werken, Avila Buitenlandsche Zaken, Paraba Financiën en Andrale Marine. Madrid, 24 Mei. Op vier mijlen afstand van Gibraltar zijn vier Engelschen door boosdoeners weggevoerd. Het gouvernement heeft dringende orders gegeven om de daders op het spoor te komen. Toroats, 24 Mei. Er loopt een gerucht, dat de Fenians van plan zijn een inval te doen in Ca nada. De militie heeft bevel ontvangen zich ge reed te houden voor alle eventualiteiten. Florence, 25 Mei. In de Kamer der Afgevaar digden heeft de discussie een aanvang genomen over de financieele maatregelen, met betrekking tot het leger te nemen. De minister van oorlog verklaart zich te vereenigen met het voorstel der commissie, betreffende de reductie van 15 mil- lioen, zich voorbehoudende om later eenige wijzi gingen voor te dragen. Brussel, 25 Mei. De candidaat der liberale as sociatie (de architect Trappeniers), is benoemd tot lid van den gemeenteraad alhier. Bucharest, 24 Mei. Ter gelegenheid van den verjaardag der troonsbeklimming van den vorst is eene proclamatie uitgevaardigd, waarin aan de bevolking de aanstaande geboorte van een erfge naam van den troon wordt aangekondigd. Dit be richt is door het volk met geestdrift vernomen. Promotiën. Leiden, 25 Mei. Bevorderd tot doctor in de rechten, de heer G. J. Goekoop Corn'sZoon, geb. te Goedereede, met Stellingen, STATEN-GIENERiViVL. EERSTE KAMER. Zitting van heden. De Voorzitter geeft kennis, dat de commissie vau rapporteurs gereed is met bare verslagen over de wetsontwerpen tot vereeniging der gemeenten Reeu- wijk en Sluipwijk en der gemeente Stein, in vereeni ging der gemeenten Noord- en Zuid-Waddinxveen, met opheffing der gemeente Broek. De beraadslaging daarover wordt bepaald op Vrijdag a. s. te elf uren. De beraadslagingen worden geopend over bet wets ontwerp tot wijziging der wet tot regeling van het armbestuur. De heer Van Bylandt zou wenschen, dat de hoofd bepalingen der wet van 1854 wierden gehandhaafd, maar de ondervinding heeft geleerd, dat men de ar menzorg niet geheel nan de kerkelijke of bijzondere liefdadigheid overlaten kan. Hij geeft toe dat er aan elk stelsel bezwaren verbonden zijn. Het eigenlijk bezwaar tegen do wet van 1854 is gelegen in het restitutiestelsel, en spr. meent, dat daaraan kan wor den tegemoet gekomen, zonder het geheelo stelsel op te geven. Wat nu door de regeering voorgesteld wordt, vreest hij dat leiden] zal, in plaats van tot gemeeDtezorg, tot staatszorg. Do heer Van Rhemon tot Rhemenshuizen geeft toe, dat de hoofdquaestie gelegen is in het recht van verhaal en van restitutie. Dit domineert de zaak. Eene ondervinding van zestien jaren heeft alle be zwaren, die hij tegen de wet van 1854 had, volko men bevestigd. Hij gelooft dat de wet van '54 moet worden vervangen, omdat zij la charitc légale heeft doen geboren worden. Onderstand wordt niet meer gevraagd, maar geëischt. Spr. toont voorts uit statistieke opgaven aan, dat de subsidiën aan bur gerlijke armbesturen zijn toegenomen en de kerke lijke of bijzondere liefdadigheid afgenomen is. De wet zou in ieder geval moeten worden gewijzigd. Als de koloniën werkelijk werden straf koloniën, dan zou den z. i. bedelarij en landlooperij zeer goed te weren zijn. Te Leiden is de bedelarij geheel geweerd, en die gemeente was vroeger toch bekend om de daar heerschende bedelarij I Dat bewijst, dat men dit doel wel bereiken kan. De lieer Fransen v. d. Putte vreest dat uit dit ontwerp groote kosten voor den Staat zullen voort vloeien en vraagt daarom of het verkieselijk is boveu de tegenwoordige wet? Intusschen, de afschaffing van het restitutie-stelsel is de goede zijde der wet. Hij wacht dus inlichtingen van de Regeering af, om zijne stem te bepalen en wel over drie punten: 1°. vraagt hij, welke maatregelen de Regeering nemen zal, indien de bijzondere liefdadigheid te kort schiet2°. waar- heon zullen ontslageu veroordeelden worden terugge bracht, als geen domicilie van onderstand meer be staat; en 3°. hoe zal het verder met landloopers en bedelaars gaan De heer Messchert van Vollenhoven acht het, naar aanleiding van het grondwettig voorschrift, plicht, te zorgen dat de armen niet van honger omkomen. En dan is zijn hoofdbezwaar tegen deze wet, dat zij hard, zeer hard is. Wat baten christelijke liefde en chris telijke liefdadigheid als hare beginselen niet worden toegepast? Nu vervalt het domicilie van onderstand en elke band valt daarmede weg; de kerkelijke lief dadigheid zal niet meer plaats hebben dan vroeger; de particuliere heeft reeas haar toppunt bereikt en daarvan is door deze wet niets meer te verwachten. Wat zal de arme nu moeten doen, bedelen of stelen Daarbij zal de toevloed van de arme bevolking naar de groote gemeenten op schrikbarende wijze toenemen, de groote gemeenten zullen wel streng en hard moeten te werk gaan. Spr. acht dit ontwerp een christelijk volk onwaar dig, en bovendien zal het leiden tot staats armenzorg en dit acht hij verderfelijk, ten eerste om het beginrel en ten tweede om de verschrikkelijke kosten die het gevolg daarvan zullen zijn. (Per telegraaf.) Nog Bpraken voor do wet: de HH. Smit, Beerenbroek en Hein, terwijl de IIH Joost van Vollenhoven, Cremers en Van Beeck Vollen hoven zich hunne stem voorbehielden. Vrijdag voortzetting. TWEEDE KAMER. Zitting van heden. Aan de orde is de beraadslaging over het wets ontwerp tot goedkeuring van eenige artikelen der over eenkomst op de visscherij in de Rijn. Nadat de HH. Jonckbloet, v. Nispen, v. Kerkwijk vóór en de HH. v. Voorthuysen, Heemskerk Az., Rutgers tegen het tractaat hebben gesproken en de heer Blussé wegens de verplichte sluiting der vis scherij gedurende acht uren daags verklaard heeft tegen te zullen stemmen, hebben de ministers van financiën en van buitenl. zaken het tractaat verdedigd. Art. 1 daarop in stemming gebracht is met 34 tegen 31 stemmen verworpen, waarna de regeering het wets ontwerp heeft ingetrokken. Tegen stemden de HH. Taets, Mirandolle, v. Kuyk, Viruly, De Casembroot, Nierstrasz, Kien, v. Naamen, 's Jacob, v. Sijpesteyn, Thorbecke, Do Brauw, v. d. Linden, De Roo, Gratama, Insinger, Heijdenrijck, Idserda, Bichon, Hasselman, Blussé, v. Loon, Wes- terhoff, Vader, Heemskerk Az-, v. Lijnden, Borret, Wassenaer, Blom, Kalft', Hoffman, Begram, Rutgers, en v. Voorthuyzen. LAATSTE BEJRIC HTEN. 's-Gravenhage, 25 Mei. Aan Burgemeesters en Wethouders der gemeenten in deze provincie ia door den Commissaris des Konings toegezonden een afdruk eener missive van den Rijks-archiva ris den heer L. Ph. C. Van den Bergh, die daarbij de gemeentebesturen in Zuid-Holland (behalve die van Delft, Dordrecht, 's-Gravenhage, Leiden en Rotterdam, waarvan de gemeente-archieven reeds geïnventariseerd zijn) verzocht worden aan den Commissaris des Konings eenige berichten over de in het gemeente-archief berustende stuk ken te doen, ten einde den heer Rijks archivaris met medewerking der gemeentebesturen in staat moge worden gesteld in den toestand dezer onge- inventariseerde archieven verbetering te brengen. Door den Commissaris des Konings in de provincie Zuid-Holland is aan Burgemeesters en Wethouders en verdere burgerlijke en militaire autoriteiten in deze provincie toegezonden den staat van bevolking der gemeenten in de pro vincie Zuid-Holland op 31 December 1869. Daar uit blijkt dat die o. a. bedroeg te Delft 22490, Dordrecht 25181, Gouda 16108, 's-Gravenhage 92021, Leiden 40027, Rotterdam 121027 en Schie dam 19723 zielen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 3