veen, op 18 Deo., waarbij drie reizigers en éen
beambte min of meer ernstig, en het treinperso
neel licht gewond werden.
In 1869 zijn elf nieuwe locomotieven door de
firma Beyer, Peacock en Co. te Manchester gele
verd, het aantal in dienst bedroeg daarmede 90;
door de aanschaffing van verschillende nieuwe
rijtuigen en goederenwagens, i:
deze tot 2228 gestegen.
De ontvangsten beliepen
Op de Staatsspoorwegen
u lijn Almelo-Salzbergen
Luik-Limburg
het getal van
ft, 755,774.51
222,711.98
593,431.02'
f 3,571,917.51'
terwijl de uitgaven bedroegen 2,985,326.73.
De exploitatie-rekening 1869 geeft dus een voor-
deelig saldo van f 586,090.73', d. i. f 696.62 p. gem.
geëxploiteerden kilom. tegenover f 733.80 in 1868,
eu tegenover een verliet als voren van ftG.lt in
1367.
Jl. Zaterdag werd te Rotterdam de algemeene
vergadering van stemgerechtigde aandeelhouders
in de naamlooze vennootschap nCommandiet-Kas"
gehouden, waarin o. a. verslag werd uitgebracht
over de verrichtingen van 't bestuur en den gang
van zaken in 1869.
Uit dat verslag bleek van een toenemenden voor
uitgang der vennootschap, die nu zeven bijkan
toren bezit en waarmede zes kantoren in verbin
ding staan, waaronder de Haagsche Commandiet-
Kas, met bijkantoor te Leiden en agentschap te
Scheveningen.
Ofschoon in 1869 5 pCt. winst ofweleenesom
van f 13.157.32' werd behaald, zag zich het bestuur
genoodzaakt die som te brengen onder het actief,
u-u einde de som van ƒ38,342.77, het ongedekt
saldo van de ontvreemde gelden te Antwerpen
door Charles Terbrugge, daarmede te vermin
deren. (D. v. Z.-H. en 's-Gr.)
In het stationsgebouw van de Holl. Spoorweg
maatschappij te Amsterdam, is gisteren publiek
aanbesteedhet vergrooten van het stationsgebouw
te Beverwijk. Aangenomen door den heer A.
Komijn te Delft, voor ƒ5093.
Door eene constitueerende vergadering, samen
gesteld uit afgevaardigden van de verschillende
ouderdeelen van het Israëlietisch kerkgenootschap
in Nederland, is vastgesteld en aan de Regeering
ingezonden een algemeen reglement omtrent het
bestuur der Israëlietische kerkelijke aangelegen
heden.
De beide Portugeesch-Israëlietische gemeenten te
Amsterdam en te 's-Gravenhage, die zich aan de
vereeniging met hunne overige geloofsgenooten
hebben onttrokken, hebben een reglement voor
het Portugeesch-Israëlietisch kerkgenootschap in
Nederland aan de Regeering ingezonden.
Ten opzichte van beide kerkgenootschappen is
alzoo voldaan aan art. 1 der wet van 10 Sep
tember 1853 (Staatsblad n102). Beider besturen
zullen gevestigd zijn in de gemeente Amsterdam,
welke vestigingsplaats door Zijne Majesteit den
Koning is goedgekeurd. (St. Ct.)
Mevrouw Lina Schneider van Rotterdam (Wil
helm Berg) aan wie hare Duitsche landgenooten
de bewerking van verscheidene der beste Hol-
landsche boeken van den laatsten tijd in het
Hoogduitsch verschuldigd zijn, heeft gisteren na
afgelegd examen de akte van bekwaamheid (mid
delbaar onderwijs) voor natuurlijke geschiedenis
ontvangen.
De voorzitter der commissie, belast met het
afnemen van het eind-examen der hoogere bur
gerscholen in de provincie Zuid-Holland, heeft
bekend gemaakt dat het examen, krachtens Kon.
besluit van 10 Maart 1870 (SM. N°. 49), voor
zooveel het schriftelijk gedeelte betreft, zal wor
den gehouden aan de hoogere burgerscholen, en
dat het mondeling onderzoek zal plaats hebben
te 's-Gravenhage in de maand Juli. Zij, die het
examen in gemelde provincie wenschen af te
leggen, worden verzocht daarvan vóór den lsten
Juni met gefrankeerde brieven kennis te geven
aan den Beer Lindo, inspecteur van het Lager
onderwijs, voorzitter der examen-commissie te
's Hage, met nauwkeurige opgave van hunne
namen, voornamen, adres, dag en plaals hunner
geboorte en de school, aan welke zij onderwijs
ontvangen. Indien zij geen leerlingen eener hoo
gere burgerschool zijn, dan moet worden opge
geven, aan welke hoogere burgerschool men het
schriftelijk examen wenscht af te leggen.
De minister van koloniën heeft goedgevonden,
krachtens het bepaalde bij art. 8 van het Konink
lijk besluit van 10 September 1864, te benoemen
tot leden der commissie, belast met het in dit
jaar in Nederland afnemen van het examen, be
doeld bij artikel 4 van dat besluit, de volgende
heeren: tot lid en voorzitter, Dr. W. R. baron
Van Hoëvell, lid van den Raad van State, te
's-Gravenhage; tot leden Dr. T. Roorda, Dr. P.
J. Veth en Mr. P. A. Van der Lith, hoogleeraren
aan de rijksinstelling voor onderwijs in Indische
taal-, land- en volkenkunde te Leiden; J. J.
Meinsma, J. R. P. F. Gonggrijp, Dr. A. W. T.
Juynboll en J. Spanjaard, leeraren aan de ge
meente-instelling voor onderwijs in Indische taal-,
land- en volkenkunde te Delft; H. Kleyn van
de Poll, oud resident op Java, te UtrechtJ. G.
C. A. De Vogel, oud-controleur der 2de klasse
bij de landelijke inkomsten en cultures op Java,
te 's-Gravenhage; G. K. Niemann, lector in de
taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch
Indië aan het zendelingshuis van het Nederland-
sche zendelinggenootschap te Rotterdam; W. J.
A. Nieuwenhuisen, oud-ingenieur der 1ste klasse
van den waterstaat en de burgerlijke openbare
werken in Nederlandsch Indië, te's-Gravenhage;
L. Drooglever Fortuyn, leeraar aan de gemoente-
hoogere burgerschool te Rotterdam; Mr. B. H.
Pekelharing, leeraar aan de gemeente- hoogere
burgerschool te Zutfen Dr. C. J. E. Brutel de la
Rivière, leeraar aan de gemeente- hoogere bur
gerschool te Leiden; K. Mars, leeraar aan de
rijks- hoogere burgerschool te Gouda; J. Menalda
van Schouwenburg, leeraar aan de gemeente-
hoogere burgerschool te Rotterdam; M. J. A.
Masthoff, leeraar aan de gemeente- hoogere bur
gerschool te Delft; J. W. Bonte, leeraar aan de
rijks- hoogere burgerschool te Zalt-Bommel; F.
S. Gomm, leeraar aan de gemeente- hoogere bur
gerschool te 's-Gravenhage; J. G. Frederiks, pri
vaat docent te 's-GravenhageJ. M. Schmidt Crans,
te 's-Gravenhage; tot lid en secretaris, Dr. J.
Pijnappel Gz., hoogleeraar aan de rijksinstelling
voor onderwijs in Indische taal-, land- eu vol
kenkunde te Leiden.
Z. M. heeft aan G. F. Kampschreur, op zijn
verzoek, eervol ontslag verleend als lsten luite
nant bij de dienstdoende schutterij te Vlissingen,
en zijn bij die schutterij benoemdtot kapitein
H. F. Suyck, thaus 1ste luitenant; tot lsten lui
tenant J. H. Will en W. L. Winkelman, beiden
thans 2de luitenant, tot 2den luitenant H. H.
Dansdorp.
Z. M. heeft aan Dr. J. Cohen, ingenieur te Am
sterdam, vergunning verleend tot het aannemen
en dragen der versierselen van de Kroonorde 4de
klasse, hem door Z. M. den Koning van Pruisen
geschonken.
Z. M. heeft den heer A. S. Schmolle benoemd
tot consul-generaal der Nederlanden in Brazilië,
zonder bezwaar der schatkist.
Z. M. heeft den kapitein-luitenant ter zeeJ.J.
Boelen, kommandeerende Zr. Ms. drijvende bat
terij Neplunus, benoemd tot plaatsvervangend lid
der commissie, ingesteld voor het in dit jaar af
te nemen eindexamen van de adelborsten der 2de
klasse bij het Koninklijk Instituut voor de marine
te Willemsoord.
Z. M. heeft goedgevonden den 2den luitenant
A. J. D. Pool, van het 7de regiment infanterie,
voor den tijd van 5 jaren te detacheereu bij het leger
in Nederlandsch Indië.
De luitenant ter zee der 1ste klasse A. G. M.
Van Emde, behoorende tot de rol van Zr. Ms.
wachtschip te Amsterdam en als kommandant
gedetacheerd op de kanonneerboot n°. 7, wordt
met den 5den Juni aanstaande op non-activiteit
gesteld en met den 6den daaraanvolgende ver
vangen door den luitenant ter zee der 1ste klasse
A. J. Willekens.
Voorts worden de luitenants ter zee der 2de
klasse H. J. Van der Mandele, H. Nijgh, P. Ze-
gers Veeckens en F. Zegers Veeckens, respectie
velijk dienende op Zr. Ms. wachtschip te Amster
dam, fregat met stoomvermogen Admiraal van Wat
senaer, raderstoomschip de Valk eu schroefstoomscbip
de Amstel, eerstgenoemde met den 5den Juni
aanstaande en de drie laatstgenoemden met den
31sten dezer op non-activiteit gesteld.
Tevens worden geplaatst, met den lsten Juni
aanstaande: op Zr. Ms. wachtschip te Willems
oord de luitenants ter zee der 2de klasse J. J.
De Bruyne en A. Werumeus Buning; op Zr. Ms.
wachtschip te Hellevoetsluis de luitenant ter zee
der 2de klasse D. E. F. Van de Rivière; op Zr.
Ms. fregat met stoomvermogen Admiraal van Wat-
senaer de luitenant ter zee der 2de klasse H. Ber-
nelot Moens; op Zr. Ms. raderstoomschip de Valk
de luitenant ter zee der 2de klasse F. W.Hudig;
op Zr. Ms. schroefstoomschip de Amslel de luite
nant» ter zee der 2de klasse S. H. Binkes en
Jhr. F. G. M. Van der Wijck; en met den 6den
daaraanvolgende: op Zr. Ms. wachtschip te Am
sterdam de luitenant ter zee der 2de klasse A.
G. Ellis.
Haarlem, 23 Mei. Laatstleden Zaterdag heeft
de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen
te Haarlem hare honderd achttiende algemeene
vergadering gehouden. De president-directeur, Mr.
F. W. baron Van Styrum, opende de vergadering
met eene rede, waarin de verdiensten herdacht
werden van den sedert de laatste vergadering
aan de Maatschappij door den dood ontvallen
directeur D. Borski, der binnenlandsche leden
J. Van der Vinne, J. W. Conrad en J. Van Deen,
en van het buitenlandsche lid, profe.sor T. Gra
ham, te Londen.
Nadat de secretaris, professor E. H. Von Bauin-
hauer, mededeeling had gedaan van de in het
afgeloopen jaar door de Maatschappij uitgegeven
werken, alsmede dat op de uitgeschreven prijs
vragen dit jaar geene antwoorden waren inge
zonden, las hij het rapport voor van de commis
sie, welke door directeuren benoemd was gewor-
ded om een praeadvies uit te brengen over de
toekenning der groote gouden Huygens-medaille
aan dien geleerde in of buiten het vaderland,
welke door zijne onderzoekingen, ontdekkingen
of uitvindingen geacht mag worden, gedurende
de laatste twintig jaren zich buitengewoon ver
dienstelijk te hebben gemaakt in het vak der
physica. Overeenkomstig het praeadvies dier com
missie werd door de vergadering deze hooge on
derscheiding toegekend aan den heer R. J. E.
Clausius, hoogleeraar aan de universiteit te Bonn,
als grondlegger van de mechanische theorie der
warmte.
Nadat de vergadering eenige nieuwe prijsvra
gen ter beantwoording vóór 1 Januari 1372 had
vastgesteld, benoemde zij tot binnenlandsche leden
der Maatschappij, de heeren Dr. A. W. M. Van
Hasselt, eerst-aanwezend officier van gezondheid
bij de Rijks-Kweekschool voor militaire genees
kundige studenten te Amsterdam; Dr. L. Cohen
Stuart, directeur der Polytechnische School te
Delft, en Jhr. J. R. T. Ortt, hoofd ingenieur van
den Waterstaat te Haarlem, en tot buitenlandse!
lid den hoogleeraar A. W. H. Kolbe, te Leipzig
's Gravenhage, 23 Mei. Gisteren was het H. C.
Teunissen, bediende bij de Nederl. Staats-Couranl
gegeven zijne vijftigjarige dienstbetrekking te
herdenken. In het jaar 1830 uitgetrokken, behoorde
hij onder de eersten die zich in de gelegenheid
bevonden zich te onderscheiden, en hij kweel
zich manmoedig bij de verdediging van een posi
in de nabijheid van Antwerpen, waarbij hij ge
vaarlijk gekwetst werd; het gevolg dier kwetsuur
was dat bij een arm verloor. In 1831 eervol uit
den dienst ontslagen, werd hem het ridderkruis
der Militaire Willemsorde toegekend en bij zijn
terugkeer alhier eene betrekking bij gen. cou
rant gegeven, die hij nog steeds op loffelijke wijg
vervullen blijft. Aan blijken van belangstelling
van superieuren en anderen ter gelegenheid van
zijn 50jarigen diensttijd heeft het den braven i
man niet ontbroken.
Rotterdam, 24 Mei. Op de suikerveiling der
Handelmaatschappij is alles coulant op taxavw
verkocht; op het laatst zelfs ƒ0.25 a ƒ0.50 daar
boven.
Arnhem, 23 Mei. Voor het Provinciaal Gerechts-
hof van Gelderland werd den 19Jul1 en 20""1 Mei i
eene zeer belangrijke zaak behandeld, waarbij
16 getuigen gedagvaard waren. Twee personen
uit Zutfen, de eerste bakker en winkelier, de
tweede commissionair en zaakwaarnemer, ston
den terecht wegens bedrieglijke bankbreuk en medi-
plichligbeid daaraan.
De eerste beschuldigde was bij vonnis der Zut-
fensche rechtbank van 14 Februari 11. verklaard
in staat van faillissement. Niettegenstaande hij
zeer goed bekend was met den slechten staal
zijner zaken en wel wist dat hij zijn schuldei-
schers niet zou kunnen voldoen, had hij in hel
laatst van December 1869 en in Januari 1870 H
groote bestellingen gedaan, ongeveer ten bedrage
van ƒ1100. Hij deed dit voornamelijk op aanspo
ring van den tweeden beschuldigde, die hem ont
raden had zich failliet te verklaren, hem zeg
gende dat hij door groote bestellingen zijn kre
diet zou herstellen en voor een groot koopmau
doorgaan.
De eerste beschuldigde had o. a. bij de Han
dels-compagnie te Rotterdam 90 halve balen meel
besteld. Die firma echter, niet overtuigd van de
soliditeit van den besteller, schreef een brief aan
haar agent te Zutfen (den tweeden beschuldig
de), met verzoek haar mede te deelen, of to
persoon, die het meel gevraagd had, soliede was.
De agent der firma beantwoordde die vraag niet,
maar toen de Handelscompagnie bleef aandringen,
berichtte hij dat de bewuste bakker en winke
lier algemeen als eerlijk bekend stond en zijne
zaak dan ook uitmuntend ging.
Niet alleen werd de Rotterdamsche Handels
compagnie door haar agent bedrogen. Deze laat
ste deed nog eene bestelling bij de firma IJsen-
dijk te Rotterdam (natuurlijk uit naam van den
tweeden beschuldigde), ten bedrage van dertien
balen koffie, welke koffie hij dadelijk, na aan
komst te Zutfen, in zijn pakhuis deed bergeD,
met het doel ze zich toe te eigenen, nadat hij
den vrachtbrief door den bakker had laten tee
kenen. Voor die koffie had de commissionair aan
den bakker 400 gegeven, om dezen behulpzaam
te zijn in zijn voorgenomen vertrek naar Amerika.
De winst die de commissionair door dien handel
in koffie verkreeg, was echter niet de eenige,
welke hij zich voorstelde te behalen. Het meel j
bij de Handels-compagnie besteld en door haar I
afgezonden, had hij op zijn zolders doen opslaan I
en gedeeltelijk verkocht. De kooppenningen had
hij
keni
D
com
void
Daa
Met
bö
lijk
geve
H u
dez<
dan
den
hij
'Stei
Teel
hof
hij
een
op
gr o
hem onmiddellijk den drank, met de woorden
„uw nood is nog grooter dan de mijne." Zijn dood,
den 19de° October 1586, werd diep betreurd. Zijn
moed en ridderlijke grootmoedigheid zijne be
valligheid en beschaafdheid zijne zuiverheid
van zeden zijne geleerdheid en goede smaak
hadden hem de achting verworven van ieder
die hem kende.
De Staten verzochten de eer te mogen hebben,
zijn lichaam op hunne kosten ter aarde te doen
bestellen, maar Elisabeth bewilligde niet in dat
verzoek en liet hem van staatswege in St.-Paul
te Londen begraven.
x. robert devereux, viscount hereford,
earl of essex.
Essex was slechts 19 jaren toen hij Leicester
naar deze gewesten vergezelde; maar toen reeds
had hij zijne studiën te Cambridge voltooid en
bij de overkomst van Jan Casimir aan het hof
in tornooien en schaatsenrijden geschitterd. Ten
gevolge zijner uitspattingen, door zijn voogd, Lord
Burghley, naar zijn kasteel te Lanfey gezonden,
schepte hij zulk een behagen in het landelijk
leven dat hij leidde, dat hij er in 1584 slechts
met moeite toe kon gebracht worden, onder ge
leide van den graaf van Leicester, weder aan het
hof te verschijnen, In 1586 vergezelde hij dezen
naar de Nederlanden, brandende van verlangen
zijne sporen te winnen. Niet tevreden met de
benoeming van generaal der ruiterij, die hij ver
kreeg, bracht hij, voor eigen rekening, eene bende
ruiterij op de been, voor welke daad hij door
zijn grootvader streng gegispt werd, daar zijne
fortuin het doen van zoodanige buitensporigheden
niet toeliet. De grootste bewijzen zijner dapper
heid gaf hij voor Zutfen, waar hij dan ook door
Leicester tot ridder werd geslagen. Met dezen naar
Engeland teruggekeerd, werd hij in 1588 door
Elisabeth tot generaal der ruiterij benoemd en
met de orde van den Kouseband begiftigd.
Hij eindigde zijn leven den 25,ton Februari 1601
op het schavot.
XI. peregrine bertie, lord w1llouohby
of eresby.
Peregrine Bertie was geboren te Wesel, waar
heen zijne ouders in Engeland wegens godsdienst
vervolging de wijk hadden genomen. Hij verge
zelde Leicester naar de Nederlanden en bij het
beleg van Zutfen verrichtte hij wonderen van
dapperheid. Hij stiet op George Crescia, den ver
maarden aauvoerder der Albaneesche ruiterij,
wierp hem uit den zadel, deed hem in eene sloot
tuimelen en nam hem gevangen. Het jaar daarna
aanvaardde hij, hoewel met weerzin, het opper
bevel over de Engelsche troepen, eu verdedigde
Bergen-op-Zooin op schitterende wijze tegen den
Hertog van Parma. Hendrik IV, tot wien hij aan
het hoofd van 4000 man gezonden werd, schreef
aangaande hem aan Elisabeth, dat zij voldaan
mocht zijn over de goede houding harer troepen
en vooral over Willoughby, van wiens moed en
beleid hij de overtuigendste bewijzen had ge
kregen.
Hij bracht langen tijd tot herstel van gezond
heid door te Spa en stierf in 1601 als gouver
neur van Berwick.
XII. mr. william davison, gezant der koningin
van engeland.
Van zijne afkomst en geboorteplaats is niets be
kend, maar door zijn huwelijk werd hij vermaag
schapt aan vele invloedrijke personen, waaronder
de graaf van Leicester, Sir William Cecil, Lord
Burghley en Sir Henry Killegrew, met wien hij zijne
diplomatieke loopbaan begon, daar hij hem in Juni
1566 als Secretaris vergezelde, op zijne zending
om de Koningin van Schotland met de geboorte
van een zoon geluk te wenschen. Waarschijnlijk,
doch niet bewezen, is het dat hij in Schotland
bleef en verschillende belangrijke posten vervulde,
ten minste wij vinden geene melding van hem
gemaakt gedurende de jaren 1566 tot 1576. Na
den dood van Zuniga, in Februari van laatstge
noemd jaar, werd Davison als gezant van hare
Majesteit naar de Staten gezonden om hen tot
vrede aan te sporen. Zijn berichtschrift beval hem,
de Staten te overtuigen van harer Majesteits deel
neming, de aanklacht tegen haar, dat zij hunne
binnenlandsche onlusten voedde, tegen te spreken
en hen aan te raden den Koning van Spanje
getrouw te blijven maar het eigenlijke doel zijner
zending was den loop van zaken gade te slaan,
om Elisabeth in staat te stellen met des te meer
politiek beleid de onderhandelingen met den Prins
en de Staten te kunnen voortzetten. Deze zending
volbracht hij tot zoo groote voldoening der Koningin,
dat zij hem het volgende jaar als haar gezant
naar Antwerpen zond. Zijne manier van handelen
was ook bijzonder aangenaam aan de Statenhij
gaf hen hoop op de hulp der Koningin en beloofde
hen, onder voldoenden borgtocht, eene som gelds
te bezorgen, die zij zeiden noodzakelijk voor hunne
verdediging te behoeven.