Woensdag
25 Mei.
N°. 3154.
LËIDSCH
A». 1870.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIKN
Voor iederen regel0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaau.
UITHOOFDE VAN DEN HEMELVAARTSDAG ZAL DONDER.
DAG-AVOND DIT BLAD NIET WORDEN UITGEGEVEN.
Lelden, 21 Met.
EEN BROCHURE OVER GEVANGENISSEN
EN BEDELAARSGESTICHTEN.
III.
De beginselen van het Iersche gevangenisstel
sel worden in de brochure ran den heer Gre-
veiink, uit een Amerikaansch rapport medege
deeld
Dit stelsel van behandeling der gevangenen
werd in 1851 in Ierland ingevoerd door Sir
Walter Croftou, en is dus sedert 15 jaren in
werking. Het is er geene proefneming meer;
maar door een volkomen goeden uitslag ge
vestigd. Ofschoon aan Crofton de eer toekomt
van het merkwaardigste plan van gevangenis
stelsel in practijk te hebben gebracht, en men
het daarom het „Croftousche stelsel" zou kannen
noemen, toch liggen de kiem en eerste grond
slagen er van in het stelsel van kapitein Alexan
der Macbonochie. In ongelooflijk korten tijd her
vormde hij het tot de uiterste diepte van ondeugd
en misdaad gezonken boevenverblijf in de straf
kolonie op Norfolk-Eiland, tot eene maatschappij
van vreedzame, volgzame, zich goed gedragende
menschen.
„Het lersch gevangenisstelsel laat zich kortweg ver
klaren, als eene hervormingsplaats van volwas
senen, waarin men zich ten doel stelt den ge
vangene zoodanig te leeren en te leiden, dat hij
op vrije voeten gesteld, de verzoeking weerstand
zal bieden, geneigd zal zijn een eerlijk leven te
leiden, en niet alleen de macht maar ook den
wil zal hebben, op eene eerlijke wijze zijn brood
te verdienen. Dit geschiedt door, tot eene zekere
hoogte, het lot des gevangenen van hem zeiven
te doen afhangen, en hem in staat te stellen
door vlijt en goed gedrag gedurende zijnen straf
tijd, trapsgewijze op te klimmen tot meerdere
vrijheid en voorrechten, terwijl daarentegen lui
heid en slecht gedrag hem onder dwang en druk
doen blijven.
„Er zijn drie ouderscheiden tijdperken in dit
gevangenisstelselof wel vier, wanneer wij den
tijd mederekenen gedurende welken de gevan
gene, krachtens zijn ticket of license (verlof brief)
wel op vrije voeten, doch nog onder opzicht der
politie staat.
„Gedurende het eerste tijdperk is de behande
ling uitermate streng. De gevangenen worden
cellulair opgesloten, en volkomen afgezonderd,
behalve op de wanielplaate, in de kerk en in de school
ofschoon daar ook alle verstandhouding of gesprek
verboden is. Acht maanden eenzame opsluiting
is regel; doch dit kan door een bestendig goed
gedrag iets verkort worden. Gedurende de vier
•erste maanden slapen de gevangenen op eene
brits, het hoofd op een blok rustende; (eene ge
strengheid, welke ons voorkomt wat ver gedre
ven te zijn en bijna wreedheid zou kunnen ge
noemd worden). Zij worden gedurende dit tijd
perk zeer matig gevoed, en krijgen geen auder
werk dan hennep-pluizen. Na vier maanden be
komen zij een bed of matras, beter voedsel en
een arbeid waarin zij meer belang stellen.
„Aanvankelijk zijn de gevangenen gewoonlijk
weerspannig, dikwijls ook wantrouwend; maar
zij bemerken spoedig, dat hunne wilskracht of
hun stijfhoofdigheid niet bestand is tegen de
macht over hen gesteld. In het begin is, zooals
reeds gezegd is, de opsluiting volstrekt afzonder
lijk; maar na eenigen tijd wordt de celdeur,
eerst voor een gedeelte van den dag, later voor
den ganschen dag geopend. Deze gunst, de eerste
slap lot een terugkeer in de maatschappij, wordt door
hen zeer gewaardeerdbij slecht gedrag intus-
schen wordt zij onmiddellijk ingetrokken. Haar
zelfs te midden der gestrenge afzondering wordt
rechtvaardigheid gematigd door barmhartigheid,
en het licht der hoop straalt op deo gevangene.
Van den beginne wordt zijn lot in zijn eigen
handen gesteld. Het stelsel wordt in al zijne bijzon
derheden verklaard, en deze verklaring wordt her
haald tot hij ze volkomen begrijpt, en de over
tuiging erlangt, dat zijn toestand gedurende zijn
gevangenschap geheel van zijn eigen gedrag zal
afhangen. De wijze waarop de beambten hem
behandelen overtuigt hem, dat zij werkelijk be
lang stellen in zijn welzijn, en deze overtuiging
heeft op hem gewoonlijk eene wonderdadige uit
werking. De gouverneur, de geneesheer, de on
derwijzer, de geestelijken en bewakers, allen
schijnen bezield door menschlievendheid en
door de begeerte om de aan hunne zorg toever
trouwde gevangenen zedelijk te verbeteren.
„Drie geestelijken, een Roomsch-Katholieke, een
Presbyteriaan en een Anglikaan houden dagelijks
godsdienstoefeningen ieder in zijn eigen kerkje,
en Zondags tweemaal openbaren dienst. Er wordt
bijzonder veel werk gemaakt van het onderwijs."
„Het tweede tijdperk, zoo lezen wij verder, is
dat der opklimmende klassificatie, volgens het
puntenstelsel. Het geven van punten in dit tijd
perk heeft ten doel om aan autoriteiten en vooral
aan den gevangene diens vermogen om zich zelf
te regeeren aan te toonen, en voornamelijk om
hem te doen inzien: dat het herkrijgen van zijne
vrijheid binnen den tijd door zijn vonnis bepaald,
alleen bevorderd kan worden door het beoefenen
en toepassen van eigenschappen tegenovergesteld
aan die, welke tot zijne veroordeeling geleid
hebben.
„Er zijn vier klassen in dit tijdperk, n.l. de3d",
de tde, de l,ts en de voorbeeldige(er is ook eene
zoogenaamde proeftijdsklasse, maar alleen in
exceptioneele gevallen; het is niet noodig daarover
uit te wijden). De gevangene moet een bepaald
aantal punten verkregen hebben, eer hij uit eene
klasse naar de volgende mag overgaan.
„De gevangene die met een goed getuigschrift
den tijd der eenzame opsluiting eindigt, komt in
de 5d* klasse van dit tijdperk. Achttien punten
moet hij hebben, om uit deze naar de 2d' over
te gaan; bij gevolg is het minimum van verblijf
in deze klasse twee maanden, welke tijd onbe
paald verlengd kan worden door de eigen schuld
des gevangenen en het ontbreken der vereischte
punten. Vierenvijftig punten zijn er noodig om
uit de tweede naar de eerste klasse, en 108 om
uit de eerste naar de voorbeeldige klasse over
te gaan; derhalve een minimum verblijf van zes
maanden in de 2d" en van een jaar in de l,u klasse.
De duur van het verblijf in de voorbeeldige klasse
hangt af van het aantal jaren, waartoe de mis
dadiger veroordeeld is. Bij vijfjarigeo straftijd,
den kortsten in eene Staatsgevangenis, moet de
gevangene minstens 14 maanden in deze klasse
blijven, bij 15jarigen straftijd is de duur van het
verblijf in genoemde klasse 5 jaar en 8 maanden,
en bij een straftijd tusschen die twee uitersten
wordt het minimum van verblijf evenredig bepaald.
Natuurlijk zal de gevangene langer in de ge
wone gevangenissen moeten blijven, naarmate hij
langer over het vereischte aantal punten doet, en
de tijd van voorwaardelijke vrijheid wordt naar
evenredigheid korter en kan zelfs tot nul geredu
ceerd worden.
Een matig loon, dat verhoogd wordt naarmate
de tijd van invrijheidstelling nadert, wordt toe
gekend aan degenen, die het door hun vlijt en
hun goed gedrag verdienen.
Verder wordt nog aanmoediging verstrekt door
verschillende onderscheidingen .en voorrechten,
bestaande in uiterlijke teekens, beter voedsel en
kleeding; aangenamer bezigheden en meerdere vrij
heid, enz.
„Het derde tijdperk van dit stelsel is de tusschen-
of overgangsgevangenis, aldus genoemd, omdat
zij een overgang vormt van de streng lijfstraffe
lijke opsluiting tot den staat van volkomen vrij
heid. Hier is de dwang, die de gevangenen nog
bindt, een bijna geheel moreele. Muren zijn er
niet, grendels en slagboomen evenmin; en zelfs
het toezicht is zeer gering.
„De gevangene wordt in de gelegenheid gesteld
zijne zelfbeheersching te toonen, zoodra hij tot
eigene veilige oefening is voorbereid. Zij, die in
het tweede tijdperk de voorbeeldige klasse be
reikt hebben, worden van hunne medegevange
nen gescheiden, met bijzonder werk bezig gehou
den, en, terwijl zij onder betrekkelijk slap toezicht
staan, van vele der verleidingen van het gewone
leven omringd. De kunstmatige stutten, waarop
zij tot dusverre steunden, worden éen voor éen
weggenomen; en zij moeten steunen op hun eigen
zedelijke kracht, of zwichten met het zekere
vooruitzicht van tot eene lagere klasse gedegra
deerd te worden, of misschien zelfs naar de een
zame gevangenis van Mountjoy terug te keeren.
Maar na den hun gestelden tijd, in verband met
het vonnis, in de voorbeeldige klasse doorgebracht
te hebben, worden de gevangenen naar een over-
gangs- of tusschengevangenis overgebracht, waar
zelfs de laatste kunstmatige 6tutten zooveel mo
gelijk worden verwijderd, en een ieder op zijn
eigen beeneu moet leeren staan. Dit tijdperk is
slechts in geringe mate een straftijd, en zij, die
in dat tijdperk zijn, genieten bijna evenveel vrij
heid als de werkman in het burgerlijke leven.
Er is bijna in liet geheel geen toezicht meer. Zij
mogen boodschappen doen en zelfs buiten dj
grenzen der gevangenis gaan werken. Alleen
des nachts worden zij opgesloten, maar dan niet
in afzonderlijke cellen. Terwijl zij aan hun da-
gelijksch werk bezig zijn, gaan zij even vrij met
elkander om, als vrije werklieden dit gewoon
zijn. In dit opzicht bestaat er voor hen geene
andere beperking, dan die voortvloeiende uit
eene eerlijke en vlijtige betrachting van hunnen
plicht."
De koloniën Ommerschans en Veenhuizen nu
wil de heer Grevelink niet meer alleen voor be
delaars ingericht hebben. Door eene geheele
reorganisatie zouden in deze koloniën ook andere
misdadigers na een zekeren proeftijd kunnen
worden verpleegd, werd het Iersche stelsel hier
ingevoerd. Maar ook thans reeds meent de schr.
zouden de voor langeren tijd veroordeelden, wie
straftijd reeds ten deele is verstreken, maar wier
gedrag voldoende waarborg oplevert voor aan
merkelijke verbetering derwaarts kunnen oveff
gebracht worden. En uit een finantieel oogpunt
al staat dit bij hem niet op den voorgrond
zou dit alleszins aanbeveling verdienen. De ge
vangenen toch kosten (niet begrepen de kosten
voor nieuwe gebouwen, noch die voor arbeid)
jaarlijks /"208.05 per hoofd, de bedelaars in de
gestichten (met inbegrip van de kosten voor den
arbeid) f 90.
De brochure bevat verder nog veel over orga
nisatie en administratie. Wij hebben alleen onze
lezers een denkbeeld willen geven van het stel
sel, dat de schrijver voor onze gevangenissen wil
aannemen. Evenals alle stelsels heeft het zijn ge
breken. Veel komt het er op aan, wie aan het hoofd
van zulk een inrichting is geplaatst: een groote
menschenkennis wordt er van dezen vereischt.
Maar is het ook niet een edele roeping, om de on
gelukkige slachtoffers eener gebrekkige opleiding,
eener slechte opvoeding, weder voor de maat
schappij nuttig te maken, en zouden velen niet
gaarne daaraaD hun leven wijdenP
Het verslag der Maatschappij tot Expl. van
Staatsspoorwegen over 1869 constateert dat de
toestand der Maatschappij allengs verbeterd is en
haar krediet zich heeft hersteld.
Op 1 Januari 1S69 waren in exploitatie 889,688
kilometers spoorweg; in den loop van liet jaar
werd die uitgestrektheid met 9787 k. verlengd
en liep de exploitatie dus over 849,475 k. Op uit.
Dec. 1869 bedroeg het getal stations 122 en halten
16, waarvan 5 in 1869 geopend. De opbrengst per
trein kilometer bedroeg f 0.14 minder dan in 1863,
daaraan toe te schrijven dat het aantal treinen
per dag in beide richtingen in 1868 8,06, in 1869
9,13 gemiddeld bedroeg.
Er hadden op de in Nederland geëxploiteerde
lijnen in 't geheel 42 ongevallen plaats, bij 14
waarvan min of meer ernstige verwondingen
werden beloopen. In 11 gevallen werden beamb
ten der Maatschappij gewond, en wa9 eigen on
voorzichtigheid de oorzaak. Slechts éen ongeluk
was aan verzuim toe te schrijven, dat te Heeren-
I)e Maskerade te loeiden.
VIII. GEBHARD TRUCHSKS, KEURVORST VAN KEULEN.
Gebhard Truchses, een afstammeling van een
oud, aanzienlijk geslacht uit Zwaben, was in
1577 tot aartsbisschop van Keulen gekozen. In
1579 benoemde de Keizer hem tot een zijner
zaakgelastigden bij den landdag, die te Keulen
bijeengeroepen werd, om te raadplegen over de
middelen om de Nederlandache onlusten te doen
ophouden. Truchses stelde voor, om door eene
processie, waaraan alle monniken en nonnen
uit de omstreken werden verzocht deel te nemen,
de zegeningen des hemels over deze vergadering
in te roepen.
Hij zag aldaar Agnes Mansfeit, domjuffer van
Guerichen, en verliefde zoodanig en zoo plotse
ling op haar, dat men het als een uitwerksel van
toovenarij beschouwde. Hij besloot haar te hu
wen, maar desniettegenstaande, door de invoe
ring van het Protestantisme, zijn keurvorstendom
te behouden. Zijne vrienden raadden hem aan,
langzaam en voorzichtig te werk te gaan, oog
luikend zijne geloofsverwanten in hooge ambten
te plaatsende sterkten in vertrouwde handen te
brengen; de verdachten ongemerkt te verwijde
ren; zich veel geld en buskruit te verschaffen
en dan eerst openlijk aan het hervormen te gaan.
Maar doof voor dezen goeden raad, begon hij
plotseling alles te veranderen, vooral aangezet
door de graven van Mansfeit, die bevreesd wa
ren voor den goeden naam hunner nicht. Het
kapittel, de Paus en de Keizer verzetten zich
tegen hem, zetten hem af en benoemden in zijne
plaats Ernst, zoon van den hertog van Beieren.
Hierdoor ontstond natuurlijk een krijg, waarin
ook de prins van Parma zich mengde en waarin
Truchses weldra het onderspit dolf, waardoor hij
genoodzaakt was de wijk naar Holland te nemen.
In Holland was de arme Truchses geheel af han-
kelijk van de verarmde Nassaus. Hij nam dienst
onder Leicester en maakte den veldtocht van
1586 mede.
Daar hij geen cent in de wereld bezat, betaalde
Leicester zijne diensten met geld (hij gaf hem
eens 4000 gulden) en drong hij er bij de koningin
op aan dat zij hem een jaargeld zoude geven;
„zij zoude evenveel van hem houden, als zij van
eenig ander vreemdeling gedaan hadzijne ge
leerdheid, talen, manieren en geheele persoon
zouden haar goed bevallen." Hij ontving dan ook
van die vorstin tweeduizend kronen, maar de
toestemming om zich naar Engeland te begeven
werd hem geweigerd.
In 1587 gelukte het aan Truchses Bonn weder
binnen te trekken; maar het volgende jaar werd
hij er voorgoed uit verdreven en in 1589 ver
loor hij Rijnberk, de eenige stad die hem nog
overig was gebleveo. Hij zag zich toen genood
zaakt in Duitschland te gaan bedelen om hulp,
die hij nergens kon verkrijgen. Eindelijk stierf
hij allerellendigst in 1601.
IX. SIR PHILIP SIDNIY.
Een van de bekwaamste en beroemste Engel-
sche edelen, die den graaf van Leicester naar
deze gewesten vergezelden, was zeker zijn neef
Sir Philip Sidney.
Op zijn 17de jaar werd hij tot voltooiing zijner
opleiding, nadat hij zijne studiën te Christ-Church
te Oxford geëindigd had, naar het buitenland
gezonden.
In 1576, op nauwelijks eenentwintigjarigen
leeftijd, werd hij door de koningin naar keizer
Rudolf gezonden, oogen9chijnlijk om hem over
den dood van Maximiliaan te condoleeren, maar
in werkelijkheid om de oogmerken der Protes-
tantsche Duitsche vorsten te polsen. Van deze
zending kweet hij zich tot groote tevredenheid
der koningin en tot verwondering van Sir Francis
Walsingham, de grootste staatkundige der 16de
eeuw, die beweerde dat niemand ooit zulk een
eervollen last zoo loffelijk had volbracht. In 1579,
toen Elisabeth op het punt stond met den hertog
van Anjou in den echt te treden, bestreed hij
dat plan en schreef hij, hoewel noch magistraats
persoon, noch lid van den raad, een kernachtigen
brief aan de koningin, waarin hij de redenen
ontvouwde, om welke hij haar dat huwelijk af
ried en nergens vindt men dat hem zulks is
kwalijk genomen.
In 1585 werd hij benoemd tot gouverneur van
Vlissingen, een der verpande steden, en tot ge
neraal der ruiterij onder den graaf van Leicester.
In deze betrekkingen waren zijne krijgskundige
verrichtingen zeer eervol voor hem, en in het
bijzonder gelukte het hem in Juli 1586 de stad
Axel in te nemen. Zijn loopbaan evenwel was
bestemd om kort te zijn, want in September van
hetzelfde jaar, werd hij bij het beleg van Zutfen
doodelijk gewond. Toen hij van het slagveld ge
dragen werd, had een welbekend voorval plaats,
waardoor zijne menschlievendheid sterk uitkwam.
Door het sterk bloedverlies en door de vermoeie
nis zeer dor6tig geworden, vroeg hij om water,
dat hem dan ook gebracht werd. Op het oogen-
blik dat hij het aan den mond bracht, werd een
soldaat, die gevaarlijk gewond was, voorbijge
dragen. Toen Sidney nu bemerkte dat hij gretige
blikken wierp op den beker, overhandigde hij