N°. 3144.
Vrijdag
A®. 1870.
13 Mei.
LËIDSCH
DAGBLAD.
F»RIJ 8 DKZKR COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden....ƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PKIJH DER ADVEHTKNTIKN.
Voor iederen regel..vJ 0.i5.
Grootere letten naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 13 Mei.
De minister Emile Ollivier, Napoleons eerste
inister heeft Zondag een belangrijke zegepraal
ehaald. In éen stemming is niet alleen de ge-
heele constitutie, maar al de wetten, sinds 1860
aangenomen, aan het volk ter goedkeuring on
derworpen. En het volk heeft op de tot hem ge-
-ichte vraag ja geantwoord, ja met over de ze
ven millioen stemmen, terwijl neen slechts ander
half millioen stemmen verkreeg. Bij zooveel eens
gezindheid, waar over zooveel een oordeel werd
gevraagd, waar zelfs de minst beteekenende be
paling een reden tot afkeuring kon opleveren
moet daar hem, die de stemming uitlokte, die met
deze stemming de rust, de zekerheid, wellicht de
toekomst van Frankrijk op het spel zette, moet
daar aan Emile Ollivier niet den titel van een groot
staatsman, worden toegekend?
Hij heeft getoond zijn volk te kennen en
op dien lof heeft hij alle aanspraak. Maar vra
gen wij verder, wat hij thans heeft bereikt, waar
voor hij zooveel op het spel zette wij moeten
aarzelen hem den naam van groot staatsman te
geven, of waagt deze zooveel voor niets?
Want wat is de beteekenis van het votum van
den 8"'"' Mei? Welke kracht heeft de regeering
daardoor verkregen? Welke zekerheid is daardoor
voor den bestaanden regeeringsvorm ontstaan?
Ja of neen? was de vraag. Maar zoo eenvoudig
als de vraag gedaan was, zoo moeilijk was het
rekenschap te geven van hetgeen met die vraag
bedoeld werd. Ja wilde zeggenik keur alles
goed wat Napoleon III sinds 1860 heeft gedaan,
dat was duidelijk. Maar wat beteekende neen?
Was het: ik wil de republiek? Of, ik wil het kei
zerrijk van vóór 1860, zonder verantwoordelijke
ministers? Was het: ik wil wel de constitutie
maar een ander hoofd? Was het: ik wil wel
alles aannemen, maar uw finantieele, uw handels-
uw buitenlandsche, of welk deel't ook zij'van uw
politiek bevalt mij niet?
Maar buitendien wie kon zeggen wat er
gebeuren zou als eens de neens zegepralend uit
de bus te voorschijn gekomen waren? Geen
mensch. En de Fransche natie was zoo verstan
dig de betrekkelijk goede zekerheid te verkiezen
boven een volkomen onzekere toekomst. Maar
waar blijft dan de kracht van uw plebisciet?
Welke kracht heeft daardoor de regeering ver
kregen Het is wel waar, de republikeinen, de
revolutionnairen hebben -al het mogelijke gedaan
om de kracht van dat neen te doen uitkomen,
maar tegelijk om de rustige burgerij, vooral op
het platte land, met geestdrift voor een ja te be
zielen. Zij hebben dat neen in hunne proclama
tion, en hunne dagbladartikelen zoo scherp ge
accentueerd, dat het was alsof het goldde repu
bliek of het keizerrijk?
Maar wanneer de stemming dan zoo moet op
gevat worden, is dan de zegepraal voor het kei
zerrijk zoo groot, wanneer, na al de concessiën,
die de keizer gedaan heeft, nu werkelijk Frank
rijk in het bezit is van een parlementairen regee
ringsvorm, van de 9 millioen stemmen, anderhalf
millioen zich voor de republiek verklaren? An
derhalf millioen, die vooruit konden zien, welke
strijd er nog te strijden, welke rampen er nog
te wachten waren, voordat zij hun ideaal zouden
bereikenBeteekent het niets, dat het juist de
groote steden zijn, waar de neens de ja'i verre in
aantal overtroffen, en is bovenal het feit zoo ge
heel onverschillig, dat welke maatregelen de re
geering ook genomen heeft, de stemmen van het
leger, die neen luiden, een vijfde ongeveer bedra
gen van die welke met ja zijn geteekend
Het leger met zijn strenge subordinatie, ver
klaart zich voor zulk een deel tegen den bestaan-
den regeeringsvorm I En bedenken wij, hoe er
zelfs bij geheime stemming een zekere mate van
onafhankelijkheid daartoe wordt vereischt, is dan
dit getal niet belangrijk?
Het plebisciet kunnen wij niet anders beschou
wen dan als een brutale coup d'état. Hij is gelukt,
en er bestonden zeker vele omstandigheden die
dezen uitslag deden verwachten, maar de stem
ming was geen eerlijke stemming. Zij plaatste
menigeen tusschen zijn eigenbelang en zijn ge
weten. Het is wat anders om aan te nemen, wat
het keizerrijk medebrengt, zelfs om het op zijnen
liberalen weg te leiden, dan het door zijne stem
gelijk nu gevraagd werd, in zijn oorsprong en wor
ding te bekrachtigen.
Wat nu aan de Franschen werd gevraagd,
konden alle vrienden van orde en recht niet anders
dan met ja beantwoorden, maar daar tegenover
stond dan toch, dat die regeering een verleden
had, waarvan de herinnering met burgerbloed,
verraderlijk vergoten, vermengd was, en dat ver
leden moesten zij nu goedkeuren. Het is waar
de daden sinds 1860 werden alleen aan stemming
onderworpen, en 't was fijn gevonden. Maar de
Keizer van 1860 en 1870, was toch de voormalige
president van 1851.
Geen wonder was het dan ook, dat het minis
terie geen manifest of proclamatie van de tegen
partij zoozeer behoefde te vreezen als de herin
nering aan de beloften en de verklaringeu van
hem, die nu haar hoofd is. Daarom moesten in
de laatste uren nog drie bladen worden aange
houden omdat zij behelsden eene proclamatie van
Napoleon. Het officieele orgaan beweerde dat zij
valsch was. Maar nu blijkt het tegendeel. Geen
grooter vijand heeft het keizerrijk alzoo dan de
Keizer zelf. Treurige bekentenis voor hen, die
thans zijn regeering steunen! Emile Ollivier heeft
de zege behaald. Maar de stemming was niet
vrij, want er was geen keus. En de toekomst
zal moeten leeren of niet de 8"s Mei voor het
parlementaire Keizerrijk veeleer een nederlaag
mag genoemd worden.
De oud-raad van Indië, Jhr. Mr. H. C. Van
der Wijck, heeft in een nieuwe brochure, geti
teld de koloniale quaeslie, zijne zienswijze blootge
legd over de oplossing van dit vraagstuk, in -den
vorm van drie wetsontwerpen met memoriën van
toelichting, voorafgegaan door een algemeen ont
werp eener koloniale hervorming.
Het hoofddenkbeeld van den schrijver bestaat
daarin, dat hij in het regeeringsreglement van
1854 een aantal veranderingen wil brengen, om
het koloniaal beheer te doen terugkeeren bij den
Koning. Twee afzonderlijke ontwerpen bepalen:
1°. dat de Indische geldmiddelen worden beheerd
en verantwoord geheel afgescheiden van die van
het moederland en dat de begrooting voor Indië,
door den Koning of onder diens goedkeuring door
den gouv.-gen., wordt vastgesteld, met overleg
ging van afschrift der geheele begrooting aau de
Staten-Generaal, die daarover rapport uitbrengen,
vergezeld van de noodige opmerkingen en voor
stellen, terwijl het aandeel van Indië in de alge-
meene lasten des rijks (door den schrijver op 14-
a 15-millioen gesteld) bij de staatsbegrooting
wordt vastgesteld2". dat naast den minister van
koloniën en onder diens voorzitterschap een ko
loniale raad wordt ingesteld, wiens samenstelling,
werkkring en bezoldiging door den Koning wordt
geregeld. Voorts wil de heer v. d. W. den direc
teuren van algemeen bestuur steeds zitting geven
in den Raad van Indië (aan dezen echter alsnog
geen wetgevende macht toekennen); de rechts-
bedeeling voor den inlander en de politie verbe
teren het kofliemonopolie, als voor 's lands in
komsten nog onmisbaar, behouden, doch voor de
bevolking verlichten, o. a. door verhooging van
het plantloon tot hoogstens ƒ15 per picol; de
suikercontracten zooveel mogelijk met 1872 doen
I ophoudende bevolking verplichten hoogstens
1/5 der velden tegen schadeloosstelling af te staan
ter beplanting met producten voor Europa; toe-
i zicht tot 1880; dat de bevolking de contracten
met particuliere ondernemers uakome; vermin
dering en eindelijk afschaffing der heerendiensten
vrijheid van den overgang van gemeenschappe
lijk in individueel grondbezit.
Ten slotte wenscht de schrijver een herziening
der drukperswetgeving en der bepaling op de
toelating van zendelingen.
In de vergadering van de Konink. Academie
van Wetensch., afd. Letterkunde, op Maandag 9
Mei 11. gehouden, waren tegenwoordig de HH.:
C. W. Opzoomer, W. Moll, M. De Vries, W. G.
Brill, H. J. Koenen, G. De Vries Az., S. Hoek
stra, H. Kern, L. Ph. C. Van den Bergh, J. K. J.
De Jonge, P. J. Veth, E. Verwijs, J. Dirks, S. Vis
sering, R. T. Van Boneval Faure, D. Harting,
W. C. Mees, C. Leemans, G. H. M. Delprat, B. J.
Lintelo De Geer, G. Mees Az., J. C. G. Boot,
secretaris, en de correspondent B. F. Matthes,
van Maccassar. De heer Th. Borret heeft zich
verontschuldigd wegens ongesteldheid.
Na lezing van eene missive van den minister
van binnenlandsche zaken, in dato 30 April 11.,
houdende het bericht dat het aan Z. M. den Ko
ning behaagd heeft de door de afdeeling gedane
benoeming van den heer H. Van Herwerden tot
gewoon lid en de herkiezing van de heeren C.
W. Opzoomer en W. Moll tot voorzitter en onder
voorzitter te bekrachtigen, neemt de heer Van
Herwerden zitting.
De secretaris bericht dat ontvangen zijn uit-
noodigingen voor de leden om bij te wonen het
12de Nederlandsch taal- en letterkundig congres
te Middelburg, het internationaal congres voor
archaeologie en geschiedenis te Bazel, 2024 Sep
tember, en het internationaal congres van anthro
pologic en archaeologie te Bologna, 1—8 October,
en een gedrukt stuk van den heer Boucher de
Boucherville te Québec in Canada, getiteldLan-
gage numérique ou universel.
De heer Verwijs levert eene bijdrage tot de
kennis van het middeleeuwsche bijgeloof. Hij
deelt onderscheiden plaatsen uit handschriften en
oude boeken mede, waarin bijgeloovige verrichtin
gen tot afwending van ziekten als anderszins wor
den vermeld, bijv. het meten met een rooden
vadem, het slaan met bilzenkruid enz. Deze me-
dedeeliug geeft aan de heeren Moll, Kern, Dirks,
Delprat en Leemans aanleiding tot opmerkingen
en vragen, die door den spreker beantwoord
worden.
De heer Boot vestigt de aandacht op plaatsen
uit twee brieven van Cicero, die zonder verbete
ring der lezing niet kunnen verklaard worden.
Hij geeft op welke verbeteringen in Famil. I, 9,
4, 12, 16 en 23 en VII, 1 en 2 noodzakelijk
schijnen. Zijne critiek en verklaring lokten vragen
en bedenkingen uit van de heeren M. De Vries,
Van Herwerden, De Geer en Opzoomer, welke
de spreker trachtte op te lossen. Hij verklaart
zich bereid om later nog andere plaatsen van La-
tijnsche schrijvers ter toetse te brengen en daarna
het gesprokene af te staan voor de Verslagen.
De heer Matthes biedt voor de boekerij aan
zijne gedrukte verhandeling over de Macassaar-
sche en Boegineesche kotika's.
Bij de commissie voor de overblijfselen der oude
vaderlaudsche kunst zijn ontvangeneen brief van
den Minister van Binnenlandsche Zaken over het
herstel van glasramen met ingebrand schilderwerk
in de Groote Kerk te Gouda; van den heerJ. A.
Van Krieken, predikant te Rijswijk, in Gelderland,
en van den heer G. J. Rink, predikant te Bath-
men, in Overijsel, berichten over muurschilde
ringen in de kerken der Hervormde gemeente
aldaar ontdekt.
De Minister van Binnenlandsche Zaken brengt
ter kennis van belanghebbenden, dat de eind
examens van de Polytechnische school, vermeld
onder B en C in de artt. 6065 der wet regelende
het middelbaar onderwijs, in de eerstvolgende
maanden Juni en Juli te Delft zullen worden
afgenomen.
Wie een dier examens wenscht af te leggen,
moet zich daartoe vóór 25 Mei e. k. schriftelijk
bij het Departement van Binnenlandsche Zaken
aanmelden, met nauwkeurige opgave tot welk
examen hij verlangt toegelaten te worden. Bij de
aanmelding voor de examens B moet worden
overgelegdhet getuigschrift wegens voldoend
afgelegd examen vermeld onder A in art. 59, of
wel dat wegens voldoend afgelegd eind-examen
der hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus,
vermeld in art. 57 van genoemde wet.
De Staats-Courant behelst heden het Kon. besl.,
waarbij is goedgekeurd het Reglement voor de
Vereeniging tot wering en voorkoming van be
delarij in de gemeente Landsmeer, provincie
Noord-Holland.
Daaraan is ontleend
Het doel der vereeniging is, in stoffelijken en
zedelijken zin, wering en voorkoming van
bedelarij.
De wering en voorkoming van bedelarij ge
schiedt stoffelijk door het bezoeken van arme
huisgezinnen en de behoeftigen, die volgens het
I oordeel der na te noemen commissie uit gebrek
genoodzaakt zouden zijn te bedelen, uit het fonds
i der vereeniging bij te staan, mits het blijke dat
j eenige burgerlijke of kerkelijke administratie
niet genoegzaam in hun onderhoud voorziet of
voorzien kan.
In zedelijken zin
a. door die armen, welke kinderen boven de
zestien jaren in huis hebben, door gepaste mid
delen binnen het bereik en overeenkomstig met
het doel der vereeniging te dwingen die in
eenige betrekking als dienstbode geplaatst te
krijgen, en
b. door kinderen van behoeftigen geregeld te
doen school gaan.
Het fonds der vereeniging spruit voort uit de
opbrengst eener jaarlijksche collecte langs de
huizen in de gemeente bij wijze van vrijwillige
inschrijving, welke collecte in de maand Januari
wordt gehouden.
De vereeniging, die te Landsmeer gevestigd is,
en voor den tijd van vijftien jaren wordt aange
gaan, bestaat uit die personen, welke leden zijn
van de verschillende burgerlijke en kerkelijke
corporatiën, op eenigerlei wijze met armverzor
ging belast, voor zooverre de leden dier corpora
tiën binnen deze gemeente woonachtig zijn.
Burgemeester en wethouders hebben het recht
elke vergadering der commissie bij te wonen.
Bij den gemeenteraad van Amsterdam is een
voorstel ingediend, om grond te verkoopen aan
de schans tusschen de bolwerken Karthuizen en
Haarlem, en Haarlem en Sloterdijk. Om het toe
passen van het Liernur-stelsel voor den afvoer
van fecale stoffen uit de daar te bouwen wonin
gen mogelijk te maken, wordt voorgesteld, nu
te bepalen, dat de privaten geen gootsteen- of
waschwater mogen opnemen en geen gemetselde
privaatkuilen mogen worden aangebracht, maai
de fecale stoffen door buizen moeten gevoerd
worden in ijzeren reservoirs, voor twee, drie wo
ningen een; deze reservoirs kunnen later door
de buizen van het Liernur-stelsel vervangen wor
den, of, zoo dit stelsel te kostbaar mocht geoor
deeld worden, zouden zij toch verkieselijk zijn
boven de gemetselde privaatputten, omdat zij
geen vocht doorlaten en meermalen geleegd wor
den dan de putten.
In de eerste helft der maand April zijn aan
het postkantoor alhier bezorgd de volgende brie
ven, die wegens onbekendheid der adressanten
niet bezorgd zijn kunnen worden
E. Lunimag, A. C. H. Boas, Risselada; Mulder,
voor C. A. v. Heecet; Maaltje Tabriek, Simons,
G. Kortijn, S. Weelen, allen te Amsterdam; C.
Mulder te Delft; Ravenswaay te 's-Gravenhage
Wed. K. Hoekstra te Leeuwarden; W. Sanders
te Mezijk; Mej. D. v. d. Werf te RotterdamMad.
v. d. Burg te Soeterwoude; Bekooi te Strijen ;-
Mej. F. A. Sprenger te Utrecht; v. d. Meulen te
ZaandamJ. Bartels te Zevenhuizen.
Het Verbond van vrije denkers in Nederland, zal
op Zondag 5 Juni a. s. te Amsterdam eene al-
gemeene vergadering houden.
De achttiende algemeene vergadering van on
derwijzers in het 7de, 8ste en 9de district van
Gelderland, zal dit jaar in Augustus te Zalt-Bom-
mei gehouden worden. Als prijsvraag voor 1870
is uitgeschreven„De vorsten uit het huis van
Oranje-Nassau, beknopt voor volksscholen ge
schetst."
Een wedstrijd tusschen hulponderwijzers in het
vervaardigen van een opstel„Maak uwen leer
lingen door eenvoudige proeven duidelijk, dat
de warmte alle lichamen uitzet", en een tusschen
kweekelingen in het schoonschrijven, is mede
voor deze vergadering uitgeschreven.
De verdere punten van bespreking konden nog
niet opgegeven worden. Tot het vorige jaar stelde
het bestuur deze punten vast, doch op voorstel
van een der leden, hebben deze vrijheid gekre
gen elk eenige besprekingspunten op te geven,
die vóór 1 Juli bij den secretaris worden inge
wacht.
De Vereeniging voor Christelijk Nationaal On
derwijs heeft haar 10'1' jaarvërslag uitgegeven.
De vereeniging ontving aan jaarlijksche bijdragen
in eens bijna ƒ30,000. Door het te gelde maken
van 37 obligatiën werden alle uitgaven a ƒ36,744
gedekt en bleef een saldo van ƒ1075 in kas. Van
de nieuw opgerichte scholen werd weder aan
19 een jaarlijksch subsidie van ƒ200 toegekend,
en aan de normaalschool te Zetten eene gift van
ƒ300. Van de 105 scholen (in het vorige jaar
bedroeg het getal 8S), die met de Vereeniging
in betrekking staan, ontving de hoofdcommissie
verslagen. Deze 105 scholen werden op 1 Jan.
1870 bezocht door 13,337 leerlingen. „Van 99 scho
len (zoo leest men verder in het verslag) ontvingen
wij opgaven van ontvangst en uilgaaf. Behalve
de in den regel vrij hooge schoolgelden, bedroe
gen de jaarlijksche giften ƒ16,371; de giften voor
eens ƒ24,600; de bijdragen van onze Vereeniging
ƒ19,600; terwijl nog te dekken overbleef een tekort