het zoover brachten, dat hij zich de benoeming
liet welgevallen. Bij" stemming wordt Amsterdam
als de plaats voor de eerstvolgende vergadering
aangewezen.
De vergadering wordt door den hoofdonderwij
zer van bovengenoemde school, den heer J. S. G.
Disse, uitgenoodigd tot het bijwonen van eene
meisjesles te geven door de onderwijzeres, mej.
Hendriks, en van eene jongensles te geven door
genoemden onderwijzer. De vergadering maakt
met genoegen hiervan gebruik, waarna kinderen,
onderwijzeres en onderwijzer, door den voorzitter
namens de vergadering voor de door hen geno-
rnene moeite worden bedankt.
Vervolgens komt in behandeling de vraag: Welke
is de invloed der beoefening van de gymnastiek
op hand en voet? Na discussie is de vergadering
van oordeel, dal de beoefening der gymnastiek
wel verre van hand en voet te misvormen, juist
medewerkt die deelen van het menschelijk li
chaam in normaleu toestand te brengen.
Een voorstel om een album der leden bij het
archief der Vereeniging aan te leggen, wordt bij
acclamatie aangenomen en de leden uitgenoodigd
hun portret bij den secretaris iu te zenden. De.
voorzitter noodigt de vergadering uit tot het be
noemen eener commissie van drie leden tot her
ziening van de statuten en het reglement der
vereeniging, noodig geworden door de veranderde
wijze van vergadering; hiertoe worden benoemd
de heeren: H. Pl'aff, J. De Jong en G. Keizer,
terwijl het lid van het bestuur, de heer H. Es-
huijs, vanwege het bestuur nog aan die commis
sie wordt toegevoegd.
Verder wordt er een besluit genomen om van
wege de vereeniging ecu jaarboekje in het licht
te doen verschijnen, dat, onder redactie van het
bestuur, in 1S71 voor het eerst uitgegeven zal
worden. De medewerking van een ieder, die
daarin belang stel, wordt door de vergadering
ingeroepen.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de
vergadering, nadat verschillende leden het woord
hadden gevoerd, waaruit hunne ingenomenheid
met de zaak en hare bestuurders bleek, door den
voorzitter gesloten.
Het grootste, gedeelte der leden bracht daarna
een bezoek aan het Invaliedenhuis op Bronbeek,
alwaar zij door den kolonel-kommandant met
de meeste welwillendheid werden rondgeleid en
op iedere merkwaardigheid opmerkzaam gemaakt.
Ook van de vrijheid, die door den bezitter van
het landgoed Rozendaal wordt verleend, werd
gebruik gemaakt.
Deventer, 22 April. Als tegenwoordig iets ten
bate van den toestand des arbeiders wordt in het
werk gesteld, moet dit als voorbeeld ter navol
ging gemeld en aangeprezen worden. Ontegen
zeglijk gaan wij hierin vooruit. Volksgaarkeu
kens zijn opgericht, kosthuizen iu de geboorte,
arbeiders-vereenigingen volgen de bewegingen
van het arbeiders-congres en bespreken, gelijk te
Arnhem, de belangen van den werkman zoo
nauwkeurig mogelijk.
Ook in onze stad wordt veel gedaan tot op
heffing van den arbeider. Reeds in het begin
van 186S is hier eene zoogenaamde wiukelver-
eenigiug opgericht, ten doel hebbende om de
arbeiders voor zoo laag mogelijken prijs voedsel
te verschaffen. Deelhebbers zijn allen werklieden.
En wat is daarvan het gevolg? Dat de 'waren
tegen den laagst mogelijken prijs verkocht wor
den, terwijl de winst aan de leden te goed komt,
die nu, behalve de 12 pCt. die zij van hun in-
leggeld maken, beter en krachtiger voedsel krij
gen, voor hetzelfde geld waarmede bij den kleinen
winkelier niet altijd goede waar wordt gekocht.
Middelburg, 22 April. De staten van ons ge
west, die thans vergaderd zijn, zullen na het
einde der aan de orde zijnde werkzaamheden
tot de benoeming overgaan van een griffier der
Staten, in de plaats van wijlen Mr. S. Van der
Swalme. Op de voordracht, door Gedep. Staten
opgemaakt, komen voor de heeren: J. P. J. Bu-
teux, lid der Ged. Staten van Zeeland; Mr. J. P.
N. Ermerins, gemeente-secretaris en advocaat te
Zierikzee, en D. Jerus, commies en chef der 4de
afdeeling ter prov. griffie.
Lemmer, 21 April. Ten einde in een alhier nog
al dikwijls heerschend gebrek aaD goed drink
water te voorzien, wordt door de heeren Peck
Oomp. van Amsterdam, voor rekening van het
gemeentestuur, in de Schans alhier, een norton-
pomp opgericht. Tot nog toe heeft men op eene
diepte van ruim 150 voeten, nog geen water aan
getroffen.
Gr e me ngde Berichten.
Rust en veiligheid zijn op den Bezuidenhout-
schen Weg te 's-Gravenhage teruggekeerd, daar
het ongelukkig broederpaar, waarvan wij gisteren
gewaagden, voor zich zeiven en aDderen onscha
delijk is gemaakt en reeds ter verpleging in het
Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen aldaar
is opgenomen.
Na deze geruststellende mededeeling vooraf te
hebben doen gaan, zullen wij onze lezers uiede-
deelen, wat wij uit eigen aanschouwen van de
zaak weten.
De nacht is vrij rustig voorbijgegaan, althans
wat in do „dolle hoeve" voorviel, was daarbuiten
niet op te merken door de mannen, aan wie liet
houden van een oog in het zeil was opgedragen
en zoo naderde het uur, waarop de politie
eerst kon, maar ook zou optreden. De taak die
haar wachtte was voorzeker niet benijdenswaard
drie krankzinnigen uit hunne woning te halen
en een klein uur ver te vervoeren, is iets waartoe
voorzeker beleid en lichaamskracht in hooge mate
vereischt worden. Daarom dan ook had de heer
commissaris van politie Wulffers de keur zijner
manschappen zoowel als der heeren inspecteurs
opgedragen hem naar de hofstede te vergezellen
en het drietal naar 's-ilage over te brengen.
Eene onvoorziene oinstaudigheid echter heeft
der politie hare taak zeer vergemakkelijkt, ja wij
durven, zonder in 't minst iets minder aange
naams te zeggen, verklaren mogelijk gemaakt. Een
agent, die in het vroege morgenuur ter plaatse
surveilleerde, werd toch verrast door het zieii
voorbijrijden van twee der zoons met hunne moe
der; hij wist het daarheen te. leiden, dal hij ge-
noodigd werd „in te stappen" om mee naar stad
te rijden, waardoor hij iu slaat zou zijn ze hier
in liet oog te houden. Maar die berekening
laaide; nauwelijks gezeten werd hem op alles
behalve liefelijken en bemoedigenden toon te
kennen gegeven, dat hij weer moest uitstappen
de gebezigde bedreigingen trachtte men zeker
ietwat te verzachten, althans de agent kreeg een
dubbeltje voor zijn ontbijt en moest nu maar
blgauw maken, dat hij weg kwam, hetgeen
hij zich, zijn leven lief hebbende, geen tweemaal
zeggen liet.
Een heel eind weegs kon hij het teutwagentje,
dat de ongelukkige familie vervoerde, volgen,
maar iu de stad verloor hij liet uit liet oog.
Bij onderzoek bleek hem dat de moeder met hare
beide zoons ter kerke was in liet Westeinde,
en dat de „bruin" zijn meester in de stalhou
derij van Heijer in de Ja.i-Hendrikstraat wachtte.
Behoeven wij nog te zeggen dat de politie met
beide handen deze schooue gelegenheid aangreep,
hetgeen haar veel moeite en leeds misschien be
spaarde
De genoemde heer commissaris nam dadelijk
de uoodige maatregelen en voegde zich ter uit
voering daarvan de inspecteurs Merts en Cramer
Vis toe. Deze beiden stelden zich met eenige
agenten verdekt op in genoemde stalhouderij en
toen spoedig daarop de 3 kerkgangers mede daar
kwamen en door een luid „inspannen, Jan I"
acte de présente gaven, klonk in antwoord hierop,
in plaats van het verwacht „als je blief, meneer"
van den staljongen, een forsch „anpakken jon
gens" van een dier inspecteurs. En in éen
oogwenk was men de beide mannen meester.
Het hierbij betoonde overleg zoowel als de zacht
zinnige behandeling verdienen allen lof. Niette
genstaande de moeder het in den aanvang vrij
lastig maakte, kon uien hare zoons toch te voet
en ongebonden naar het gestichtoverbrengen,
werwaarts de moeder meewiide.
Men oordeelde liet best dat verlangen te be
vredigen, waarom de heer Cramer Vis ze der
waarts bracht, 't Was zelfs goed dat zij daar een
uurtje vertoefde, eerstens om door de welwillende
zorg van den heer directeur wat tol bedaren te
komen en tweedens om haar de gelegenheid te
benemen huiswaarts te gaan en aan haar zoon
Hendrik, den zwaarst krankzinnige van de drie,
te boodschappen wat aan haar Arie en Jan was
overkomen.
Nu de reis naar de hoeve aangenomen. In
hare nabijheid genaderd, werd uien door de bu
ren gewaarschuwd dat het niet geraden was er
heen te gaan; want hij was kwaad, de geweren
geladen en de hooivorken enz. stonden tot ver
dediging (of aanval?) gereed. Men besloot nu de
vesting van achter te beklimmen, en, door den
buurman daartoe in staat gesteld, ging men over
diens land tot aan de hoeve, waar het onbekende
nog wachtte.
Een schutting en een heining vertraagden even
den gang; een der mannen was al te vlug en
werd daardoor in een moddersloot wat al te vuil;
eindelijk was men op het erf maar 3 band-
honden meenden zeker, dat de talrijke bezoekers
hier niets te maken hadden en keken ze dan ook
alles behalve vriendelijk aanmen bracht de kef
fers spoedig tot zwijgen en verzamelde zich voor
de woning, na eerst het terrein behoorlijk ver
kend te hebben. Uit het razen en tieren van den
patiënt bleek zijne tegenwoordigheid in de woning.
Kloppen was natuurlijk tevergeefs, maar dit be
zwaar was spoedig overwonnen.
Nauwelijks was de order tot „openloopen" ge
geven, of een der agenten wapende zich met een
boomstam in miniatuur en verschafte in een oog
wenk toegang. Veel moeite kostte het den onge
lukkige meester te worden en naar buiten te
brengen, waar men ruimer ageeren kon. Een
der omstanders trad als geneesheer op, voelde
pols en hoofd, gaf raad en iutusschen werd de
patiënt ongemerkt en ongevoelig gebonden. Maar
de tegenstand dien hij toen nog bood versterkte
ons in de overtuiging, hoe hoogst moeilijk de
taak der politie ware geweest, zoo zij alle drie
de broeders uit de woning had moeten voeren.
Spoedig was de laatste der drie nu ook dit
natuurlijk per rijtuig naar het Gesticht over
gebracht.
Een oogenblik nog maakte men zich over de
in huis achtergebleven zuster ongerust deze
toch was nergens te vinden. Eindelijk kwam zij uit
een donkeren hoek in het achterhuis te voorschijn
en toen bleek ons, evenals wij een uur vroeger
bij de moeder hadden waargenomen, dat ook zij,
zonder nu juist krankzinnig te zijn, alles behalve
goed bij het hoofd was.
Haar voogd en een oom houden haar gezel
schap; de buren zullen voor het voedefen en
melken der koebeesten zorgende raad van den
landheer zal worden ingewonnen en als nu straks
de moeder te huis komt zal alles verder welge
regeld worden en in orde komen.
De hoeve wordt voorloopig op hooger last door
de politie bewaakt; voorzeker eene wijze voor
zorgsmaatregel met het oog op den abnorma-
len toestand van moeder en dochter. D.v.Z.-H.
Men bericht uit Middelburg van 21 April:
Hedenochtend zijn alhier twee schildersknechts,
bezig met het schilderen van eeD hoog woonhuis,
door het breken van een ladder die op de bo
venste verdieping op eene stelling was geplaatst,
o p de straat gevallende eene brak zijn rechter
arm en been, terwijl de andere zware kneuzin
gen bekwam; beiden zijn onmiddellijk naar het
gasthuis overgebracht..
Het Journal de Liége meldt, dat aan den ter dood
veroordeelden moordenaar Dessous-lc-Moustier
gratie is verleend. De doodstraf is veranderd in
levenslangen dwangarbeid.
BUITENLAND.
Frankrjjk.
De Siècle, het orgaan der republikeinsche partij,
die door nieeningenstrijd en niet met verstoring
van orde en rust, hare beginselen wil doen ze
gevieren, behelst een politiek overzicht, waarin
het heet„dat de Regeering niets onbeproefd laat
om zich door pressie de overwinning bij de na
derende opkomst van de millioenen Franschen
te verzekeren."
„Wij zagen te Parijs eerst de prefecten en pro
cureurs-generaal aankomen om het wachtwoord
te ontvangen; thans ligt de beurt aan de rectoren
van inrichtingen voor het hooger onderwijs. De
rectoren zijn ook generalen van een leger, dat
sinds lang in de manoeuv res van den kiezers-
strijd is ingewijd. Hoe zou men hen ook kunnen
vergeten! Op éen tecken van hen is immers de
gausche hiërarchie bij het onderwijs in rep en
roer, en warrelen zij mede in deze rustelooze en
gejaagde krachtsinspanning van de Regeering,
waarvoor men thans den naam heeft gevonden
van „verslindende ijver".
„Het Centraal Comité voor het plebisciet van
1870 heeft voorgoed de lijst van hare werkende
leden vastgesteld. Zij werden gisteren van allen
mogelijken luister en glans omgeven in de bladen
aan den volke verkondigd. Het zijn er zestig en
daaronder senatoren, afgevaardigden en journa
listen. Welk een schitterende keus. De tijd heugt
zich niet dat men zooveel reactionairen vereend
zag. Onverzoenlijke vijanden van den vooruitgang,
verfoeiers van de democratie, aanbidders van de
alleenheerschappij en haar voorrechten, ziet, ze
zijn hier allen in een schooue bouquet vereend;
zij zijn het onderling eens, en ofschoon uit de
meest onderling verschilleude partijen samen
geflanst, reiken ze elkander de hand voor het
verheven werk, dat spoedig onze oogen zal ver
blinden. Zij zijn reeds begonnen met zich in een
valsch kleed te stekenhet liberalisme, en om
de domme menigte zand in de oogen te strooien
heeft men den heer Forcade de la Roquette op
zijde gezet, ten minste men heeft er den schijn
van aangenomen.
Het schouwspel is inderdaad verrassend en
verdient vermelding.
Ziehier wat men daarvan verhaalt: De oud
minister, vernomen hebbende dat er eene bijeen
komst werd gehouden bij den heer Albuléra,
leider vau het linker-centrum en president van
het comité, begaf zich daarheen en bevond zich
spoedig in de zaal. Daar lag niets vreemds in waar
kan men toch beter zijn dan onder vrienden en
geestverwanteneen ieder was daar op zijn plaats,
in zijn element. Maar zie, daar wordt de heer
Forcade bij het binnentreden door een bedekt
gesis en gemor ontvangen. Veinst men? Gij twij
felt er niet aan. De man van de officieele candi-
daturen hier, zegt men fluisterend; indien men
eens wist dat hij hier was, indien men ons eens
voor zijn vrienden aanzag, wie zou dan voortaan
nog iu onze woorden vertrouwen stellen?
Daar staat de markies Albuféra van zijn plaats
op en neemt den heer Forcade bij den arm, deelt
hem de zwarigheden van de bijeenkomst mede, en
bewerkt hem; de lieer Forcade vertrekt, wel
begrijpende, zegt het dagblad het Parlement:,,dat
de man die eens de verkiezingen zoo schandalig
willekeurig had geleid, niet bij een gezelschap
thuis behoorde, dat het liberalisme voortplant."
Welk een verrukkend tafereel moet dat geweest
zijn I Indien het niet vooruit, om het publiek te mis
leiden, bekonkeld was; indien de vernedering
die de heer Forcade onderging gemeend en oprecht
was, dan is het eene tweede uitgave met va-B
tien, van de animaux maladcs de la geste. MaarB
het publiek er aan gelooven?
Zullen niet op ieders lippeo de woorden zwtnB
die de heer Forcade gehouden was zijn vr..;B
delijken gastheer ten antwoord te geven:
„Heel aardig, mijne heeren! maar dit gaat-Bj
toch wel een weinig de grenzen te buiten. üB
beproefde gehechtheid aan onze instellingen |B
een vlek werpen op uw verjongd liberalisme! [B
is wat nieuwsen daaronder zijt gij, Albuli-lj
gij de oude medeplichtige van het willekeurB
gezag, de krachtige steun van de politiek iB
onderdrukking; gij, die officieel candidaat waB
bij alle verkiezingen van den eersten dag van B
Keizerrijk afaan, en die van den beginne af steB
alle ministers op den voet volgde; gij, die gemeeB
zaak maakte met Rouher, met Forcade, B
die daarvoor nog niet zou terugdeinzen indiB
beiden weder op het kussen kwamen; gij, crB
delijk, die altijd zoo zorgvuldig met alle react.B
naire maatregelen instemde en de liberale hi-B
vormingen zoo zorgvuldig tegenwerkte, durft-H
zoo te spreken! En gij, mijn brave DuvernoB
mijn jongste sateliet, mijn Benjamin, waarvoB
ik hemel en aarde bewoog; moest ik voor ufl
zegepraal niet alle hulpbronnen van mijn vtB
stand te baat nemen en ben ik niet ten kostH
van boven menschelijke pogingen er in geslaaB
U, trotsch als een adelaar, op den hoogsten top dB
Alpen neer te zetten, en stoot gij mij nu ook al iBI
rug! Wat zien mijn oogen, Joseau, Mège, BussoB
Billault, al deze schitterende lichten van de recB
terzijde, die door de officieele candidaturen uit dll
duisternis zijn te voorschijn gekomen, waarinil
verkeerden; durft gij nog te beweren dat ik hiel
misplaatst ben,en dat mijne aan wezigheid u verdacll
zou maken Zijt gij dan vergeten dat. ons onverbreetl
bare banden aaneenstrengelen Heb ik u niet voonl
gebrach t,U we eerste schreden gericht en in het leve;!
gehouden? Zijt gij niet het vleesch van mijn vleesc.l
en de beenderen van mijn beenderen? OtidaDkbaretl
die gij zijt! Mij te verjagen, en gij waant nqgl
door dit laag middel het publiek te zullen wi l
schalken Het publiek, denkt gij, kent uw oor-I
sprong nietis het niet genoeg dat het u aan heil
werk heeft gezien om zich niet te laten om detl
tuin leiden door uwe prospectussen. Zijt gij libel
ralen! Maar gij zijt immers de vrucht van del
ergste willekeur, en zult daarvan immers voonl
durend den stempel dragen. Gij geeft voor, dl
vrijheid tegenover de revolutie te verdedigen. Noctl
ik, noch iemand anders zal zich dit laten aanleul
nen; gij vertegenwoordigt het Napoleontisch bel
ginsel, dat iedere vrijheid van zich afwendt, etl
gij zijt slechts eene voortzetting van de/manurr I
van den 10d™ December."
Fngeland.
In een artikel over de agitatie van Mazzini
in Italië en der onverzoenlijkeu in Frankrijk!
velt de Times het volgend oordeel: „Mazzini]
Rochefort en andere staatslieden dezer armzalige!
klasse, schijnen aan het woord republiek geen
andere beteekenis te kunnen geven dan een land
zonder Koning. De monarchale regeeringsvorm
komt hen uitsluitend onvereenigbaar met de vrij
heid voor. Eu toch moet er in iedere maatschappij
een souverein zijn, wil niet de vrijheid en orde
in denzelfden graad onmogelijk zijn, en die Ko
ning is de wet. Het komt er niet op aau of
de wetten zacht of gestreDg, humaan of weldadig
zijn. Iu alle landen vrij van vreemde heerschappij -
in Frankrijk, Spanje en in het tegenwoordig
Italië, is de wet de uitdrukking van de mate der
zelf-regeering, welke het. volk bereikt of tot wel
ker bereiking het geschikt is. De meerderheid
van het volk zal zich doorgaans aan de wetten
houden, waarin het opgegroeid is. Zij zal her
vormingen weuschen, maar geweld verwerpen.
De meerderheid kan nooit revolutionair zijn, zij
zal zich steeds tegen de revolutie verzetten. Ja,
de wensch naar hervorming zal uit vrees voor
revolutie geuit worden. Wij kunnen waarlijk niet
verdacht worden van uit bevooroordeeldheid hel
plebisciet aau te bevelen. Wij houden het voor
een onbillijken en onverstandigen maatregel, om
het volk eene vraag voor te leggen. Of echter
een zoodanig beroep uit het een of ander be
ginsel voortspruit, zoo lang de keuze tusschen
eene zeer middelmatige regeeriug of zelfs slechts
aan de eene zijde en in het geheel geen regee
riug aan de andere zijde staat tusschen een
Napoleon en een Rochefort, tusschen een Victor
Emanuel eu een Mazzini, zoo lang kan het resul
taat niet in het minst twijfelachtig zijn.
Mazzini heeft den volgenden brief geschreven
aan Edgar t)uinet:
„Ik sta op het punt om naar Londen te ver
trekken. Ik was ernstig ziek toen ik uw boek
ontving. Later hebben de zaken van Italië al mijn
tijd gevorderd. Mijn leven is een voortdurende
strijd. Gaarne zou ik den korten tijd, dien ik nog
leef, geven voor een jaar kalmte, om vóór mijn
dood een boek te kunnen schrijven, waarin ik
onbewimpeld mededeel, wat ik omtrent de tegen
woordige en toekomstige maatschappij denk, zon
der de gevoeligheid van anderen te ontzien. Dat
is echter onmogelijk. Aan het hoofd van een
groote practische onderneming geplaatst, moet ik
mij beijveren ook een practisch resultaat te ver-