'Ut Zaterdag A°. 1870. 9 April. V'. 3117. 'geul )Nl| toe I ene I at ui Eml in, dl LËIDSC1 DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR AUVKRTKNTIKN. Voor iederen regelj 0.45. Grootere letlrur naar de plaatsruimte die zij beslaan. de td C vj 1-W Lelden, 8 April. he V Fh - b Z d [u de gisterenavond gehouden vergadering van Departement Leiden der Maatschappij tot van 't Algemeen hadden, na mededeeling Tan eenige ingekomen stukken, waaronder alleen voorstel, tot opheffing der commissie tot we- van het schoolverzuim, tot eenige discussie Inleiding gaf, de.volgende benoemingen plaats or het maatschappelijk jaar 1870/71, als: \a. tot lid van het hoofdbestuur der maatschappij, heer A. Modderman te Amsterdam; b. tot leden ,n het bestuur des departements, de heeren W. Werst en Prof. P. Van Geer: c. tot commis- ,ris der Spaarbank, de heer J. A. Prijnd. tot immissarissen der leesbibliotheek, de heeren Rutgers en P. G. Houthuysen; e. tot commis- ris der naai- eu herhalingschool, de heer J. A. an Dijkf. tot commissaris der winkelkaartjes, de iter P. G. C. Eigeman g. tot commissaris der zang- s holen en mannenkoren, de heer H. M. Van der |I oekh. tot] commiisarissen der Spaarkas, de Heeren A. Boekwijt, Adr. Verhoog en A. G. Bal- li :goi. tot commissarissen der volksvoorlezingen, de heeren H. W. F. Bakker, J. Seelig, J. W. Schaap en C. H. Dee, en /'.in eene commissie tot het opnemen der boeken en effecten van de Spaar bank, de heeren J. C. Fischer en C. G. Nieuw- leen, aan welke commissie uit het bestuur des lepartements werd toegevoegd de heer J. Seelig. I Eindelijk kwam nog aan de orde een voorstel Jan het bestuur, tot adliaesie aan het adres door et hoofdbestuur tot de regeering gericht, met etrekking tot den toestand der kinderen, arbei- ende in de fabrieken. Op eene opmerking even- Ivel van een der leden, daarin door anderen ndersteund, of, daar het adres des hoofdbestuurs n gevolg was van een besluit der laatstgehou- ne algemeene vergadering, en dus geacht moest orden óok van dit departement te zijn uitge- an, een voorstel tot adhaesie niet als overtollig loest worden beschouwd, werd dit voorstel door t bestuur ingetrokken. 869. 5 pC igeei: 34?i Av 6. 'I 0. /w. t 1. b RoW Abraham Neutenboom, koecht bij de firma Van artrop Zoon alhier, vond gisterenavond op een er Singels een portefeuille met 520 gulden aan lank- en muntpapier. Als een man van stipte eer- ijkheid hield hij zich onvermoeid bezig met het op- poren van den eigenaar. Zijn pogingen waren niet vruchteloos, want reeds heden stelde hij den ;evonden schat in handen van den rechthebbende, ichipper Van Rijn, die hem voor zijn eerlijkheid ;oed beloond heeft. Daar Neutenboom een oppas- iend persoon is, zal deze belooning wèl aan hem nesteed zijn. Op de tentoonstelling van teekeningen, dit voor laar door de Maatschappij Arli et Amicitiae te Amsterdam te houden, zal een gouden, een zil veren en een bronzen penniDg uitgereikt worden, beschikbaar gesteld door Z. M. den Koning. Bovendien verlangt Z. M., dat de groote gouden medaille met diploma, reeds in 1868 dezer Maat schappij gegeven, aan eenig meesterwerk op Arti's tentoonstelling worde toegestaan, zoo het deze onderscheiding waardig zal bevonden worden. De zesenveertigste verjaardag van 's Konings zuster, de Groothertogin van Saxen-Weimar- Eisenach, geb. Prinses Sophia der Nederlanden, werd heden alhier op de gebruikelijke wijze gevierd. brief uit 's-Gravenhage, waarin men o. a. leest: De heer Sicherer, een te Leiden gevestigd Duit- sclier en naar ik meen leeraar aan de hoogere burgerschool aldaar, heeft onlangs een hoogst belangrijk werk geschreven, onder den titel LoreleiPlaudereien über Holland and seine Bewohner. De strekking van dit werk is om door zeer be hartigenswaardige wenken zoowel over de Hol- landsche zeden en gewoonten, als over de ver wantschap van het Nederduitsch met het Hoog- duitsch, Holland meer in de achting van zijn landgenooten te doen stijgen. Men verneemt dat de aanstaande algemeene vergadering van 't Nul zal worden gepresideerd door den hoogleeraar Opzoomer. Naar wij vernemen, heeft de regelings-commissie van het jongst te 's-Gravenhage gehouden statis tisch congres, thans definitief besloten, dat het volgend congres te St.-Petersburg zal gehouden worden. In de eergisterenavond te Middelburg gehou den algemeene vergadering van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen zijn tot leden benoemd de heeren Mr. E. J. Kiehl, Mr. C. J. Pické en Dr. J. G. Vügler te Middelburg, Dr. N. Beets te Utrecht, Mr. J. Heemskerk Bz te's-Hage, Mr. J. B. baron Van Hugenpoth tot den Beren- claauw te 's-Bosch, kapitein ter zee M. H. Jan sen te Delft, D. Van der Keilen Jr. te Amster dam, J. F. G. Meyer te 's Hage, professor C. W. Opzoomer te Utrecht, Dr. VV. N. Du Rieu te Leiden, professor A. Rutgers te Leiden, H. J. Schimmel te Amsterdam, Mr. J. J. Slicher van Domburg te 's-Hage, Mr. J. P. R. Tak te's-Hage, professor J. L. Chanfleury van Ysselstein te Am sterdam, H. Conscience te Brussel, professor J. F. L Heremans te Gent, D. Van de Kasteele te Brugge, A. Vieomte de Ponton d'Amécourt te Parijs. De Augsb. Allgem. Zeit. van gisteren behelst een Naar men verneemt is het bericht niet van grond ontbloot, dat door ons gouvernement ver- toogen tot de Belgische regeering gericht zijn tegen de door haar aan de wetgevende macht voorgestelde verhooging van de invoerrechten op het gedistilleerd, welke verhooging door ons gou vernement in strijd wordt geacht met art. 4 van het handelstractaat. België heeft zich tot dusver met die opvatting niet kunnen vereenigen. De zaak is derhalve nog onbeslist. Het doel der vertoogen van het Nederlandsche gouvernement is voornamelijk, om de opheffing te verwerven van het differentieel recht tusschen ons gedistilleerd en dat van andere herkomst bij den invoer in België, welk differentieel recht in 1863 door den minister Betz was toegestaan, op grond dat de wijze van fabriceeren in Nederland, het aan de Belgische stookers onmogelijk maakte om de concurrentie met onze fabrieken en de Fransche, Engelsche of Pruisische, vol te houden. Men deelt mede, dat weder een onzer landge nooten benoemd is, om in Japan aan eene der daartoe bestaande scholen de geneeskunde te onderwijzen, namelijk de heer C. J. Ermerins, med. doctor te Amsterdam, vroeger te 's-Hage. Audiatur el altera pars. Onze stadgenoot de heer A. H. Eigeman hield in 1863 een rede in de Vereeniging van en voor Industrieelen, thans in de Ned. Industrieel herdrukt, over het werken der kinderen in fabrieken. Hij trekt daarin te velde tegen de overdreven donkere tafereelen, en vooral tegen de illusiën die velen zich van wettelijke regeling hieromtrent vormen „Deed men onderzoek, zoo o. a. sprak de heer E. (en men mag vragen is deze voorstelling niet wat al te schoon dan zou men gewaar worden, dat er op geene plaats meer dan in de fabrieken, gelet wordt op orde en tucht en zedelijkheid en dat door voortdurenden arbeid, geëvenredigd naar hunne krachten, zij het meest belet worden tot samenspreking of het aanleeren van onhebbelijk heden dat men op de fabrieken geene klachten en zuchten zal hooren over zwaren arbeid, maar wel van het begin tot het einde van den werk tijd een vroolijk zingen, als een bewijs van het genoeglijk volbrengen van de opgelegde taak. Dan zou men vernemen, dat zij de fabriek meer als hun tehuis vvaardeeren. Ontzegt men den fabrikanten menschelijkheid, en beschouwt men die kinderen als het middel voor hunne brood winning, als tanden in liet rad hunDer bedrij vigheid, welnu, hoe dan nog zoo onzinnig gedacht over de fabrikanten, dat zij in hun eigen belang niet eens die middelen zouden ontzien, die tanden niet glad en deugdzaam zouden houden?! Ging men onderzoeken, dan zou men te weten komen, dat de fabrikanten zeiven er op gesteld zijn, dat, ten koste van loon en werktijd, de kinderen de fabrieken verlaten, om de scholen te bezoeken hoe op sommige fabrieken straf bepalingen bestaan voor degenen, die de scholen verzuimen; hoe men weer op anderen kosteloos onderricht laat geven, in hetgeen hun noodig is." En hij eindigde aldus: „Wij vermeenen te mogen vertrouwen, dat onze volksvertegenwoor digers en vele invloedrijke personen Diet alleen op klanken en zwarte beelden en opgesierde- verbalen zullen afgaan, maar zullen onderzoeken, of het waarheid is, wat de philanthropie aan de industrieelen ten laste legt. Dan zullen zij zien, dat de blaam, dien zij op de fabrikanten werpt, een grove onrechtvaardigheid is. Dat niet de fa brieken de bakermatten zijn van ontucht, en de krachten der kinderen vernielen. Dat kroegen en huizen van ontucht, die als uit den grond verrijzen, feitelijk moord en vernieling bewerken, en het de schuld is van deze, dat gindsche jongen ziekelijk en bleek is, een gebrek, als een erfstuk zijn.er ouders ontvangen, en dit meisje op die plaatsen hare eer verloren heeft. Wil de phi lanthropie het opkomende geslacht beter doen zijn dan het tegenwoordige, laat zij dan bewer ken, dat er nog meer gedaan worde om te ver hinderen, dat niet reeds met de moedermelk vereenigd het verderfelijke vocht, de jenever, de kinderen begint te vermoorden. Wordt dit kwaad weggenomen, en wil zij dan samenwerken met de industrieelen tot voortzetting van al wat goed is, dan is er geen twijfel, of beiden, èn philanthropie èn nijverheid, zullen gebaat worden." De kie6vereeniging Burgerplicht te Rotterdam hield eergisterenavond in het notarishuis eene vergadering, waarop de koloniale quaestie zou worden besproken. Een zeer talrijk publiek had zich daar vereenigd Het debat werd ingeleid door den heer I. D. Fransen van de Putte, die op eene uitstekende en populaire wijze de twee volgende punten ontwikkelde: 1°. welke was het doel van onze tochten naar, en van onze nederzetting in vroegere eeuwen in het verre oostenen 2°. welke plicht rust thans op het Nederlandsche volk en welke is zijne roepiDg in het verre oosten. Deze voordracht besloot spr. aldus„De kolo niale quaestie; men stelt haar als een hoogst ingewikkelde voor; en toch is zij zoo eenvoudig. De partijstrijd heeft er zich echter van meester gemaakt en zij eigent zich bij uitnemendheid voor hen, die niets beoogen dau omverwerping van kabinetten. Die quaestie is zoo eenvoudig, dat op den huldigen dag nog het woord van Koen van toepassing is: „Uwe ignorantie Edelmogende Heeren, is de grootste ramp voor Indië." Deze overtuiging had spreker er toe geleid om te trachten het zijne bij te dragen om de quaestie te populariseeren." AaD het slot van het debat stelde een der le den de navolgende conclusie voor: „De vergade ring instemmende met de beginselen, welke ten grond leggen aan de Agrarische wet, acht het vvenschelijk dat jaarlijksch eene bij een wet te bepalen hoeveelheid dominate gronden in het openbaar aan de meestbiedenden verkocht wordt." De heer Fraüsen van de Putte bestreed die resolutie nadrukkelijk: als inopportun, omdat de Eerste Kamer nog over de Agrarische wet moest uitspraak doen en de Koning haar nog moest sanctioneerenomdat zij in zeer bepaalden strijd is met de strekking der wet, die bepaalt dat alleen gronden in erfpacht zullen worden uitge geven, en eindelijk omdat de minister bij de verdediging der wet beloofd had elk jaar een zekere uitgestrektheid gronds te verkoopen, zoo dat er dieude te worden afgewacht wat de mi nister zou doen. Deze conclusie-quaestie lokte eene warme dis- cussie uit tusschen de leden onderling. Sommi gen hunner wenschten veel eenvoudiger resolutie, en een voorstel werd in dien geest gedaan an deren wenschten in 't geheel geen conclusie. Tot eeu resultaat leidde echter dit debat niet, aan gezien laat in den avond zich onder de verga derden de mare verspreidde dat eene aanzienlijke fabrieksinrichting eene prooi der vlammen werd, waarop de voorzitter aan het algemeen verlangen gehoor gaf eu de vergadering plotseling sloot, na den heer Fransen van de Putte te hebben dank gezegd voor de uitstekende wijze waarop die spreker het debat had ingeleid. Door professor Brill is in het Utrechlsch Dagblad een ingezonden stuk geplaatst, waarin hij ver klaring allegt van zijne betrekking tot de door de studenten opgerichte vereeniging tot bevor dering der aesthetica. Er is namelijk geen col lege opgericht, dat in een leemte van het hooger onderwijs moet voorzien, maar bloot eene ver eeniging van liefhebbers van dat vak der wijs begeerte. Nevens eenige professoren zijn dan ook de heeren Mr. Opzoomer en Dr. Beets uitgeDoo- digd zich met de leiding der vereeniging te be lasten, die echter gemeend hebben zich te moe ten verontschuldigen. Wat hem zelve betreft, hij heeft de vereeniging slechts beschouwd als de voortzetting en uitbreiding van een kring van studenten, waarin in vorige jaren letterkundige opstellen geleverd en beoordeeld en beurtelings een Nederlandsch en een Hoogduitsch dichtwerk werden behandeld. Omtrent deze aangelegenheid hebben thans vier studenten der Utrechtsche Hoogeschool, de heeren Kerdijk, Gewin, De Brauw en Chantepie de la Saussaye, in het Utrechlsch Dagblad, den verkeerden indruk trachten weg te nemen die aan hunne uitnoodigiug is gegeven, tot hun medestudenten, om een vereeniging tot stand te brengen, gewijd aan de bespreking van onderwerpen uit het ge bied der kunst, en wel „omdat voor aesthetische ontwikkeling weinig of niets aan onze hoogeschool wordt gedaan." Zij erkennen, dat deze woorden keus niet gelukkig is en niet juist hunue bedoe ling wedergaf. Wij lezen in het Handelsblad omtrent het ook eergisteren door ons uit de Arnh. Cl. overgenomen bericht betreffende het geruchtmakende sterfgeval van de baronesse v. P. „Zoodra de Minister van Justitie van het onge val kennis kreeg (een paar weken na het feit) heeft hij onmiddellijk het strengste onderzoek bevolen. Aan dat bevel is natuurlijk dadelijk voldaaD. Hoewel nu het onderzoek tot dusver niets heeft opgeleverd, waardoor het vermoeden van misdrijf wordt bevestigd, wordt het echter om zelfs den laatsten twijfel weg te nemen, nog altijd voortgezet. Wij zijn mede in staat gesteld eene stellige mededeeling te doeu omtrent de veroordeeliug van het vijfjarig meisje door de Goesche recht bank. Deze zaak heeft, na nauwkeurig onder zoek, op de Regeering een diepen en pijnlijken indruk gemaakt. Inderdaad is zij zoo ergerlijk mogelijk geweest; immers hoe ongeloofelijk het schijne. uit het vonnis zelf blijkt, dat een kind van vijf jaar is veroordeeld bij verstek, zoodat de rechtbank, toen zij het „oordeel des onder- scheids" aannam, het wichtje nog niet eens ge zien had. Alles wat de Regeering in deze zaak tot her stel doen kan, zal, hopen wij, zoo spoedig mo gelijk geschieden. Te betreuren is het echter, dat er aan dit feit eerst 18 maanden na de uitspraak ruchtbaarheid gegeven is." Het departement Goes der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, gedrongen door de veelzij dige klachten over de mindere deugdzaamheid der dienstboden, heeft zoo vernemen wij uit een bericht in de Goessche Courant van Dinsdag den 5d#n dezer hij circulaire de medewerking ingeroepen van allen die dienstboden houden, om eene vereeniging op te richten, waarvan de leden zich zoudeu verbinden te waken dat ongeschikte en slechte dienstboden of dezulkeD die zonder wettige reden hun dienst buitentijds verlaten, niet zoo gemakkelijk een nieuwen dienst zullen vindeu, als thans het geval is. Men bericht dat de heer Alma Tadema, thans te Parijs, zeer iu aanmerking zou kouien voor de betrekkiug van directeur-hoogleeraar der rijks academie van Beeldende Kunsten. De kerkeraad der Ned. Herv. gemeente te Utrecht heeft zich met een adres tot de Tweede Kamer gewend, om er op aan te dringen, dat het door den Minister van Justitie aangeboden wetsontwerp tot afschaffing van de doodstraf, niet aangenomen worde. De Minister van Financiën heeft bij resolutie vau den 22,t,D Maart jl. aan de provinciale in specteurs der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnzen doeu afgaan de volgende missive „Naar aanleiding van bij mij ingekomen adres sen verzoek ik u aan de ontvangers der dir. be lastingen in uwe inspectie Ie kennen te geven, dat zij niet bevoegd zijn, om welke reden ook, de aanneming te weigeren van aangiften van ver huizing, hij art. 27 2 der wet op de persoueele belasting bedoeld, daar de vraag of de aangifte binnen den bepaalden tijd is ingediend en of er OTerigens aanspraak op ontheffing beslaat, eerst bij de instructie der zaak te pas komt, en daar over in ieder geval door Gedep. Staten dei pro-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1