vervolgens alle werkdagen van des morgens 10 tot des namiddags 1 uur, geschieden bij de Ne- derlandsche Bank, met intrekking van de daarbij behoorende en op 1°. Mei 1871 en later verschij nende coupons. Eenige cadets der Koninklijke Militaire Aca demie te Breda hebben prins Pierre Bonaparte, bij gelegenheid van zijn vrijspraak door het hooggerechtshof van Tours, visitekaartjes ge zonden tot gelukwensching. Elk hunner heeft een naamkaartje van den vrijgesproken prins terugontvangen. (IV. H. Ct.) Te Rotterdam is 11. Zaterdag een begin gemaakt met de werkzaamheden voor den aanleg van den spoorweg over die stad (de luchtspoorweg). Het werk wordt aangevangen met het dempen der Binnen-Rotte. Z. M. heeft goedgevonden den titulairen rang van kap. ter zee te verleenen aan de kap.-luits. ter zee WDe Fremery, inspect, over de artill. der marine, en Jhr. H. P. De Koek, hoofd-inspest. over het loodswezen, de betonning, bebakening en verlichting. Z. M. heeft met ingang van den lsten April 1870, benoemdtot opzichter der 3de kl., de tijdelijke opz. bij de Rijkstelegraaf H. F. X. Schwering; tot tele- graphisten der 3de kl., de leerliugeu-telegraphist: J. Zittersteyn, J. J. Bierlee, D. P. Rinders, G. C. J. Verkerk, A. Boomsma, J. C. J. C. Wijflelman, J. J. Du Saar, C. A. Olivier, H. L. Berckenhoff, H. H. G. Aussems, P. J. Meerburg, J. Veldkamp, A. J. Van Ham, P. F. H. Renkens, M. W. K. Barner, A. Van Marion, C. Schuit Dz., J. A. Hummelinck, P. Vau Hoolwerff, G. J. Acket, B. De Stoppelaar Blijdesteyn, D. R. Van VVermeskerken ea J. H. Van Grafhorst. Bij besluit van den 4deu dezer, heelt Z. M. goed gevonden te benoemen: tot maj. den ritm. W. C. baron Snouckart van Schauburg, HD. adj. in ge wonen dienst, en den kap. J. D. A. Barre, adj. van Z. K. H. Prins Fredenk der Nederlandenbij het wapen der inf.: tot kap. van de 3de kl. (naar ouder dom van rang), den lsten luit. L. E." Gerdesseu, thans voor deu tijd van vijf jaren gedetacheerd bij het leger in Oost-lndië bij het reg. gren. en jagers tot luit.-kol., den maj. F, R. De Hues, van het 4de reg.; bij het lste reg. tot lsten luit. (n. o. v. r.), den 2den luit. VV. G. Van der Wyck, van het korps; bij het 2de reg. tot kap. van de 3de kl. (n. o. v. r.), uen lsten luit. M. C. U. Huher, van het inatructiebat.; bij het 3de reg., tot kapt. van de 3de kl. (n. o. v. r.), den lsten luit. E. J. D. F. Tonnet, van het reg. gren. en jagers; bij het 4de reg. tot maj., den kap. L. P. Van der Beek, van den gen. staf; tot kap. van de 3de kl. (n. o. v. r.), den lsten luit. P. F. Coumans, van het korps; bij het 5de reg., tot luit.-kol., den maj. C. B. Van der Breggen, van het Sste reg.; bij het 7de reg., tot luit,-kol., den maj. J. F. Beckmen, van het 8ste reg.; tot kap. van de 3de kl. (n. o. v. r.), den laten luit A. H. J. L. Ponse, van het korps.; tot leten luit. (n. o. v. r.), de 2de luits., G. Haarsma en Jhr. C. K. Van der Wijck, van het korps; bij bet 8ste reg., tot maj., de kap. J. H. Wichers, van het 5de, K. J. N. Weyland, van het 2de, en R. F. Jehu, van het 3de reg.; bij het wapen der cavalerie: bij het lste reg. huzaren, tot ritm. van de 3de kl. (u. o. v. r.), den lsten luit. P. N. J. Thirion, van het korpsbij het 2de reg. huz., tot luit.-kol., den maj. H. L. Le Clercq, van het 4de reg.; tot laten luit. (n. o. v. r.), de 2de luits. G. N. H. Schultz van Uaegen, van het 4de reg., en J. Van der Wedden, van het korps; bij het 3de reg. huz,, tot luit.-kol. den maj. W. F. M. Fundter, mede van het korps; tot maj., den ritm. C. L. Scheidier List, van het lste reg.; bij het 4de reg. huz., tot maj., den ritin.-adj. C. L. Hermsen, van het korps; tot ritm. van de 3de kl. (n. o. v. r.), den lsten luit. J. M. G. llandhare, van het 2de reg.; bij het wapen der art.: bij den staf van het wapen, tot kap. van de 3de kl. (n. o. v. r.), den lsten luit. F. H. Usenet- van het 3(le reg. vest.-art.; bij het korps ing., min. en sap.: tot kol., den luit.-kol. Jhr. J. F. VanThije Hannes, van het korps, komrn. in de lste stelling der genie; over te plaatsen bij den gen. straf, den kap. C. D. H. Schneider, van den staf van het wa pen der artillerie. Z. M. heeft op het daartoe door hem gedaan ver zoek, aan den maj. der inf. van het leger in Ned. Indië W. D. Bode, thans met verlof hier te lande, met ingang van 1 April 1870, een ontslag verleend uit Zr. Me. militairen dienst niet toekenning van pensioen. Z. M. heeft den heer J. N. A. Beclitinger benoemd tot offic. van gez. der 3de kl. bij den militairen ge- neesk. dienst in Nederlandsch ludië. Amsterdam, 4 April. Naar aanleiding der uit- noodiging van den heer J. Nagel Jr. tot bijwoning der vergadering in het Amslel-holel op heden, werd de oprichting eener Nederlandsche Landbouw- Vereeniging besproken door verschillende belang hebbenden in den Nederlandsclien landbouw, en kwam men, na liet wenscbelijke eener dusdanige Vereeniging te hebben uitgesproken, tot bet besluit, af te wachten wat te dezer zake behandeld en voorgesteld zal worden in bet aanstaande Neder landsch Landhuishoudkundig Congres, in Juni aanstaande te Arnhem te houden, door hen, die omtrent dit onderwerp op het vorige Congres te Kampen in overleggingen traden. Uit liet verslag, hetwelk de curatoren van het Athenaeum lllustre alhier omtrent den toe stand dier inrichting gedurende 1S69 hebben ingediend, blijkt, dat er aan studeeren 228 jongelieden, waarvan in de godgeleerdheid 40; in de rechtsgeleerdheid 37; in de geneeskunde: voor burgerlijk geneesheer 22, voor militair ge neesheer 83 en voor apotheker 23in de letteren 14, en in de wijsbegeerte 9. Amsterdam, 5 April. Naar wij vernemen, heeft de procureur-generaal bij het Hof van Noord- Holland zich in een cassatie voorzien tegen het arrest vau dat Hof, waarbij een tapper uit Haar lem, met vernietiging van een vonnis der arr - rechtb. te Haarlem, slecht» tot een geldboete van f 5 is veroordeeld wegens liet in zijne herberg toelaten van het onder den naam van vingt el un of eenentwintig algemeen bekende kaartspel. De 1 Hooge Raad zal dus hebben te beslissen, of dit spel werkelijk is een hazardspel, en of wijders in deze zaak al dan niet verkeerde toepassing of schending der wet heeft plaats gehad. 's-Gravenhagk, 5 April. De Hooge Raad, kamer van strafzaken, heeft heden uitspraak gedaan in het beroep in cassatie, ingesteld door Mr. D. J. C. Van Lennep qq., tegen een arrest van het Hof in Noord-Holland, waarbij hij als directeur der Nederl Centraal-Spoorweginnatschappij, uitkracht der artt. 12 al. 2, 13 en 14, N°. 7 der wet op het gebruik der spoorwegen, van 21 Augustus 1859 (St.-bl. N°. 98) is veroordeeld, op grond dat ge melde Maatschappij niet voldaan heeft aan het bevel van den Minister van Binnenl. Zaken, tot plaatsing van ,telegraaftoestellen. De Hooge Raad heeft beslist dat ten deze de artt. 206 en 211 van het vvetb. van strafv. waren geschonden; heeft mitsdien 't bestreden arrest vernietigd en de zaak verwezen naar het Hof in Utrecht. Rotterdam, 5 April. Voor de rechtbank alhier was heden gedagvaard S. Van Gelder Jr. Hem werd ten laste gelegd, in de nummers van het Volksblad van J. Spanjersberg Jz. van 31 Juli, 10 Augustus, 19 Augustus en 14 October, te hebben doen plaatsen aan dat blad ingezonden stukkeu, door hem gewijzigd en vermeerderd en met daar onder door hein gestelde noten, in welke geschrif ten de beklaagde aan de Rotterdamsche politie beambten heeft ten laste gelegd, dat zij bij gele genheid van eene daarbij breeder omschreven aanhouding, waren dronkaards en bloeddorstige dieren, en verder aan de politie heeft ten laste gelegd dat zij zoo slecht en verkeerd handelde; dat inen voor een beul achting kan hebben, maar niet voor de politie; dat zij den spot drijft met de rechten der burgerij, en te dier zake den strop waardig is; dat zij schuld heeft aan het straat rumoer van 1S68, en eene bende vormt, die als moordenaars te werk gaat, die de burgers ver- radelijk aanvallen, verwonden, mishandelen, plunderen en vermoorden, hen tiranniseeren en verdrukken, en verdienen le worden uitgeroeid; dat de politiehoofden nietelingen zijn, en dat de politie eene bende is die slaat, bijt, blaft en hen, die haar onderhoudt, belcedigt. De heer officier van justitie achtte de ten laste gelegde feiten bewezen, en qualiticeerde die als vier wanbedrijven van hoon, daar volgens Z.E.A. in casu geen termen bestonden om ze als laster te omschrijven; en requireerde voorts beklaagdes veroordeeluig tot vier geldboeten, ieder vanflUO of subsidiaire gevangenisstraf van 14 dagen voor iedere boete. De rechtbank bepaalde de uit spraak op den 12d,n April aanstaande. Groningen, 4 April. De senaat dezer liooge- school heeft zich geadresseerd aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, met ontwikkeling zijner bezwaren tegen de wijziging, onlangs in het besluit vau 1815 ten aanzien der aanstaande studenten in de wis- en natuurkunde en de ge neeskunde, door den Minister gebracht. Rechtspraak. Wij moeten een beroep doen op de memorie onzer lezers en hopen zeer, dat wij daarmede niet al te veel van hen vergen. Want hoewel in den regel voor den schrijver van eeri dagblad artikel de onsterfelijkheid na 24 uren ophoudt, is hier een kleine omstandigheid in het spel, die wellicht de herinnering iets langer heeft doen duren. In de li»', van 20 November en 6 December II. bespraken wij een geschiedenis, welke zieh op de correctionneele terechtzitting dezer rechtbank bad voorgedaan en waarbij de minister van finan ciën een proees tegen de HH. B. en V. distilla teurs, wegens ongedekt vervoer van een vat je never, had verloren daar de beide heeren waren vrijgesproken. Er was bij het Amsterdamsche veer alhier een vat jenever aangehaald, omdat het vervoer door geen enkel document wegens betaalden accijns was gedekt Dat vat was aldaar gebracht door zekere H. d. K. bediende der HH. B. en V. Deze. knecht bad zicli daarop verwij derd, naar hij mededeelde voor een zeer natuur lijke reden. Hij zou daarop vergeten hebben met het geleibiljet, dat hij in zijn zak had, terug te keeren. Het vat werd inmiddels door de com miezen gevonden en aangehaald en toen het be richt daarvan ter kennis kwam van het kantoor der HH. B. en V., was men van daar met liet biljet, dat immers werkelijk bestond, naar den ontvanger gegaan, doch te laat. Sa waren de HH. B. en V. beiden gedagvaard als leden der firma B. en V. distillateurs, omdat men meende dat het vat uit hun distilleerderij afkomstig was. Op de zitting bleek echter uit de verklaringen der getuigen dat het vat was ingeslagen uit een 1 veraceijnsd pakhuis door den heer V. afzonder lijk als handelaar in gedisteleerd bezeten. De rechtbank sprak daarop den heer B. vrij, omdat deze er niets mede te uiaken had en eveneens den heer V. omdat het wel waarschijnlijk was, dat het vat dezen als koopman in gedisteleerd toebehoorde en ook dat H. d. K. bij hem als zoodanig in dienst was, doch deze feiten niet onderzocht mochten worden daar zij bij de dag vaarding niet waren geposeerd. Immers ook de heer V. stond in zijn qualiteit van lid der firma distillateurs terecht en het was niet bewezen, dat het gebeurde hem als zondanig betrof. Wij hebben zelf zoo hier en daar vernomen dat het publiek het. met. deze laatste vrijspraak eigenlijk niet recht vinden kon. De lieer V. was dan toch schuldig en moest nu hei recht van zulke formeele zaken afhangen dat die enkele, zooals wij destijds opmerkten, zeer natuurlijke vergissing ten aanzien van de qualiteit waarin de heer V. het feit zou hebben gepleegd, een Arijspraak ten gevolge had? Die twijfel na bij het publiek is de kleine omstandigheid, welke, naar wij onderstellen, de herinnering van het gebeurde hij dat publiek en dus in de eerste plaats bij onze lezers levendig kan hebben ge houden. Het publiek mag zich dan nu gerustellen. De minister van financiën toch heeft na die vrij spraak een nieuwe vervolging opgezet tegen den heer V. alleen en thans in de dagvaarding ge poseerd, dat liet vat afkomstig was uit het pak huis, hetwelk hij als koopman in gedisteleerd be zat, en dat 11. d. K. bij hem in diezelfde quali teit in dienst was. Natuurlijk had de lieer V. op de terechtzitting van Vrijdag 11. tegen die vervolging bezwaar. Hij eeweerde vooral tvveëerlei. In de eerste plaats beriep hij zich op de wetsbepaling dat wanneer men eenmaal bij een vonnis waartegen niet meer kan worden opgekomen, is vrijgesproken, men wegens hetzelfde feit niet meer mag terechtstaan. In de tweede plaats beweerde hij dat liet vat wel was gedekt geweest, omdat de knecht liet geleibiljet bij zich had en het later werd ver toond. Aangaande het eerste punt kan de verdediging van den heer V. niet opgaan. Hij was vroeger vrijgesproken, omdat de feiten die hem destijds waren te laste gelegd, niet waren bewezen; doch de thans geposeerde feiten waren geheel andere. Enkele dier feiten waren wel dezelfde, maar het geheel der feiten had met de vorige niets te ma ken. Thans immers was geposeerd dat het vat uitgeslagen was uit zijn veraceijnsd pakhuis en dat hij als eigenaar van dat pakhuis voor den knecht, die hem als zoodanig diende, aansprake lijk was. Die omstandigheden immers waren be- standdeelen van het hem te laste gelegde, om slandigheden die aan de zaak een gansch ander aanzien gaven. Een dito geval b. r. had onlangs plaats, toen iemand was gedagvaard voor een kantongerecht als zou 11ij op den 2d"'deb maand een overtreding hebben begaan. Er werd bewe zen dat het feit op den 9d" had plaats gehad. De kantonrechter sprak daarop den beklaagde vrij en hel U. M. zette een nieuwe vervolging voor een op den 9d°" begane overtreding op. Toen nu de kantonrechter bij het tweede vonnis ver klaarde, dat de eens gegeven vrijspraak een tweede vervolging buiten sloot, heeft de Hooge Raad dat vonnis gecasseerd, omdat het geponeerde /eit immers een geheel ander was, dan dat hetwelk in de eerste dagvaarding vermeld stond. Wat is er nu van de tweede verdediging van den heer V? De rechtbank heeft hem gisteren veroordeeld tot een aanzienlijke boete en dus ook die tweede verdediging verworpen. De rechtbank overwoog, dat in het algemeen een vat nog wel gedekt kan zijn ook. al staat de persoon die liet biljet bij zich heeft niet steeds vlak daarbij, maar dat hier het wegbrengen van het vat een afge- loopen zaak was geworden, zoodra de knecht weer in het pakhuis of in de stal was terugge keerd, zoodat er toen geen quaestie meer van kon wezen, of het val was bepaald ongedekt. Maar hoe dan, waarom zulk een hooge boete voor een eenvoudig verzuim van dien bediende? Wij wezen er reeds vroeger op dat de wet bij belastingovertredingen den meester strafrech telijk verantwoordelijk verklaart voor de hande lingen van hen, die in zijn dienst zijn. En boven dien, zal een bediende, wiens dagelijksch bedrijf bestaat in het wegbrengen van vaten jenever en die dus zeer goed weet, wat er met de geleibil jetten gebeuren moet, uit enkele nalatigheid zich verwijderen van den Ouden Rijn naar zijn huis op de Vestgracht en van daar terugkeeren naai de fabriek op de Heerengracht, om eerst wan neer het bericht der aanhaling bekend wordt, verschrikt te worden en er aan te denken, dat hij vergelen beeft het biljet over te leggen Daarom zijn de bepalingen ter verzekering van de invor dering der accijnsen zoo streng, en wordt het eenvoudig ongedekt vervoer van gedisteleerd zoo zwaar gestraft. Gemengde Berichten. Onlangs is in de gemeente Pourrain door een persoon genaamd J. R. Coursier, een dubbele po ging tot moord gepleegd, waartoe een twist de aanleidende oorzaak schijnt geweest te zijn. De slachtoffers van dien moord genaamd Durville en zijne vróuw, hadden boveugenoemden Coursier voor den vrederechter van Toucy gedaagd tot betaling eener som van 18 franken, die bij aan hen voor huur schuldig was. Coursier begafzid 's avonds naar zijne schuldeischers, hun 2 fr. aan. biedende die hij vermeende schuldig te zijn, werende de overige 11 fr. reeds aan de vrouv van Durville, zijne schoonzuster, betaald te hebbei Deze laatste ontkende echter ten stelligste reel, iets in mindering van hem ontvangen te hebbei De twist werd heviger en Coursier haalde eei pistool met dubbelen loop uit den zak, waarmed hij het eerste schot lostte op Durville, die, in lie gezicht getroffen, op den grond viel, badende ii zijn bloed, en het tweede op de vrouw van Dui ville, die haar man ter hulp willende komei eveneens, doch lichter, in den hals gewond werd terwijl haar dochtertje, hetwelk zij op den art hield, een schram van deu hagel, waarmede Ir pistool geladen was, in de wang ontving. Eenige bureu, die op het hooren van Ir lossen der schoten toesnelden, hebben den moo denaar in handen der justitie overgeleverd. Durville zal, indien hij het leven mocht behot den, voor altijd het gezicht verloren hebben, lei wijl de wouden zijner vrouw van minder en stigen aard zijn. Uit Oistervvijk schrijft men, dd. 31 Maart: Ht denmorgen beviel alhier vrouw Van Bouinit van haren 7den zoon. Deze familie behoort it een zonderling reuzengeslachtvader en uioedt met hunne zeven zonen kunnen gemakkelijk een wijnmand gepakt worden. Zij zijn thai juist 7 jaren gehuwd; indien dit huwelijke dezelfde wijze gezegend blijft, zullen wij lui een geheel eskadron lelieputters hebben. Over den heer die in de Nieuwe Stadshei berg gelogeerd was en in liet IJ sprong, schrij men uit Amsterdam: //De hotelhouder heeft nii door den kellner de rekening doen geven, mm had in een briefje verzocht om beschikking krijgen over die kamer, teil behoeve van ee familie welke in aantocht was. Daarop heeft logé Zondag-ochtend het hotel verlaten, wet Zondag-avond nog in een bierhuis gezien t Maandag-ochtend drijvende gevonden. De logé wi bijna nooit thuis en keerde eerst 's avonds zei laat naar het hotel terug De hotelhouder wt volkomen onbewust van het feit dat zijn ga.' geen haar geld had; liet linnengoed dat in ruimt te wassehen werd gegeven, was een voldoen! waarborg voor de kleine som der gemaakte ve tering; dit is zeker, indien niet de ongelukki; in het water is geraakt ten gevolge van onbekeni heid met den weg, dan is aan zeer droevig omstandigheden deze zelfmoord toe te schrijve De Waarheid, eene nieuwe, te Breda verschj nende ultrainontaansche courant, deelt het v' geilde mede ,/Men moet met de //men zegt's" zeer voorzit! lig zijn. Zoo zegt men b. v. dat in een kleine plsi van ons land gedurende den vastenavondtijd, een openbaar gebouw zich ook eenige lieden door den Staat bezoldigd) vroolijk hebben gemat met het Concilie. De een (zoo zegt men) steil den paus, zijne vrouw de afgod Maria voor, nog twee anderen moesten voor kardinalen dos gaan. ilen zegt dat eerstgenoemde denzelfdeu natij plotseling overleden en zijne vrouw krankzinDi geworden is. Men zegt dat een der kardinali binnen drie dagen dood was, dat zijn kamen insgelijks gevaarlijk ziek geworden is, en veil tien dagen later nog niet buiten gevaar was. Men zegt ook dat de liberalen van dat plaalfl alle moeite aanwenden om de zaak verbor te houden." lie R< 0h K do [in scl 1 da tao' I 1 ei i fin als va ooi Ie PP nei [lag lio pu op de: ku wt •pi all sta vu 1 val eet nil igoi rin ,te ik a Grelcl- en. Efleetenmarkt. Amsterdam, 29 Maart 4 April 1870. ,/Het kapitaal voor de Stoomvaart-Maatschap;] Nederland is volteekend" was heden de inleidiif voor bijna elk gesprek op de Beurs. Vergeten het reeds hoeveel moeite en inspanning het gekt heeft om het zoover te brengen de zaak is stand gekomen, en dat is genoeg. Thans ligt Maatscli. tot exploitatie van Staatsspoorwegen ad de beurt om de door haar benoodigde ƒ6,667,1' te leenen, die haar lot echter niet alleen van- Nederlandsche beurs denkt te laten afbant maar ook in het buitenland de inschrijving hare 5 pCt. Prioriteits obligatiën tot den koers 9414 pCt. van 7 tot 9 dezer openstelt. Wij wenschj haar een goed succes eu durven van onzen onze vrienden zeer gerust de deelneming aanrad] Van de leening der Hollandsclie Spoonve.il maatschappij vernamen wij nog niets verdij De aandeelen zijn nadat het dividend bewijs' af is op 102'A pCt. gebleven. Evenmin vernaai] wij of er nieuwe pogingen gedaan zullen worde] om, nu de Oost-Indische stoomvaart eene ff] kelijklieid voor Nederland geworden is, ook Noord-Amerikaansche vaart weder ernstig sprake te brengen. De Fondsenmarkt was over het algemeen durende de afgeloopen week gedrukt; zelfs in1 Noord-Amerikaansche Spoorweg fondsen heersd minder opgewondenheid dan men daarin in M laatsten tijd opmerkte. Echter zijn de prijzen de meeste soorten niet beneden en van veleU boven die van voor acht dagen geloopen. ir ha [«ei rin hel gat op dat gou uit; ond me lev loe| pat 8 wo I uie in mei lin« dat J»g het; 1 Bot heii silo ver we; vol; het van dat pril Dr. den wai sch looi don oon Wij; loei hou is. mat I 'e ti&ll p un

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2