richt van de Bunschoter visschers, dat onder scheidene bakentoniien in de. Zuiderzee door den laatsten ijsgang van hunne plaatsen gerukt en daardoor dubbel gevaarlijk zijn voor de scheep vaart, heeft het bestuur der vereeniging Schutte- vacr zich gewend tot den lieer inspecteur over het. loodswezen (district Zuiderzee) met verzoek hierin zoo spoedig mogelijk te voorzien. De iu- spectcur heeft geantwoord dat hij metdenmees- ten spoed aan dit verzoek zou voldoen, en reeds voldaan zoude hebben, indien niet de afbakening der vaarwaters door den benevelden damp kring in den laatsten tijd vertraagd eerst moest zijn tot stand gebracht. Hari.ingen, 4 April. In de laatste vergadering van het Schoolverbond is besloten, aan geen kin dereu beneden 13 jaar werk te verschaffen. Er zijn reeds ruim 150 leden. Deze vereeniging zal onder den naam van „Harlinger schoolverbond" werkzaam zijn, zonder zich aan te sluiten bij het elders opgerichte. Amsterdamsche Brieven. Waarde Redacteur, Sedert een dag of twee dreunt mij het volgende tweeregelig versje Een borger harl, aao deugd verpaud, Klopt voor zijn Stad en Vaderland, onophoudelijk door het hoofd. Dat toonbeeldje van wansmaak vormde, naar ik mij ineen te her inneren, de leus van een der talrijke patriotsche Exercitie-vereenigingen der vorige eeuw, maar 't is niet in die hoedanigheid dat het mij dezer dagen vervolgt. De Amsterdamsche atmosfeer is tegenwoordig geheel vrij van den kruitdamp, die voor eenige jaren den eerzamen en vreedzamen burgeren naar 't hoofd steeg en hen tot de oprich ting der vereeniging Pro Patria dreef. Zoo die Vereeniging nog bestaat en zelfs haar nuttigen werkkring uitbreidt, er is goddank niemand die er ophef van maakt, zooals op die plaatsen ge schiedt waar de in der tijd opgerichte vrijwilli gerskorpsen ten behoeve en ter eere der unifor men nog een schijuloven voortzetten. Neen, dat burgerhart, aan deugd verpand, is thans eene leus voor allen die met zulk een loffelijken ijver hunne ondersteuning onthouden aan een der meest on bekookte, dwaze en nuttelooze ondernemingen, die in deze eeuw op touw gezet zijn en rond gebazuind worden, te weten de Stoomboot-maat schappij Nederland. Een directe stoomvaartverbin ding met Java door het Suez-kanaal, wie heeft er ooit van gehoord! Wat heeft men er aan, vooral nu de agrarische wet staat aangenomen te worden en de daaraan te danken toestand van oproer op Java voortdurende uitzendingen van troepen noodzakelijk maken en den handel geheel vernietigen zalWat een oplichterij bovendien, die berekening van 16 pCt. winst waarom niet liever direct 32 of 64 pCt. gezegd? Wij weten wel dat die berekening op juiste cijfers gebaseerd is en bovendien door de oprichters niet wordt voorgesteld als een vast en jaarlijksch te verkrij gen dividend, dat zij alleen dient om te be- toogen dat een iloombootreederij op Java door het Suez-kanaal in 't algemeen winstgevend kan zijn, doch wij weten ook hoe bet met zulke maat schappijen gaat en dat hot alleen om een baantje te doen is voor een of meer van de heeren, waar schijnlijk voor den heer Becker, of Wertheim, of Crommeliu of hoe zij heeten mogen! En wat een drukte onder voorwendsel dat het een schande en een nadeel voor ons zou zijn, zoo Bremen, Hamburg of Antwerpen de directe stoomvaart op Java ondernamen! Wat kan het ons schelen, indien men zich in die steden mal aanstelt, wij kunnen gerust voortgaan met onze prettige Eries en des Moines valleys, Poti ïitlis en Paci fies enz. te koopeu en te verkoopen, daar valt no" een boel op te verdienen en dat kost niet de minste moeite. Op die manier brengen wij veel meer geld in omloop en bevorderen de welvaart oneindig meer dan door stoom booten in Engeland le laten bouwen om soldaten naar Java te trans porteeren. Wij gaan dus stilletjes naar de beurs en ons burgerhart aan de deugd, of hetgeen op 't zelfde neerkomt aan den effectenhoek verpan dende, voelen wij het met trots zelfbehagen voor stad en vaderland kloppen. Ik verzeker U, waarde Redacteur, dat ik niet overdrijf, en dat het werkelijk nog een wonder is dat de inschrijvingen op de nieuwe onderne ming verleden Zaterdag de som van 3,100,000 bedroegen. Naar ik inet zekerheid weet, moeten ongeveer alle namen op de iuschrijvingslijsten ontbreken, die op de Amsterdamsche beurs een goeden klank hebben, terwijl de inschrijvingen voor de overgroote meerderheid afkomstig zijn van kapitalisten buiten den handel, die van hunne belangstelling hebben willen doen blijken. Zijt ge 't niet met mij eens, dat er „something rotten" in den toestand van Amsterdam moet zijn Niettegenstaande die (lauwe onverschilligheid heb ik goeden moed, en wanhoop ik niet dat de \ier ton, welke thans nog ontbreken, heden zullen orden gevonden. Het schijnt dat sedert de eerste inschrijving, hetzij door het reeds toen bereikte bedrag, hetzij door de voortdurende contradictoire cuirespondentie in de dagbladen aangaande de op te richten Maatschappij, de belangstelling al meer en meer is opgewekt. Bovendien zijn on- j der de oprichters te veel mannen van groot for tuin en goeden wil om niet te durven voorspellen dat de zaak niet dan bij volstrekt gebleken on mogelijkheid zal worden geabandonneerd. Van meer speciaal stedelijk belang is eene andere zaak, waarmede men zich eindelijk ook te Amsterdam begint bezig te houden. Ik bedoel de ter kwader ure aldus genoemde volksgaar keukens, alsof een keuken qui se respecte, zich ooit iets anders kon voorstellen dan gaar eten te geven. Rotterdam, den Haag, Delft en eenige andere gemeenten zijn reeds in het bezit van dergelijke instellingen, die uitnemend voldoen. Thans is ook de hoofdstad vvakker geworden, maar evenals iemand die pas gewekt is, dikwijls nog heel wat tijd uoodig heeft om zich reken schap te geven van hetgeen hem te doen staat, zoo gaat het ook hier. In November 1869 is aan de zaak een eerste stoot gegeven door eene le zing, welke de heer G. H. Kuiper over de volks gaarkeukens in de Maatsch. voor den Werkenden Stand hield, en verklaarde het bestuur dier Maatsch. de oprichting van volksgaarkeukens in overweging te zullen nemen. Hetzelfde geschiedde, bij de beide Amsterdamsche Departementen van de Maatsch. tot Nut van 't Algemeen, die een commissie van vier leden benoemden om de zaak te bestudeeren en een plan aan te bieden. Onder- tusschen wendde zich voor eenige weken, en terwijl inen van dit laatste plan in 't publiek niets wist, eene commissie van belangstellenden tot het bestuur der Maatsch. van den Werkenden Stand, ten einde te vragen of het die Maatschappij ernst was met de voorgenomen oprichting van volksgaarkeukens, en zoo niet te kennen te geven dat de commissie zelve zich daarmede zou belasten. De Maatschappij van den Werkenden Stand riep daarop eene afdeelings-volksgaarkeu- ken in 't leven en droeg het bestuur daarvan aan de genoemde commissie op. Inmiddels was ook de commissie uit het Nut met haar plan klaar gekomen, dat door de vergadering goed gekeurd en vastgesteld werd. Er zijn dus op dit oogenblik twee lichamen, die zich met de zoo wenschelijke oprichting van volksgaarkeu kens bezig houden. Daar deze zaak, ofschoon op zuiver industrieele en geenszins op phiianthropi- sche grondslagen te vestigen, toch de deelneming van vele geldschieters zal behoeven, zou het wenschelijk schijnen, dat de beide maatschap pijen zich in haar streven vereenigden, doch naar ik verneem bestaat er tusschen de beide besturen vooralsnog een aanmerkelijk verschil aangaande de wijze van inrichting der nieuwe volksgaarkeukens. Het Nut wil in hoofdzaak het voorbeeld volgen te Rotterdam en den Haag ge geven, en zijne keukens den ganschen dag open stellen, de spijzen ook buitenshuis verkoopen en eiken dag keuze van spijzen aanbieden. Vol gens het denkbeeld der Maatschappij van den Werkenden Stand wordt de volksgaarkeuken, of beter het volkskosthuis, voornamelijk ingericht ten behoeve van den ongehuwden werkman; er worden geen portiën buitenshuis afgeleverd, eiken dag zal er slechts éen of hoogstens twee soorten spijzen zijn, terwijl het overblijvende op zeker uur tot verminderden prijs verkocht wordt; eindelijk, en wel voornamelijk, zal netheid van bediening hoofdzaak blijven, en met dat doel een locaal voor gezellig verkeer naast of boven de eetzaal worden opengesteld, waarheen zich de consument, zoodra hij zijn maaltijd ten einde heeft gebracht, onmiddellijk moet begeven, indien hij althans niet terstond weer aan 't werk gaat. Laat de ruimte van het locaal het toe, dan ligt het ook in dit plan, in een derde zaal slaapplaat sen in te richten ten behoeve van den werkman die zich tijdelijk te Amsterdam bevindt. Ge ziet, er is nog al verschil tusschen de twee plans; mocht evenwel uit het gemeen overleg, dat naar ik hoor tusschen de twee Besturen plaats heeft geen overeenstemming voortvloeien, dan geloof ik, is er aan de zaak nog niets bedorven: Am sterdam is groot genoeg om tien, laat staan twee dergelijke inrichtingen te doen bloeien, en 't heeft zijn eigenaardig voordeel bij wijze van proef twee verschillende systemen in werking te ziende eene Maatsch. zal dan van de andere overnemen hetgeen blijkt doelmatig te zijn, en het doel, de verbetering van den toestand der arbeidende klasse, wordt des te zekerder bereikt. Maar 't wordt tijd, dat ik ophoudeZelfs na de afschaffing van 't zegel blijft bescheidenheid een plicht. Als altijd t.t. Q- N. Brieven uit België. Mijnheer de Redacteur! Zal het schavot nogmaals worden opgericht, of zal, door eene koninklijke genade, de dood straf in België feitelijk worden afgeschaft? Zie daar de vragen, die zich op het oogenblik velen stellen, nu door het gerechtshof van Mons het doodvonnis is uitgesproken tegen den beruchten moordenaar van Hornu, Dessous-le-Moustier. Ik durf niet voorspellen wat de uitslag zal zijn; alleen wensch ik een woord te zeggen over de straf zelve en het publiek gevoelen daarom- i trent. j Wanneer ooit hier eene executie moest dienen om recht te doen aau het geroep van het volk, dan is het nu. Het talrijk publiek, datfde zitting bijwoonde, luchtte in luide bravo's zijn veront waardigd gemoed toen het doodvonnis tegen den moordenaar werd uitgesproken, en ofschoon wij schaamrood moeten worden dat in onze eeuw nog om bloed geschreeuwd wordt, kunnen wij voor een oogenblik verschooning vinden voor de kre ten van hen die getuige waren vau de koude onverschilligheid van den onuiensch, die met spottenden lach op de lippen de beschuldigingen aanhoort van vrouw, schoonvader en drie andere meuschen,, uit zucht naar goud, verraderlijk ver moord te hebben. Ik zeivoor een oogenblik vinden wij ver schooning, omdat wij overtuigd zijn dat het inee- reudecl dier stemmen aan den voet van het schavot om genade zou smeeken, indien 't hier mede het moordend bijl kon tegenhouden. De overgroote meerderheid van het beschaafde gedeelte des lauds heeft dan ook met hooge in genomenheid kennis gemaakt met de woorden van den verdediger van Dessous-le-Moustier, Mr. De Fuisseaux, waarvan wij hier eenige re gelen laten volgen: „Nu ik geëindigd heb met het onderzoek der „feiten, die den beschuldigde worden ten laste „gelegd, wil ik," zegt de geëerde verdediger, „mijne beschouwingen in hooger sfeer opvoeren. „Ik wil. Mijne Heeren de Gezworenen, u als „scheidsrechter stellen over eene zaak, die tegen- „tvoordig gansch Europa bezig houdt, die de be schaving van de barbaarschheid scheidt. Het „zal mij wel geoorloofd zijn er een woord over „te spreken daar de heer procureur-generaal in „het strijdperk is getreden om ze te verdedigen „de doodstraf." De president uiaakt spreker opmerkzaam dat hij de straf niet mag behandelen. Mr. De Fuis seaux gaat echter voort: „Nauwelijks heb ik er „een woord van gezegd of men verbiedt mij er „nog van te spreken, omdat men overtuigd is dat „niemand hier zich medeplichtig aan de toepas sing zoude willen maken." Na andermaal op de wet te zijn gewezen, die verbiedt de straf te bespreken, besluit de ver dediger van Dessous-le-Moustier: „De gezwore- „nen zullen ontkennend antwoorden op dequaesties „van diefstal en van voorbedachten rade, als om „hunnen verklaarden wil te kennen gegeven dat „op het frontispice van het paleis van justitie de „woorden geschreven worden: het leven van den mensch is onschendbaar." De redenen, die men van sommige kanten aan voert om te bewijzen dat de doodstraf nog altijd een noodzakelijk kwaad in de wetgeving is, zijn hier zoowel als bij u te lande reeds zoo dikwijls op de meest afdoende wijze wederlegd, dat het onnoodig is hierbij nog iels te voegen. Echter blijft nog altijd eene partij voor haar behoud ijveren; zij schijnen overal dezelfden te zijn: zij schennen gaarne met den bijbel en met woorden als christenzin en liefde, doch dat zij er dan toch ook eens over nadenken als zij lezen dat God Caïn wel vloekte, maar toch zijn bliksem niet uit den hemel zond om hem te treffen; dat God aan Mozes de wet gaf: „Gij zult niet doodslaan dat Jezus aan het kruishout hangende voor zijne beulen bad: „Heere vergeef het hun," en meer andere voorbeelden uit den bijbel. In tegenwoordigheid van die sprekende aan halingen, vragen wij aau die gemoedelijke man nen, die de doodstraf verdedigen Is er wel een oogenblik rust voor den rechter, die, wel is waar met de wet in de hand, tegen zijn evenmensch de doodstraf uitspreekt? Is er wel een oogenblik rust voor den vorst, die onder zijne regeering het hoofd van een zijner medemeuschen en onderdanen door het bloedig mes laat afslaan en op het schavot rollen, terwijl hij de macht heeft de gestrengheid der inen- schelijke wetten te verzachten Is er wel een oogenblik rust voor die bloed dorstige menigte, welke met genoegen hel vallen vau eeu menseheuhoofd komt zien, en, zooals onlangs in Frankrijk gebeurde, het vallen van het mes met handgeklap begroet? Is er wel een oogenblik rust voor een volk, dat in zijne wetten een straf laat bestaan, door de inenscheu uitgevonden, welke regelrecht strijdig is met de voorschriften der Godheid? En indien men bij deze beweegredenen voegt het gevaar van een onptichtige te hebben doen sterven door den schandelijksten dood, en men denkt aan Coacke en Goethals, die voor eenige jaren onthoofd werden, en op wier plichtigheid zulk een verschrikkelijk geheim hangt, dan begrijpen wij niet hoe er nog een enkele mensch is, die de doodstraf durft verdedigen. Ik besluit dus deze regelen met den wensch dat België aan Europa het voorbeeld zal geven van betere gevoelens en dat Nederland die nog spoediger zal weten toe te passen door voorgoed uit zijne wetboeken te verbannen „de doodstraf." BUITENLAND. Fraukrijk. I Op verschillende Fransche en andere bniten- landsche bladen van heden af te gaan, dan staat het ministerie aan den vooravond van eene crisis Minister en kabinetsraden volgen elkanda op en in hooge politieke kringen, alsmede in dj gesprekken van de volksvertegenwoordigers, hi,,( men van niets anders spreken, dan van het treden van de Ministers Buffet (Financiën), Dan (Builenl. Zaken) Ohevandier de Valdröme (Bj nenlandsche Zaken) en Richard (Sehoone kat, sten). Als oorzaak wordt oneenigheid tussche: Ollivier eu zijn genoemde amblgeuooten op«( geven. De Gazelle de France verspreidt reeds het berick dat Daru zou vervangen worden door den hen Laguéronnière, Fransch gezant in België; Buït door den oud-ininister van Financiën Magne, onde Forcade de la Roquette. Ook de afgev. Olémen Duvernois zou eene portefeuille ten deel vallei Het gerucht dat de Keizer de nieuwe constitute aan eene volksstemming zal onderwerpen, wi veld. Men deelt zelfs reeds mede dat de procf matie, die dit den lande moet verkondigen, a gereed is. (Zie telegrammen De Professor iu de geneeskunde, Dr. Tardieu die in het proces te Tours verklaarde de sporei van een klap op het aaugezicht van Prins Bona parte ontdekt te hebben, moet deze verklariDi hard verduren bij de opgewonden Panjsche stu denten. Zij willen hem niet meer op den catheder zieu, en waagt hij het te komen, zooals verledea week onderscheidene malen, dan wordt hij begroei met smaad- eu scheldwoorden. Openlijk roepen zij hem toe, dat hij zijn ontslag moet nemen. De medische faculteit beraamt maatregelen oia de herhaling vau dergelijke tooneeleu te voor komen. Kerkelijke Staat. Uit het Schema over het katholieke geloof deell de Augsb. Allg. Zlg. eenige kapittels mede. De daarbij behoorende canoues luiden als volgt: 1. Over God, den Schepper aller dingen. 1. Zoo iemand den eenigen, waren God niet als Schep- per van al het zichtbare eu onzichtbare erkeoi, die zij vervloekt. 2. Indien iemand zich niet ont ziet te beweren, dat er buiten de stof niets be staat, die zij vervloekt. 3. Zoo iemand zegt, dit de substantie en het wezen van God en van alles een is, d. z. v. 4. Wanneer iemand loochent, dat de wereld en al wat zij bevat door God uit nieti is geschapen of zegt, dat God niet uit onbeperkte vrijen wil en keus, maar uit noodwendigheid ge schapen heeft, gelijk hij zich zelf noodwendig lief heeft, of wie loochent, dat de wereld tot ver heerlijking Gods geschapen is, d. z. v. Daaren boven vermanen wij allen, dat zij zich wachten voor de misleiding van lieu, die tot bedekking van de goddeloosheid hunner leer, de heiligste namen der drieëenheid, vleeschwording, verlos sing, opstanding eu andere misbruiken, de eer waardige mysteriën der christelijke religie in de scheefste stellingen van het pantheïsme ver draaien. II. Over de Openbaring. 1. Indien iemand beweert, dat de eenige en ware God, onze Schep per eu Heer, uit het geschapene met het natuur lijk licht van de menschelijke rede met zeker heid gekend kan worden, d. z. v. 2. Wanneer iemand zegt, dat het onmogelijk of onwaarschijn lijk is, dat de mensch door goddelijke openba ring over God en de Hem toekomende vereering ingelicht wordt, d. z. v. 3. Wanneer iemand zegt, dat de mensch door Gods bijstand niet tot eene kennis, die de natuurlijke te boven gaat, kan ko men, maar uit zich zeiven tot het bezit van het ware en goede door bestendigen vooruitgang kan en moet komen, d. z. v. 4. Wanneer iemand de volledige boeken der H. S. met al hunne deelen zooals het h. concilie van Trente ze heeft na gezien, niet als heilig eu canonisch aanneemt of hunne goddelijke inspiratie loochent, d. z. v. III. Over het geloof. 1. Wanneer iemand zegt, dat de menschelijke rede zoo onafhankelijk is, dat het geloef door God niet opgelegd kan worden, d. z. v. 2. Wanneer iemand zegt, dat het goddelijk ge loof niet onderscheiden is van de natuurlijke wetenschap, die zich met religieuze en moreele onderwerpen bezighoudt, en dat het daarom niet noodig is dat meu aau de geopenbaarde waar heid omtrent Gods autoriteit gelooft, d. z. v. 4. Wanneer iemand zegt, dat er geene wonderen kunnen gebeuren en dat derhalve alle wonder verhalen, ook die in de H. S., fabelen en mythen zijn of wel dat wonderen nooit voldoende kunnen onderzocht worden eu daarom de godde lijke oorsprong van het christendom er niet uit bewezen kan worden, d. z. v. 5. Wanneer iemand zegt, dat het geloof, waarmede de Christen met de prediking van het evangelie instemt, slechts is eene overtuiging, verkregen door de uoodige bewijzen der menschelijke wetenschap ofwel, dat slechts tot het levend geloof, dat zich door de handelende liefde openbaart, Gods genade noodig is, d. z. v. 6. Wanneer iemand zegt, dat de toestand der geloovigen en van hen, die nog niet tot het alleen ware geloof gekomen zijn, ge lijk is, zoodat het den katholieken geloovigen vrijstaat, het geloof, dat hij door het onderricht der kerk ontvangen heeft, met achterhouding zijuer goedkeuring in twijfel te trekken, totdat hij het wetenschappelijk bewijs der geloofwaar digheid en waarheid gevonden heeft, d. z. v. IV. Over het geloof en de rede. 1. Wanneer iemand zegt,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2