I
a. c
De regeering heeft om hierin zoo spoedig mo
gelijk voorziening te kunnen aanbrengen, twee
inspecteurs van financiën belast om een ernstig
onderzoek naar een en ander in te stellen.
Het senatus-consult is uit den aard der zaak
het hoofdonderwerp der bespiegelingen van de
Fransche dagbladpers.
Het Journal des Débats zegt, dat de intrekking
van art. 83 der constitutie: (Bij ontbinding van
het Wetgevend Lichaam, en tot de bijeenkomst
van de opnieuw samengestelde Kamer, voorziet
de Senaat op de voordracht van den Keizer in
alles wat noodig is voor den geregelden gang
van 's lands bestuur) dat eene voortdurende be
dreiging tegen de wetgevende vergadering was,
zelfs hen moet geruststellen, die altijd nog vrees
den, dat de laatste hervormingen met een enkele
pennestreek uitgewischt konden worden; maar
het blad keurt toch ook het senatus-consult niet
onvoorwaardelijk goed. De France zegt: Voor
1370 was het keizerrijk de democratie, rustende op
de basis van het gezag; thans rust zij op eene liberale
en parlementaire basis; eene democratie zich zelve
matigend en verdedigend, zoowel tegen het abso-
lutismus van éen mensch, als tegen de opgewon
denheid eener vergadering. Het blad prijst het,
dat alles onder het bereik van de wetgeving
gebracht is, behalve het plechtige contrakt
tussclien den Keizer en de natie. De Patrie
is van oordeel, dat het senatus-consult ruim
schoots aan alle liberale wenschen der natie
voldoet, en te gelijker tijd een dijk opwerpt
togen zuiver revolutionaire verwachtingen. Aan
de beido uiterste partijen zal het niet voldoen,
noch aan haar, die van de vrijheid, noch aan
haar, die van het keizerrijk niets wil weten,
maar de overgroote meerderheid des lands juicht
het senatus-consult toe. De Public vindt, dat
de constitutionneele hervormingen in overeen
stemming met het verledene zijn. Zij hebben de
meer schijnbare, dan wezenlijke controle van het
kabinet van 2 Januari doorgestaan, zonder te
lijden door den reactionnairen en anti-dsmo-
cratischen geest van het meerendeel der minis
ters. Nogmaals heeft het Orleanisme zijne tanden
gebroken op dit bij uitstek populaire en libe
rale werk. Dit is voor ons, voor het land het
belangrijkste I De krachtige wil, die, ondersteund
door steeds verknochte personen van groote
bekwaamheid, voorziet in de onbekwaamheid
van eenige ofiicieele raadslieden, is de groote
ressource van het democratische en liberale
volk. Niets heeft die wil verzwakt, niets zal
haar kunnen buigen De Pays zal zich aan
de nieuwe constitutie, als zij eenmaal inge
voerd is, onderwerpen, maar zoolang als het
recht nog bestaat om haar te bespreken, daar
van gebruik maken om haar al te zeer ver
zwakt te noemen. Daarenboven heeft de Senaat
het recht niet haar in te voeren, slechts het
volk kan haar sanctiouneeren. Dit laatste
beweert ook de Peuple Francais, ofschoon zij recht
laat wedervaren aan de liberale bedoelingen
van hen, die onder directie des Keizers het
stuk opgesteld hebben. De Temps zegt, dat er
nu nog slechts een vrij verkozen Kamer noodig
is om het parlementair régime tot een waarheid
te maken. Een schaduwzijde evenwel is het recht
des Keizers om, wanneer hij de constitutie ver
anderen wil, een beroep op het volk te mogen
doen. De Keizer toch zou op die bepaling niet
zoo gesteld geweest zijn, als hij werkelijk over
tuigd was, dat de constitutionneele regeeringsvorm
het beste, ja het eenige middel is om zijne dy
nastie te vestigen. Als hij die overtuiging had, zou
hij zijne schepeu verbranden, maar nu houdt hij
zich een uitweg open, ten minste, en dit wekt
dezelfde onzekerheid, hij neemt den schijn aan
van een uitweg open te houden. Het heeft den
schijn of hij slechts een proef wil nemen en zich
voorbehoudt nogmaals Frankrijk door zijne hooge
wijsheid van de gevolgen zijner tegenwoordige,
concessiën te redden. Het Journal de Paris
noemt de wijze van samenstelling van den senaat
en de uitoefening der constitueerende macht, ge
lijk het senatus-consult die bepaalt, in strijd met
de constitutionneele logica en eeu beletsel voor de
geregelde werking van het parlementair systeem.
De senaat zal door de wijze van zijn samenstelling
tegenover de Kamer krachteloos en in minachting
zijn. Ook ware het beter, als de Keizer de con
stitueerende macht met den senaat en de Ka
mer deelde, dan aan de oudheid het plebiscitum
te ontleenen, dat uit zijn aard moeilijk toe
Ie passen is, nu het volk niet meer in comitia
vergadert en beraadslaagt Wat de poging be
treft, om de grondwet eeo9 voor al onveran
derlijk vast te stellen, dit heeft men in Frank
rijk reeds zoo dikwijls bepaald, hetgeen niet
belet heeft, dat nergens de grondwet meer ver
anderd is, dan juist in Frankrijk. De Liberie
had liever een volksbesluit dan een senatus-con
sult, rnaar zij verheugt zich in dezen nieuwen
waarborg der vrijheid, die nu reeds voldoend
wortel geschoten heeft om zich geregeld en snel
te kunnen ontwikkelen. Haar bovenal dringend
noodzakelijk is het, dat Frankrijk eindelijk eens
ren gouvernement hebbe, welks vorm het niet
meer boven alles bezighoudt, evenmin als En
geland of Noord-Amerika zich met het hunne
bezig houden; een gouvernement, dat geregeld
zijn gang gaat, opdat men eindelijk eens ernstig
aan het werk kan gaan, om de economische,
finantieele, fiscale en sociale quaestiën op te los
sen, die eene constellatie van zwarte stippen
vormen. De Opinion Nationale zegt, dat in de
werkelijkheid de Keizer alleen de constitueerende
macht heeft, daar hij alleen het recht van initia
tief bezit en alleen beslist, in welke termen de
vraag aan de natie gesteld zal worden. Alles
wat in de constitutie bevat is, kan slechts gewij
zigd worden door de directe tusschen komst van
10 millioen kiezers. Die onnatuurlijke onveran
derlijkheid boezemt angst in. De Gazelle de
France verheugt zich meer over de goede her
vormingen, die nu ingevoerd worden, dan dat
zij hecht aan de belemmeringen, die aan toe
komstige hervormingen in den weg gelegd wor
den, die het land toch wel zal weten te verwer
ven. Dat de constitutie niet veranderd kan wor
den, dan door het volk, op voorstel des Keizers,
is onzin. Hoe kau de Keizer door zulk eeu for
mule in de toekomst den souvereinen wil des
volks beperken? Of hij zal zich het recht toe
kennen, zelf de constitutie te veranderen, gelijk
hij op het oogenblik doet, of zoo hij zich dat
recht niet toekent, kan hij, zonder dat het volk
het wil, den grondslag van het constitutionneel
gebouw ook niet leggen.
Kerkelijke Staat.
In de Gazette de France leest men over het
Concilie: „De meerderheid van het Concilie is
gewoon, telkens wanneer er een redenaar der
minderheid optreedt, haar misnoegen door eeu
min of meer luid, doch veelbeteekenend gebrom
te kennen geven. Dit geschiedde ook ditmaal toen
mgr. d'lvrée en mgr. Stroszmayer zich naar de
tribune begaven. Overigens zijn niet uitsluitend
de sprekers der oppositie aan deze minachtende
handelwijze blootgesteldneen, lang reeds
toont de meerderheid zich tegenover hare eigene
redenaars onverschillig. De vergadering is blijk
baar ongeduldig: men wil er een eind aan maken
en men heeft tijd noch lust, om lange redenee
ringen aan te hooreu. In de zitting van 23 Maart
brak het onweder van misnoegen, geweldiger
dan ooit, en tot tweemalen toe, over mgr. Strosi-
mayer los. De moedige en welsprekende pre
laat, ofschoon ziek en blijkbaar vermoeid, meende
toch niet te mogen zwijgen. Het kwam eerst tot
een uitbarsting, toen hij, in strijd met het schema,
volhield, dat het protestantisme niet de logische
oorzaak is dei- moderne dwalingenvan atheïsme,
pantheïsme en materialisme. Hij citeerde hierbij
eenige protestauten, welke deze dwalingen ten
krachtigste bestreden hebbenals Leibnitz, Guizot.
Op den naam des laatsten ontstond er een hevig
tumult: vele bisschoppen meestal Italianen en
Spanjaarden verlieten hunne plaatsen, omring
den de tribune en interpelleerden den spreker.
Stroszmayer zweeg een oogenblik, en toen het
geraas een weinig bedaard was, zeide hij, dat, in
Frankrijk, Engeland, Amerika en Duitschlaud,
vele protestanten om met Augustinus te spre
ken te goeder trouw dwalenErrant bona fide.
Het kostte den voorzitter, kardinaal Capalti, groote
moeite de rust te herstellen. Nu behandelde
Stroszmayer de vraag: of de nieuwe dogmen bij
een gewone meerderheid, dan wel, volgens de
standvastige gewoonte van vroegere Oecumenische
Conciliën, bij unaminiteit zouden worden gepro
clameerd. Nu liet men hem ternauwernood uit
spreken. De vaders schreeuwden, tierden en
brulden. De redenaar was genoodzaakt de tribune
te verlaten, alvorens hij zijne gedachten ten volle
had kunnen uitendoch hij zweeg niet, voordat
hij met kracht en waardigheid geprotesteerd had.
Dat protest zal weerklank vinden tot aan de
uithoeken der aarde. En geen macht ter wereld
zal de woorden van Stroszmayer kunnen ver
smoren. Ziedaar dan nu, hoe zij te werk gaat,
die onderdrukkeude meerderheid in het Concilie 1
Ziedaar, hoe zij een bisschop bejegent, die van
zijn recht gebruik maakt en zijn plicht vervult!"
Aan het Fremdenblalt schrijft men, dat het ru
moer zoo sterk was, dat het publiek in de St.-
Pieterskerk, buiten de Conciliezaal dacht, dat de
onfeilbaarheid afgekondigd werd, en dadelijk
weerklonk de kreet „leve de onfeilbaarheid
die echter spoedig beantwoord werd met het
geroep: „weg met de onfeilbaarheid!" B»ide par
tijen, meest zouaven en plattelandsbewoners, wer
den in de kerk zelve handgemeen. In het vervolg
zullen dientengevolge de wachtposten aan het
Concilie aanzienlijk versterkt worden.
De Augsb. Allg. Ztg. maakt heden de belang
rijkste bepalingen openbaar van het ontwerp
voor de leerstelling van het geloof, gelijk zij op
het Concilie in stemming gebracht en hoogst
waarschijnlijk aangenomen zullen worden. De
uit dit schema voortvloeiende canoueu zijn hoofd
zakelijk tegeu materialisme, atheïsme en pan
theïsme gericht.
TELEGRAMMEN.
Weenen, 1 April. Volgens de Neue Freie Presse
is de Ministerraad (gisteren, dadelijk na den afloop
der Kamerzitting, bijeengekomen, ten einde te
beraadslagen wat er moet gedaan worden, nude
Poolsche en Slavonische afgevaardigden hun man
daat hebben neergelegd. De Ministerraad besloot
eenstemmig aan den Keizer machtiging te ver
zoeken tot ontbinding van alle Landdagen, wier
Afgevaardigden hun mandaat weigeren te ver
vullen. Van het toestemmend of weigerend ant
woord des Keizers zouden de Ministers het al
dan niet behouden hunner portefeuilles afhanke
lijk maken.
Bij de trekking der Oostenrijksche aandee-
len van 1851 is op serie 1366 n°. 2 gevallen de
premie van 110,000 gulden en op serie 3857 u*.
16 die van '20,000 gulden.
Trekking van premiën en seriën der Loten
1858: serie 1089 n'. 8 fl. 200,000, serie 1195
tl. 40,000, 'serie 2630 n°. 34 fl. 20,000; wijders zijn
nog uitgekomen de volgende seriën, alsserie
1335, 163S, 1688, 1885, 1888, 1896, 1997, 2291,
2539, 2957, 3069, 30S0, 3S96.
Madrid, 1 April. De heer Moret is tot Minister
van Koloniën benoemd.
Tegen Zondag is eene demonstratie beraamd
tegen de conscriptie, zoowel hier ter stede als in
de provinciën.
Lissabon, 1 April. De Koning heeft de zitting
der Kamer geopend met eene troonrede, waarin
hij geconstateerd heeft, dat 's lands betrekkingen
met vreemde mogendheden gunstig zijn. Tevens
is eene wet op de verantwoordelijkheid der Mi
nisters aangekondigd.
Crcuzot, 1 April. Er hebben nieuwe samen
scholingen plaatsgehad. Troepen vrouwen hebben
sommige kolenschurcn bestormd, om de welge
zinde arbeiders mede tot werkstakiug te noodza
ken. De raddraaiers hebben de tactiek aange
nomen, om de vrouwen en kinderen bij het
plegen van gewelddadigheden in de voorhoede
te stellende aangevallenen schromen dan zich
tegen dezen te verdedigen. Tot nog toe heeft de
militaire macht de meeste gematigdheid aan den
dag gelegd, en het storten van bloed vermeden.
Er is een escadron cavalerie ontboden, ten einde
te gemakkelijker de samenscholingen uiteen te
drijven.
STATEN-GrENERAAL.
Gisterenavond laat is verschenenhet verslag
der commissie van lapporteurs omtrent het ontwerp
van wet tot .aanvulling van art 62. van het Begle-
ment op het beleid der Begeering van Nederlandsch
ïndië (Agrarische wet.)
Daarin leest men, dat bij den aanvang van het
onderzoek dezer gewichtige wetsvoordrachi verschil
lende leden gemeend hebben hunne afkeuring te moe
ten uitspreken van de oproeping der leden dezer
Kamer tot eene zoo spoedige, ja overhaaste behan
deling van een voorstel an zoo dtepingrijpenden aard;
dat zich ook de vraag voorgedaan heeft of het
wel aanging van de Eerste Kamer te vergen, dat zij
dit wetsontwerp behandele vóór dat de beslissing dei-
Tweede Kamer omtrent de aldaar nog hangende re
geling der suikercultuur bekend zij. Omtrent dit
punt waren de gevoelens verdeeld, Sommigen meen
den, dat, uithoolde van de in alinea 3 van het eenig
artikel dezer wet door de Begeering voorgestelde
wijziging, betreü'ende de op hoog gezag ingevoerde
cultures, er wel degelijk verband bestaat tusschen
de beide voordrachten, daar het gevolg der later in
gevoegde bepaling bijna geheel af hankelijk is van
den inhoud van het andere wetsontwerp.
Wat het wetsontwerp zelf betreft, daaromtrent zijn
zeer verschillende beschouwingen medegedeeld. Som
mige leden vonden het veel te beknopt. Aannemende
dat de wetgever beginselen moet stellen en veel aan
den Koning en aan de koloniale autoriteiten moet
overlaten om die beginselen uit te werken en naar
de wijzigingen, welke de omstandigheden vereischen,
toe te passen, meeuden zij toch dat hier te veel aan
het uitvoerend gezag is overgelaten. Het antwoord
was, dat men de keus had tusschen regeling bij de
wet en regeling zonder wet en dat, zoodra de eerste
weg gekozen is, deze ook dient te wordeu gevolgd,
hetgeen niet geschiedt wanneer de regelen der wet
door hunne beknoptheid eene beweging in geheel
tegenovergestelde richting toelaten. Dc bevoegdheid
der Staten-Generaal om deze onderwerpen te regelen,
werd ook nog in twijfel getrokken en ontkend op grond
van art. 59 der Grondwet. Waaruit blijkt, vraagde
men, de behoefte aan de noodzakelijkheid van eene
wet? Daarop werd geantwoord, dat, evenals ten
opzichte der Indische begrooting, een voorstel van wet
het eenig middel is om tot eene beslissing te geraken.
Verscheidene audere leden gingeu echter verder
dan zich te beklagen over al te groote beknoptheid
van het wetsontwerp. Zij achtten dit onvolledig, on
duidelijk en ontijdig.
Verscheidene andere leden konden zich met de
gemelde bezwaren óf niet, óf slechts in zeer geringe
mate vereenigen. Volgens hen was men nu eindelijk
wat de regeling van Uit onderwerp betrelt, het wach
ten moede geworden. In de plaats van eene sedert
zoolang reeds bestaanhebbende onzekerheid moest
zekerheid komen. Daartoe vestigt deze wet de on
misbare hoofdbeginsels. Zij neemt daarbij een gema
tigden vooruitgang in acht, gelijk die tot ontwikke
ling van den bestaanden toestand het best kau dienen.
Deze hoofdbeginsels geven aanleiding tot eene goede
en voor de welvaart van Indié nuttige toepassing
Verder kan de wet niet gaan. De bijzonderheden
moeten aan nadere verordeningen worden overgelaten.
Het doel is aanmoediging van den particulieren land
bouw en bescherming der rechten van den inlander
op den grond. Sommige leden keurden alleszins goed
dat de minister eene poging aangewend heeft oin
de tegenwoordige noodlottige onzekerheid te doen
opbondenmaar zij meeuden dat die poging niet
zeer gelukkig is geslaagd, daar die onzekerheid in
sommige opzichten verplaatst, in andere nog vergroot
schijnt te worden. Enkele leden toonden zich beducht,
dat er, door uitgifte van gronden in erfpacht op
eenigszins uitgebreide schaal, ternauwernood meu-
schen en gronden zullen overblijven ter beschikking
van de gouverneuients-suikercultuur, en zij vreesden
dat door aanzienlijke vermeerdering van de productie
op Java de waarde der gouvernements-producten al
daar beduidend dalen zal. Daarop werd geantwoord,
dat de bedoeling van het wetsontwerp is de par*
ticuliere cultures aan te moedigen, niet aan de gou
vernementscultures hun recht van bestaan te ont
nemen.
Bij het verslag is gevoegd eene nota van den heer
Duyuiaer van Twist om zijne meening te verklaren
over dit gewichtig wetsontwerp. Daardoor wenscht
hij aan zijne geachte medeleden het aanhooren
eene lange redevoering bij de openbare beraadsUf
te besparen.
Het geachte lid schetst daarin de bestemming
dit wetsontwerp, die is om een eersten maail
langrijken stap te doen tot oplossing van wat Scl
eenige jaren is genoemd de koloniale quaestie.
Hij treedt daartoe in eene breedvoerige uiteet]
ting van die koloniale quaestie en hetgeen zij
vat, en. toont hierop aan welke onderdeden van]
koloniale quaestie door de aanneming van dit
ontwerp, in de hoofdbeginselen, tot oplossing
worden gebracht en welke onderdeelen voor L,|
oplossing blijven voorbehouden
De strekking van zijn geheel betoog is, dat de hol
gedachte van het tegenwoordig wetsontwerp toe]
ching verdient, en dat daarin niets voorkomt
van de goedkeuring daarvan zou behoeven terug
houden.
Nadat vorenstaande bedenkingen, zoomede de K
van den heer Duymaer van Twist aan de Begeer
waren medegedeeld, is van haar ontvangen de
tnorie van antwoord, waarin de Minister van Ki
nicn zegt, dat, voor zoover betreft het van de Begeer
uitgegaan verzoek, dat aan dit wetsontwerp e
onverwijlde behandeling door de Eerste Kamer mo
tebeurt vallen, de Begeering zich tot het bedot
verzoek te eer verplicht achtte nu de zaak, waaro
het votum der Kamer stond gevraagd te word
sedert zoo lang van alle zijden door iederen bela
stellende was bezien.
Aan de Begeering kan derhalve zeker niet
billijkheid verweten worden, dat zij de leden
Eerste Kamer scheen te beschouwen, „alsof zij n:|
anders te doen hadden dan eenvoudig hun zegel
hechten aan hetgeen bij de andere Kamer was
sloten": bewoordingen die de Begeering met le
wezen in het Verslag ontmoet.
Tegenover het gevoelen van verschillende led^
dat het wetsontwerp onvolledig en onduidelijk
zijn, dat men zich tevergeefs afvraagt, waarhe
het leiden moet, kan de Minister met genoegen
wijzen naar het antwoord van verscheidene andej
leden, die in het ontwerp duidelijk beginsels
bezadigden vooruitgang herkenden, gelijk die
ontwikkeling van den bestaanden toestand het bJ
kan dienen aanleiding gevende tot eene goede:
voor de welvaart van Indiè nuttige toepassing.
De beweerde ontijdigheid van het wetsontwerp n
het oog op het onderzoek naar land- en grondrec
ten op Java, kan de Minister niet beamen, omdi|
gelijk reeds is aangevoerd, de punten volgens
wetsontwerp te beslissen, niet van eeoig plaatse!]
onderzoek behoeven af te hangen.
Het standpunt bij dit wetsontwerp ingenomen
trekkelijk den eigendom van den grond, kan ml
gezegd worden te verschillen van dat van art.
van het Begeerings-reglement, waar immers ook
voegdheid tot verkoop en tot verhuur werd 1
leend, met uitzonderingen welke deze wet handhai
Voor de stellingen, dat krachtens dit wetsonl
werp „de suiker- en koffiecultures eerlang als
vernementsteelt zullen vervallende rechten op di
grond in dier voege zullen worden gewijzigd dat
dessabestuur niet langer kan blijven bestaan
landrente niet langer op den bestaanden voet
kunnen geheven worden; en eindelijk groote vermcj
dering van inkomsten en vermeerdering van last
uit eene zoo bedenkelijke verandering van den
staanden toestand zal moeten voortvloeien", wor:
geen bewijs bijgebracht. De Minister kan niet ande:
dan ze even algemeen tegenspreken.
Met nadruk moet de Minister waarschuwen tegj
de voorstelling, alsof de toestand van heden nog
ware van den tijd, waarover handelde het advies <1
commisie tot de Oost-Indische zaken van 31 Augi|
tus 1803.
De vrees van enkele leden, dat er, door uitgil:
van gronden in erfpacht op eenigszins uitgebrei.
schaal, ternauwernood menschen en gronden zondi
overblijven ter beschikking voor de gouvernementi|
suikercultuur, ziet de werkelijkheid voorbij.
Met hoogachting en erkentelijkheid heeft de Min
kennis genomen van de zoo belangrijke nota, bij lil
verslag overgelegd. De geachte steller verlangt blij!
baar geen antwoord omtrent een paar punten, waar zijn
beschouwingen van die des Ministers afwijken. Beid'
trouwens leiden tot dezelfde slotsom. Moge het door
wrochte stuk do overtuiging helpen vestigen, dat eenj
verscheidenheid van degelijke redenen voor het weti
ontwerp pleit!
0
feel'
Af
|HK:
De Minister van Justitie heeft zijne memorie vs:
beantwoording ingezonden op het afdeelingsversls;
der Tweede Kamer nopens de afschaffing der dooi
straf. De regeering is zeer ingenomen met den bijva-
dien het ontwerp heeft ondervonden, en de memorl;
geeft eene nadere bestrijdiug der utiliteits- of al
schrikkingstheorie en bespreekt nader de bezware:
der minderheid.
Promotiën.
Utrecht, 1 April. De heer C. J. Fabius, med
dr., geb. te Steenwi]k, is, na liet verdedigen vat
Stellingen, gisteren aan de hoogeschool alhier be
vorderd tot doctor in de verloskunde.
I .A ATriTE BERICHTEN.
Per Telegraaf.) In de zitting van de Tweedf
Kamer der Staten-Generaal van heden, zijn lang
durige discussiën gevoerd, naar aanleiding van de
hernieuwde interpellatie van den heer De Cs-
sembroot over het stoomschip Argus. De Minister
van Marine verklaarde dat het slingeren van hei
schip niet verminderd, maar toegenomen is; dat he:
schip alvorens zijn bestemming te volgen, afdoend*
zal worden beproefd; dat dan nader kan over
wogen worden of het de reis naar O.-I. om de
Kaap de Goede Hoop of door het Suez-Kanasl
zal doendat echter niemand gedwongen
worden om de reis mede te maken, nu de on
gerustheid en angstvalligheid is opgewekt. Hier
mede liep de interpellatie af. Daarna is met 38 tegen
25 stemmen verworpen een voorstel van den heer
Van Goltstein, om de internationale overeenkom»!
nopens de zalmvisscherlj op den Rijn, nog in df
afdeelingen te onderzoeken voor het aanstaande
recès. Maandag is aan de orde het wetsontwerp
tot wijziging van sommige bepalingen der armen
wet en daarna het ontwerp van wet tot aanschaf
fing van vuurwapenen naar het stelsel Beaumont,
Heden zijn nog eenige ontwerpen van wet ik
de afdeelingen onderzocht.
.eer
leli.
fiesi
I
Bi
.J.ï
H. h
G
W
Al
C,
i. V
A.
Gi
111. J.
Ste
lede
;ewe
len
echt
•echt
;odsd
chet
d o
ronit
moge
'ran;
ijn
neesl
uand
meeri
elijk
en,
Lat
«1de
Lei
Gr
Bes
hoi)
pil* iq