I a. c De regeering heeft om hierin zoo spoedig mo gelijk voorziening te kunnen aanbrengen, twee inspecteurs van financiën belast om een ernstig onderzoek naar een en ander in te stellen. Het senatus-consult is uit den aard der zaak het hoofdonderwerp der bespiegelingen van de Fransche dagbladpers. Het Journal des Débats zegt, dat de intrekking van art. 83 der constitutie: (Bij ontbinding van het Wetgevend Lichaam, en tot de bijeenkomst van de opnieuw samengestelde Kamer, voorziet de Senaat op de voordracht van den Keizer in alles wat noodig is voor den geregelden gang van 's lands bestuur) dat eene voortdurende be dreiging tegen de wetgevende vergadering was, zelfs hen moet geruststellen, die altijd nog vrees den, dat de laatste hervormingen met een enkele pennestreek uitgewischt konden worden; maar het blad keurt toch ook het senatus-consult niet onvoorwaardelijk goed. De France zegt: Voor 1370 was het keizerrijk de democratie, rustende op de basis van het gezag; thans rust zij op eene liberale en parlementaire basis; eene democratie zich zelve matigend en verdedigend, zoowel tegen het abso- lutismus van éen mensch, als tegen de opgewon denheid eener vergadering. Het blad prijst het, dat alles onder het bereik van de wetgeving gebracht is, behalve het plechtige contrakt tussclien den Keizer en de natie. De Patrie is van oordeel, dat het senatus-consult ruim schoots aan alle liberale wenschen der natie voldoet, en te gelijker tijd een dijk opwerpt togen zuiver revolutionaire verwachtingen. Aan de beido uiterste partijen zal het niet voldoen, noch aan haar, die van de vrijheid, noch aan haar, die van het keizerrijk niets wil weten, maar de overgroote meerderheid des lands juicht het senatus-consult toe. De Public vindt, dat de constitutionneele hervormingen in overeen stemming met het verledene zijn. Zij hebben de meer schijnbare, dan wezenlijke controle van het kabinet van 2 Januari doorgestaan, zonder te lijden door den reactionnairen en anti-dsmo- cratischen geest van het meerendeel der minis ters. Nogmaals heeft het Orleanisme zijne tanden gebroken op dit bij uitstek populaire en libe rale werk. Dit is voor ons, voor het land het belangrijkste I De krachtige wil, die, ondersteund door steeds verknochte personen van groote bekwaamheid, voorziet in de onbekwaamheid van eenige ofiicieele raadslieden, is de groote ressource van het democratische en liberale volk. Niets heeft die wil verzwakt, niets zal haar kunnen buigen De Pays zal zich aan de nieuwe constitutie, als zij eenmaal inge voerd is, onderwerpen, maar zoolang als het recht nog bestaat om haar te bespreken, daar van gebruik maken om haar al te zeer ver zwakt te noemen. Daarenboven heeft de Senaat het recht niet haar in te voeren, slechts het volk kan haar sanctiouneeren. Dit laatste beweert ook de Peuple Francais, ofschoon zij recht laat wedervaren aan de liberale bedoelingen van hen, die onder directie des Keizers het stuk opgesteld hebben. De Temps zegt, dat er nu nog slechts een vrij verkozen Kamer noodig is om het parlementair régime tot een waarheid te maken. Een schaduwzijde evenwel is het recht des Keizers om, wanneer hij de constitutie ver anderen wil, een beroep op het volk te mogen doen. De Keizer toch zou op die bepaling niet zoo gesteld geweest zijn, als hij werkelijk over tuigd was, dat de constitutionneele regeeringsvorm het beste, ja het eenige middel is om zijne dy nastie te vestigen. Als hij die overtuiging had, zou hij zijne schepeu verbranden, maar nu houdt hij zich een uitweg open, ten minste, en dit wekt dezelfde onzekerheid, hij neemt den schijn aan van een uitweg open te houden. Het heeft den schijn of hij slechts een proef wil nemen en zich voorbehoudt nogmaals Frankrijk door zijne hooge wijsheid van de gevolgen zijner tegenwoordige, concessiën te redden. Het Journal de Paris noemt de wijze van samenstelling van den senaat en de uitoefening der constitueerende macht, ge lijk het senatus-consult die bepaalt, in strijd met de constitutionneele logica en eeu beletsel voor de geregelde werking van het parlementair systeem. De senaat zal door de wijze van zijn samenstelling tegenover de Kamer krachteloos en in minachting zijn. Ook ware het beter, als de Keizer de con stitueerende macht met den senaat en de Ka mer deelde, dan aan de oudheid het plebiscitum te ontleenen, dat uit zijn aard moeilijk toe Ie passen is, nu het volk niet meer in comitia vergadert en beraadslaagt Wat de poging be treft, om de grondwet eeo9 voor al onveran derlijk vast te stellen, dit heeft men in Frank rijk reeds zoo dikwijls bepaald, hetgeen niet belet heeft, dat nergens de grondwet meer ver anderd is, dan juist in Frankrijk. De Liberie had liever een volksbesluit dan een senatus-con sult, rnaar zij verheugt zich in dezen nieuwen waarborg der vrijheid, die nu reeds voldoend wortel geschoten heeft om zich geregeld en snel te kunnen ontwikkelen. Haar bovenal dringend noodzakelijk is het, dat Frankrijk eindelijk eens ren gouvernement hebbe, welks vorm het niet meer boven alles bezighoudt, evenmin als En geland of Noord-Amerika zich met het hunne bezig houden; een gouvernement, dat geregeld zijn gang gaat, opdat men eindelijk eens ernstig aan het werk kan gaan, om de economische, finantieele, fiscale en sociale quaestiën op te los sen, die eene constellatie van zwarte stippen vormen. De Opinion Nationale zegt, dat in de werkelijkheid de Keizer alleen de constitueerende macht heeft, daar hij alleen het recht van initia tief bezit en alleen beslist, in welke termen de vraag aan de natie gesteld zal worden. Alles wat in de constitutie bevat is, kan slechts gewij zigd worden door de directe tusschen komst van 10 millioen kiezers. Die onnatuurlijke onveran derlijkheid boezemt angst in. De Gazelle de France verheugt zich meer over de goede her vormingen, die nu ingevoerd worden, dan dat zij hecht aan de belemmeringen, die aan toe komstige hervormingen in den weg gelegd wor den, die het land toch wel zal weten te verwer ven. Dat de constitutie niet veranderd kan wor den, dan door het volk, op voorstel des Keizers, is onzin. Hoe kau de Keizer door zulk eeu for mule in de toekomst den souvereinen wil des volks beperken? Of hij zal zich het recht toe kennen, zelf de constitutie te veranderen, gelijk hij op het oogenblik doet, of zoo hij zich dat recht niet toekent, kan hij, zonder dat het volk het wil, den grondslag van het constitutionneel gebouw ook niet leggen. Kerkelijke Staat. In de Gazette de France leest men over het Concilie: „De meerderheid van het Concilie is gewoon, telkens wanneer er een redenaar der minderheid optreedt, haar misnoegen door eeu min of meer luid, doch veelbeteekenend gebrom te kennen geven. Dit geschiedde ook ditmaal toen mgr. d'lvrée en mgr. Stroszmayer zich naar de tribune begaven. Overigens zijn niet uitsluitend de sprekers der oppositie aan deze minachtende handelwijze blootgesteldneen, lang reeds toont de meerderheid zich tegenover hare eigene redenaars onverschillig. De vergadering is blijk baar ongeduldig: men wil er een eind aan maken en men heeft tijd noch lust, om lange redenee ringen aan te hooreu. In de zitting van 23 Maart brak het onweder van misnoegen, geweldiger dan ooit, en tot tweemalen toe, over mgr. Strosi- mayer los. De moedige en welsprekende pre laat, ofschoon ziek en blijkbaar vermoeid, meende toch niet te mogen zwijgen. Het kwam eerst tot een uitbarsting, toen hij, in strijd met het schema, volhield, dat het protestantisme niet de logische oorzaak is dei- moderne dwalingenvan atheïsme, pantheïsme en materialisme. Hij citeerde hierbij eenige protestauten, welke deze dwalingen ten krachtigste bestreden hebbenals Leibnitz, Guizot. Op den naam des laatsten ontstond er een hevig tumult: vele bisschoppen meestal Italianen en Spanjaarden verlieten hunne plaatsen, omring den de tribune en interpelleerden den spreker. Stroszmayer zweeg een oogenblik, en toen het geraas een weinig bedaard was, zeide hij, dat, in Frankrijk, Engeland, Amerika en Duitschlaud, vele protestanten om met Augustinus te spre ken te goeder trouw dwalenErrant bona fide. Het kostte den voorzitter, kardinaal Capalti, groote moeite de rust te herstellen. Nu behandelde Stroszmayer de vraag: of de nieuwe dogmen bij een gewone meerderheid, dan wel, volgens de standvastige gewoonte van vroegere Oecumenische Conciliën, bij unaminiteit zouden worden gepro clameerd. Nu liet men hem ternauwernood uit spreken. De vaders schreeuwden, tierden en brulden. De redenaar was genoodzaakt de tribune te verlaten, alvorens hij zijne gedachten ten volle had kunnen uitendoch hij zweeg niet, voordat hij met kracht en waardigheid geprotesteerd had. Dat protest zal weerklank vinden tot aan de uithoeken der aarde. En geen macht ter wereld zal de woorden van Stroszmayer kunnen ver smoren. Ziedaar dan nu, hoe zij te werk gaat, die onderdrukkeude meerderheid in het Concilie 1 Ziedaar, hoe zij een bisschop bejegent, die van zijn recht gebruik maakt en zijn plicht vervult!" Aan het Fremdenblalt schrijft men, dat het ru moer zoo sterk was, dat het publiek in de St.- Pieterskerk, buiten de Conciliezaal dacht, dat de onfeilbaarheid afgekondigd werd, en dadelijk weerklonk de kreet „leve de onfeilbaarheid die echter spoedig beantwoord werd met het geroep: „weg met de onfeilbaarheid!" B»ide par tijen, meest zouaven en plattelandsbewoners, wer den in de kerk zelve handgemeen. In het vervolg zullen dientengevolge de wachtposten aan het Concilie aanzienlijk versterkt worden. De Augsb. Allg. Ztg. maakt heden de belang rijkste bepalingen openbaar van het ontwerp voor de leerstelling van het geloof, gelijk zij op het Concilie in stemming gebracht en hoogst waarschijnlijk aangenomen zullen worden. De uit dit schema voortvloeiende canoueu zijn hoofd zakelijk tegeu materialisme, atheïsme en pan theïsme gericht. TELEGRAMMEN. Weenen, 1 April. Volgens de Neue Freie Presse is de Ministerraad (gisteren, dadelijk na den afloop der Kamerzitting, bijeengekomen, ten einde te beraadslagen wat er moet gedaan worden, nude Poolsche en Slavonische afgevaardigden hun man daat hebben neergelegd. De Ministerraad besloot eenstemmig aan den Keizer machtiging te ver zoeken tot ontbinding van alle Landdagen, wier Afgevaardigden hun mandaat weigeren te ver vullen. Van het toestemmend of weigerend ant woord des Keizers zouden de Ministers het al dan niet behouden hunner portefeuilles afhanke lijk maken. Bij de trekking der Oostenrijksche aandee- len van 1851 is op serie 1366 n°. 2 gevallen de premie van 110,000 gulden en op serie 3857 u*. 16 die van '20,000 gulden. Trekking van premiën en seriën der Loten 1858: serie 1089 n'. 8 fl. 200,000, serie 1195 tl. 40,000, 'serie 2630 n°. 34 fl. 20,000; wijders zijn nog uitgekomen de volgende seriën, alsserie 1335, 163S, 1688, 1885, 1888, 1896, 1997, 2291, 2539, 2957, 3069, 30S0, 3S96. Madrid, 1 April. De heer Moret is tot Minister van Koloniën benoemd. Tegen Zondag is eene demonstratie beraamd tegen de conscriptie, zoowel hier ter stede als in de provinciën. Lissabon, 1 April. De Koning heeft de zitting der Kamer geopend met eene troonrede, waarin hij geconstateerd heeft, dat 's lands betrekkingen met vreemde mogendheden gunstig zijn. Tevens is eene wet op de verantwoordelijkheid der Mi nisters aangekondigd. Crcuzot, 1 April. Er hebben nieuwe samen scholingen plaatsgehad. Troepen vrouwen hebben sommige kolenschurcn bestormd, om de welge zinde arbeiders mede tot werkstakiug te noodza ken. De raddraaiers hebben de tactiek aange nomen, om de vrouwen en kinderen bij het plegen van gewelddadigheden in de voorhoede te stellende aangevallenen schromen dan zich tegen dezen te verdedigen. Tot nog toe heeft de militaire macht de meeste gematigdheid aan den dag gelegd, en het storten van bloed vermeden. Er is een escadron cavalerie ontboden, ten einde te gemakkelijker de samenscholingen uiteen te drijven. STATEN-GrENERAAL. Gisterenavond laat is verschenenhet verslag der commissie van lapporteurs omtrent het ontwerp van wet tot .aanvulling van art 62. van het Begle- ment op het beleid der Begeering van Nederlandsch ïndië (Agrarische wet.) Daarin leest men, dat bij den aanvang van het onderzoek dezer gewichtige wetsvoordrachi verschil lende leden gemeend hebben hunne afkeuring te moe ten uitspreken van de oproeping der leden dezer Kamer tot eene zoo spoedige, ja overhaaste behan deling van een voorstel an zoo dtepingrijpenden aard; dat zich ook de vraag voorgedaan heeft of het wel aanging van de Eerste Kamer te vergen, dat zij dit wetsontwerp behandele vóór dat de beslissing dei- Tweede Kamer omtrent de aldaar nog hangende re geling der suikercultuur bekend zij. Omtrent dit punt waren de gevoelens verdeeld, Sommigen meen den, dat, uithoolde van de in alinea 3 van het eenig artikel dezer wet door de Begeering voorgestelde wijziging, betreü'ende de op hoog gezag ingevoerde cultures, er wel degelijk verband bestaat tusschen de beide voordrachten, daar het gevolg der later in gevoegde bepaling bijna geheel af hankelijk is van den inhoud van het andere wetsontwerp. Wat het wetsontwerp zelf betreft, daaromtrent zijn zeer verschillende beschouwingen medegedeeld. Som mige leden vonden het veel te beknopt. Aannemende dat de wetgever beginselen moet stellen en veel aan den Koning en aan de koloniale autoriteiten moet overlaten om die beginselen uit te werken en naar de wijzigingen, welke de omstandigheden vereischen, toe te passen, meeuden zij toch dat hier te veel aan het uitvoerend gezag is overgelaten. Het antwoord was, dat men de keus had tusschen regeling bij de wet en regeling zonder wet en dat, zoodra de eerste weg gekozen is, deze ook dient te wordeu gevolgd, hetgeen niet geschiedt wanneer de regelen der wet door hunne beknoptheid eene beweging in geheel tegenovergestelde richting toelaten. Dc bevoegdheid der Staten-Generaal om deze onderwerpen te regelen, werd ook nog in twijfel getrokken en ontkend op grond van art. 59 der Grondwet. Waaruit blijkt, vraagde men, de behoefte aan de noodzakelijkheid van eene wet? Daarop werd geantwoord, dat, evenals ten opzichte der Indische begrooting, een voorstel van wet het eenig middel is om tot eene beslissing te geraken. Verscheidene audere leden gingeu echter verder dan zich te beklagen over al te groote beknoptheid van het wetsontwerp. Zij achtten dit onvolledig, on duidelijk en ontijdig. Verscheidene andere leden konden zich met de gemelde bezwaren óf niet, óf slechts in zeer geringe mate vereenigen. Volgens hen was men nu eindelijk wat de regeling van Uit onderwerp betrelt, het wach ten moede geworden. In de plaats van eene sedert zoolang reeds bestaanhebbende onzekerheid moest zekerheid komen. Daartoe vestigt deze wet de on misbare hoofdbeginsels. Zij neemt daarbij een gema tigden vooruitgang in acht, gelijk die tot ontwikke ling van den bestaanden toestand het best kau dienen. Deze hoofdbeginsels geven aanleiding tot eene goede en voor de welvaart van Indié nuttige toepassing Verder kan de wet niet gaan. De bijzonderheden moeten aan nadere verordeningen worden overgelaten. Het doel is aanmoediging van den particulieren land bouw en bescherming der rechten van den inlander op den grond. Sommige leden keurden alleszins goed dat de minister eene poging aangewend heeft oin de tegenwoordige noodlottige onzekerheid te doen opbondenmaar zij meeuden dat die poging niet zeer gelukkig is geslaagd, daar die onzekerheid in sommige opzichten verplaatst, in andere nog vergroot schijnt te worden. Enkele leden toonden zich beducht, dat er, door uitgifte van gronden in erfpacht op eenigszins uitgebreide schaal, ternauwernood meu- schen en gronden zullen overblijven ter beschikking van de gouverneuients-suikercultuur, en zij vreesden dat door aanzienlijke vermeerdering van de productie op Java de waarde der gouvernements-producten al daar beduidend dalen zal. Daarop werd geantwoord, dat de bedoeling van het wetsontwerp is de par* ticuliere cultures aan te moedigen, niet aan de gou vernementscultures hun recht van bestaan te ont nemen. Bij het verslag is gevoegd eene nota van den heer Duyuiaer van Twist om zijne meening te verklaren over dit gewichtig wetsontwerp. Daardoor wenscht hij aan zijne geachte medeleden het aanhooren eene lange redevoering bij de openbare beraadsUf te besparen. Het geachte lid schetst daarin de bestemming dit wetsontwerp, die is om een eersten maail langrijken stap te doen tot oplossing van wat Scl eenige jaren is genoemd de koloniale quaestie. Hij treedt daartoe in eene breedvoerige uiteet] ting van die koloniale quaestie en hetgeen zij vat, en. toont hierop aan welke onderdeden van] koloniale quaestie door de aanneming van dit ontwerp, in de hoofdbeginselen, tot oplossing worden gebracht en welke onderdeelen voor L,| oplossing blijven voorbehouden De strekking van zijn geheel betoog is, dat de hol gedachte van het tegenwoordig wetsontwerp toe] ching verdient, en dat daarin niets voorkomt van de goedkeuring daarvan zou behoeven terug houden. Nadat vorenstaande bedenkingen, zoomede de K van den heer Duymaer van Twist aan de Begeer waren medegedeeld, is van haar ontvangen de tnorie van antwoord, waarin de Minister van Ki nicn zegt, dat, voor zoover betreft het van de Begeer uitgegaan verzoek, dat aan dit wetsontwerp e onverwijlde behandeling door de Eerste Kamer mo tebeurt vallen, de Begeering zich tot het bedot verzoek te eer verplicht achtte nu de zaak, waaro het votum der Kamer stond gevraagd te word sedert zoo lang van alle zijden door iederen bela stellende was bezien. Aan de Begeering kan derhalve zeker niet billijkheid verweten worden, dat zij de leden Eerste Kamer scheen te beschouwen, „alsof zij n:| anders te doen hadden dan eenvoudig hun zegel hechten aan hetgeen bij de andere Kamer was sloten": bewoordingen die de Begeering met le wezen in het Verslag ontmoet. Tegenover het gevoelen van verschillende led^ dat het wetsontwerp onvolledig en onduidelijk zijn, dat men zich tevergeefs afvraagt, waarhe het leiden moet, kan de Minister met genoegen wijzen naar het antwoord van verscheidene andej leden, die in het ontwerp duidelijk beginsels bezadigden vooruitgang herkenden, gelijk die ontwikkeling van den bestaanden toestand het bJ kan dienen aanleiding gevende tot eene goede: voor de welvaart van Indiè nuttige toepassing. De beweerde ontijdigheid van het wetsontwerp n het oog op het onderzoek naar land- en grondrec ten op Java, kan de Minister niet beamen, omdi| gelijk reeds is aangevoerd, de punten volgens wetsontwerp te beslissen, niet van eeoig plaatse!] onderzoek behoeven af te hangen. Het standpunt bij dit wetsontwerp ingenomen trekkelijk den eigendom van den grond, kan ml gezegd worden te verschillen van dat van art. van het Begeerings-reglement, waar immers ook voegdheid tot verkoop en tot verhuur werd 1 leend, met uitzonderingen welke deze wet handhai Voor de stellingen, dat krachtens dit wetsonl werp „de suiker- en koffiecultures eerlang als vernementsteelt zullen vervallende rechten op di grond in dier voege zullen worden gewijzigd dat dessabestuur niet langer kan blijven bestaan landrente niet langer op den bestaanden voet kunnen geheven worden; en eindelijk groote vermcj dering van inkomsten en vermeerdering van last uit eene zoo bedenkelijke verandering van den staanden toestand zal moeten voortvloeien", wor: geen bewijs bijgebracht. De Minister kan niet ande: dan ze even algemeen tegenspreken. Met nadruk moet de Minister waarschuwen tegj de voorstelling, alsof de toestand van heden nog ware van den tijd, waarover handelde het advies <1 commisie tot de Oost-Indische zaken van 31 Augi| tus 1803. De vrees van enkele leden, dat er, door uitgil: van gronden in erfpacht op eenigszins uitgebrei. schaal, ternauwernood menschen en gronden zondi overblijven ter beschikking voor de gouvernementi| suikercultuur, ziet de werkelijkheid voorbij. Met hoogachting en erkentelijkheid heeft de Min kennis genomen van de zoo belangrijke nota, bij lil verslag overgelegd. De geachte steller verlangt blij! baar geen antwoord omtrent een paar punten, waar zijn beschouwingen van die des Ministers afwijken. Beid' trouwens leiden tot dezelfde slotsom. Moge het door wrochte stuk do overtuiging helpen vestigen, dat eenj verscheidenheid van degelijke redenen voor het weti ontwerp pleit! 0 feel' Af |HK: De Minister van Justitie heeft zijne memorie vs: beantwoording ingezonden op het afdeelingsversls; der Tweede Kamer nopens de afschaffing der dooi straf. De regeering is zeer ingenomen met den bijva- dien het ontwerp heeft ondervonden, en de memorl; geeft eene nadere bestrijdiug der utiliteits- of al schrikkingstheorie en bespreekt nader de bezware: der minderheid. Promotiën. Utrecht, 1 April. De heer C. J. Fabius, med dr., geb. te Steenwi]k, is, na liet verdedigen vat Stellingen, gisteren aan de hoogeschool alhier be vorderd tot doctor in de verloskunde. I .A ATriTE BERICHTEN. Per Telegraaf.) In de zitting van de Tweedf Kamer der Staten-Generaal van heden, zijn lang durige discussiën gevoerd, naar aanleiding van de hernieuwde interpellatie van den heer De Cs- sembroot over het stoomschip Argus. De Minister van Marine verklaarde dat het slingeren van hei schip niet verminderd, maar toegenomen is; dat he: schip alvorens zijn bestemming te volgen, afdoend* zal worden beproefd; dat dan nader kan over wogen worden of het de reis naar O.-I. om de Kaap de Goede Hoop of door het Suez-Kanasl zal doendat echter niemand gedwongen worden om de reis mede te maken, nu de on gerustheid en angstvalligheid is opgewekt. Hier mede liep de interpellatie af. Daarna is met 38 tegen 25 stemmen verworpen een voorstel van den heer Van Goltstein, om de internationale overeenkom»! nopens de zalmvisscherlj op den Rijn, nog in df afdeelingen te onderzoeken voor het aanstaande recès. Maandag is aan de orde het wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen der armen wet en daarna het ontwerp van wet tot aanschaf fing van vuurwapenen naar het stelsel Beaumont, Heden zijn nog eenige ontwerpen van wet ik de afdeelingen onderzocht. .eer leli. fiesi I Bi .J.ï H. h G W Al C, i. V A. Gi 111. J. Ste lede ;ewe len echt •echt ;odsd chet d o ronit moge 'ran; ijn neesl uand meeri elijk en, Lat «1de Lei Gr Bes hoi) pil* iq

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2