i\°. 3093
Zaterdag
A°. 1870.
112 Maart.
- Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
d
LEIDSCH
DAGBLAD.
Sitr»
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DES ADVERTENTIEN.
Voor iederen regelj 0.15.
Grootere letkir naar de plaatsruimte die zij beslaan.
scent*
kan
.vaar,
an i
vert,
det
1.90
-I
Leiden, 11 Maart.
Nu het vast staat dat de regeering een voor
stel zal doen om de artikelen der strafwet, waarbij
vereenigingen van werklieden zijn verboden, op
te heffen en de heer Van Houten iu zijne bro
chure zijne zienswijze daaromtrent beeft mede
gedeeld, is bet voor hen, die niet in alle opzich
ten de gevoelens van dezen laatste deelen, thans
de tijd om te zeggen, waarin zij met dezen ver
schillen.
Daar de afschaffing der bewuste artikelen door
niemand, die eenigszins over de zaak heeft na
gedacht zal verkeerd gevonden worden, is de
verdediging daarvan o. i. geheel overbodig. Men
zie o. a. Vissering's Handboek 535.
Eene eerste vraag, die hierbij te pas komt is
evenwel deze: welke beteekenis is aan deze af
schalling te hechten
Zal zij strekken om de arbeidersquaestie te
helpen oplossen, of zal zij eenvoudig zijn een
maatregel, door de rechtvaardigheid gevorderd,
die echter weinig praktische waarde heeft?
De vraag is van gewicht. Bij de eenstemmig
heid, die zich voordoet, wat betreft de noodza
kelijkheid der afschaffing, moet het oordeel over
hen, die óf als leiders der politieke opinie, óf
als deelhebbende in de regeering, in de jaren sinds
184S, toen er een nieuw leven is aangevangen, iu-
vloed hebben uitgeoefend bij het hervormen van
onze wetgeving, noodzakelijk anders uitvallen, al
naarmate deze vragen beantwoord worden. Blijkt
het toch, dat zij, die zich beroemen tot die her
vormingen veel te hebben bijgedragen, zij die er
de baanbrekers van zijn geweest, nalatig zijn ge
weest, waar het eene quaestie raakt, die voor een
zoo groot deel van ons volk zou blijken van het hoog
ste belang te zijn, het oordeel over hen zou nood
wendig zeer ongunstig moeten luiden. Mocht het
evenwel blijken, dat die maatregel niet zulk een be
lang heeft, dat, niettegenstaande deze bepalingen
der strafwet, de regeling der arbeidsloonen den na
tuurlijken weg heeft genomen het oordeel
over hen blijft er buiten. Men mag zich dan
alleen verheugen dat bij aanneming der wet
onze strafwet voor een deel zal gezuiverd wor
den, en hare autoriteit, door de wegneming van
bepalingen, die niet opgevolgd worden, voor een
deel zal hersteld worden.
Mr. Van Houten nu heeft in zijne brochure
blijkbaar meer willen doen, dan eenvoudig de
wenschelijkheid der afschaffing van de artt. 415
en 416 aan te toonen.
Dij de publieke opinie daaromtrent zouden
zeker weinige bladzijden daartoe voldoende zijn
geweest. Nog een paar bladzijden zouden toe
reikende zijn geweest om de vraag te behande
len in hoeverre nieuwe strafbepalingen in de
plaats der oude behooren te treden. Mr. Van
Houten heeft echter meer gedaau: hij betoogt
dat een ernstig en bezadigd gebruik van het
recht van vereeniging op den duur verbetering,
verhoogiug van loon, tengevolge zal hebben.
Allen, die eenigzins bekend zijn met hetgeen
over arbeidsloonen geschreven zijn, zullen zich
echter, naar wij meenen, bij dit betoog teleurge
steld zien. Een theoretisch betoog, omtrent de
noodzakelijkheid dat de arbeiders niet in eene
slechtere conditie met betrekking tot hunne meesters
zullen zijn, als deze tegenover hunne werklieden,
en voorts omtrent de wenschelijkheid van onbelem
merde vrijheid van beweging bij de bepaling der
loonen is dat hier datgene, wat vereischt werd?
Was het niet de taak van hem, die dit onderwerp
van zooveel belang rekende, dat hij de regee
ring als 't ware, de belofte tot het indienen
van zulk een wetsontwerp, zoo spoedig het
slechts zijn kon, afdwong, om meer aan te toonen
om niet alleen met de woorden van een Engelsch-
man te melden de gevolgen die de arbeiders-
vereenigingen in de laatste 40 jaren in Engeland
gehad hebben, maar vooral om te bewijzen hoe
die strafbepalingen de verhooging der loonen
bij ons tegengewerkt hebben, hoe de loonen in
andere landen, dank zij de vrijheid van associatie
gestegen, doch hier op den ouden voet gebleven
zijn, en hoe de meesters misbruik hebben gemaakt
van een privilegie hun bij de wet toegekend.
Het bewijs moge moeilijk te leveren zijn; maar
zelfs een begin van bewijs missen wij. De heer
Van Houten tracht niet eenmaal dit bewijs te
leveren.
Wat nood? vraagt men wellicht. Weljuistom-
dat wij ontkennen, dat die enkele veroordeelin
gen, die op grond van de artt. 415 en 416 hebben
plaats gehad, van veel invloed zijn geweest,juist
omdat, niettegenstaande die artikelen, de loonen
toch belangrijk gestegen zijn wekt nu de bro
chure van den heer Van Houten illusiën op, die
zeer waarschijnlijk niet te vervullen zijn.
Maar buitendien de vraag, die wij stelden,
welk gewicht deze afschaffing heeft, behoorde
duidelijk beantwoord te worden, wilde de heer
Van Houten de wijze, waarop hij dit vraagstuk
iu de Kamer heeft gebracht, verdedigen. Is dit
nu niet geschied, dan kan ook aan hen die tot
nu toe deze afschaffing niet hebben tot stand
gebracht, en aan andere verbeteringen onzer
wetgeving de voorkeur gaven, daarvan geen ver
wijt worden gemaakt.
De hooge waarde, die nu aan de afschaffing
van de artt. 415 en 416 wordt gehecht, heeft ein
delijk nog een ander nadeel. Hierover morgen.
De gemeenteraad van Rotterdam heeft in zijne
gisteren gehoudene zitting bij acclamatie besloten
een adres bij de Tweede Kamer in te dienen,
houdende bedenkingen tegen het wetsontwerp
tot wijziging der armenwet.
In dat adres wordt in de eerste plaats gewe
zen op de finantieele nadeelen, die de wijziging
van het onderstands-domicilie voor Rotterdam zal
hebben. Deze gemeente heeftin de laatste 5 jaren ge
middeld jaarlijks aan restitutie ontvangen /"38,920,
aan andere gemeeuten uitgekeerd 10,810, zoodat
zij nu jaarlijks gemiddeld f 28,110 meer zal moe
ten uitkeeren. Wel staat hier tegenover eene som
van f 19,000 gemiddeld 'sjaars, voor kosten van
verpleging in de bedelaarsgestichten, die volgens
het wetsontwerp ten laste van den staat zullen
komen, doch deze ontheffing is niets anders, dan
het herstel van een onbillijkheid, gelijk de re
geering zelve erkent.
Voorts geeft de Raad in dit adres als zijne
meening te kennen, dat die wijziging niet alleen
voor Rotterdam, maar ook voor geheel Neder
land verderfelijke gevolgen zal hebben. Hierbij
wordt overgelegd het rapport van het burgerlijk
Armbestuur, waarin gewezen wordt op de groote
fout van de wet van 1854, die op eens de ver
plichting tot ondersteuning voor de kerkelijke
Armbesturen heeft opgeheven, waardoor de zorg
voor vele behoeftigen, die vroeger door de dia
conie moesten verzorgd worden, op de burger
lijke besturen is overgebracht. Die fout blijft be
slaan; en terwijl reeds nu zich gevallen voor
doen, dat men behoeftigen, in kleine gemeenten
armlastig, weet over te halen om zich in groo
tere gemeenten te vestigen, omdat zij daar, we
gens de lagere maxima van onderstand, goed-
kooper konden verzorgd worden, zoo zal bij de
opneffing van het restitutiestelsel dezelfde praktij
ken toenemen. De grootere gemeeuten zullen ten
sloffe den onderstand weigeren, den behoeftigen
za! niets anders overblijven dan de vragende hand
uit te strekkeu, en het gevolg zal zijn, dat hunne
verplegiugskosten in bedelaarsgestichten door den
staat worden gedragen.
Ten slotte zegt de gemeenteraad, dat zoo on
verhoopts, het wetsontwerp mocht aangenomen
worden, dan toch bij de verpleging van krank
zinnigen het vvenschelijk zou zijn om niet de
plaats van het verblijf, maar de laatste aan de
verpleging voorafgegane woonplaats, met de kos
ten dier verpleging te belasten. Hierbij kun
nen lichtelijk misbruiken plaats hebben, ten
einde bij verpleging te worden opgenomen
voor rekening eener gemeente, al waar de rechter
lijke macht haren hoofdzetel heeft, en alle forma
liteiten gemakkelijker te vervullen zijn dan elders,
Ook zou het van belang zijn om zoodanige be
perkingen te stellen, ten aanzien van woonplaats-
verandering, waardoor de misbruiken hierbij zoo
veel mogelijk zullen geweerd worden.
cultnres volgens de daarop betrekkelijke veror
deningen, tegen behoorlijke schadeloosstelling.
jGrond, door inlanders in erfelijk individueel
gebruik bezeten, wordt, op aanvraag van den
recht matigen bezitter, aan dezen in eigendom
afgestaan onder de noodige beperkingen, bij al-
gemeene verordening te stellen, en in den eigen-
domslirief uit te drukken, ten aanzien van de
verplichtingen jegens den lande en de gemeente
en van de bevoegdheid tot verkoop aan niet-
inlanders.
//Verhuur of in gebruikgeving van grond door
inlanders aan niet-inlanders, geschiedt volgens
regels, bij algemeene verordening te bepalen."
De leden der Tweede Kamer die voor dit wets
ontwerp hebben gestemd, zijn de heerenDe
Lange, Pyls, Van der Maesen de Sombreff, Fok
ker, Van Kerkwijk, Cornelis, Jonckbloet, Van
Delden, Wybenga, Van Eek, Rutgers van Ro
zenburg, Thorbecke, De Bruyn Kops, Van der
Linden, Heemskerk Bz., Knoop, Blussé van Oud-
Alblas, Mirandolle, Dam, Moeus, Lenting, Rom-
bach, De Ruiter Zylker, Sandberg, Van Akerlaken,
Oldenhuis Gratama, Fransen van de Putte, Dum-
bar, Ilingst, Van Houten, Kerstens, Cremers, Van
Beyma thoe Ivingma, Viruly Verbrugge, De Roo
van Alderwerelt, Van der tlucht, Idzerda, Sloet
van de Beele, Van Blom, De Bieberstein en de
Voorzitter.
Afwezig waren de heeren: Van Nispen, Blom
en YVesterhoff'.
Het aangenomen Agrarisch wetsontwerp bevat
een eenig artikel van den volgenden inhoud:
„Artikel 62 van het Reglement op het beleid
der Regeering van Nederl. lndië wordt met het
volgende aangevuld
„Volgens regels bij algemeeDe verordening te
stellen, worden gronden afgestaan in erfpacht
voor niet langer dan vijfenzeventig jaren.
„De gouv.-gen. zorgt dat geenerlei afstand van
grond inbreuk make op de rechten der inlandsche
bevolking.
„Over gronden, door inlanders voor eigen ge
bruik ontgonnen of als gemeene weide of uit
eenigeu anderen hoofde tot de dorpen behoorende,
wordt door den gouv.-gen. niet beschikt dan ten
algemeenen nutte, op den voet van art. 77, en
ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde
De Regeering heeft geantwoord op het voor-
loopig verslag der Tweede Kamer van deStaten-
Generaal ten aanzien van het wets-ontwerp tot
onteigening ten behoeve van de aan te leggen
Noordzee-haven buiten de monding van het Noord-
zee-kanaal. Daaruit blijkt, dat de directie der
Amsterdamsche Kanaalmaatschappij zich bij be
hoorlijke akte jegens en ten behoeve van den
staat der Nederlanden heeft verbonden om van
de gronden, van welke ten behoeve der haven
bij Wijk aan Zee de onteigening is aangevraagd,
zoodanig gedeelte als later ter onteigening ten
behoeve van verdedigingswerken mocht worden
aangewezen, aan den staat af te staan en over te
dragen tot denzelfden prijs, waartegen die op
pervlakte in verhouding tot het geheel der gron
den, thans ten behoeve van de Noordzee-haven
te onteigenen, van de tegenwoordige eigenaren
zal zijn verkregen, vermeerderd met de waarde
volgens taxatie door de wederzijdsche deskundi
gen van de daarop te stellen gebouwen of an
dere te maken werken, met dien verstande even
wel, dat de vermeerdering of vergoeding uit de
zen hoofde het gezamenlijk bedrag van f8000
niet zal mogen te boven gaan.
Aan de Tweede Kamer is aangeboden een
wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk VIII
(Oorlog) der Staatsbegrooting voor het dienstjaar
1870 (buitengewone aanschaffing van nieuwe
vuurwapenen). Het strekt tot aanschaffing van
nieuwe draagbare vuurwapenen met den aan
kleve van dien f430,955 en tot aanschaffing of
1809.
leleuj
6 F1-!
.87 Si
,og»
3<1
7!f
1;
•s i;
e/ff.
R:i':
tel!
- PI
KasA
r. I'
ypot'
TELEGRAPHIE.
POPULAIR VOORGEDRAGEN DOOR EEN
NEDERLANDSCH DESKUNDIGE.
Met den Engelschman zeggen wij Time is
money": zouden wij dan den tijd dooden mot brie
ven schrijven, die ook bij gewone omstandighe
den eerst na eenige uren in handen van den ge
adresseerde komen, terwijl wij twintig woorden,
met weglating van plichtpleging en nietsbedui-
dende woordjes en zinnen, ter overseining aan
bieden, met het uitzicht, dat onze correspondent
dit na korten tijd in handen zal hebben.
Maar zegt een ander, ik heb zaken te behan
delen, waarvan ik ongaarne zag dat de ambte
naren van de telegraaf kennis droegenmijne
familie-geheimen of handelszaken vertrouw ik
hun niet toe. Eilieve, zoo iemand bedenke wel,
dat de rijks-telegraaf-beambte, van welken rang
ook, bij eede geheimhouding beloofd heeft, van
hetgene hij in zijnen werkkring zal zien en hoo-
ren. En heeft men ooit in ons land gehoord, dat
er iets uitlekte van de duizenden en duizenden
telegrammen, die behandeld worden, en waarvan
eenige toch wel aanleiding tot bespreking zul
len geven.
Wat zeg ik, eenige, neen, ieder die telegram
men verzonden heeft, zal weten, dat de meeste
zoo niet alle telegrammen stof kunnen opleveren
voor hem, die over de zaken van anderen
gewoon is te denken, te spreken, te gissen, te
vermoeden en juist omdat de telegraaf ambte
naar zooveel ziet, wat Item trouwens niet het
minst aangaat, zou hij niet iu staat zijn, een
enkele zaak te onthouden; de telegrammen on
dergaan de gewone behandeling en ze worden
ter zijde gelegd, eiken dag weggesloten, zonder
dat iemand zich meer bekommert over den inhoud.
Wat meer is, neem de proef en ga aan eenig
kantoor in ons land vragen, of de heer N. dien
dag, de vorige week of wanneer ook een tele
gram heeft verzonden of ontvangen, en men zal
u antwoorden, dat men het niet weet: alleen
dan zou het gezegd worden, en zou men bewij
zen geven het wel degelijk te weten, wanneer
gij een persoon noemt, van wiens nauwe han
dels- of familie-betrekking ten opzichte van u
de ambtenaar volkomen op de hoogte is. In dat
geval houdt het dan ook op eene proef te zijn:
Zend een bediende, van het telegraafkantoor
als zoodanig oübekend, met eene dergelijke vraag,
en hij zal onvoldaan terugkomen.
Het is derhalve zeer aan te bevelen, van de
telegraaf een menigvuldig gebruik te maken dat
somwijlen meer dan f0.30 moet betaald worden
is meestal de schuld van den afzender zeiven
hij trachte kort te zijn in hetgene hij te zeggen
heeft, late kleine, niets beteekenende woordjes
weg, vermijde herhalingen, en hij zal bevinden,
dat in twintig woorden, dus voor dertig cents zeer
veel kan gezegd worden. Later hierover nader.
Wij hebben ons ten taak gesteld, onze getrouwe
lezers langs dezen weg eenigszins op de hoogte
te stellen, om zoodoende te helpen betoogen.dat
de geheele vrijheid van drukpers een uitmuntend
middel is ter verspreiding van kennis, geschikt
voor verschillende omstandigheden.
III.
Wij hebben gezegd, dat men voor de som van
dertig cents een telegram kan verzenden naar
ieder der kantoren in ons land, en dat op elke
plaats van eenig belang een kantoor gevestigd
is of wordt.
Gemeenten, die niet het voorrecht hebben, een
telegraafkantoor te bezitten, zijn ook niet geheel
misdeeld: woont iemand op zulk eene plaats, dan
kan men een telegram van uiteen kantoor, bij voor
keur het naastbijgelegen, hem doen toekomen
per post of per bode, naar verkiezing. Is er haast
hij, wat meestal hel geval is, dan is bezorging
per bode of expresse aan te hevelen Post-porto wordt
niet geheven, terwijl een geadresseerde den bode
de som betaalt, die deze daarvoor verdient: het
Rijk behaalt hierbij dus geene voordeelen. In
den regel kan men aannemen, dat de hodekosten
worden gerekend op f 0.50 voor den afstand van
een uur gaans: grootere ol'kleinere afstanden naar
evenredigheid.
Beweert men uu, dat die som te hoog is en
men tegen minder belooning een boodschapper
kan uitzenden, dan verliest men voorzeker uit
het oog, dat gezorgd wordt voor dat werk ver
trouwde en soliede personen hij de hand te
hebben, die soms in dagen niets daarmede te
doen hebben, en toch ten allen tijde gereed staan,
een telegram met den meesten spoed naar de
plaats van bestemming te brengen.
Weuscht iemand nu een telegram te verzenden
naar eene plaats, waar geen kantoor gevestigd
is, dan geve hij bij het adres den naam op van
het naastbijgelegen telegraafkantoor, waartoe aan
de kantoren in den regel inlichtingen kunnen en
met de meeste welwillendheid gegeven worden.
De afzender plaatse daarbij de wijze, waarop