Siarkenborg, Jorissen en Monchy) de wenschelijk- S' 'beid zullen onderzoeken en daartoe hedenavond [mane eerste vergadering zullen houden, n L] e vi- r e me ngde Berichten. De jonge dame te Goes, die door de genees- ioe heeren vermoed werd schijndood te zijn, is 11. n Zaterdag begraven, nadat zij gebleken was wer- kelijk overleden te zijn. jloJ Na Therèse is thans la femme au drapeau te Parijs ;1,0 de heldin van den dag in de kringen, welke aan imsiiherèse 'iare eerste populariteit schonken. De L i.aiegwe chanteuse in een café van den faubourg l4iMint-Denis, eene vijfentwintigjarige blondine, verkrijgt hare populariteit op geheel andere wijze dan Therèse door hare scabreuse liedjes, althans 531 th ke»,| in n tot dusverre. In hare bezielende wijze van voor dracht ligt het geheim van haren invloed op de na, :oehoorders, waaronder de blouse van den werk man de groote meerderheid uitmaakt. Twee harer jje meest geliefde stukken zijn de hymne van Polen, j waaraan zij haar naam van „lafemmeau drapeau" te danken heeft, en bij de voordracht waarvan '°T0b -i zij een vaandel in de hand houdt, en vooral: la t.| j Canaille. Dit lied werkt betooverend op den werk man daarin ligt als het ware een kreet van wraak over de minachting, welke hij soms van re [I andere maatschappelijke kringen moet onderviu- den. Elk der coupletten van dit lied schetst de 101 goede eigenschappen en deugden van den werk- "j1," man en eindigt met dit refrein Ja, ziedaar het canaille; ook ik behoor daartoe! mlliM „Oui, voilèt la canaille! >r i] „J'en suis!" Wanneer de chanteuse het laatste couplet zingt en, ook zich zelf met de hand op de borst slaande, e' t„i'en suis!" dan bereikt de opgewondenheid 'OVt VOO! „j en suis I ir toppunt. buitenland, alt. Frankrijk. Aan het verslag van een Fransch blad over Hm vierde openbare voordracht in de cirque des champs Elysées, ontleenen wij: De heer Jules Simon stelde treffend de nutte loosheid en onzedelijkheid van de doodstraf in het licht. Niet alleen bestreed hij haar behoud opl wijsgeerige gronden maar ook als statisticus mei onvvederlegbare cijfers. De redenaar ver diepte zich niet in de oudheid maar gaf eene heldere geschiedenis van de doodstraf van af de achttiende eeuw. Met het gezag van zijn woord rechtvaardigde hij voor zijn gehoor de gemoeds bezwaren van de moderne maatschappij tegen de voorgewende onmisbaarheid van die straf eir bracht vervolgens hulde aan de republiek van 1848, wier eerste werk was de doodstraf uit de strafwetgeving te doen verdwijnen. Hierna toonde de redenaar met cijfers aan, dat overal waar de strafwetten verzacht werden, de aanslagen op het leven verminderden, terwijl die misdaden toenamen waar de doodstraf gehand haafd bleef. Hieruit leidde de heer Jules Simon af dat deze afgrijselijke straf hoe eerder zoo be ter uit de wet moest geschrapt worden, omdat zij, wel verre van een waarborg op te leveren voor de bescherming der maatschappij, slechts de misdadigers in aantal doet toenemen. IVeertien landen der wereld hebben den moed gehad, die Frankrijk tot dusver mist, om de dood straf af te schaffen. De misdrijven in deze veer tien landen begaan zijn niet de helft zoo veel als bij de natiën waar die straf nog van kracht is. l„De heer Jules Simon," schrijft de verslaggever, „is Goddank niet de eenige die van oordeel is dat de aanblik van vergoten bloed op de zedelijkheid terugwerkt lOok de magistratuur begint openlijk daarvoor uit te komen. Wij hebben voor ons liggen een installatie-rede door den advocaat-generaal R. Duval bij het Keizerlijk gerechtshof te Rouaan uitgesproken, waarin woordelijk voorkomt: I// //Indien de afschaffing van de doodstraf het leven van onze medeburgers in gevaar brengt, moeten wij haar als eene smartelijke noodzake lijkheid behoudenmaar is het tegendeel waar dan moet zij uit onze wetten verdwijnen."" I Het Wetgevend Lichaam denkt er zoo niet over; het acht den tijd nog niet daar om zich aan een vraagstuk te wijden, dat de aandacht van gansch de wereld tot zich trekt, want de Commissie van rapporteurs over ingediende wets ontwerpen, concludeerde tot verwerping van het voorstel, door den heer Jules Simon ingediend tot afschaffing der doodstraf. Deze nederlaag heeft den kampioen van het departement La Gironde niet ontmoedigd. Zijn Voordracht bewijst dit. I De Fransche democratie moest als een man aan zulk een redenaar de schoone taak opdra gen om uit haar naam te protesteeren tegen de gronden waarmede Von Bismarck de wettigheid eD zelfs de zedelijkheid van de doodstraf verde digde. 1 Maar de Noord-Duitsche Bond heeft dit eervol Tverk reeds verricht door met 118 tegen 81 stem men de afschaffing van het schavot te stellen tegenover de reactionaire rede van den bonds kanselier. De heer Jules Simon was onuitputtelijk in lof tuitingen over het liberale voorbeeld, dat Duitsch- lands vertegenwoordigers aan gansch Europage geven hebben, en hoopte dat het ook door Frankrijk mocht gevolgd worden ondanks de betreurenswaardige onverschilligheid van den senaat en het tegenwoordig Wetgevend Lichaam. Gelijk Jules Simon, gelijk zijn vijfduizend toe hoorders van wien niet een opsloud om zijn be weringen tegen te spreken, wenschen wij vurig hare afschaffing. En den dag waarop zij uit onze strafwetgeving wordt gewischt, zal Frankrijk zich twee mannen van onzen tijd kunnen ge denken, die alles in het werk hebben gesteld om het mes der guillotine voor ons land bot te maken. De eerste is Victor Hugo, de tweede Jules Si mon. De een is de meester, door zijn geschrift: i,le Dernier jour d'un Condamné," de laatste de leerling, want voor dertig jaren hij kwam er rond voor uit twijfelde hij niet aan de moge lijkheid om zonder gevaar voor de maatschappij de doodstraf af te schaffen. Thans is hij geen twijfelaar meer, maar een van de hardnekkigste tegenstanders. Zoolang men niet de onfeilbaar heid van de rechters kan waarborgen, zeide hij, zoolang ook kan men niet instaan voor de recht vaardigheid eener veroordeeliug. En daar de onfeilbaarheid voor den mensch onbestaanbaar is, moet men zich wachten voor misgrepen die niet te herstellen zijn." Groot-Hertogdom Luxemburg. Het dagblad „l'Union", dat te Luxemburg ver schijnt, gaf een verhaal van demonstratiën, die aldaar zouden hebben plaats gevonden ten gunste van eene ineensmelting met Frankrijk of België. Een voornaam industrieel, die gerekend mag worden goed bekend te zijn met den stand van zaken, heeft tot de Étoile Beige het volgend schrij ven gericht, dat alle reden geeft om aan te nemen dat men zoowel te Luxemburg als in het Bui tenland de annexionistische gezindheid van de bewoners van het Groot-Hertogdom zeer over drijft: „De redactie neemt, in haar nummer van den 1"«» Maart 11., het verhaal over van hetgeen volgens een Luxemburgsch blad in het kanton Esch zou zijn voorgevallen. Er zouden oproerige bewegin gen hebben plaats gevonden; Fransche en Bel gische vlaggen zouden in twee dorpen vertoond zijn. Het slecht ingelicht Luxemburgsch blad heeft aan deze toedracht van zaken een gewicht gehecht die zij niet verdiende. „Rumlange, Cayl en Esch zijn plaatsen waai de meeste steenkolenmijnen ontgonnen worden. Tal van vreemde arbeiders verdienen daar den kost. De loonen zijn hoog en de matigheid wordt niet altijd na het werk in acht genomen. In zulk een oogenblik hebben eenige pretmakers te Rumlange en te Cayl eenige doeken aan een stok gebonden, wier kleur met de bedoelde vlag gen overeenkomt. De bevolking bleef echter rustig en de opruiende artikelen van sommige bladen zullen hoogst waarschijnlijk bijgedragen hebben tot de verkeerde voorstellingen, die men zich ten uwent van den omvang van een en ander heeft gemaakt. De annexionistische partij van het Groot-Her togdom bestaat slechts uit enkele misnoegden. Zij is zwak in getal, maar zit niet stil. Ondanks de vele artikelen, die zij aan de Belgische bladen verschaft, boezemt zij hier weinig werkelijk be lang in. De geheele bevolking van het platteland, de nijverheids- en handelsstand, de geestelijkheid en stadsbewoners, zijn geheel zelfstandig. Indien de aanhechting van het Groot-Hertogdom, onver schillig bij welk aangrenzend land, aan de volks stemming zou worden onderworpen, zou eene overgroote en verpletterende meerderheid zich voor den bestaanden toestand verklaren. „De Luxemburgers koesteren oprechte sympa thieën voor hun naburen; maar, op enkele uit zonderingen na, willen zij blijven wat zij zijn." telegrammen. Parijs, S Maart. De Monde behelst een telegram uit Rome, waarin gemeld wordt, dat bevel is gegeven om Maandag de voorstellen aan de leden van het Concilie rond te deelen betreffende de onfeilbaarheid van den Paus. Bedenkingen moe ten voor den l?d"" door de leden ingediend zijn. In de zitting van het Wetgevend Lichaam heeft de heer De Cassagnac een voorstel op het bureau gedeponeerd strekkende om de belasting op den wijn, die in Parijs wordt aangebracht, met 50 procent te verminderen, met het recht om de fijne wijnen ad valorem te belasten. Hierop is het debat over Algerië voortgezet. Bologna, 8 Maart. Volgens berichten uit Rome, aan een stellige bron ontleend, heeft het Fran sche Gouvernement, ten gevolge der afkondiging van verschillende schemata, waarvan er velen, vooral die betreffende de onfeilbaarheid, in ver band staan met de politiek, het onmogelijk ge acht om het stelsel van non-interventie langer tegenover het Concilie te handhaven; dientenge volge heeft de Fransche regeering op officieele wijze van het Pauselijk Gouvernement verlangd, dat de speciale gemachtigde van het Fransche gouvernement op het Concilie zou worden toe gelaten en dat 't hem vergund zou wezen aan de beraadslagingen deel te nemen, althans over die schemata, die tot nu toe zijn gesteld. Kardinaal Antonelli heeft van deze vraag slechts nota genomen en verklaard dat hij, na haar on derzocht te hebben, zal antwoorden. Berlijn, 8 Maart. In de zitting van den Rijks dag is voor de tweede maal gelezen het ontwerp van het strafwetboek voor den Noord-Duitschen Bond. Het voorstel des heeren Twesten, dat de leden van den Landdag en de leden der Kamer van den Noord-Duitschen Bond wegens de door hen in hunne qualiteit uitgebrachte stemmen en gebezigde uitdrukkingen niet ter verantwoording kunnen worden geroepen, is aangenomen. Florence, 8 Maart. De Minister van Oorlog heeft bevolen, dat de lichting van 1865 op den laatsten Maart, met onbepaald verlof naar huis zal gaan. In het geheel is nu aan 30,000 man verlof gegeven. Madrid, 8 Maart. De Diario van Reuss meldt dat op den 2d<"1 11. een bende van 150 Carlisten is gezien bij Tlix, in de provincie Tarragona. Een detachement van de nationale garde zet haar na. Stuttgart, 8 Maart. Heden is de landdag ge opend. Aan de Kamer van Afgevaardigden is het budget 1870/73 en een wet tot aanbouw van spoor wegen overgelegd. De afgevaardigde Schott inter pelleerde den minister Varnbüler over diens woorden in 1867 gesproken, aangaande den casus foederis van het verdrag met Pruisen, naar aan leiding van het dementi in Bismarcks orgaan de Nordd. Allg. Zlg. Londen, 9 Maart. Bij de voortzetting der be handeling van de Iersche landbill in het Lager huis zegt de Solicitor-generaal, dat het volk een agrarisch misdrijf voor verschoonbaar houdt, bij de tegenwoordig in zwang zijnde pachtverhou- dingen, die de oorzaak van emigratie en van verbitteringen zijn, waarvan Engeland de gevol gen zou ondervinden, indien er ooit een oorlog met Amerika mocht uitbarsten. staten-generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van heden. Aan de orde is de voortzetting van de beraadsla gingen over alinea 4 der Agrarische wet. De heer Moens is van meening dat de vierde alinea het hart der quaestie raakt. Door de toekenning van eigendom aan de Javanen, zal het einddoel bereikt worden voor de volkomen vrije ontwikkeling van den Javaan, met betrekking tot zijn grond. Dat hierbij eenige beperkingen, omtrent den verkoop in den eersten tijd, zullen gemaakt worden, acht spr. billijk Dè heer Van Houten betoogt dat deze alinea juist in 't belang van den landhouw van den inlander dringend gevorderd wordt. Spr. ziet hierin een mid del tot geleidelijke vervanging van het cultuurstelsel, eea door en door vicieus stelsel, tot een beter stelsel. Vervanging van communaal bezit door bet individu- eele bezit wordt thans mogelijk. Doch om den in lander tegemoet te komen in ae teelt van handels- gewassen is er nog noodig het stelsel van landrente en heerendiensten. Vervolgens bespreekt hij uitvoerig de gemaakte bedenkingen van den heer Van Goltstein en de Brauw, en toont aan, hoe het begrip van eigendom niet Westerscb of Oostersch is, maar uit de natuur van den mensch voortspruit. Waarborgen voor de belan gen van de inlanders bij vervreemding acht spr. niet noodzakelijk. Aan den heer Van Wassenaar zegt spr. dat hier grooter verantwoordelijkheid bestaat om tegen dan om voor te stemmen, en spr. eindigt zijn betoog met, wijzende op de vreugde van den heer Van Golt stein over de aanneming van het amendement Poort man, te zeggenIk verheug mij over de aanneming ook, omdat wij nu bij deze wet twee bakens in zee hebben. De heer Nierstrasz, zegt, dat hij weet, dat hij geen oprecht liberaal is, maar hij ontkent een slooper te zijn, en dit zou hij zijn, als hij deze alinea goedkeurde. Hij wijst op de gevolgen welke uit deze alinea zullen voortvloeiien. Men gaat eigendomsbewijzen uitgeven, terwijl het kadaster in bet geheel niet in orde is, en bij de inlanders groot verschil is te bespeuren van de begrippen die zij aan den grond hechten. Dit zal tot een bron van groote verwarring aanleiding geven. Hij brengt voorbeelden bij van de onmogelijkheid en de onwaarde van reeds plaats gehad hebbende kadastrale opnemingen en waarschuwt tegen spoliatie van den inlander door Chinezen en Arabieren en door allerlei personen, die het op zijn eigendom zullen toeleggen tot bevordering van hun eigen belang. De heer Kalff wil niet zeggen dat deze alinea 't hart der wet is, maar toch heeft hij bezwaar tegen haar, zich daarbij vereenigende met het betoog der heeren Van Goltstein en De Brauw, dat deze toekenning van eigendom niet noodig en niet raad zaam is. De heer Gratama heeft eene enkele rechtskundige en taalkundige vraag aan den Minister te doen, naar aanleiding der gewisselde stukkon. Wat in deze alinea wordt toegekend is eene zeer gewenschte zaak. Maar waarom voor die gewenschte zaak zulk een verkeerd woord gebezigd? Waarom 't woord eigendomsbrief1 Hij vindt dit een ongelukkig gekozen woord. Het kwam ook niet voor in 't ontwerp-Fr. v. d. Putte, en in 't eerste ontwerp stond ook: titels van bezit recht. Hij vraagt dus waarom eigendomsbrief en niet eigendomsbewijs De heer Hasselman behoeft niet te zeggen dat hij volkomen instemt met het amendement van den heer Van Goltstein en de toelichting van dien afgev. en de rede van den beer De Brauw. Hij is ook van meening dat men een idealistischen toestand schept. Als men de alinea leest kan men zich zeer moeie- lijk een denkbeeld vormen van den eigendom, zooals die daar wordt gecreëerd. Het is ook alsof men er zelf voor terugdeinst en daarom na de toekenning, onmiddellijk beperkingen laat volgen. Volgens som migen is 't hart der wet in deze alinea gelegen. Vol gens den heer Thorbecke lag het zwaartepunt echter in de vorige alinea. Waar zulke uiteenloopende op vattingen zijn, kan men niet zeggen dat in deze wet eene leidende gedachte heerscht, Hij is 't eens dat het een diep ingrijpende maat regel is en dat hij tot zeer bedenkelijke gevolgen aanleiding kan geven. Spr. geeft daarvan dit voor beeld: Gesteld eens dat wij ons eigendom converte ren in dat van een Javaansch land. Zou dit niet tot schromelijke verwarring aanleiding geven? Dat zelfde zal hier 't geval zijn. De heer Van Loon komt terug op de vergelijking tusschen de inlanders van Java met de erfgooiers, een woord bij de algemeene beraadslagingen door hem gebezigd, en waarop de heeren Rutgers en Van Hou ten aanmerkingen hebben gemaakt. Het amendement v Golsteiu ondersteunt hij voorts van harte en vooral daarom, omdat hij niet weet welke latere verorde ningen kunnen worden gegeven. De heer Insinger beantwoordt den heer Van Hou ten, die den Javaanschen landbouw onder dezelfde regels wenscht te brengen als in Europa. Dat acht hij eene miskenning van den werkelijken toestand, die berust op communale werkzaamheden, bevloeiing, bemesting enz. (Per 'telegraaf.) Nadat de heer Heeuisderk Az. het amendement v. Goltstein had verdedigd, toonde de minister aan dat de wet eigenlijk in hoofdzaak niets nieuws bevatten, maar slechts eene betere rege ling en meer waarborgen behelst. Morgen voortzetting. laatste berichten. 's-Gravknhagk, 9 Maart. Het groot Casino-bal gisterenavond in het Hotel de Oude Doelen gehou den, werd vereerd niet de tegenwoordigheid van Z. K. H. de Prins van Oranje, HH. KK. HH. prins en prinses Hendrik en vele andere hoog geplaatste personen, het bal was zeer geanimeerd en duurde tot laat in den nacht voort. In den ziektetoestand van den oud-minister van marine den heer Lucas, is tot heden geen merkbare verandering gekomen. De Hooge Raad der Nederlanden (kamer van strafzaken) heeft heden behandeld het beroep in cassatie ingesteld door Mr. D. J. C. Van Len- nep qq, tegen een arrest van het Hof in Noord- Holland, waarbij hij met bevestiging van een vonnis der rechtbank te Amsterdam van den 15d,n September jl., als directeur der Nederl. Centraal-Spoorweg-Maatschappij, uit kracht der artt. 12, alinea 2, 18 en 44 n°. 7 der wet op het gebruik der spoorwegen, van den 21"»° Au gustus 1859 (Slbl. n". 98) is veroordeeld tot eene geldboete van 100 op grond, dat gemelde maat schappij niet voldaan heeft aan het bevel van den minister van binnenlandsche zaken, tot plaatsing van telegraaf-toestellen. Na het in deze zaak uitbrengen van het rapport, door den raads heer Mr. Wintgens, heeft de advocaat van den req. Mr. J. Kappeyne van de Coppello éen mid del van cassatie voorgedragen en toegelicht, be staande in schending en verkeerde toepassing der reeds bovenvermelde artt. der wet op het gebruik der spoorwegen. De conclusie van den adv.-gen. Mr. Smits is bepaald op den 15dl,D dezer. Naar men ons meldt bestaat bij het Dep. van Oorlog het voornemen om het battaillon Mi neurs en Sappeurs in den aanstaanden zomer oefeningen te doen houden strekkende om de constructie van spoorwegen grondiger te leeren kennen en in het aanleggen van hulpspoor als ook in het opbreken van spoorbanen vaardigheid te verkrijgen. Gisterenavond omstreeks tien uren hoorde men eensklaps de brandklok luiden en weldra ver nam men dat in eene loods achter eene spek slagerij op de Kalvermarkt alhier brand was ontstaan. De ligging, achter het militair genees kundig etablissemeni en het gebouw van het Dep. van Oorlog, wekte een oogenblik beducht heid; doch de spoedig toegesnelde hulp deed het gevaar weldra verdwijnen en den brand blusschen. De. spuit van de turfdragers was het eerst op het terrein aanwezig, en onmiddellijk daarna die van de grenadiers en jagers, die ongemeen snel water gaf; ook de spuit van het herv. weeshuis was welhaast in aantocht. De brandweer, schutterij en politie waren dadelijk op de plaats van den brand bijeen, door al't geen deze snel onderdrukt en gebluscht werd. HUWELIJKEN, GEBOORTEN EN STERFGEVALLEN. Burgerlijke Stand van Leiden van den Sden tot en met den 9den Maart. Gehuwd: N. J. Smit jm. eu M. C. Hanselaar jd. J. J. Berlemon jm. en J. Van Heuzen jd. A. Van de Berg jm. en E. W. Hirscb jd. Bevallen: W. Miog, geb. Eradus, D. C. W. Bremmer, geb. üumorticr, 1). S. J. De Hen, geb. Blom, Z. M. C. Van Gcssel, geb. Piket, Z. M. Mader, geb. Spanjacrt, Z. J. C. Biesot, geb. Van Leeuwen, I). M. C. Jansen, geb. Slierings, Z. F. M. Schreuder, geb. Van Latesteyn, Z. M. Heykoop, geb. Singerling, D. M. S. Van den Dop, geb. Nieu- wenhuizen, Z. N. Boom, geb. Van der Tuin, Z. H. E. Hakkaart, geb. Hoefnagel, D. J. Zandvliet, geb. Doesburg Lannooy, Z. B. Alcyeringh, geb. Stuivinga, D. M. J. Se- gaar, geb. Van der Kroon, D. M. Zindel, geb Verhoeven, D. M. Van Zonneveld, geb. Hofman, Z. C. H. Bakx, geb. Pfeiffer, O. A. Van Oyen, geb. Van der Veer, D. M. Duyverraan, gob. Bolstier, 1). C. E. Oostvceo, geb. Ouwcrkerk, D. M. C. Vecfkiud, geb. Iieyst, Z. W. H. De Heger, geb. VVcstdijk, D. L. De Mcy, geb. Wolters, Z. M. Van Westbroek, geb. Van Egmond, D. E Maar tense, geb. Van Biemen, Z. S. J. Zaalberg, geb. Brutcl de la Rivière, Z B. Bink, geb. Mul der, D. D. tweel. A. Los, geb. De Graaf, E. M. B. God- dijn, geb. Wanna, Z. C. De Vos, geb. Van den Ende, Z. Overleden: J Fortric Z. 5 d. J. Kwestro Wr. 76 j. P. J. Wielinga D. 22 ra. W. Tb. J. Musers Z. 2 m. J. Van Kooten D. 17 d M. v. Leent, wede. J. B. Kamper, 32 j. P. Blanssebaar, geb. Van Nierop, 70 j. J. M Bots, geb. Blommesleyn, 36 j C. J. M. Speel, geb. Van Brugge, 26 j. M. Piecaar, wede. J Poppesijn, 80 j. C. Rodenburg D. 1 in. C. C. Nieboer D. 22 m, J. A. De l'Ecluse D,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 3