N°. 3087, Zaterdag A°. 1870. 5 Maart. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". EEN ONGELUKSVOGEL. VI vool paJ Qjfi voo zulij zijl irinf erk shot sen an na kin; ing. i Vr lag, LEIDSCH DAGBLAD. w PRIJS DEZER COURANT. Vóór Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR ADVERTKNTIKN. Voor iederen regelj 0.15. Grootere letw.-r naar de plaatsruimte die zy beslaan. i Lelden, 4, Maart. Het besluit, door den Noord-Duitschen Rijks daggenomen, om in het nieuwe strafwetboek de doodstraf niet toe te laten, is voor allen, die hier te lande het regeeringsvoorstel tot afschaf fing dezer straf toejuichen, van groot gewicht. Al moge ook een der afgevaardigden op dien Rijksdag de beteekenis van het daar te nemen besluit overdreven hebben, door de heweering, dat de toekomst der doodstraf in Europa van deze beslissing zou af hankelijk zijn het is zeker I niet tegen te spreken, dat de met zulk een groote meerderheid van stemmen, door de vertegenwoor digers van alle Noord-Duitsche staten uitgesproken wensch tot afschafling der doodstraf, eene groote beteekenis heeft. Meer en meer men ziet het bijna dagelijks blijkt het, hoe niet alleen over geheel Europa tal van gelijke quaestiën zich in de verschillende wetgevende vergaderingen voordoen, maar hoe ook de beslissing hier genomen, daar van invloed is,! hoe er zich over geheel Europa een streven openbaart, dat nu eens tegengehouden, dan weder vrijgelaten, des te onwederstaanbaarder wordt, waar het in dezen of genen staat met een goe den uitslag is bekroond geworden. Zoo ook thans met de doodstraf. De beslissing met 118 tegen SI stemmen, door de vertegen woordigers van de Noord-Duitsche staten geno men om de doodstraf af te schaffen, kan niet anders dan een goeden invloed uitoefenen op de beslissing dier hoofdquaestie bij ons. Merkwaardige argumenten, treffende voorheel den vindt men in de redevoeringen van de tegen standers der doodstraf. De een deelde mede hoe van 167 personen, die een misdrijf, waartegen de doodstraf was bedreigd, hadden begaan, 164, vroe ger terechtstellingen hadden bijgewoondeen ander verhaalde hoe hem een feit bekend was, dot een afschuwelijken dubbelen moord was be gaan door iemand, die slechts een half jaar te voren met afgrijzen was vervuld geweest, toen hij in een dagblad gelezen had, dat een ander, die zich aan het zelfde misdrijf had schuldig gemaakt, was opgehangen. Het is niet de zwaardere straf, die afschrikt, werd van verschillende zijden dan ook o. i. te recht betoogdbijna allen hopen, dat hun mis drijf niet zal ontdekt worden. Hen die in drift misdoen, kan zelfs de zwaarste straf niet terug houden; en zij die met voorbedachten rade han delen, verwachten dat zij niet zullen ontdekt worden. Doch vooral werd er, ook met het oog op de tallooze malen, dat de gratie verleend wordt, be toogd dat de doodstraf niet meer noodzakelijk was. Het was eindelijk ook daar dat met bijbeltex- ten en van kerkelijke zijde de doodstraf verde digd werd. Ook daar, evenals bij ons, is het gebleken, hoe de kerk der liefde, der barmhar tigheid, de doodstraf wil behouden, zonder hare noodzakelijkheid tot bewaring van rust en orde aan te toonen. De zitting gisteren door de Tweede Kamer ge houden, heeft, op enkele nieuwe sprekers na, weinig opgeleverd. De HH. Nierstrasz, v. Loon eu 's Jacob herhaalden wat zij reeds vroeger ge zegd hadden, en repliceerden op eenige opmerkin gen van den minister vau koloniën,'t geen dezen aanleiding gaf tot een dupliek, die hij niet zon der reden besloot met deze woorden: „Mijnheer de voorzitter. Ik meen nu al het algemeene be antwoord te hebben. Ik zou haast zeggen, laten wij aan het werk gaan." De heer v. Lijnden keurde de uitgifte van gronden in erfpacht goed, maar het overige van de wet wilde hij er uitlichtenhij gaf hier dus ook blijk van onafhankelijkheid, zoo als de heer Nierstrasz het uitdrukte, toen hij de verdeeldheid zijner partij ten opzichte van het vraagstuk om trent het grondeigendom op Java moest consta- teereuomtrent het uitgeven van gronden in erfpacht blijken toch thans de gevoelens der con servatieve koloniale partij zeer uiteenloopeud te zijn; een verschijnsel, dat wij in 't minst niet haar als een grief willen toerekenen, maar waar uit toch blijkt hoe ongepast het is om de liberale partij, juist op dit punt, verdacht te maken. De heeren Van Voorthuijzen en Van der Hucht vereenigden zich met de wet, de laatste volkomen, de eerste nog met eenige restrictiën, vooral wat de redactie betreft. Tegen de vele citaten van den heer Nierstrasz haalde de heer Van der Hucht o. a. aan het fragment uit de brochure van den heer Van Alphen, dat wij voor eenige dagen opnamen. Over een incident omtrent de Maatschappij tot Nut vau den Javaan kunnen wij met een enkel woord volstaan. De lieer Moeus nam het voor haar op tegen deu heer Nierstrasz, die naar het schijnt beweerd had dat de bestuurders van deze maatschappij slechts hun eigen belang op 't oog hadden, doch dit gezegde nader ophelderde door te zeggen dat er eenige bestuurders belang hadden bij de particuliere industrie. Wij lezen in de IV. ft. Cl. van heden: Het Dagblad beweert in zijn hedenavond om vangen nummer, dat de Minister van Koloniën aan het Haagsche correspondentie-bureau (van de heeren Belinfante en VasDias,) zijne stenogra- phisch opgeteekende rede heeft toegezonden. Sterker lofspraak op het verslag van onzen correspondent kon vooral van die zijde niet gele verd worden, daar, volgens een hedenavond ont vangen telegram, hel geheel gratuite beweren van het Dagblad, eene totale onwaarheid is. Geen enkele letter is, door wien ook, gesup- pediteerd. Reeds per trein van 4 uren was het schier woordelijk opgeteekend en uitgewerkt ver slag dier uitvoerige rede uit 's-Hage afgezonden, op een oogenblik dus dat de. Minister zelf nog niet in 't bezit van het stenographisch verslag kon zijn. Naar wij vernemen is bij het onderzoek in de afdeelingen der Tweede Kamer over de wet hou dende de wijzigingen, welke ter invoering van de wet op de rechterlijke inrichting van 1861 in lm wetboek van burgerlijke rechtsvordering ge- tntakt moeten worden, gebleken, dat de over- groote meerderheid der leden, die aan het on- deizoek deel namen, niet wenscht mede te vver- kei tot de wijziging onzer rechtsinstellingen op den grondslag der wet van 1861. (Noorden) blijkens bij de regeering ontvangen mededee- ling zal den 1"« Juni dezes jaars te Cassel eene algemeene nijverheidstentoonstelling op huishoud- kindig gebied worden gehouden, waaraan fa brikanten van alle landen kunnen deelnemen. De in te zenden voorwerpen worden onder eetie van de volgende klassen gebracht: 1°. De bouw van het woonhuis. 2°. De moestuin, de stal en de bloemtuin. 8°. De keuken. 4°. de in- rickting van het salon, de woon-, kinder-, eet-, slaap- en badkamer. 5». Huisraad uit edele me talen en coinpositiën. 6°. De kleeding en het ondergoed. 7°. Sieraden. 8°. Reisbenoodigdheden. 9". Voorwerpen voor dagelijksch gebruik. 10". Verlichting. 11°. Verwarmingstoestellen. 12°. De reiniging en de wasch. 13*. Andere voor het huishouden benoodigde voorwerpen en werktui- geu. 14. Voedingsmiddelen. Men kan zich tot den l,len April dezes jaars tot deelneming aanmelden. Plaatsgeld wordt betaald naar het volgende tarief: 1°. voor eene plaats in het oranjerieslot en het hoofdgebouw der tentoonstellingvoor den vierkanten voet oppervlakte op eene tafel of op den grond, met vrije beschikking over de geheeie hoogte 10 Sgr. 5.96 den vierk. meter); voor den vierkanten voet wandoppervlakte 3 Sgr. (7 1.79 den vierk. meter); 2°. in de half opene zalen de helft van die prijzen 3°. in de opene lucht voor den vierk. voet oppervlakte 1 Sgr. (70.59' den vierk. meter). In bijzondere gevallen kan door de tentoon stellingscommissie een verminderd tarief worden toegepast. Volgens de Engelsche bladen is H. M. de Ko ningin der Nederlanden bij hare aankomst te Torquay opgewacht door een eerewaeht van vrijwilligers. Duizenden toeschouwers waren op de been. Van huizen en schepen wapperden vlaggen, terwijl de batterij saluutschoten vuurde. De Indépendance Beige behelst ouder hare parti culiere correspondentie dd. 2 Maart het volgende bericht „De Koning der Nederlanden wordt in het laatst dezer week te Parijs verwacht." Het heeft II. M. de Koningin behaagd mejufvr. Bstsy Perk, redactrice van Onze Roeping, orgaan voor de Nederlandsche Vrouw, door Hoogstdes- zelfs secretaris te verwittigen, dat zij zich gaarne ooder hare abonnenten zag geplaatst. Opmerkelijk is het dat juist H. M. het tweede cuizeudtal abonnenten heeft geopend. Voorzeker een getal waarin nog zelden een periodiek blad vóór de verschijning van het tweede nummer zich mocht verheugen. De Slaats-Courant van heden behelst o. a. de volgende rivierberichten Keulen, 3 Maart. Waterstand 9 voet 1U duim boven nul. Geen drijfijs. Dordrecht (Kop van 't eiland), 2 Maart. Open water; de scheepvaart hervat. 's-Bosch, 3 Maart. In de Maas blank water; de stoom- en scheepvaart is hervat. Waterstand 3 31 meter AP. De buitengewone rivier-correspondentie is langs al de rivieren opgeheven. De officier-machinist L. C. Van de Watering, gedetacheerd bij 's rijks werf te Hellevoetsluis en gesteld aan het hoofd der werkplaatsen tot het maken van stoomwerktuigen en ketels al daar, wordt met den 1""D April aanstaande ge plaatst op Zr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis, en belast met de opleiding der op dien bodem geplaatste machinist-leerlingen der 2de klasse, terwijl hij in zijne betrekking bij voorschreven werf vervangen wordt door den officier-machinist A. Sol. Z. M. heeft als blijk van goedkeuring en te vredenheid verleend de bronzen medaille, alsmede een loffelijk getuigschrift aan J. Zeeman, te Mon ster, voor het met levensgevaar uit zee redden van twee matrozen eener nabij Ter Heyde ge strande Scheveningsche bom, op 13 Februari 1870; H. Gasthage, te Hooge en Lage Zwaluwe, voor het met levensgevaar op het Hollandsch Diep redden van eeu in nood verkeerend persoou, op 8 Januari 1870. Z. M. heeft den heer M. Brüll benoemd tot Nederlandsch consul te Pesth, voor Hongarije. Z. M. heeft aan Jhr. Mr. R. A. A. E. Vou Pestel, raad van legatie honorair aan het gezant schap te Berlijn, vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen van officier der Leopolds-orde, hem door Z. M. den Koning der Belgen geschonken. Z. M. heeft goedgevonden in hunnen rang over te plaatsen bij het reg. gren. en jagers, de 1ste luits.J. A. P. Theunissen, van het instr. bat. F. C. W. Von Hom, van het 6de reg. inf.; B. Van Erp Taalman Kip, van het 4de reg. inf.; F. A. De Perponcher, van het 7de reg. inf.en F. H. Knebel, van het 2de reg. inf. Z. M. heeft aan den heer Dr. J. C. Ploem, ge neesheer te Sindanglaya (Preanger regentschap pen), vergunning verleend tot het aannemen der versierselen van ridder der orde van Frans Joseph, hem door Z. M. den Keizer van Oostenrijk ge schonken. Z. M. heeft op het daartoe door hem gedaan verzoek, aan den majoor der infanterie van het leger in Nederlandsch Indië P. Peereboom, thans met verlof hier te lande, met ingang van 1 Maart 1870, een eervol ontslag verleend uit Zr. Ms. militairen dienst, met toekenning van pensioen. i799 J5d til om ino tóe ESN VERHAAL TAK EDMUND HOEFEB. (Vervolg.) Ik volgde zoo snel ik kon, en was, bijkans ge lijk met hem, aan de huisdeur; ook Bernhard en de andere bedienden kwamen aanloopen, opiden roep van hun meester. Maar om den waan zinnigen vluchteling in te halen, kwamen we allen te laat. Het rijtuig, dat hem van het sta tion gebracht had, stond nog ingespannen voor het huis. Hoe Alfred aan het wapen was geko men; hoe het mogelijk was, dat het hem zoo in eens gelukt was wie vroeg daar ophetoogen- 3irJ ajp raden kon, had hij de strengen doorgesneden, zich op het paard geworpen, en, toen wij bene den aan de deur kwamen, reed hij reeds in vlie genden ren den berg af. „Hem na!" schreeuwde Frisingen buiten zich zelf van woede. „Hij is een dief, een verleider!" „Dien kerel haalt ge niet in," zeide de koetsier met een vloek. „Het is mijn beste paard, en hij is aan het station gelijk met den trein." Het gevoel, dat me op dat oogenblik doortin telde, kan ik niet beschrijven. Het was als scheurde de bedwelming, die gedurende de laatste minuten mij overvallen had, als een wezenlijk, stoffelijk iets door midden, zoodat de gedachten en overleggingen, het heldere besef van wat er gebeurde en van wat er gedaan moest worden, in mijn hoofd terug keerden. Ik begreep niet alleen wat ik gezien en gehoord had, maar ook wat ons allen te wachten stond. En Frisingen bij de hand nemende, trok ik hem in huis en in de eerste kamer de beste, en riep hem toe„Man, kom tot u zeiveniedere minuut talmens is levensgevaar Ik weet niet, of hem evenals mij de vloek en de woorden van den koetsier getroffen en tot bezinning gebracht hadden, dan of mijn woorden dit eerst bewerkten. Zijn verschrikkelijke drift nam snel, ja plotseling af. En schoon hij nog met de ijzingwekkende woede van zoo even op de tanden knarste, terwijl hij huilde, ja, huilde zeg ik, „ja, in iedere minuut, die hij later door mijn hand, als een hond sterft I" was er toch in ïiju oog een meer zich zelf bewuste toorn, en toen ik niet minder dringend zeide: „Frisingen, vergeet alles, vergeet u zeiven en uwe wraak 1 Laat ons het niet uit te denken ongeluk verhoe den, waarmee zijn waanzin ons bedreigt!" toen was hij werkelijk volkomen bij zijn zinnen, en mij met een donkeren, doordringenden blik aanziende, zeide hij: „Wat wil je dokter, ik versta ie niet!" „Wij moeten naar de stad, zoo snel mogelijk, iet koste wat het wil!" riep ik. „Dan is zij toch hij gij ook verraadt mij!" oarstte hij opnieuw uit, op de tanden knar sende, met vonkelende oogen en de vuisten hal lende. „Frisiugen, vergeet alles, zeg ik u!" riep ik, zonder me om zijn woede te bekreunen, met klimmenden angst, want, wat ons misschien te wachten stond, kwam met ieder woord, dat ik sprak, duidelijker voor mijn geest. „Voort, voort Frisingen. Een menschenleven is er mee ge moeid een menschenlevenZijn waanzin be dreigt alles! En als gij u niet spoedt,om uwent-, om Agnes wil, denk dan aan mijn vrouw, die geheel alleen tegenover hem staat Dat werkte! Zijn gansche lichaam trilde van den schok, „'t Is dan waar je hebt gelijk! we moeten hem na! O! waarom heb je me tegen gehouden! O!" en nogmaals knarstandde hij: „misschien zij zijn hem achterna! misschien halen zij hem nog in!" „Neen!" riep ik. „Zij halen hem niet in! Ge hoordet immers dat er een trein moet vertrekken, ik weet het zelf! Het komt uit met den tijd Het is de laatste naar de residentie! En dat sta tion hier is zoo'n armzalig nest!" liet ik er wan hopig op volgen. „Er is geen extra trein le be komen, er is niet eens een telegraaf! Frisingen, kerel, hoe komen me weg? Hoe komen me van avond nog in de stad Op dat oogenblik dacht ik er volstrekt niet aan, dat dit beroep op zijn practische degelijk heid, op zijn schranderheid en tegenwoordigheid van geest, die hem onder geen omstandigheden in den steek pleegden te laten en nooit ten einde raad waren, misschien het beste en zekerste mid del was, om hem meer geheel tot zich zeiven le brengen, en hem slechts aan de behoeften van het oogenblik te doen denken. Maar nauw zweeg ik, of reeds had ik het bewijs, dat dit zoo was. Want bijkans zoo koel en beredeneerd, als in zijn kalmste dagen, zeide hij plotseling, mij aan ziende: „Kunt gij te paard rijden?" En toen ik hem verzekerde, dat ik, als 't noodig was, alles kon, rukte hij aan de schel, en riep op zijn gewonen afgepasten, grimmigen toon, den toesnel-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1