Maastricht, 24 Februari Boven de Maasbrug de rivier vrij van ijs. Zr. Ms. transportschip met stooinvcrniogeu Java, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee H. D. Slegt, op reis naar Oost Indië, is den lSd0° Januari jl. in de Tafelbaai (Kaap de Goede Hoop) aangekomen. Aan boord was alles wel. Zr. Ms. schroefstoomschip Curasao, onder bevel van den kaptitein luitenant ter zee Jhr. M. W. Bowier, is, volgens een bij het Dep. van Marine ontvangen telegram, den 21",el> dezer, laatst van Muscate, te Bushir (in Perzië) aangekomen en zoude den 24"" daaraanvolgende naar Basra ver trekken. Z. M. heeft J. C. Estor, op zijn verzoek, eervol uit de betrekking van spoorwegopziener ont slagen. Z. M. heeft benoemd tot subsistuut-griffier bij het prov. gerechtshof in Drenthe Mr. C. E. Oosting, thans subst.-griffier bij de arr.-rechtbank te Assen; tot subst.-griffier bij de arr.-rechtbank te Assen Mr. J. Sluis, ambtenaar van het Openb. Min. bij het kantongerecht aldaar, alsmede burg. van en adv. te Beilen. Amsterdam, 25 Februari. De Correctioneele Ka mer der arrondissements-rechtbank heeft gisteren den magnetiseur Weteling ontslagen van alle rechts vervolging. Conform het pleidooi van Mr. E, Van Lier is beslist dat het, bij advertentie, in een dagblad aankondigen dat een magnetiseur het publiek in de gelegenheid stelt met een somnam bule in aanraking te komen, niet is een over treding van artikel 3 der wet op de uitoefening der geneeskunst van 1 Juni 1865. 's-Gravenhage, 25 Febr. Om het bijzonder ge wicht der riool-quaestie hebben B. en W. den raad de voorloopige mededeeling gedaan dat, hoe wel zij in het bezit zijn van het rapport der commissie van fabricage nopens het gewijzigd riolenplan van den gemeente-architect, den heer Verwaayen-Pieterszen, en zich beijveren om dit onderwerp ter behandeling voor te bereiden, zij vooralsnog evenwel niet in staat zijn, omtrent de meest wenschelijke oplossing der ingewik kelde quaestie hun oordeel te bepalen. Aan iedere methode van reiniging, met hoeveel klem en overtuiging ze ook moge worden aanbevolen, blij ken zwarigheden verbonden te zijn. Tot een besliste keuze van de van verschillende zijden aangepre zen middelen hebben zij nog niet mogen gera ken, en te minder nu in de laatste dageu, sedert het bovenvermelde rapport hen weder twee ver schenen geschriften bereiken, die een hernieuwde aandacht tot zich trekken. B. en W. hebben hier bij voornamelijk op het oog de belangrijke be schouwingen over waterverversching, door drie erkende deskundigen, de heeren Henket, Stiel tjes en De Bruyn Kops, dezer dagen aan het ge meentebestuur te Delft voorgedragen. Na het advies van de commissie van toe zicht op de scholen van middelbaar onder wijs ingewonnen te hebben, over de denkbeel den van eenige leden van den raad bij het af- deelingsonderzoek der begrooting voor 1870, no pens verhooging van het minerval en het school geld aan de Hoogere Burgerschool van f 60 tot f 80, achten B. en W. dit in het belang van het onderwijs in 't algemeen ongeraden en hebben mitsdien den raad in overweging gegeven de beide heffing-cijfers onveranderd te laten. De plaatselijke commissie van toezicht op de openbare en bijzondere scholen van middel baar onderwijs, noemt in haar verslag den toe stand der drie inrichtingen, aan haar toezicht toevertrouwd, bevredigend en den staat van on derwijs gunstig. Het feit voor de hoogere bur gerschool van het meeste gewicht, was de voort durende toeneming van het cijfer der leerlingen, dat sedert 1865 van 48 tot 159 is geklommen Gouda, 24 Febr. Dinsdag-avond is door den breeder! Kerkeraad der Herv. gemeente alhier, uit het vroeger medegedeelde zestal, geformeerd het volgende drietalA. R. Ruitenschild, theol. doctor te Oegstgeest; J. H. F. Bloemers, te Wad- dinxveen; C. P. Hofstede de Groot, theol. doctor te Kampen. Delft, 24 Febr. Gisterenvoormiddag van half- tien tot tien uren, vertoonde zich alhier aan het uitspansel een prachtig natuurverschijnsel, na melijk, een helder schitterende boog, omstreeks het vierde van een cirkel beschrijvende, waarvan het middelpunt zich ongeveer in het zenith (toppunt) zal bevonden hebben. Het vertoonde zich in alle pracht met de kleuren van den regenboog, en met de bolle of buitenzijde naar de zon toege keerd, terwijl de plaats waar het werd waar genomen onbewolkt was en het zich liet aan zien dat het zich zeer hoog in den dampkring bevond. Wageninqen, 25 Febr. De correspondent der Arnh. Ct. alhier deelt mede, dat de man, die op den weg naar Renkum is aangevallen, wel zwaar mishandeld is, maar dat men niet behoeft te vreezen dat hij levenslang aan de gevolgen zal lijden. Ook is niet de zwager van den aangeval lene als verdacht gearresteerd. De justitie is de vermoedelijke misdadigers op het spoor Kamten, 25 Febr. Gedurende de pauze die gis terenavond de lezing van Dr. Kits van Heijningen afwisselde, werd door Dr. Van Anrooij de gele genheid aangeboden om een adres te teekenen aan Z. M. den Koning, waarbij met betuiging van adhaesie aan de oproeping van den heer Cremer tot het erlangen eerier wet die het fabrieks kind in bescherming neemt, het tot stand komen van zulk eene wet eerbiedig verzocht werd. In een oogenblik was dit adres bezaaid met hand- teekeningen, daar de geachte spreker uit Deventer een zeer aanzienlijk gehoor had doen samenkomen, op wier sympathie de heer Van Anrooij niet te vergeefsch bleek gerekend te hebben. Sneek, 22 Febr. In navolging van andere ge meenten in ons land, liggen ook hier een tweetal adressen, aan Z. M. den Koning aan te bieden, voor werklieden ter onderteekening. 1°. Een tot vermindering der buitensporig hooge en onnutte uitgaven van oorlog en marine, en 2°. een tot afschaffing van de den werkman knellende en vernederende artt. 415 wetboek van strafrecht en 1638 burg. wetboek. Voorts nog een derde adres aan den gemeenteraad van Sneek, hou dende het verzoek, om met rol- hand- of krui wagens op de kleine steentjes of klinkertpad te mogen rijden, of de kei- of balsteenen in beteren toestand te brengen. Van het laatste adres voor spellen we hen weinig succes, daar de raad reeds een paar maal in afwijzenden zin op be doeld verzoek heeft beschikt. Gr e meng de Berichten. De bevolking op Java. Op Java bevinden zich, volgens den algemeenen staat, in het Bijblad van de Staatscourant medegedeeld, op een bevolking van 15,265,931 personen, buiten het leger, 28,466 Europeanen. Van dezen zijn 22,635 in Neder- landsch Indië geboren. Het getal kinderen en vrouwen der Europeanen bedraagt 18,972. Onder de Europeesche bevolking bevinden zich slechts 9723 mannen, waarvan 6197 in Indië geboren, 987 Europeesche vreemdelingen, terwijl het getal mannen in Nederland geboren, slechts 2539 be draagt. Een misverstand. In een der voornaamste straten van Berlijn herkende een heer die in een rijtuig zat, in eene dame die op de trottoir liep de be kende zangeres Lucca. Terwijl hij met veel belang stelling zijn blikken op haar gevestigd hield, scheen 't hem tot zijn groote verrassing toe dat zij wenkte maar hij kon zijn ooren niet gelooven toen zij altijd met het oog op hem gericht „pst, pst!!" riep, gelijk Leporello van het balkon aan de drie gemaskerden. Toen zij hierop met den vinger wees was hij in de wolken en droomde reeds van een hemelsch avontuur. De koetsier het paard te doen inhouden was het werk van een oogenblik, en in een oogwenk stond de gelukkige voor de dame, en vroeg waar mede hij het geluk kon hebben haar van dienst te zijn. „Wat het ook moge zijn, 't zal...." „Vergeef me mijnheer," viel het voorwerp zijner verrukking in de rede: „ik had volstrekt geen erg op u, ik wilde de koetsier slechts waarschuwen dat het dek van 't paard viel." Statistiek. Voor het jongste schitterend bal op het stadhuis te Parijs werden de volgende uitga ven gedaan: Van de genoodigden waren er 9500 aanwezig, 3500 dames en 6000 heeren. De kosten voor de dames-toiletten beliepen: kleedereu behalve het tooisel 825,000 frankenbloemen, kunstbloe men en vederen 21,000 franken; handschoenen 10,000 frankenwaschgoed en den aankleve van dien 11,725 franken; kapsels en reukwerk 15,000 fr.schoeisel 25,000 franken; heeren-toiletten handschoenen en dassen 20,000 fr.; kapperskos- ten 2700 franken; waschgoed 2600 franken; uit gaven aan kleedermakers en hoedenmakers 28,000 franken; rijtuigen 8000 vrachten, 28,000 franken; fooien 1200 franken. Totaal 1,002,725 franken. De kosten van 526 kilogrammen valsch haar, die omstreeks 212,000 franken bedragen, zijn daaronder niet begrepen. Zouden de redacteurs van de Marseillaise met hun oproeren aan de Parijsche winkeliers zoo veel ontvangsten kunnen bezorgen? Een loos alarm. Woensdag-avond was de Boule vard de Montrnartre te Parijs in rep en roer. Men hoorde achtereenvolgens 6 revolver-scho ten en dacht aanvankelijk niets anders dan aan eeu nieuw oproer. Gelukkig was de zaak zoo ernstig niet: de zes schoten vielen uit een vigelant waarin een welgekleed heer zat Onmid dellijk in hechtenis genomen en voor den commis saris van politie gebracht, bleek 't dat die heel de burggraaf De G. was. Hij had in de „Sporting club" goed gedineerd en liet zich naar de „Porte St.-Martin" rijden, waar Lucrecia Borgia werd opgevoerd. Daar het rijtuig niet hard genoeg naar den zin vau den niet al te nuchteren burggraaf reed, schoot hij voor tijdverdrijf het revolver af. De commissaris van politie liet hem daarop naar een van zijn vrienden brengen om den roes uit te slapen. De burggraaf is officier bij de Guides, die te Meluu in garnizoen liggen en was met verlof te Parijs om een bezoek aan zijn verloofde te brengen. BUITENLAND. Franki-flk. Traden wij gisteren in eene min of meer breed voerige ontwikkeling van de interpellatie van den heer Jules Favre, zoo willen wij thans ook een greep doen in de Zitting van het Wetgevend Lichaam van den volgenden dag, waarin het kabinet zich bij monde van den graaf Daru ver dedigde. De Minister las zijne rede voor, tot groote bevreemding van publiek en afgevaardigden. Met kracht wierp hij namens het kabinet de verwijten van den interpellant ver van zich af. Omtrent die betreffende de jongste onlusten zeide hij: „Zitten er burgers gevangen, dan hebben zij zich ook schuldig gemaakt aan samenrotting en hebben hun verdiend loon,maar moet men daar- V van een wapen smeden, moet men dit als bev. I van weifelende overtuiging aanvoeren, tegen die in 1852 tot die mannen behoorde, die weinijl getal, het dictator gezag afkeurden, door 8 milho burgers goedgekeurd Op dit. tijdstip genoodzaakt om een keus te dit tusschen de vrijheid en een Prins, wiens geslact: naam ik reeds jong leerde eeren en eerbiedig, hield ik het op de zijde van de vrijheid. Ik onttrt mij aan het openbare leven, leefde 20 jaren; de diepste afzondering en keerde daarin eq terug den dag waarop aan onze staatkundige vr| heden in onze instellingen een plaats verleei werd. Men heeft ook gewaagd van de uiteenli pende beginselen waarin een kabinet moest vel vallen, dat uit verschillende richtingen was voo:| gesproten; maar wat zou die richting, als a onderling volkomen eensgezind is, en het kabii 't éen is om aan Frankrijk iets te geven datl nog niet moede is: de vrijheid. Wij zijn niet voor ontbinding, maar komen met de meerderheid in botsing, dan zouden v niet schromen langs den grondwettigen weg o: zen Souvereiri een keus te laten doen tusschen®, ontslag en een beroep op het volk. Kortom, onze daden moeten het daglicht gen zien en niet de menigte verblinden, wij de vrije volkeren willen geraadpleegd en d verrast worden." Deze rede werd zeer toegejuicht, en vele vi 's ministers politieke medestanders, waaronderoi de heer Thiers, overlaadden hem met wenschen. Na eene lange schorsing kwam de heer Guy Montpayroux aan het woord. Hij bracht hul: aan de onbevangen taal van den heer Daru, iru; betreurde dat zijn bewoordingen te algeme; waren, en de bijzonderheden waarop het jut aankwam over het hoofd waren gezien. De e zekerheid is niet opgeheven over de wijze waar- het kabinet de drukpersvrijheid, het recht vereeniging eu vergadering opvat. Ten slotte bi'd val hij het kabinet het lot van de lagere klifl sen aan. Reeds hoorde men de kreten van „la clölu-l en met veel moeite bekwam de heer Favre j| woord om den Minister te beantwoorden. Spr. kwam terug op het verleenen van grorw wettige macht aan de Kamer, waarover tl Regeering het stilzwijgen had bewaardhiel vol dat haar onvoorzichtige stappen de onlusten ui: gelokt hadden om vervolgens tot de ontbinding; quaestie over te gaan „Frankrijk heefteen Kami noodig, die gelijk de heer Daru, aan niets te wereld gebonden is, een Kamer met een wan hart voor de vrijheid; die iu haar doen en late niet beheerscht wordt door ontbindingsvrees. Deze woorden doen een stormachtig debi ontstaan. Twee leden van de rechterzijde roep hard op dat de meerderheid geen ontbindio vreest, dat deze even gevaarlijk voor de linker als voor de rechterzijde zou zijn, dat allen has ongezind waren. Volkomen waar, antwoordde de heer Favr, een ontbinding treft ons allen, en met te meer ree; mag ik er over sprekeu omdat ik slechs schoorvw tend het lidmaatschap heb aanvaard; maar persoo lijk belang moet hier wijken voor 's lands belai; dat, ik herhaal het, een nieuwe Kamer voorer: nieuw regeeringsbeleid vordert. De voorzitter leest nu twee voorgestelde moti' van orde voor. De eerste, van de heeren Mattu: d'Andelarre en anderen, is van oordeel dat Kamer na de oprechte verklaringen van het binet met vertrouwen tot de orde van den dag k overgaan. De tweede, van de heeren Gambel Glais-Bizoin en anderen, vestigt de aandachtd: Regeering op de noodzakelijkheid om de volks vertegenwoordiging te ontbinden. De eerste werd zooals bekend is met 254 tegf 18 stemmen aangenomen. Weder was hij blijven staan, en zag me don ker aan „Watje toch niet bijzonder schijnt te ver wonderen," antwoordde hij. „Weet je misschien reeds van die geschiedenis?" „Wat geeft je recht om dat te denken vroeg ik scherp. Toegevendheid en aarzeling zouden tegenover zijn woede allerverkeerst zijn geweest. „Gij hebt uwe beschuldiging tegen de arme vrouw in zoo bepaalde bewoordingen geuit-, dat ik óf aan uw verstand twijfelen, óf u gelooven moet, hoe ongeloofelijk, hoe ongehoord de zaak ook zij. Daarom vraag ik nog eens: hoe komt gij op dien inval, wat geeft u recht tot deze be schuldiging?" „Gij hebt gelijk," zeide hij, na mij eenigen tijd met zijn sombersten blik uitvorschend te hebben aangestaard, en keerde naar de tafel terug en zette zich neder. Mijn wijze van krijgvoeren was klaarblijkelijk goed. „Gij hebt gelijk. Gij moet me haast wel voor krankzinnig houden, maar," viel hij zich zeiven grijnzend in de rede, „ik dacht dat dit mij niet zoo kwalijk zou zijn te nemen! Maar genoeg, gij hebt gelijk; ge moet meer, ge moet alles hooren. Gij zult alles weten. Daarom verzocht ik je naar me toe te komen." „Gij weet," vervolgde hij op denzelfden grim- migeu toon, „dat ik die bezitting in Stiermarken, die mijn vrouw en mij was ten deel gevallen, I kort nadat ik er geweest ben, verkocht heb. Ik zou daar, waar ik de moeilijkste uren van mijn leven zoo geloofde ik ten minste tot heden doorbracht, nooit meer kunnen terugkeeren. Het verheugde me ook, dat Beate, de kamenier van mijn vrouw, niet naar Frisingen wilde terug keeren, omdat zij het daar zonder hare mevrouw niet zou kunnen uithouden. Ik zond haar weg, en hoorde verder niets meer van haar of uit die streek. „Gisteren drie weken geleden, kreeg ik een brief van een geestelijke uit de stad, waarbij het slot L. ligt. Hij was aan het sterfbed van Beate geroepen, die hem bekend had, dat haar mevrouw niet gestorven, maar gevlucht was. Meer had zij hem niet kunnen openbaren, daar hare stem onverstaanbaar geworden, en spoedig in den laatsten ademtocht gebleven was. „Hoe dit bericht, de ontdekking van deze zonde tegen God en menschen, tegen natuur en eer, op mij werkte, behoef ik u niet te zeggen. Ik moet bekennen, dat ik jaloersch, argwanend en wan trouwend ben zoo ben ik eenmaal, ik kan er niets aan doen. Maar de gedachte aan zulk een bedrog zou nooit in mijn hersens zijn opgekomen; ik herhaal het, 't strijdt tegen de natuur. In den laatsten tijd ging het tusschen Agnes en mij dikwijls zeer stormachtig toe. Ik wil me niet verontschuldigen. Ik was misschien te heftig en te hard, en had misschien geheel ongelijk. Dat zag ik evenwel reeds toen in, en ik zocht weer goed te maken wat ik bedorven had, en zij scheen daar vrede mee te nemen, en toen zij vertrok heerschte tusschen ons, naar ik dacht, de beste verstandhouding. Toch maakte ik mij ongerust: als zij eens niet terugkeerde, zeide ik tot mij zeiven, als zij eens bij de rechtbank onze scheiding zocht te verkrijgen! In een dieroogen- blikken van oneenigheid had zij dat woord uit gesproken, en het had me zoo doen verschrikken, dat ik zoo zacht als een lam werd, om haar van dat denkbeeld terug te brengen, ja, zelfs berouw had over mijn heftigheid en ruwheid. Om haar dit te betoonen, en mij zeiven een boete op te leggen, had ik in de reis bewilligd, die mij toch nooit goed kon doen. Zij stelde haar toch in de gelegenheid, volkomen vrij voor of tegen mij te beslissen. Zij besliste vóór mij, dacht ik; zij vertrok in de best mogelijke stemming, schreef mij een allerliefsten brief en verklaarde, dat zij verlangde naar de stilte van ons huis. Dat was toch alles duidelijk ten mijnen gunste, meende ik. Dat zij toch niet kwam, dat was de beslis sing van het noodlot, niet de hare. Gij weet eenigs- zius hoe ik die vrouw bemind, hoe ik haar gemis beweend heb. Zulk een bedrog, ik moet het nog eens zeggeu, is mij nooit in de gedacht gekomen. Van welken kant men het ook 1' schouwt, het is te onnatuurlijk, te eerloos, dt' dat ik ooit aan den mogelijkheid er van had ko! nen denken. „Ik ging naar den geestelijke van mijn paroch en raadpleegde hem; een knecht kon ik in» een zaak mijn vertrouwen niet schenken, en ik gingen in den grafkelder, schroefden deksel van de kist los, en sloten het weder, 0 ons van de waarheid van het bericht te hebW overtuigd. De kist bevatte niets dan ünnengof Daarop vertrok ik naar Stiermarken, om si- bedenkbare sporen te zoeken en te volgen; dat na bijna elf jaren, vriend, na den dood voornaamste getuige, en na het uiteengaan verstrooien van het geheele dienstbodenpersonS van dien tijd I Wordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2