23 Februari. N°. 3079. Woensdag A». 1870. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". EEN WOORD AAN ZIJN LANOGENOUTEN. ti u ij, 'riekt, LEIDSCB DAGBLAD prijs dezer courant. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.86. Afzonderlijke Nommer» 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. prijs der advbetentiem. Voor iederen regelj 0.16. Grootere letfci-r naar de plaatsruimte die zij beslaan. fcCI ring,; vind) 1870.1 Lelden, 23 Februari. BÜITENLANDSCH OVERZICHT. Slaan wij een blik op de week die achter ons ligt, dan blijft men vertrouwen stellen in de gun stige teekenen des tijds voor den algemeenen vrede, wiens' behoud alle landen zoo vurig wenschen. Valt het niet te ontkennen dat in enkele landen, die voor het evenwicht van de Europeesche weegschaal niet onverschillig zijn, zich verschijn selen voordoen, die dit vertrouwen eenigermate kunnen schokken, er zijn er ook weder andere, waar het vredeswerk met reuzeschreden voort gang maakt Toch zullen er nog meer tastbare waarborgen moeten verstrekt worden, wil de handel en de algemeene welvaart er meer door gebaat worden dan tot dasverzoolang echter Europa nog zoovele millioenen soldaten op de been heeft, zal dit, ondanks de horizont minder bezwangerd is, wel zoo blijven. Een flauwe hoop, verwekt door berichten die aan'het Fransche ministerie het voornemen toe schreven om eindelijk eens Europa in deze richting voor te gaan, is weder teD eenenmale weggevaagd door het ontbreken van gegevens, die: deze geruchten eenigen grond van waarheid bijzetten. Eilieveen de openingsrede van den, Noord-Duitschen Bond door den Koning van Protsen f Beteekent dan de zinsnede niets, toen door Wilhelm uitgesproken, dat 't Z. M. goed deed te kunnen verkondigen, dat zijn vertrouwen op het behoud van den vrede hetwelk HD. het vorig jaar uitsprak volkomen gerechtvaardigd was, en dat zoowel bij de regeeringen als bij de volkeren de overtuiging meer en meer veld wint, dat de levende strijdkrachten van ieder land slechts dienen ter bescherming van de inwendige rust (sic.)? Schoonklinkende phrase, gemoede lijke taal.... maar die vreomd klinkt in de ooren, zoolang de oogen zich niet kunnen afwenden van het Prager vredesverdrag, dat zoowel met opzicht tot de uitvoering van art. 4, waaromtrent Koning Wilhelm bij de jongste troonrede zulke geruststellende verzekeringen gaf!! als tot dat nopens Sleeswijk-Holstein, gelijk het zwaard van Damo- cles nog altijd boven Europa hangt; met dien ver stande dat, als een of andere mogendheid 't in den zin krijgt dit aan te vatten, Pruisen zoo onschuldig is als een pasgeboren kind want, het is dan de aangevallene partij Onder de groote mogendheden, die wel de meest doorslaande bewijzen geien dat er aan 's lands inwendig belang gearbeid moet worden, bekleedt Engeland een eerste plaats. Wat van daar in de jongste week tot ons is gekomen, doet geheel Europa verbaasd staan. De Iersche quaestie is tot op het oogen blik een der groote vraagstukken van den dag, omdat zij in het nauwste verband staat met den politieken en socialen toestand van het machtig Engeland, is door Gladstooe tot het groote onderwerp van de tegenwoordige zitting van het Britsche parlement gemaakt. Het oud Engelsch spreekwoord, dat zegt. „He who would England win In Ireland must begin," is door Gladstone behartigd, met liet aan de orde van den dag stellen van dit moeilijke en inge wikkelde vraagstuk. Het onderwijs, die grondzuil van ieder maat schappelijk gebouw, die krachtige hefboom tot bestrijding van het jammerlijk pauperisme, is ook niet ontsnapt aan de veelomvattende blikken van het voorbeeldig ministerie, waarop Engeland prat mag zijn. Mogen wij met welgevallen neerzien op de pogingen van het buitenland, 0111 onze inrichting van het lager onderwijs, hoofdzakelijk wat zijn gemengd karakter betreft, ook tot heil van zijn landskinderen in te voeren, Engeland gaat daarin de andere mogenheden voor. Nederland zal dus in het vervolg niet meer alleen staan, maar een krachtig verdediger te meer voor de nog altijd bedreigde neutrale school aan zijn zijde tellen. Er is nog meer. Het Engelsch ministerie ver wacht met veel van Schoolverbonden tot aanmoe diging van schoolbezoek, maar hakt den gordiaan- 6chen knoop door en stelt schoolplichtigheid voor, een maatregel die helaas bij ons nog zoovele bezwaren ontmoet. Heeft de nieuwe staat van zaken in Frankrijk vorderingen gemaakt? Ja en neen. Ja, voor hen die van Olhvier uiet het onmogelijke vergen, alvorens de reeds genomeu maatregelen den noo- digen tijd hebben om zich te grondvesten. Neen, voor hen die dit overgangstijdperk voorbijzien en het Kabinet in een wetten-fabriek willen vervormen. Nog minder voor hen die, wars van elk constitutioneel bewind, slechts van het „liberté, égalité en frateruité" van 1789 droomen. Eene andere vraag mag zijn of het hervor mingsgezind kabinet zijn daden wel aan de juiste vertegenwoordigers der natie ter beoordeeling onderwerpt? Wij schromen niet die vraag ont kennend te beantwoorden, al mogen wij niet geheel voorbijzien dat het uitschrijven van nieuwe verkiezingen naar een onrustig tijdperk zou voe ren. Maar ook daarvan meet men zich geen al te overdrevene voorstellingen vormen, in aanmer king genomen dat de barricaden slechts in het eerste hoofdkiesdistrict van Parijs ingang konden vinden, en dat eenige verkiezingen op het platte land wèl liberale vertegenwoordigers die van het ancien régime deden vervangen, maar overigens met de meest mogelijke verkiezingskalmte ge schied zijn. Als men van ontbinding spreekt kan men er tweeërlei beteekenis aan hechten. De eerste in den bovenvermelden zin, de tweede in dien van verrotting van den Staat. In de eerstgenoemde vinden wij aanleiding om op Oostenrijk te komen, de tweede doet ons aan Spanje denken. Beginnen wij met Oostenrijk, waar zich het zonderling schouwspel voordoet dat het niet de Regeering is, die de nationale vertegen woordiging ontbindt, maar deze zelf, door zich van deelneming aan den wetgevenden arbeid te onthouden, fei telijk een toestand van ontbinding in het leven roept. De kroon maakt van dit zijn prerogatief geen gebruik, maar een andere macht in den Staat eigent zich dit als dwangmiddel toe om vooralsnog onmogelijk te bevredigen, eischen be willigd te krijgen. Dit nu is de stormram vau de verschillende Kroonlanden oin eene zelfstandigheid te verkrij gen, die slechts de dynastieke banden met Oos tenrijk wil dulden. Ziedaar in korte woorden Oostenrijks inwendigen toestand geschetst, terwijl zijn uitwendige politiek, buiten hetgeen onder den sluier des geheims verborgen ligt, zich be paalde tot een stap van Von Beust tegen de onfeilbaarheids-annexatiën van Rome. Toonen wij thans aan wat onze opvatting rechtvaardigt dat de tweede beteekenis van het woord ontbinding op Spanje van toepassing is. Ook wij deelden in de algemeene voldoening van het gansch beschaafd Europa, toen Spanje zoo eensgezind en zonder veel bloedvergieten zich onttrok aan de Camarilla-regeenng van Isa bella en juichten de handelingen toe van de mannen, die een regeeringsvorm daarstelden, meer met de tegenwoordige begrippen in overeen stemming. Maar wat heeft dit alles gehaat of uitgewerkt? Niets anders dan dat het land sedert het zoeken en niet vinden van een Koning door zware beroeringen wordt geteisterd, dat burger twisten meer dan eenmaal bloed deden stroomen en dat er niets tot stand komt door de zware tweedracht, die in den boezem van de Cortes en ook te veel in dien van de regeering heerscht. Gaat men op deze wijze voort dan is anarchie onvermijdelijk. Wij besluiten dit weekoverzicht met de ver melding dat Vorst Hohenlohe in Beleren, afge scheiden van zijn Pruisische sympathieën, wel zal moeten wijken voor fanatiek geweld, dat de Sultan en de onderkoning van Egypte nog altijd beste maatjes zijn en dat aan de onfeilbaarheid van den Paus, dusdanig gevijld wordt, dat van dit dogma wel niet veel zal overblijven. De Tweede Kamer heeft door haar gistereD genomen besluit aanspraak op de erkentelijkheid van de Eerste Kamer. Gelijk men zich herinnert is de post voor een eerste bijdrage ter verbetering van de haven van Harlingen, op de begrooting voor staatsspoorwe gen voorkomende, de reden geweest dat de Eer6te Kamer de begrooling afstemde. Een nieuwe begrooting inoest das ontworpen 1 worden; de regeering stond tegenover twee ge- heel uiteenioopende beslissingen, die der Tweede Kamer, welke de post goedgekeurd had, en dus wil dat het werk tot stand komt, en die der Eerste Kamer welke de post, op de Spoorwegbegrooting althans, afgekeurd had; zij meende dat de beste weg in deze was, om, ten einde niet de kans te loopen dat de Tweede Kamer de begrooting zou verwerpen, omdat er geen som was uitgetrokken voor de havenverbetering, die som onder de ouvoorziene uitgaven te brengen, en de post voor den aanleg van den spoorweg van Harlingen naar de Hanno- versche grenzen tot memorie uit te trekken, ter wijl voor alle werken hieronder begrepen (en dan ook voor de haven van Harlingen) een afzonder lijke wet noodig was. De Eerste Kamer kreeg dan haar zin, eene afzonderlijke wet, de Tweede Kamer de hare, eenige zekerheid dat het werk toch tot stand zou komen. De Tweede Kamer oordeelde echter dat hier nog niet genoeg gedaan was ten believe van de andere Kamer, en verwierp het betreffende art, met 17 tegen 29 stemmen. Deze Kamer, zoo zeidé de heer Storm Van 's Gravesande, moet alles vermijden, wat een conflict met de Eerste Kamer zou kunnen bevorderen. Wat de Regeering moeilijk kon doen, met het oog op het gebleken verlangen van de Tweede Kamer, heeft deze. zelve gedaan; zij heeft zich geheel geschikt naar de uitspraak van de andere tak der wetgevende macht, alleen uit vrees voor het ootstaan vau een conflict. En de Eerste Kamer mag haar daarvoor dank weten, waar zij zelve een conflict heeft in het leven geroepen over een zoo ondergeschikte quaestie. Deze stemming geeft wel recht, om met ernst te vragen, wat er zal gebeuren, wanneer de Eerste Kamer op dezen weg voortgaat, en om bij komende quaestiën begrootingen gaat verwerpen, en de Tweede Kamer een andermaal niet zoo inschikkelijk is? De behandeling van de vraag in hoeverre de concessionarissen van spoorwegen verplicht zijn 0111 de schade aan bestaande verdedigingswerken, door den aan te leggen spoorweg toegebracht, te herstellen, is na eenige discussie tot later uitge steld. De Minister van Biunenlandsche Zaken verklaarde toch, dat bij de onteigeningswet vau den weg van AmsterdamHilversum—Zutfen^ de regeering zal voorstellen dat de staat de verde- diginswerken zal bekostigen, en op grond vau deze verklaring gaf de heer Thorbecke aan den voorsteller der motie, den heer De Roo, in over weging om thans zijne motie in te trekken. Deze voldeed hieraan, en hij had ten eerste de voldoening dat de regeering reeds dadelijk van hare gewone wijze van handelen in deze zou afwijken, door bij genoemde spoorweg de kosten van defensiewezen, die vroeger steeds door den concessionaris werden gedragen, door den staat te doen bekostigen, en ten tweede dat én de heer Thorbecke én de heer Stieltjes verder wilden gaan dan hij zelf, en nog in meerder gevallen de schade ten laste van den staat wilden bren gen, dan de motie bedoelde. Wordt de con cessie in het algemeen belang verleend, zoo rede neerde de heer Thorbecke naar ons inzien terecht, dan moeten ook de defensiewerken ten koste vau het algemeen komen. Bij de Regeering is nader bericht ontvangen omtrent de internationale maritieme tentoonstel ling, welke in dit jaar te Napels zal worden ge houden. Daaruit blijkt ouder anderen, dat zij niet in April, zooals was aangekondigd, inaar deu Met uitnemend genoegen voldoen wij aau bet verzoek van den Schrijver van het onderstaand artikel in Het Vaderland, om het, in zijn geheel, in onze kolommen te willen opnemen, en het onderwerp alzoo in de aandacht onzer lezeri te willen aanbevelen. DOOR J. J. CREMER. 't Was een prachtige zomeravond. Aan 't eind van den grooten dorpstuin met het uitzicht langs den wegkronkeleDden zandweg, over de golvende korenvelden, daar onder het lommerrijk geboomte, hield hij mij staande, uil;„Gij moet mij helpen," sprak hij met warmte. ulk zag hem vragend aan. Wij hadden over den toestand van het ongelukkige fabriekskind gesproken. Hij was er mee bekend, immers zijn ambt bracht hem gedurig in de stoomfabrieken van ons vaderland. „Zou i k u helpen 1 Ik „Ja, met de gave die God u schonk, öchets een verhaal uit de werkelijkheid, waarvan ik u sprak, en niet slechts zult ge de harten uwer lezers treffen, maar ook hen opwekken 0111 ter redding dier arine wezens de handen inéén te slaan." Had ik hem goed begrepen? Wenschte hij een verhaal, een vertelling over den toestand van het fabriekskind in ons vaderland!? 't Was mij alsof ik voor den ingang eener duistere, mij ge heel onbekende groeve stond, en men 't verzoek tot mij richtte om er als gids 111 vooruit te gaan. Zonder antwoord te geven staarde ik in het dommelig verschiet. Hij begreep dat zwijgen, „Je hebt kinderen, nietwaar?" hernam hij ernstig: „welnu, ga dan de kinderen zien die in de fabrieken werkeD; keer naar huis terug, en schrijf." De neigende zon wierp gouden glansen over de golvende korenvelden. Ik drukte hem de hand. Wij hadden in Gods prachtigen tempel ons verbond gesloten. En, Landgenooten, de schrijver dezer regelen ging, en zag. En toen hij thuis kwam, en zijn eigen kinderen liefkoosde en kustte ach hij wist niet waarom zoo anders dan gewoonlijk toen hij daar verhalen moest van die bleeke holoogige dwergjes die men fabriekskinderen noemt; en de zijnen daar dwong om te eten, neen, om slechts een enkele kruimel te proeven van den erbarmelijken kalkmeel-poffer die het leven dier arme kleinen moet rekken voor een geestdoodenden arbeid van 1215 uren daags. Toen, ja waarachtig, toen wist hij 't wel wat hij schrijven zouhij zou zijn stem voegen hij die van een Coronel van een Le Poole t) en anderen, en de uitkomst moest leeren of de een voudige vertelling inderdaad eenig wicht zou kunnen leggen in de schaal der menschelijkheid. Landgenooten't Is u bekend wat er sedert dien tijd geschied is? In 1863 benoemde de Minister Thorbecke een commissie die belast werd met het onderzoek naar den toestand der kinderen, arbeidende in de fabrieken; en de man wiens hart op dien zo meravond zoo warm had gesproken, hij mocht de voldoening smaken zich aan het hoofd dier com missie gekozen te zien. Zie 0. xijb meesterlijk ituk getiteld. In 7 Gooi, en April-Nos. van de Gida 1863. Economist, eoz. Fabriekt kinder en Een bede, doch met om geld Arnhem, by D. a. Thieme 1863. Zeven jaren zijn voorbijgegaan. Zkvkn Waarom leg ik zulk een nadruk op dat woord? Zal het een verwijt zijn aan de commissipvau onderzoek omdat zij zeven lange jaren behoefde voor haar moeilijke taak? Neen! De beschul diging zou miskenning kunnen worden, en mis schien slechts terugkaatsen op den Minister die tot leden dier commissie mannen koos vau wier kuDde en trouw hij was verzekerd, doch wier maatschappelijke stand hun slecht» luttel tijds voor het gewichtig onderzoek gunde. Neen Landgenooten, wij beschuldigen niet, maar ik leg een sterken klemtoon op dat getal, omdat menig hart in dien langen tusschentijd heeft ge bloed bij 't bedenken: En terwijl men nu past en meet en weegt, kwijnen en lijden en ontberen die armen maar altijd voort, en sterven van uit putting nog voordat ze geleefd hebben. 1 Nederlanders, 'k zal u de stemmen niet her halen die voor zeven jaren, 't zij uit onwetend heid, 't zij uit een kwalijk begrepen eigenbelang, te midden uwer verontwaardiging klonken, en I den „novellen-dichter" wat al te gemakkelijk van overdrijving beschuldigden. Ze zullen thans niet zoo ligt herhaald worden; immers, land- I genooteu, de commissie van onderzoek naar den toestand der kinderen, arbei- dende in de fabrieken, heeft in haar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1