e zaitj
lier
van i
ri
01
naar
det
uit
IWiji
Tot dusver konden gevangen journalisten on
gestoord hun werk in de bladen, waaraan zij
verbonden zijn, voortzetten. Maar dit zijn ook
geen volksvertegenwoordigers.
■Mij, die het geluk heb dit te zijn, snoert men
niet alleen den mond, maar ontrooft men de
pen door het streng verbod om mijne mede
werking aan de Marseillaise te verleenen; zoo
dat, als zoo een of ander kalkoensche haan mij,
gelijk eenige dagen te voren, in het openbaar
beschimpt, ik noch op de tribune, noch in mijn
blad het woord kan voeren wegens een persoon
lijk feit.
Niet genoeg dat men zich van lastige afgevaar
digden ontdoet, door hen in den kerker te stoppen,
maar men laat hen nog op den koop toe dood
hongeren. Ik zie er waarlijk geen gat in hoe in
mijn bestaan te voorzien, ik die uitsluitend van
mijn handenarbeid moet leven en wien men nu
tegelijkertijd de bezoldiging als afgevaardtgde
en de inkomsten als schrijver onthoudt. Ik ben
zoo gelukkig niet als Mile Hortense Schneider
of de heer Emile Ollivier, om tot het huis van
den onderkoning van Egypte te behooren. Waar
lijk, een voorzichtig revolutionair dient zich in
het vervolg wel een appeltje voor den dorst aan
te schaffen.
Als ik den moed had, zou ik aan den Keizer
de gunst vragen om in de werkplaatsen van Pé-
lagie onder de crimineel veroordeelden schoeisel
van zelfkant te mogen gaan vlechten, want
ik heb hooren vertellen dat men daar vijf stui
vers voor een dag van 15 fiksche uren verdient.
Zou men mij deze gunst wel toestaan? Aan
mij, die zooveel vijanden op de Tuilerieën heb
zitten.
Wat er van kome het is me om het even, maar
als nu het eerste hoofdkiesdistrict niet met recht
in zijn schik is over de goede behandeling van
zijn afgevaardigde, dan, ik beken het volgaarne,
lerr is het moeilijk te voldoen."
vortj? De raadkamer van het Hooggerechtshof heeft
ivill naar de openbare terechtzitting van dit hof ver-
je: wezen prins Bonaparte, beschuldigd van: 1°.man
ie slag op den persoon van Victor Noir, onder de ver-
ai: zwarende omstandigheid dat deze misdaad werd
dt voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door de vol-
sel gende: 2°. poging tot manslag op den persoon
loet van Ulric Fonvielle, onder de verzwarende om-
uil standigheid dat die misdaad werd voorafgegaan,
bsil. vergezeld of gevolgd door de hiervoren omschre-
ondc ven; misdaden, strafbaar gesteld bij art. 304 Code
ud« Pénal, dat luidt: De manslag zal de doodstraf
riet: medebrengen, wanneer hij voorafgegaan, vergezeld
vat of gevolgd zal zijn van eenige andere misdaad
ev i of wanbedrijf. In alle andere gevallen zal de
orp; doodstraf met een eeuwigen dwangarbeid gestraft
k n. worden.
jl Rumeuië.
tilt Het schouwspel, dat Griekenland geruimen tijd
in de Europeesche statenrij opleverdegemis aan
ik stabiliteit in den staatkundigen toestand van dat
pl land, heeft men ook in Rumenië kunnen waar
nemen, en vooral in den laatsten tijd op schrik
te barende wijze.
dl I Men moet met de inwendige inrichting van
dit land eenigszins vertrouwd zijn, wil men zich
een denkbeeld kunnen vormen van de snelle
wisselingen van regeeringen die daar plaats vin
den. Het is er als het ware stereotiep gewor
den, dat geen zittingjaar zonder kabinetsveran
deringen of kamerontbinding kan voorbijgaan.
Rumenië wordt door partijschappen als het
ware verscheurd. Het hoofd van den Staat, Vorst
Karei v. Hohenzollern, kan daaraan bitter wei
nig veranderen, en dat nog wel uithoofde van
een grondwet die onmogelijk vruchten kan dra
gen, omdat het volk daarvoor nog niet rijp is.
Hij is dan ook bijna geheel overgeleverd aan
de intriges van de zich heftig bestrijdende par
tijen, die vertegenwoordigd worden door mannen
als Gogolnitscheano, Ghika, Boeresco, Joan en
George Bratiano, Golesko en Cousa.
Wij behoeven slechts terug te gaan tot het
vorig jaar, toen Bratiano, aan wiens regeering
zich zulke treurige herinneringen vastknoopen
nopens de vervolgingen, waaraan de Israëlieten
in de provincie Baken blootstonden, en de po
gingen om de rust van Europa te verstoren door
dc invallen van Rumenischo benden in Bulgarije,
toen die Minister, door Pruisen en Rusland in
den steek gelaten, het bewind in andere handen
overgaf, om ministeriën als onkruid te zien op
komen en verdwijnen.
I In de jongste veertien dagen behelsden de dag
bladen andermaal talrijke telegrammen over een
kabinets-crisis, die evenwel zoo tegenstrijdig, dik
werf zoo ondenkbaar waren, dat er geen touw
aan vast te hechten was om zich een juist denk
beeld van den stand van zaken te vormen.
1 De nader ontvangen berichten doen den toe
stand beter overzien, om de jongste crisis op te
helderen.
Het ministerie-Bratiano werd door een, waar
van Demeter Ghika de ziel was, opgevolgd. On-
eenigheid tusschen den minister van Binnenland-
Sche Zaken, Cogolnitscheano, en den minister van
Justitie, Boeresco, waren oorzaak dat gene den
ïdsn Februari 11. aftrad. Hij liet echter deze ge
degenheid niet ongebruikt voorbijgaan om Vorst
ki
70.
U-
<14
het
het
duli
hel
Karei, den heer Gogolnitscheano, in zijn pri
vaat leven en als Minister in zoodanige zwarte
kleuren af te schilderen, dat het dien onmogelijk
was hem langer zijn vertrouwen te schenken.
Het gevolg was dat deze reeds den 5d0° Febr. zijn
ontslag bekwam. Dienzelfden dag kondigde de
Minister-President Demeter Ghika de Kamer van
afgevaardigden aan, dat hij met de portefeuille
van Binnenl. Zaken was belast en ad interim die
van Openbare Werken zou behouden, totdat
daarvoor een nieuw Minister zou benoemd zijn;
tot Minister van Justitie was opgetreden de heer
Georg Cantacuzeno, tot dusver burgemeester van
Bucharest.
Nadat de Kamer deze verklaringen had ver
nomen, verlangde zij evenwel ophelderingen over
de aanleiding van deze wijzigingen in het kabinet.
George Bratiano vroeg en bekwam verlof om den
7d<" Februari den minister-president daarover te
mogen interpelleeren, waaraan hij gelijktijdig het
doen van de vraag vastknoopte, op welke wijze
de minister-president het in den laatsten tijd ge
schokt vertrouwen tusschen de uitvoerende en
wetgevende macht te herstellen door de geheerscht
hebbende oneenigheden in den boezem van het
kabinet, die alle eenheid verbrak, dacht te her
stellen.
Het was te verwachten dat deze interpellatie
zooals men straks zal zien een votum van wan
trouwen ten gevolge zou hebben, omdat Demeter
Ghika, door het aftreden van beide straks ge
noemde ministers, ook de meerderheid der Kamer
verloor.
Alvorens verder te gaan, eene kleine ophelde
ring van eene verwarring door de menigte tele
grammen over een en ander gesticht. Gelijktijdig
b. v. las men in den afgeloopen week dat Bra
tiano een interpellatie tot de Regeering richtte
cn zijn ontslag als afgevaardigde had genomen.
De fout nu is slechts gelegen in het weglaten
van den voornaam. Er zijn twee heeren Bratiano
die een gewichtige rol op het politiek tooneel
van Rumenië spelen: Joan Bratiano (de straks
bedoelde gewezen Minister) en George Bratiano.
Het is de eerste die als al'gev. is afgetreden, en
de laatste is de interpellant.
George Bratiano deed werkelijk zijn interpel
latie in de zitting van den lste" Februari, waarbij
hij alle vergrijpen van den minister-president tegen
de grondwet opsomde en laakte; in het bijzonder
voer Bratiano hevig uit en teekende protest aan
tegen de benoeming van den heer Cantacuzeo
als Minister van Justitie, die niet tot de meer
derheid der Kamer, maar tot eene weinig betee-
kenende fractie behoorde, terwijl hij er verder een
grief van maakte dat de nieuw opgetreden minis
ters Marzescu en Catargin noch leden der Kamer,
noch der Senaat, maar prefecten waren. Op grond
van een en ander stelde hij deze motie van
wantrouwen voor: „De Kamer, van oordeel dat
zij geen vertrouwen kan stellen in het ongrond
wettig gevormd kabinet, gaat over tot de orde
van den dag." Ook andere leden bestreden het
kabinet op dezelfde gronden, terwijl de afgev.
Asian een motie voorstelde, die nog scherper het
wantrouwen der Kamer te kennen gaf. Zij luidde
De Kamer ziet geen waarborgen voor de oprechte
toepassing van de constitutioneele beginselen in
deze Regeering.
Het kwam in deze zitting tot geen stemming.
Den volgenden dag was de minister Demeter
Ghika het eerst aan het woord, en, onder de
verklaring dat het kabinet de overtuigin" had,
dat een der motien zoude worden aangenomen,
gaf hij te kennen dat het geheele kabinet zijn
ontslag bij den Vorst had ingediend.
Sedert dien tijd kwam in den stand van za
ken weinig verandering. Nadat Vorst Karei in
de bedoelde aanvraag om ontslag had bewilligd,
ontbood hij als constitutioneel vorst de presiden
ten van den Senaat en der Kamer en vereerde
hen met het vertrouwen om een nieuw kabinet
samen te stellen. De president van den Senaat
Plagino bedankte voor dit aanbod, de president
van de Kamer Balsch achtte zich niet in staat
die vereereude taak uit te voeren. Ook Vorst
Joan Ghika, niet te verwarren met den afgetre
den minister Demeter Ghika, kon er niet toe be
sluiten een nieuw ministerie te vormen. Toen
belastte vorst Karei den voormaligen minister van
financiën Alexander Golesco, die vele vrienden
in de Kamer heeft, met die taak. Diens pogingen
om uit de meerderheid der Kamer een levens
vatbaar kabinet samen te stellen, mislukten ten
eenenmale, door de geheime kuiperijen van Gogol
nitscheano. Andermaal wendde vorst Karei zich
tot Joan Ghika, die zich eindelijk onder vele
voorwaarden liet vinden om de regeering op zich
te nemen en het land een ministerie te geven.
Het gelukte hem spoedig zich de bekwaamste
en meest geëerde mannen van Rumenië als ambt-
genooten te verzekeren, zijnde de drie senatoren
Plagino, Costaforu en Jonesco (de laatste was een
van de afgevaardigden van Rumenië op het sta
tistisch congres in den afgeloopen zomer te 's-Gra-
venhage gehouden) en de twee afgevaardigden
Mavrogheni en Alex Golesco. Reeds was alles
gereed om deze gelukkige beëindiging der crisis
den lande te verkondigen, toen Gogolnitscheano
wederom te voorschijn trad en van zijn talrijke
medestanders in de Kamer een protest wist uit
te lokken tegen de benoeming van Joan Ghika
tot minister, dat vergezeld ging van de bedrei
ging hun mandaat te zullen nederleggen. Of vorst
Karei zich dit heeft laten welgevallen is niet be
kend, evenmin is er tot hiertoe sprake van andere
combinatiën, maar uit het dezer dagen ontvan
gen bericht dat het kabinet zijn programma reeds
in de Kamer zou ontwikkeld hebben en uit een
daarop gevolgd blijk van vertrouwen, dat met 87
tegen SI stemmen werd geschonken, mag men
opmaken dat dit kabinet geen ander is dan wij
hierboven aanwezen.
Beieren.
Het is thans bijna zeker dat de koning in het
door vorst Von Hohenlohe aangevraagd ontslag, als
minister van buitenlandsche zaken, bewilligd
heeft, Er worden onderscheidene mannen als
zijn opvolgers genoemd, o. a. de gezant te Weenen
graaf Bray, die reeds in 1848 en 1849 deze be
trekking bekleedde.
België.
De senaat heeft Zaterdag het wetsontwerp
nopens de nationale militie aangenomen.
De Kamer van Vertegenwoordigers zette in
de afgeloopen week de beraadslaging over het
ontwerp-wetboek van koophandel ijverig voort.
Dinsdag hervat de Kamer de behandeling van
dit wetsontwerp.
TELEGRAMMEN.
Parijs, 20 Februari. Bij keizerlijk besluit is
het Hoog Gerechtshof, bestemd om de zaak van
prins Pierre Bonaparte te behandelen, tegen 21
Maart te Tours bijeengeroepen. De heer Glanday
zal president, en de heer Grandperret procureur-
generaal bij dat Hof zijn.
De Gazelle des Tnbunaux meldt, dat de instructie
het bewijs heeft geleverd, dat de prins aange
vallen is geworden. Het is aan geen twijfel onder
hevig, dat hij ten gevolge daarvan op Victor Noir
heeft geschoten, en dat ook het leven van De
Fonvielle bedreigd werd.
Rome, 20 Februari. Gisteren zijn de carnavals
feesten alhier onder de volmaaktste kalmte be
gonnen. Er zijn weinig vreemdelingen in deze stad.
De politie vond op de muren der stad, bij wijze
van aanplakbiljetten, spotschriften op het dogma
der onfeilbaarheid.
Madrid, 19 Febr. De Imparcial zegt, dat de Car-
listische samenzwering in omvang toeneemt,
vooral in de Noordelijke provinciën. Een aantal
leiders zouden reeds het Fransche grondgebied
hebben verlaten.
Do hertog van Montpensier heeft een brief ge
richt aan zijne kiezers, waarin hij hen verzekert
dat Spanje thans zijn vaderland bij uitnemend
heid is.
Berlijn, 19 Febr. In de zitting van den Rijksdag
is het ontwerp van wet tot verdeeling van het
Rijk in jurisdictiën zonder debat bij de eerste
lezing aangenomen, alsmede het ontwerp van wet
tot het verleenen van pensioenen aan voormalige
Sleeswijk-Holsteinsche manschappen.
New-York, 18 Febr. Tijdingen uit Mexico mel
den, -dat den 7den Februari jl. de troepen van
Juarez, onder bevel van Escobedo, naar Guana
juato de wijk hadden genomen, wordende zij door
een overmacht van insurgenten vervolgd.
GEVEILDE PEKCEELEN.
Gehouden verkooping aan den Burg alhier, op Za
terdag 19 Februari, ten overstaan van den Notaris
A. Van Leeuwen
N°. 1. Een huis te Leiden aan de westzijde
van de Hooigracht aan den hoek van de Heeren-
steeg Wijk VII, N\ 814. Kooper A. Van Borse-
len voor 900.
N". 2. Een huis en erf aan de westzijde van
de Heerensteeg, Wijk IV, N°. 784. Kooper G.
Vilders voor 461.
N°. 3. Een huis en erf aan de Binnenvestgracht
omtrent de ICraaierstraat, Wijk III, N°. 68. Koo
per W. Van Oosten voor f 710.
N°. 4. Een huis aan de oostzijde van de Pie
terskerkgracht aan den hoek van de Berkendaal-
straat, Wijk IV, N'. 531 en 531rood. Kooper J.
Vos voor 700.
N°. 5. Een huis naast het voorgaande perceel,
in bod gebracht op 400. Niet gemijnd.
N°. 6. Een huis en erf aan de Binnenvestgracht
omtrent de Rijnstraat, Wijk III, N°. 49. Kooper
M. Overduin voor ƒ325.
N«s. 7 en 8. Een huis en erf aan de oostzijde
van de Geerestraat, aan den hoek van de eerste
Haverstraat, Wijk II, N°. 480 en 480 rood, sectie
E, N°. 569, en een huis en erf aan de noordzijde
van de eerste Haverstraat, omtrent de Geere
straat, Wijk II, N°. 558, sectie E, N°. 616, ge
combineerd. Kooper W. F. Kasteelen voor ƒ352.
N°. 9. Een huis en erf op de Waardgracht of
Kalvermarkt, omtrent den Zuidsingel, Wijk VIII,
N°. ISO. Opgehouden op ƒ1502.
STATEN-GENEKiAAL.
TWEEDE KAMER.
In de zitting der Tweede Kamer van heden heeft
de heer Van Reenen na aflegging der gevorderde
eeden zitting genomen.
Daarop is in behandeling genomen de Begrooting
van Uilgaven voor Staatsspoorwegen 187Q.
De Minister van Binnenl. Zakeu verdedigde uit
voerig de wijze waarop hij deze thans had ingericht,
tegen de bedenkingen in het Eindverslag voorkomende.
Er is nu een artikel, voor den aanleg van een Spoor
weg van Harlingen naar de Hanoversche grenzen
voor memorie uitgetrokken; dit is geen nieuw artikel
en slaat op alle uitgaven voor die lijn te doen. Daar
de post voor memorie is uitgetrokken, behoeft de
regeering, wil zij later do haven van Harlingen ver
beteren, goedkeuring der wetgevende macht.
De HH. \V. v. Goltstein, Storm en v. Voorthuy-
zen ontwikkelen bezwaren tegen deze begrooting en
vreezen dat de aanneming van art. II tot oen conflict
met de Eerste Kamer zal ,'nanleiding geven. Na al
het gebeurdo is het toch duidelijk, dat dit artikel op
de verbetering der haven van Harlingen slaat, en
deze wilde de Eerste Kamer juist niet op de be
grooting gebracht zien, daarom stemden zij haar af.
Na aanneming der 10 eerste artikelen wordt art.
11 verworpen met 37 tegen 29 stemmen.
Voor de heeren: Van Akerlaken, Dam, Mirandolle,
Van Catwyclt, Rombach, Blom, De Bruyn Kops,
Knoop, Van Eek, Jouckbloet, Lenting, Wijbonga,
Cremers, Do Roo, De Lange, Rutgers, Van Loon,
Hiugst, Guljé, Gratama, Viruly, Van der Maesen,
Van Reenen, Van Delden, Van Houten, Cornells,
Zijlker, Van de Putte en do voorzitter.
Tegen de heerenSandberg, Van der Hucht, v. Kerck-
wijk, Taets, Hasselman, Vader, Moens, Blussé, Storm,
Sloet, Van Sypesteijn, Heijdenrijck, Heemskerk Az.,
Idserda, Luyben, Hardenbroek, Hofman, Begram,
V an Namen, Dumbar, Kalft', Borret, Bichon, Van
Lijnden, Stieltjes, Van Goltstein, Smits, Nierstrasz, De
Casembroot, 's Jacob, Halïmans, Kien, Van dor Lin
den, De Brauw, Van Voorthuyzen en Heemskerk Bz.
Daarna is de geheele wet met algemeeno stemmen
aangenomen.
Vervolgens is aan de ordo het voorstel van den heer
De Roo van Alderwerlt betreffende de schadevergoe
ding van concessionarissen aan het Rijk, bij den aanleg
van spoorwegen.
Dat voorstel luidt aldus
/'De Kamer, gehoord de inlichtingen der Regeering
omtrent de bezwarende voorwaarden, welke, met het
oog op 's lands verdediging, aan het verleenen van con
cession voorden aanleg van spoorwegen verbonden zijn,
is van oordeel, dat dergelijke voorwaarden alleen dan
mogen gesteld worden, wanneer door den aan te leg
gen spoorweg, rechtstreeks en onbetwistbaar, schade
wordt toegebracht aau bestaande verdedigingswerken,
in welk geval de schade door den concessionaris be
hoort te worden hersteld, en gaat over tot de orde
van den dag."
De heer De Roo opende het debat met de toe
lichting dezer zijne motie. Na eene afkeuring van
den tot nu toe door den Minister van Oorlog ge
volgden weg, stond hij stil bij de strekking van de
motie en trachtte het misverstand uit den weg te
ruimen over hare redactie; zij heelt niet ten doel
aan de regeering het recht te betwisten om den
aanleg van Spoorwegen te weigeren of een ander
tracé aan te wijzen, maar wil alleen dat geen geld
van particulieren gevorderd wordt voor hetgeen (hot
algemeen belang eischt.
De heer Storm bestreed de motie in het belang
der defensie en inundatie-werken.
De Minister van Oorlog, de motie ter zijde stel
lende, gaf als zijn voornemen te kennen dat voortaan
bij elke onteigeningswet de Kamer in de gelegenheid
zou worden gesteld om uit te maken of er grond
bestaat tot het vragen van vergoeding van kosten
voor het defensiewezen aan de belanghebbenden. Hier
aan knoopte hij eene korte beschouwing vast over
het verband van de spoorwegen met het defensie
wezen.
Nadat de heer De Roo gerepliceerd had, bestreed
de heer Stieltjes sommige punten uit de zoo even
vermelde beschouwing van den Minister, vooral waar
de heer Van Muiken op de nadeelen van de spoor
wegen voor de defensie had gewezen, zonder te letten
op de voordeelen voor het snel vervoer van troepen
en de vermeerdering van welvaart.
De Min. van Binnenl. Zaken brengt ter bekorting
van het debat bij, dat in de verleende concessie aan
den Holl. Spoorweg voor de lijn Amsterdam-Utereht-
Zutfen geen voorwaarden tot betaling van eenige
som voor de defensie is opgenomen, maar bepaald is
dat geen aanvang mot het werk zal worden gemaakt
voor en aleer de eerste onteigeningswet bij de Kamer
zal worden behandeld, waarbij zal aangetoond worden
welke werken eventueel noodzakelijk zijn voor de
verdediging.
De heer Storm van 's Gravesande achtte dit be
ginsel zeer bedenkelijk voor het geval de onteige
ningswet eens verworpen zou worden.
De lieer Thorbecke toetste de motie van den heer
De Roo aan deze vraag: Wanneer door don aanleg
van spoorwegen verandering in staatawerken wordt
gebracht, wie zal dan de kosten betalen?
(Per Telegraaf.) De heer Do Roo heeft op verzoek
van den heer Thorbecke ten slotte zijn motie inge
trokken. In het verdere gedeelte der zitting hield do
heer Fransen v. d. Putte de vroeger aangekondigde
interpellatie nopens den toestand van het vaarwater
van Rotterdam en Dordrecht naar Zee. Het debat
liep over vele technische punten en de interpellant
constateerde ten slotte, dat zoowel de Min. van Bin
nenl. Zaken als de heer Stieltjes geen twijfel geop
perd hadden aan do uitvoerbaarheid van de door
graving van den II oek van Holland, mits daarvoor
meer gelden beschikbaar komen. Morgen is het
eerst aan de orfe het opmaken van een nominatie
tot vervulling der vacature in de Algemeene Reken
kamer.
LAATSTE BERICHTEN.
's-Gravenbaoe, 21 Febr. II. M. de Koningin
vergezeld van HD. gevolg, is hedenmiddag te 1
uur, tot het ondernemen van HD. voorgenomen
reis nanr Torquaij (Engeland), uit deze residentie
vertrokken.
Amsterdam, 21 Febr. Rogge Petersburger, 172,
173 cz./k. Galatz 176 cz./k., N. Pruis. 1S8. Leve
ring Maart 170, 171, Oct. 176, Mei 174. Stemming,
loco, levering genoegzaam onveranderd, Koolzaad,
Oct. 73ft. Raapolie vliegend 41*, najaar 41a40zt,
voorjaar 41ft a 54- Lijnolie vliegend 31jt, voor
jaar 32*.
H0WELIJKEN, GEBOORTES EM STERFGEYALLElT
Eerste Huwelijks-Afkondiging van Leiden van
den 20sten Februari.
H. H. Bolland 'jm. 31 j. en E. A. Vlieland jd. 23 j. B.
J, Koeper Bosch jm. 27 j. en A. E. Vlieland jd. 23 j. G.
Lugtigheid jm. 22 j. en H. J. Molenaar jd. 21 j. P. Van
der Velden jm. 22 j. en N. Crama jd. 21 j. J. Coster Jm.
24 j. en J. M. Hekkcr jd. 26 j. B. Van Velthoren jm. 29
j. en J. Van der Hoogt wed, 81 j.