dent van Tangerang. Eene onderlinge verwisseling van standplaats heeft dus niet plaats gehad. Op den lOden dezer zag te Solo een Nieuws-en Advertentieblad de Vorstenlanden het licht. Het is een Weekblad dat zich meer bijzonder ten doel stelt de bespreking van den toestand des inlandschen landbouws, in verband tot de daarop betrekking hebbende beschreven en onbeschreven wetten en besluiten, en een toetsen der werkelijkheid aan de beginselen van staat-, volk- en land-huishoud- kunde. Bij besluit van 6 Januari heeft de Gouv.-Gene raal verklaard, dat het algemeen nut de ontei gening vordert ten name van de Nederlandsch- Indische spoorwegmaatschappij van de particuliere eigendommen, noodig tot den aauleg van een spoorweg van Batavia naar Buitenzorg. Samarang, 4 Januari. Tan eene goed ingelichte zijde vernemen wij, dat bij de regeering aanhangig is een plan tot een dagelijkschen stoomvaartdienst langs Java's Oostkust. Padang, 22 December. Volgens geloofwaardige geruchten zouden er de vorige week door eenige onderofficieren in garnizoen alhier eenige straat schandalen zijn gepleegd, welke met niet minder dan grafschennis en roof zijn gepaard gegaan. Bedoelde onderofficieren zouden in hun overmoed de grafnaald, opgericht ter eere van wijlen den luit.-kolonel Raaf, aan het zeestrand alhier, deer lijk hebben geschonden, door het omverwerpen van alle de steenen paaltjes, welke tot afsluiting om genoemde grafnaald zijn geplaatst, niet alleen, maar zouden zij zich ook hebben vermeten om uit de woning van een Chinees eene met zilver gemonteerde opium-pijp, benevens een bamboe met eenig geld mede te nemen. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië zijn de volgende beschikkingen genomen Civiel Departement. Benoemd: Tot assist.-resid. van Madjalengka E. Kalfstermantot assist.-resid. van Temangoong O. W. Swaving; tot assist.-res. van Japara Jhr. C. J. L. Goldman; tot ambtenaar ter beschikk. bij de land. ink. en cult., de ambt. op wachtg. tijdelijk ter beschikk. van den resid. van Bezoeki P. C. Arends; tot comm. op het res.- kautoor te Soerakarta J. M. Apontot comm. op het bureau van den ass.-res. der Zuid. afd. van Padang de ambt. op wachtg. A. C. Kuhr; tot hoofdonderwijzer aan de openbare 2de lagere school te Padang P. Inklaar; tot ass.-res. voor de politie te Padang Th. A. L. Kroesentot 2den deurw. bij het hoog-gerechtshof, tevens deurw. bij het hoog-mil. gerechtsh. te Batavia K. J. Groen. Voor het jaar 1870, tot leden der comm., inge steld bij art. 49 der bepalingen op het beheer van 's lands geldmiddelen, A. Rutering en J. B. P. Osten, aftredende leden dier commissie. Goedgekeurd: Dat door den resident van Banjoemaas is opgedragen de waarneming der betrekking van gouv.-landmeter en roeim. in de res. Banjoemaas, aan den ing. 1ste kl. bij den wat. en 's lands burg. opb. werken F. Mispelblom Beijer. Verleend: Een tweejarig verlof naar Neder land, wegens ziekte, aan den dir. der burg. open bare werken P. J. G. Beijerinek, aan den ambt. op wachtg. J. L. S. Whitton, aan den hoofdon derwijzer aan de openb. lagere school te Padang- Pandjang J. A. Vermeulen, en aan den tweeden comm. ter alg. secret. A. O. Van Swieten. ,Ontslagen:Op verzoek, eervol, wegens ziekte, de comm. op het bureau van den assist.-res. der Zuid. afd. van Padang N. F. Groenevvald; eervol, wegens ziekte, onder toekenning van wachtgeld, de tijd. 3de commies voor de esaminatie en liquidatie der verantwoordingstukken en het af sluiten der begrooting, loopeude over het tijdvak, voorafgaande aan den lsten Jan. 1S67, J. H. Wes terkamp; eervol, met behoud van recht op pens., de onderopz. bij het mijnwezen J. G. J. Bertrand; eervol, uit zijne betrekking, onder toekenning van wachtgeld, de secr. van het gouv. Sumatra's Westkust J. B. Abegg; eervol, met behoud van recht op pens., de gewezen zout-hoofddepot pak- huism. te Tjilajap A. L. Edwardseervol uit de betrekk. van deurw. bij het hoog milit. gerechtsh. A. F. L. Leidelmeijer. Militair Departement. Verleend: Een tweejarig verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den kapit. der artillerie J. G. Boekholt. Bevorderd: Tot lsten luit. bij het korps genie en sappeurs, de 2de luit. van dat korps E. J. C. Heiligers. Ontslagen: Eervol, wegens lichamelijke on geschiktheid voor den milit. actieven dienst, met behoud van recht op pens., de 2de luit. der inf. C. H. Van Meeuwen. Marine Departement. Ontslagen: De3destuur- man bij de gouv.-mar. F. J. Winter. Benoemd: Tot kommand, bij het vak van scheepsbouw de vice-kommand. L. H. Olie en J. Allein. NEDERL. WEST-IN DIE. Paramaribo, 20 Jauuari. Naar men van Bene den Cottica en Matappica bericht was de weers gesteldheid er zeer gunstig voor den groei der veldgewassen welke over het algemeen voor dit jaar een goeden oogst beloven. Ook in Boven Cottica en Perica heeft men in Dec. jl. veel regen gehad, hetgeen gunstig nor den landbouw was. De gezondheidstoestand Ier bevolking was goed. Overal werd geregeldge- werkt, terwijl orde en rust niet worden ge stoord. CtRAfAo, 22 Januari. Bij gouvernementsbeaii- ten zijn benoemd: tot ontvanger en magazjn- meester op Bonaire de heer J. H. W. Gravenhcst thans ontvanger enz. op St.-Eustatius; tot ot- vanger enz. op St.-Eustatius de heer T. G. Groebe, thans griffier en secretaris van en raad van politie aldaar; en tot griffier bij et kantongerecht en secretaris van den raad un politie enz. op St.-Eurtatuy de heer A. W. Scbt- boogh thans ontvanger en magazijnmeester ez. op Bonaire. Vele ingezetenen van Aruba hebben opn- lijk hunne erkentelijkheid betuigd aan onzn waardigen landgenoot den heer B. Van der Ven Quant, voor zijne zoo ijverige als belangeloze hulp aan de zieken bewezen, zoowel in vroegire jaren van epidemie - die nog versch in het ;e- heugen liggen - als laatstelijk, sedert het vertek met verlof naar Europa, van den eenigen genes- heer van genoemd eiland. „Dank zij de gode zorgen van onzen gouverneur zeggen de ond<r- teekenaren van deze dankbetuiging - zijn vij thans van een tijdelijken geneesheer voorziei doch de diensten door den heer Quant aan oize zieken bewezen, zullen wij nimmer vergetei 1 Moge Gods zegen hem en de zijnen steeds del achtig zijn." De behoeften op Aruba, ofschoon door de liif- dadigheid van Curasao's ingezetenen en uit let Moederland eenigermate gelenigd, zijn toch rog groot en bijdragen van weldadigen zijn dair nog steeds wèl besteed. Gr e me ngde Berichten. Als een bewijs hoe goed men in Frankrijk be kend is met de natuurlijke gesteldheid van ois land, en waarheid en dichting dooreenmengt, ktn het volgende artikeltje dienen, dat de hoofl- redacteur van het Petit Journal, in overleg mst den Moniteur de la Gymnaslique, zijnen lezers cp- discht, en waarvan wij hieronder eene letterlijke vertaling laten volgen „Is het schaatsenrijden bij ons eene uitspan - ning, bij onze noordelijke naburen is het eere dringende noodzakelijkheid. De landlieden bij hen verrichten bijna al hunnen arbeid op schaatsen Friesland is dan ook onbewoonbaar voor hem, die het in deze kunst niet tot op zekere boogie gebracht heeft. De Friezen bewegen zich metr op schaatsen dan te voet; geen wonder dan ook dat zij in deze soort van lichaamsoefening bij zonder uitmunten, vermits zij hun onontbeerlijk is, daar toch het water bij hen drie vierden van het jaar met een ijskorst blijft bedekt (sic!). Den kinderen, die nauwelijks op hunne voeten kun nen staan, worden reeds schaatsen aangebonden zoodat de Fries op zesjarigen leeftijd reeds een vlug rijder is. De gewone snelheid, die een goede Friesche rijder op schaatsen ontwikkelt, overtreft het dubbele van die van een rijtuig, bespannen met twee postpaarden. Des winters begeven de Hollandsche melkmeisjes zich meermalen op schaatsen naar de naburige markten; zij leggen op die wijze vijf tot zes mijlen af, den pot met melk op het hoofd, terwijl zij nog ondershands met het meeste gemak eenig breiwerk verrich ten.'Somtijds ziet men er op die. wijze dertig tot veertig voortzwieren, elkander bij de rokken vasthoudende." [Bijgevolg breien zij dan met éene hand.] „Om de vijf minuten ongeveer zwenkt de voorrijdster een weinig bezijden, laat de andere voorbijgaan en sluit zich achteraan bij de rij." Het waarschijnlijkste is dat de schrijver hier onze boerinnetjes met een koppel wilde ganzen verwart, welke op die wijze naar eene andere luchtstreek trekt. Men leest in de Pall Mall Gaz.: Bij de debatten op het Concilie heeft een prelaat zijn Franschen colega's verweten, dat de priesters in Parijs onze delijk waren. Een der Fransche bisschoppen heeft daarop geantwoord, dat dit verwijt onverdiend was, aangezien b. v. van de 6000 geestelijken in Parijs, slechts 150 er maitressen op nahouden. Jü-eclitspraalr. Wij hebben in deze kolommen reeds meer malen gesproken over de moeilijkheden, welke zich kunnen voordoen zoo dikwijls de strafrech ter een antwoord zoekt op de vraag: zijn de feiten waarvoor de beklaagde terecht staat be wezen al of niet? En toch hadden wij beter ge daan onze lezers vooraf nader in te lichten om trent de leer welke het Nederlandsche wetboek van strafvordering omtrent het bewijs huldigt. De bewijstheorieën kunnen n. 1. zeer verschillend zijn. Zoo kan de wet zeggenwanneer een zeker aantal bewijsmiddelen van een zekere soort, b. v. wanneer twee of meer getuigen, tegen den beklaagde worden aangevoerd, dan moet hij ver oordeeld worden. Zoo kan de wet ook zeggen: de rechter behoeft volstrekt niet op de hoeveel heid of de soort der bewijsmiddelen te letten, hij veroordeelt wanneer hij inwendig overtuigd is dat deman het feit heeft gepleegd, ook al was er b. v. maar éen getuige. En zoo kan de wet eindelijk ook zeggen: ja de rechter mag alleen veroordeelen wanneer hij overtuigd is, maar hij mag zijn overtuiging niet vestigen, dan wanneer er een bepaalde hoeveelheid en een bepaalde soort van bewijsmiddelen bestaat. Aan de eerst genoemde theorie denkt niemand in ernst meer, de tweede geldt daar waar de rechtspraak ge schiedt door gezworenen en de laatstgenoemde is o. a. die van ons wetboek. Zoo moet dus de Nederlandsche rechter vrijspreken wanneer hij niet overtuigd is, ook al is het zoogenaamde wettig bewijs aanwezig, en moet hij eveneens vrijspreken, al is hij ook overtuigd, wanneer het wettig bewijs, d. i. de door de wet voorgeschreven hoeveelheid bewijsmiddelen van een bepaalde soort, ontbreekt. Wat was nu Vrijdag op de terechtzitting der Leidsche rechtbank het geval? Zekere, v. d. V. was in hooger beroep gekomen van een vonnis, gewezen door den kantonrechter van Noordwijk, die hem had veroordeeld ter zake dat hij zich in November 11. met een wildstrik had bevon den in het veld buiten openbare wegen of voet paden. Dit feit was aangenomen op het proces verbaal van den veldwachter, gesterkt door diens verklaring, als getuige voor den rechter afgelegd. De veldwachter had in zijn proces-verbaal ver klaard, dat hij op een veld, hetwelk geen open bare weg of voetpad was, een wildstrik gezien had, die aldaar was uitgezet. Hij had zich ver borgen gehouden in een greppel en had v. d. V. zien naderen, hem den strik zien optrekken en in het hout verbergen. Het proces-verbaal van een veldwachter, dat door hem op zijn ambtseed is opgemaakt, is een volgens de wet wettig bewijs, en het is dus vol strekt niet strikt noodig, dat die ambtenaren voor den rechter worden geroepen om nog eens onder eede hun opgave in het proces-verbaal gedaan te bevestigen. Maar voor de overtuiging van den rechter is zulks van het grootste belang. De ver balen worden niet altijd met nauwkeurigheid opgemaakt, de daarin voorkomende uitdrukkingen zijn wel eens te streng gekleurd en bij latere ondervraging van den verbalisant, ondervraging ook van de zijde van den beklaagde, worden de puntjes wel eens beter op de i's gezet, zoodat de oorspronkelijke opgave merkelijk wordt ge wijzigd. Ook bij het geval van Vrijdag kwam de veld wachter op eenige zijner opgaven terug. V. d. V. namelijk beweerde, dat hij zonder spade was heengegaan naar het land en dat hij dat werk tuig daar den vorigen dag onder eenig stoppel gewas had verborgen; dat hij zich nu had ge bukt om de spade op te rapen en dat de veld wachter die handeling waarschijnlijk voor het ophalen van den strik had aangezien. Hij ont kende dan ook het geheele feit. De veldwachter was bij hem gekomen en had hem naar den strik gevraagd; hij had natuurlijk de zaak ontkend en den veldwachter aangeboden alles te onder zoeken, de plek waar hij stond, zijn buis enz. Dit werd door den veldwachter bevestigd, maar deze verklaarde dat hij v. d. V. bepaald had zien bukken op de plaats waar de strik was uitgezet; dat hij die plek steeds in het oog had gehouden; dat, toen hij bij v. d. V. kwam, de strik niet meer ter plaatse aanwezig was; dat hij zich echter begeven had naar een plaats bij eenig hout gewas, waar hij v. d. V. te voren doch na dat meergenoemde bukken ook gezien had; dat hij in dat houtgewas den strik had gevonden. Nie mand anders was al dien tijd in de nabijheid geweest, en de veldwachter was zoo volkomen overtuigd van de schuld van v. d. V., dat hij in zijn verhaal verklaarde gezien te hebben dat deze. een wildstrik uit den grond optrok en ver borg. Hoe stond het nu met het bewijs? De officier van justitie hield vol, dat er bestond wettig be wijs en dat hij daardoor overtuigd was. De ad vocaat van den appelant Mr. Steenhoff meende dat van wettig bewijs geen sprake kon zijn en dat in ieder geval overtuiging ondenkbaar was. De zaak was zeker vrij ingewikkeld. Het pro ces-verbaal was een wettig bewijsmiddel, maar zooals het luidde kon het nooit, als grond van rechtspraak dienen, want van de feiten zooals zij daarin stonden opgegeven kon niemand na de beëedigde verklaring van den veldwachter overtuigd zijn. Het getuigenis van dezen laatste was waar schijnlijk overtuigend genoeg, maar éen op zich zelf staand getuigenis is weer geen wettig be wijsmiddel. Al erkende nu de beklaagde zich te hebben gebukt en ook zich te hebben begeven naar die plek, waar de strik gevonden was, daarom had men nog geen bekentenis door hem afge legd aangaande het plegen van het te laste ge legde feit. Doch al was het plegen van het feit niet direct te bewijzen, had men dan geen aanwijzingen? Want ook zulke aanwijzingen, omstandigheden n.l. welke in onderling verband klaarblijkelijk aantoonen dat er misdrijf gepleegd is, zijn wettige bewijs middelen. Doch het bestaan eener aanwijzing kan ook al niet wettig bewezen worden door de op zich zelf staande verklaring van éen en kelen getuige, wel echter door de erkentenis van den beklaagde, en zeker door beide te za® Komt men nu eenmaal op het gebied dier Jl wijzingen, dan heeft de overtuiging van rechter nog veel ruimer spel; dan moet de r;l ter zelf de verschillende gevolgtrekkingen o wegen en een nauwkeurig onderzoek naar j waarde dier aanwijzingen instellen. De volgende week hopen wij mede te de; j welken weg de rechtbank insloeg om uit I labyrinth van bewijs en gebrek aan bewij; I geraken. BUITENLAND. Eiig-elanci. Londen, 18 Febr. Lord Cairns, leider der positie in het Hoogerhuis, heeft in de zitt van heden ongetwijfeld ter voorbereiding op 'I discussie over de Iersche landbill in de volg de maand, van de regeering overlegging gevra; van al die stukken, welke betrekking heb! op de verhouding van de grondeigenaren en pachters in het buitenland. In de zitting van het Lagerhuis van dezen bood het kabinet zijn tweede belangrijke voor dit zittingjaar aande wet op het lager oi politieke en kerkt. wijs, waaromtrent de partijen zoo voorbarig zijn geweest. De stt secretaris Forster zette de gronden uiteen i de gebiedende noodzakelijkheid om goede seks over het gansche land te verspreiden en de t plichting van de ouders om hunne kinderen school te zenden. Om daartoe te geraken stelt de bill voor Engeland in schooldistricten te verdeeleD, zooveel mogelijk bij de kerkelijke gemeen van het platteland en de steden zullen inged; worden. Waar zich dan gebrek aan goed on. wijs voordoet, moeten de gemeentebesturen in leemte voorzien. De bill zal een artikel beva:. dat toezicht voorschrijft, dat aan het onderr geen bepaalde godsdienstige richting zal won gegeven. Gedurende een jaar zal men vrijwit pogingen kunnen aanwenden om voornoe leemten met scholen aan te vullen; vervol® evenwel zullen plaatselijke schoolcommi: worden samengesteld uit de leden van de meenteraden, die gemachtigd zijn plaatset belastingen te heffen om in de behoet aan scholen te voorzien en om toezicht uil oefenen op het gebruik van het staatssubsic. en toevoorzicht te houden op het kosteloos omk wijs voor kinderen van minvermogende oude; Dezelfde commissie zal de bevoegdheid verleet worden zelfstandige verordeningen uit te va. digen, die evenwel aan de goedkeuring der i geering en het parlement moeten onderworp worden, waar het geldt het schoolbezoek n alle kinderen van hun district van 5—12 jss verplichtend te stellen op straffe van 5 sluik bij nalatigheid. De bill werd zeer gunstig ontvangen, ook: een deel der oppositie, waarvan slechts éen ker betreurde, dat de instelling van eet. partement voor het onderwijs uit het oog": verloren. Er ging maar een stem op ter goedk ring van de schoolplichtigheid, een maats] die tot dusver in Engeland als een ondraaglijk; onengelsche was uitgekreten. De bill werd vervolgens voor de eerste mJ gelezen en de tweede lezing op den 12don Har bepaald. Meldenswaardig uit deze zitting is nog dei: klaring van den staatssecretaris voor het minister! van buitenlandsche zaken, de heer Otway, „de Porte het bijeentrekken van troepen aan Servische grenzen tegengesproken heeft en bova dien verzekex-d had er ver van af te zijn om ei aanval op Montenegro te beproeven." Frankrijk. De Parijsche bladen die levensvatbaarheid tfWÊ ken in de éxènements du jour, zijn nog allifl druk in de weer met het opdisschen van hue: kolommen met de gevolgen van de jongste tfl roeringen. De forme, Rappel, Réveil, Marseillaist andere der revolutie predikende bladen gerij dagelijks op uitgebreide schaal de wedervaring van de 444 personen, die, hetzij indegevaDü de la Pelagie, hetzij in de gevangenis de laSauUl zijn opgesloten, en den loop van de voorbereide!»? werkzaamheden voor het proces, dat de Part sche justitie op touw zet. Rochefort zit in gezelschap van de heeüj Lissagaray, mederedacteur van de Marseillaist, s Mourot, voormalig directeur van de Père Duchm De eerste ontvangt dagelijks zijne kinderen. Ondanks het strenge toezicht dat op hen wod uitgeoefend, is het den Parijsehen afgevaardigd gelukt den volgenden sarcastischen brief aan 4 Marseillaise te doen toekomen Pelagie, 17 Febr. 1870. Geachte vrienden Indien gij mijn hoofdartikel niet ontvang; hebt, wijt het aan den prefect van politie, met verkrachting van alle wetten gemeend heet dezen letterkundigen eigendom in beslag te moete nemen. Doet mij het genoegen en verwittig l'ec dat in mijne woning nog een prachtige pendul'B stijl Lodewijk XIII, staat, die hij krachtens hdB zelfde recht zou kunnen weghalen. t Tc ges ti verb geen M niet pen wei dat, geüj bese blad lijk N. digd maa hon< mijr mijr tege en zoo of t den lijk, het te s A de lagi. van ik vers Zi mij, zitti V als in zijn is li D naa wez slag ZW£ VOO] gen' van star vers ven Pér mei of of doo wo

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2